GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
DINSDAG 21 DECEMBER 1937
DE LEIDSCHE COURANT
0ERDE BLAD - PAG. 9
EEN VRUCHTELOOS DOCH LANG DEBAT ACHTERGEVEL-
ROOILIJN-VERORDENING EEN SCHOEISELDIENST VAN
WERKLOOZEN VOOR WERK LOOZEN DE ONTHEFFING VAN HET
VERBOD VAN GEMENGD ZWEMMEN.
VERORDENING OP HET BOUWEN EN
SLOOPEN.
41o. Voorstel tot het wijzigen van de
verordening op het Bouwen en Sloopen.
Hierbij komt aan de orde het voorstel-
Schüller.
lo De voorgestelde verordening „niet"
aan te nemen.
2o Te besluiten dat B. en W. verorde
ningen van bijzondere achtergevelrooilij
nen ontwerpen, en aan de Raad ter goed
keuring voorleggen.
De heer S c h 11 e r (S. D. A. P.) zet zijn
bedenkingen tegen het voorstel van B. en
W. uiteen en verdedigt zijn voorstel tot het
vaststellen van bijzondere (dus gen alge-
meene) achtérgevelrooilijnen. Hierdoor be
reikt men, dat rekening kan worden gehou
den met de belangen van alle huiseigena
ren. In verschillende plaatsen bestaan naast
de algemeene achtergevelrooilijn verorde
ning ook bijzondere regelingen. Van onbil
lijkheden is daar geen sprake. Het voor
stel van B. en W. is oogenschijnlijk zeer on-
schudig, doch spr. betoogt, dat hier de
schijn bedriegt, hetgeen hij met verschil
lende voorbeelden aantoont. Hij staaft zijn
betoog met uitspraken van de colleges van
B. en W. van Rotterdam, Breda en Arnhem.
Het voorstel van B. en W. is niet in over
eenstemming met c.e stedebouwkundige
ontwikkeling van de stad.
De heer M anders (R.-K.) merkt op,
dat deze kwestie ook in de Comm. van
Fabricage breedvoerig is besproken, waar
na de Comm. tot de conclusie is gekomen,
dat het voorstel de beste oplossing is. De
heer Schüller heeft zich in zijn betoog te
gengesproken. De beste stedebouwkundige
oplossing is die van het onderhavige voor
stel n.l. door een uniforme regeling. Wij
moeten rekening houden met de bijzondere
bouw van de stad. Bijzondere rooilijnen
zouden geen goede oplossing brengen, in
tegendeel zij zouden schade toebrengen aan
verschillende eigenaren.
Wethouder Wilbrink (C.-H.) heeft
evenals de heer Mand^j-s een tegenstrij
digheid ontdekt in het betoog van den heer
Schüller. Wij streven naar het betere, doch
kunnen dat niet altijd bereiken en dan moe
ten wij het goede niet in gevaar brengen.
De heer Schüller wil komen tot een be
hoorlijke afbakening, doch dat bereikt men
juist niet door bijzondere achtergevelrooi
lijnen. Dit voorstel is zoowel zakelijk als
rekening houdend met stedebouwkundige
begrippen. Leiden is een oude vestingstad
en stelt dus bijzondere eischen. Vandaar
dat hier onmogelijk is wat elders wel mo
gelijk kan zijn. Als wij hier afzonderlijke
regelingen zouden maken, zouden wij tel
kens voor moeilijkheden komen te staan.
Wij hebben hier tal "an bouwblokken van
minder dan 40 M. diepte en daarvoor moet
de verordening zich kunnen aanpassen aan
de omstandigheden. Een algemeene rege
ling met gebreken is beter dan bijzondere
regelingen, welke in een enkel geval mis
schien beter zouden zijn, maar aanleiding
zouden geven tot willekeur. In Amsterdam
Zijn de bijzondere bepalingen in elk geval
nog slechter dan de algemeene regeling,
welke hier ontworpen is. Het voorbeeld
van Rotterdam zou spr. niet gaarne vol
gen. Wij moeten niet zien naar andere ste
den, maar naar hetgeen hier noodig is. Bij
Bouw- en Woningtoezicht heeft men ge
tracht achtergevelrooilijnen vast te stel
len, doch men is gestuit op tallooze njoei-
lijkheden. Het voorstel-Schüller zou de
verbetering in de binnenstad absoluut in
den weg staan.
(Opgenomen in een gedeelte van ons vo
rig nummer).
De heer Schüller (S.D.A.P.) dient
een subsidiair voorstel in, om als de raad
zijn eerste voorstellen verwerpt, de stad
voor de algemeene achtergevel rooilijnrege
ling te verdeelen in zones.
Voorts stelt hij verschillende redactie
wijzigingen voor op de door B. en W. voor
gestelde verordening en licht deze uitvoe
rig toe.
De v o o r z. wijst erop, dat het den Raad
onmogelijk is, deze technische amendemen
ten te beoordeelen. Zulk een wijze van
werken is niet aanbevelenswaardig. Spr.
stelt voor, dat behandeling van dit punt
te schorsen, teneinde eerst het advies van
de Comm. voor de Strafverordeningen en
van Fabricage in te winnen.
Aldus wordt besloten.
EEN SCHOEISELDIENST.
Nadeel en grooter dan voordeeleiv,
42e. Voorstel:
a. tot het toekennen van een extra-sub
sidie voor het jaar 1938 aan de Gemeente
lijke Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon ten behoeve van het instellen,
bij wijze van proef, van een schoeisel-
dienst;
b. tot het ten behoeve van dien dienst
beschikbaar stellen van een tweetal lo
kalen van de v.m. bewaarschool aan de
Groen esteeg.
De heer W i 1 m e r (R.K.) constateert, dat
er aan dit voorstel voor- en nadeelen ver
bonden zijn, doch de nadeelen overwe
gen z.i.
De voordeelen zijn, dat de werklooze
schoenmakers meer werk zullen krijgen.
Er zijn op dit moment 24 werklooze schoen
makers. Hun gemiddelde steun bedraagt
ƒ6.50, terwijl zij door dit voorstel gemid
deld een meèrdere inkomste zouden krij
gen van 10 pet. steun, is 65 cent per week.
Men moet dit voordeel niet onderschatten,
doch ook niet overschatten.
Het voordeel voor de werkloozen is, dat
zij hun schoenen goedkooper kunnen laten
repareeren. Ook dit voordeel moet niet
overschat worden.
Als de werkloozen van deze gelegenheid
gebruik zouden willen maken, kan het
nog voorkomen, dat zij er geen gebruik van
kunnen maken, doordat ook die prijs van
50 cents (de schatting van de leerprijs)
niet betaald kan worden.
Het schijnt in de bedoeling te liggen, dat
de werkloozen vier maal per jaar schoenen
zouden mogen laten maken. Zij winnen
daarmee uit 4 x 60 ct. (de schatting van
de reparatie-kosten) per jaar, of 2.40. Spr.
maakt een vergelijking met het kwartje
van Romme en noemt dit „voordeeltje" de
„stuiver van v. Stralen".
Daartegenover staan veel grootere na
deelen, omdat wederom werk wordt ont
trokken aan de niet-gesteunde schoenma
kers. Men wijst erop, dat ook de niet-ge-
steunde schoenmakers de klandizie kun
nen krijgen, maar dat is een lapmiddel. Het
verlies van enkele klanten kan een niet-
werkloozen schoenmaker brengen cfver de
rand der noodlijdendheid.
Het advies van de schoenmakersvereeni-
gingen aanvaardt spr. niet, omdat er geen
enkel argument in genoemd wordt, en de
vereenigingen niet het grootste gedeelte
der schoenmakers vertegenwoordigen.
Ook de leerleveranciers zullen te lijden
hebben onder de voorgestelde maatregel.
Voorts lijkt spr. de practische uitvoerbaar
heid buitengewoon bezwaarlijk. Hoe komt
men aan die prijsberekening? Alle repa
ratie is niet dezelfde.
Kunnen B. en W. de zekerheid geven,
dat het aangevraagde crediet niet verhoogd
zal behoeven te worden.
De heer v. d. Kwaak (C.H.) juicht de
opzet van dit voorstel toe; doch spr. vraagt
of de meening van de schoenmakersvereeni-
gingen over d i t voorstel is gevraagd.
Voorts vraagt spr. naar de normen, wel
ke aangelegd zullen worden, wanneer zelf
standige schoenmakers zich aanmelden.
Zullen de aldus te werk gestelde schoen
makers los van Maatsch. Hulpbetoon ko
men te staan? Zoo ja, dan is een scherpe
controle noodzakelijk, want dan dreigt er
gevaar voor oneerlijke concurrentie. Het
eenvoudigste acht spr., dat men begint met
die schoenmakers, die een bijsteun genie
ten. Zij zouden dan kunnen worden afge
voerd.
Wat de financiën betreft, wijst spr. erop,
dat het voorstel voorloopig geldt voor een
jaar.
Mevr. Braggaa r-d e D o e s (S.D.A.P.)
merkt op, dat de beste bestrijding der
werkloosheid is: hen te helpen aan werk.
Het gaat hier slechts over een klein aantal
personen, doch waar werk gegeven ban
worden, mag dat niet worden nagelaten.
Bovendien kunnen diegenen geholpen wor
den, die niet geheel en al werkloos zijn.
Thans worden door het Brokkenhuis 1078
paar nieuwe schoenen verstrekt. Dit aantal
zou kunnen worden teruggebracht, indien
goedkoope reparatie mogelijk zou zijn. Vele
werkloozen moeten dat nu zelf doen. Men
schat het aantal hier te repareeren schoe
nen op 11.000, terwijl er 250 schoenmakers
zijn, dat is dus ongeveer 1 paar per schoen
maker per week. Het verlies daarvan zal
de schoenmakers niet ruïneeren. Er zijn
ongetwijfeld moeilijkheden bij de uitvoe
ring, maar deze kunnen overwonnen wor
den. In den Haag bestaat zoo'n schoeisel-
dienst reeds geruimen tijd.
De heer Beekenkamp (A.R.) ver
klaart, dat het principe, dat aan dit voor
stel ten grondslag ligt, zijn sympathie heeft.
Juist van soc. zijde is wel eens bezwaar ge
maakt tegen het verrichten van werk voor
de steun, Spr. heeft evenwel practische be
zwaren tegen dit voorstel. Hoe komt men
aan de cijfers, welke in de loelichtirg ge
noemd worden? Waarom schat men het
aantal te repareeren schoenen op 11.000?
Vervolgens vraagt spr. zich af, of de bona
fide schoenmakers wel zijn gehoord? De ge
noemde organisaties zijn z.i. niet represen
tatief. Spr.'s grootste bezwaar is, dat hier
mede weer een uitbreiding wordt gegeven
zelfs onnoodig aan de overheidsbe
moeiing. Voorts deelt spr. de bezwaren van
den heer Wilmer.
Zoo eenvoudig als mevr. Braggaar het
voorstelt, is het niet. Sommige schoenma
kers zullen niet beroofd worden van 1 paar
schoenen per week, maar wellicht van veel
meer, omdat deze reparaties niet gelijkmatig
verdeeld zijn. Spr. geeft B. en W. in over
weging om de leerprijzen te verhoogen tot
75 of 80 ct. en te spreken van een voorschot
aan M. H. in plaats van een subsidie.
De heer Eikerbout (A.R.) is een
voorstander van werk in contra-prestatie.
Ook hij acht de prijs van 50 ct. voor leer
voor zooien en hakken te gering. Daarvoor
krijgen ze geen leer. Spr. ziet ervan ko
men. dat het aantal te repareeren schoe
nen te klein geraamd is en dat mag wel
ook, want anders hebben de schoenmakers
niet voldoende inkomsten. Spr. gelooft niet,
dat er 250 schoenmakers in Leiden zijn,
dat getal is veel te hoog. Voorts heeft spr.
eenige bezwaren tegen de voorgestelde re
geling. Geef die reparatie liever aan alle
schoenmakers, die ervoor in aanmerking
komen.
Een beschuldiging zonder bewijs.
De heer Snel (S.D.A.P.) betreurt het,
dat men door allerlei bezwaren dit voorstel
tracht te kleineeren.
Het verwondert spr. niet, dat er oppo
sitie te bespeuren valt. Dezelfde geluiden
zijn ook gehoord bij de verstrekking van
versche groenten. Het gaat er op lijken, dat
men ook dit voorstel weer uit politieke
oogmerken gaat saboteeren.
De heer Wilmer (R.K Dat is onjuist.
Welke voorstellen van sociale strekking
hebben wij ooit gesaboteerd? Noem eens
voorbeelden.
De heer Snel (S.D.A.P.): Het voorstel
van de verstrekking van versche groenten.
De heer Wilmer (R.K.): Dat voorbeeld
is pertinent onjuist.
De heer Snel (S.D.A.P.): In ieder ge
val zal door het geringe bedrag, dat dit on
derhavige voorstel kost, veel goeds voor de
werkloozen bereikt worden.
Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) heeft
wel de verwachting, dat de raad, ondanks
alle bestrijding, toch ten slotte het voor
stel aanvaarden zal. Want men begrijpt het
groote belang van dit voorstel wel. Werk
in plaats van steun is het groote voordeel.
De heer Lom bert (R.K.): Werk, dat
men van een ander afneemt!
Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) wijst
erop, dat in de commissies dezelfde bezwa
ren zijn gehoord. Op dezen maatregel is
reeds lang geleden aangedrongen.
Er zijn hier verschillende schoenmakers
werkloos, mede omdat het aantal schoen
makers hier in de stad verreweg de be-
hbefte overtreft. Aan den anderen kant zijn
er vele werkloozen, die door den nood ge
dwongen worden zelf hun schoeisel te re
pareeren, anderen loopen er net zoo lang
mee totdat er geen leer meer aan zit. Met
een schoeiseldienst zouden allen geholpen
zijn. De heer Wilmer acht de nadeelen
grooter dan de voordeelen; een regeling
zonder nadeelen zou spr. wel graag wen-
schen, doch is onbereikbaar. Deze maatre
gel is niet volmaakt, doch biedt toch wel
iets goeds. Den Haag bewijst, dat er wat
mee bereikt kan worden.
Het getal van 1.000 is een ranling aan
de hand van de cijfers uit den Haag en van
Maatsch. Hulpbetoon. Het getal kan naar de
behoefte worden opgevoerd. Een vergelij
king met het kwartje van minister Romme
wijst spr. af.
Voorts deelt spr. mede, dat er contact is
gezocht met de twee bestaande organisa
ties, die ook hun instemming met dezen
maatregel hebben betuigd. Het z.g. comité
van actie, dat er oppositie tegen voert, be
staat alleen uit de twee onderteekenaars
van een adres. Spr. acht het aangevraagde
crediet voldoende om de voorgestelde maat
regel te bekostigen. Wel bestaat de moge
lijkheid van uitbreiding, omdat de vrees
niet ongegrond is, dat sommige niet-ge
steunde schoenmakers eenig klantenverlies
zullen lijden. In ieder geval is het onmo
gelijk, dat de werkloozen den gewonen re
paratie-prijs betalen.
Naast de schoenenverstrekking door het
Brokkenhuis vestigt spr, nog de aandacht
op de verstrekking van 3000 schoenen door
de Comm. voor den Bij zonderen Steun.
Deze schoenen zullen door den schoeisel-
dienst meer durabel worden gemaakt. Of
men de voorgestelde maatregel nu subsidie
of voorschot noemt, doet niet terzake. In
ieder geval is de overheidsbemoeiing hier
zeer gering, en zeer zeker als zoodanig te
verdedigen.
Den heer Eikerbout geeft spr. de verze
kering, dat voor 50 ct. zeer goede kwaliteit
leer verstrekt kan worden. Er-.is wel dege
lijk gelet op het voorkomen van schade aan
den leerhandel. Spr. noemt ten slotte dit
voorstel het supplement van het voorstel
tot verstrekking van schoeisel aan de
schoolkinderen.
De v o o r z. wijst er op, dat er in het voor
stel staat, dat maximaal 11.000 schoenen
zullen worden gerepareerd.
De heer Wilmer (R.K.) had verwacht,
dat de wethouder verklaard had, dat hij
niet gediend is van een hulp als door den
heer Snel hem geboden. Deze heeft de
raadsmeerderheid beschuldigd van sociale
maatregelen te saboteeren. Dat kan hij niet
bewijzen. Het door hem aangehaalde voor
beeld van de versche-groenten-verstrek-
king is onwaar, want dat voorstel is door
wethouder v. Stralen zelf ingetrokken. Spr.
vraagt aan wethouder v. Stralen dit te be
vestigen.
Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.)
zwijgt.
De heer Wilmer (R.K.) vindt dit optre
den van den heer Snel in strijd met elke
opvatting van fatsoen. Wie een beschuldi
ging uit moet die ook bewijzen. Wanneer
dergelijke manieren meer ingang vinden in
onze vertegenwoordigende lichamen, wordt
hier de parlementaire democratie onder
mijnd. Laat de heer Snel nu eens andere
voorbeelden noemen van het torpedeeren
van sociale maatregelen door de raadsmeer
derheid.
De heer Snel (S.D.A.P.): Straks.
De heer Wilmer (R.K.) kan niet in
zien, dat de sociale toestanden door dit
voorstel verbeterd worden. Niemand heeft
weerlegd, dat de voordeelen uiterst gering
zijn. Wanneer men 11.000 paar schoenen
laat repareeren, krijgt ieder gemiddeld niet
meer dan 5 ct. per week toeslag. Desalniet
temin zou spr. daar gaarne zijn stem aan
gegeven hebben, als er niet het groote na
deel tegenover stond, dat de niet-gesteunde
schoenmakers en de leerhandelaars, ook
kleine leerhandelaren, er schade door lij
den. Wanneer spr. dus tegen deze maatre
gel stemt, mag men niet insinueeren, dat
spr. sociale maatregelen wil saboteeren.
De heer Beekenkamp (A.R.) zegt
eveneens tegen te zullen stemmen, gezien
de weinig tegemoet komende houding van
den wethouder.
Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) be
grijpt dat laatste niet.
Het voorstel wordt aangenomen met 24
tegen 7 stemmen.
Tegen: de heeren Lombert, Goslinga,
Beekenkamp, Bergers, Wilmer, Coster en
v. d. Tas.
Voorstel inzake het verleenen van ont
slag aan dr. J. C. Schalkwijk, als direc
teur vkn de Hoogere Burgerschool met 5-
jarigen cursus, wegens het bereiken van
den 65-jarigen leeftijd.
Z. h. st. aangenomen.
Wegens het vergevorderde uur wordt de
behandeling van de twee overgebleven
agendapunten uitgesteld. Slechts de inter-
pellatie-Wilmer wordt nog afgehandeld.
De wieg, welke indertijd bij de geboorte van H K. H. Prinses
Juliana door de Zuid Hollandsche vrouwen aan H. M. de Koningin
ten geschenke weid gegeven, is te Baam gerestaureerd en zal
ook voor het te verwachten prinsenkind gebruikt worden
INTERPELLATIE OVER HET GEMENGD
ZWEMMEN.
De vragen.
De heer Wilmer (R.K.) stelt de vol
gende vragen:
lo. Is juist het bericht in de dagbladen,
dat B. en W. hebben besloten, aan bona
fide zwemvereenigingen in de „Overdek
te" tot wederopzeggens toe vrijstelling te
verleenen van het verbod van gemengd
zwemmen onder bepaalde voorwaarden?
2o. Indien de vraag sub lo bevestigend
wordt beantwoord, achten B. en W. dit
besluit dan niet in strijd met den letter
der verordening op het zwemmen, door
den Raad aangenomen?
3o. Indien de vraag sub 2o. ontkennend
wordt beantwoord, achten B. en W. dit
besluit dan niet in tegenspraak met de
door den voorzitter van den Raad op 25
October gegeven interpretatie van de ge
noemde verordening?
Het antwoord.
De voorzitter antwoordt:
Ad. lo. Deze vraag wordt in zooverre be
vestigend beantwoord, dat B. en W. hebben
besloten aan de N.V. Leidsche Bad- en
Zweminrichting „De Overdekte" tot we
deropzeggens en onder zeer strenge
voorwaarden, vrijstelling te verleenen van
het verbod, vervat in art. 3, eerste lid, der
verordening op de zweminrichtingen en
zwemgelegenheden ten aanzien van het
gebruik van de zweminrichting aan de
Haarlemmerstraat door bepaaldelijk in het
besluit genoemde vereenigingen, van welke
na een ingesteld omstandig onderzoek is
gebleken, dat zij bona-fide vereenigingen
zijn, zijn opgericht uitsluitend met het doel
om de zwemsport te beoefenen en wier sta
tuten en reglementen de verwachting wet
tigen, dat geen verkeerd gebruik zal wor
den gemaakt van de ontheffing.
Ad. 2o. en 3o. B. en W. achten de door
hen aan bedoelde verordening gegeven toe
passing niet in strijd met den letter der
verordening en evenmin in tegenspraak
met de door den voorzitter van den Raad
op 25 October j.l. gegeven interpretatie van
die verordening. De voorzitter heeft in die
vergadering gezegd, dat in dezen naar een
compromis moet worden gestreefd en Bur
gemeester en Wethouders zijn van oordeel,
dat zij dit bij de uitvoering van de veror
dening ook hebben gedaan Door het ver
leenen van de vrijstelling ten aanzien van
vereenigingen voor ieder bijzonder geval
te bezien, hebben zij zich ook gehouden aan
den letter van de verordening. De letter der
verordening sluit geheel aan aan de in 1936
vastgestelde bepalingen, met betrekking tot
het Sportfondsenbad. Bij de behandeling
van die bepalingen is vast komen te staan,
dat het de bedoeling was, dat ook zwem
vereenigingen een beroep zouden kunnen
doen op ontheffing.
De verordening is in overeenstemming
daarmede toegepast.
De heer Wilmer (R.K.) meent, dat deze
algemeene ontheffing wel degelijk in strijd
geacht kan worden met de letter der ver
ordening, omdat deze spreekt van „elk b ij-
zonder geval". Als iedere bonafide ver-
eeniging, welke zich aanmeldt, onbeperkte
ontheffing krijgt van dit verbod, zijn dat
geen bijzondere gevallen meer.
Doch hierover valt misschien nog te twis
ten. De interpretatie echter, welke de voor
zitter op 25 October aan de verordening
gaf, is in lijnrechte tegenspraak met de ge
nomen beslissing van B. en W.
De interpretatie, welke wethouder Ver-
weij op 21 Dec. 1936 gaf, wettigde reeds de
verwachting, dat in het Sportfondsenbad
niet aan iedere vereeniging een doorloo-
pende ontheffing zou worden verleend. En
nog veel minder viel een dergelijke onthef
fing te concludeeren uit de interpretatie
van den voorz. op 25 October, nadat ver-
schülende leden een strengere redactie
hadden voorgesteld. De voorzitter sprak
toen uitsluitend van wedstrijden e.d. gele
genheden.
Deze gang van zaken is teleurstellend
en spr. stelt er prijs op, deze teleurstelling
uit te spreken.
De v o o r z. is den heer Wilmer dankbaar,
dat hij hem door zijn vragen in de gelegen
heid heeft gesteld om op deze kwestie te
rug te komen. De stemming werd zoodanig,
dat men begon te twijfelen aan de goede
trouw van het college. Men dacht bij de
neus te zijn genomen. Dat moest recht ge
zet worden. Uit de mededeelingen van wet
houder Verweij kan men de conclusie trek
ken, dat het de bedoeling was om aan bona
fide vereenigingen ontheffing te verleenen,
en wat spr. in Oct. j.l. gezegd heeft moet
men beschouwen in onderling verband. Spr.
meende, dat de heer Wilmer elk gemengd
zwemmen wilde verbieden en heeft hem
toen erop gewezen, dat hij toch het ge
mengd zwemmen bij wedstrijden niet wil
de verbieden. Spr. is persoonlijk geen voor
stander van gemengd zwemmen, doch hij
meent het in dergelijke omstandigheden, als
in het besluit van B. en W. bedoeld, niet
te kunnen tegengaan. „In elk bijzonder ge
val" wil volgens spr. zeggen, dat elk ver
zoek afzonderlijk zal worden beoordeeld.
Dit is het standpunt van het
geheelecollege.
De heer Beekenkamp (A.R.) heeft
eveneens uit de woorden van den voorzit
ter afgeleid, dat alleen bij bijzondere ge
vallen, zooals wedstrijden e.d. een onthef
fing van het gemengde zwem-verbod ge
geven zou worden. De A.R.-fractie sluit
zich aan bij het door den heer Wilmer ge
sprokene.
In geen geval had hij een dergelijke rui
me interpretatie verwacht en spr. meent,
dat als de voorz. in October zoo duidelijk
gesproken had, als hij nu gesproken heeft,
de stemverhouding anders zou zijn geweest.
De heer Wilmer (R.K.) constateert nog
eens, dat ook in de onderlinge samenhang
der discussies de woorden van den voorzit
ter niets anders konden doen, dan den in
druk wekken, alsof een dergelijke ruime
interpretatie aan de verordening niet ge
geven zou worden.
Hierna wordt de interpellatie gesloten.
Ter gelegenheid van het gouden jubileum der etdeeling Bennebroek Vogelenrang
de' Aig Veieeniging voor Bloembollencultuur, is het wapen van Bennebroek in
het gekleurde glas der voorhal van het Krelagehuis «e Haarlem aangebracht. De
onthulling geschiedde Maandag door den burgemeester van Bennebroek, mr. IC
J. G. baren van Herdenbreek