GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 21 DECEMBER 1937 DE LEIDSCHE COURANT 0ERDE BLAD - PAG. 9 EEN VRUCHTELOOS DOCH LANG DEBAT ACHTERGEVEL- ROOILIJN-VERORDENING EEN SCHOEISELDIENST VAN WERKLOOZEN VOOR WERK LOOZEN DE ONTHEFFING VAN HET VERBOD VAN GEMENGD ZWEMMEN. VERORDENING OP HET BOUWEN EN SLOOPEN. 41o. Voorstel tot het wijzigen van de verordening op het Bouwen en Sloopen. Hierbij komt aan de orde het voorstel- Schüller. lo De voorgestelde verordening „niet" aan te nemen. 2o Te besluiten dat B. en W. verorde ningen van bijzondere achtergevelrooilij nen ontwerpen, en aan de Raad ter goed keuring voorleggen. De heer S c h 11 e r (S. D. A. P.) zet zijn bedenkingen tegen het voorstel van B. en W. uiteen en verdedigt zijn voorstel tot het vaststellen van bijzondere (dus gen alge- meene) achtérgevelrooilijnen. Hierdoor be reikt men, dat rekening kan worden gehou den met de belangen van alle huiseigena ren. In verschillende plaatsen bestaan naast de algemeene achtergevelrooilijn verorde ning ook bijzondere regelingen. Van onbil lijkheden is daar geen sprake. Het voor stel van B. en W. is oogenschijnlijk zeer on- schudig, doch spr. betoogt, dat hier de schijn bedriegt, hetgeen hij met verschil lende voorbeelden aantoont. Hij staaft zijn betoog met uitspraken van de colleges van B. en W. van Rotterdam, Breda en Arnhem. Het voorstel van B. en W. is niet in over eenstemming met c.e stedebouwkundige ontwikkeling van de stad. De heer M anders (R.-K.) merkt op, dat deze kwestie ook in de Comm. van Fabricage breedvoerig is besproken, waar na de Comm. tot de conclusie is gekomen, dat het voorstel de beste oplossing is. De heer Schüller heeft zich in zijn betoog te gengesproken. De beste stedebouwkundige oplossing is die van het onderhavige voor stel n.l. door een uniforme regeling. Wij moeten rekening houden met de bijzondere bouw van de stad. Bijzondere rooilijnen zouden geen goede oplossing brengen, in tegendeel zij zouden schade toebrengen aan verschillende eigenaren. Wethouder Wilbrink (C.-H.) heeft evenals de heer Mand^j-s een tegenstrij digheid ontdekt in het betoog van den heer Schüller. Wij streven naar het betere, doch kunnen dat niet altijd bereiken en dan moe ten wij het goede niet in gevaar brengen. De heer Schüller wil komen tot een be hoorlijke afbakening, doch dat bereikt men juist niet door bijzondere achtergevelrooi lijnen. Dit voorstel is zoowel zakelijk als rekening houdend met stedebouwkundige begrippen. Leiden is een oude vestingstad en stelt dus bijzondere eischen. Vandaar dat hier onmogelijk is wat elders wel mo gelijk kan zijn. Als wij hier afzonderlijke regelingen zouden maken, zouden wij tel kens voor moeilijkheden komen te staan. Wij hebben hier tal "an bouwblokken van minder dan 40 M. diepte en daarvoor moet de verordening zich kunnen aanpassen aan de omstandigheden. Een algemeene rege ling met gebreken is beter dan bijzondere regelingen, welke in een enkel geval mis schien beter zouden zijn, maar aanleiding zouden geven tot willekeur. In Amsterdam Zijn de bijzondere bepalingen in elk geval nog slechter dan de algemeene regeling, welke hier ontworpen is. Het voorbeeld van Rotterdam zou spr. niet gaarne vol gen. Wij moeten niet zien naar andere ste den, maar naar hetgeen hier noodig is. Bij Bouw- en Woningtoezicht heeft men ge tracht achtergevelrooilijnen vast te stel len, doch men is gestuit op tallooze njoei- lijkheden. Het voorstel-Schüller zou de verbetering in de binnenstad absoluut in den weg staan. (Opgenomen in een gedeelte van ons vo rig nummer). De heer Schüller (S.D.A.P.) dient een subsidiair voorstel in, om als de raad zijn eerste voorstellen verwerpt, de stad voor de algemeene achtergevel rooilijnrege ling te verdeelen in zones. Voorts stelt hij verschillende redactie wijzigingen voor op de door B. en W. voor gestelde verordening en licht deze uitvoe rig toe. De v o o r z. wijst erop, dat het den Raad onmogelijk is, deze technische amendemen ten te beoordeelen. Zulk een wijze van werken is niet aanbevelenswaardig. Spr. stelt voor, dat behandeling van dit punt te schorsen, teneinde eerst het advies van de Comm. voor de Strafverordeningen en van Fabricage in te winnen. Aldus wordt besloten. EEN SCHOEISELDIENST. Nadeel en grooter dan voordeeleiv, 42e. Voorstel: a. tot het toekennen van een extra-sub sidie voor het jaar 1938 aan de Gemeente lijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon ten behoeve van het instellen, bij wijze van proef, van een schoeisel- dienst; b. tot het ten behoeve van dien dienst beschikbaar stellen van een tweetal lo kalen van de v.m. bewaarschool aan de Groen esteeg. De heer W i 1 m e r (R.K.) constateert, dat er aan dit voorstel voor- en nadeelen ver bonden zijn, doch de nadeelen overwe gen z.i. De voordeelen zijn, dat de werklooze schoenmakers meer werk zullen krijgen. Er zijn op dit moment 24 werklooze schoen makers. Hun gemiddelde steun bedraagt ƒ6.50, terwijl zij door dit voorstel gemid deld een meèrdere inkomste zouden krij gen van 10 pet. steun, is 65 cent per week. Men moet dit voordeel niet onderschatten, doch ook niet overschatten. Het voordeel voor de werkloozen is, dat zij hun schoenen goedkooper kunnen laten repareeren. Ook dit voordeel moet niet overschat worden. Als de werkloozen van deze gelegenheid gebruik zouden willen maken, kan het nog voorkomen, dat zij er geen gebruik van kunnen maken, doordat ook die prijs van 50 cents (de schatting van de leerprijs) niet betaald kan worden. Het schijnt in de bedoeling te liggen, dat de werkloozen vier maal per jaar schoenen zouden mogen laten maken. Zij winnen daarmee uit 4 x 60 ct. (de schatting van de reparatie-kosten) per jaar, of 2.40. Spr. maakt een vergelijking met het kwartje van Romme en noemt dit „voordeeltje" de „stuiver van v. Stralen". Daartegenover staan veel grootere na deelen, omdat wederom werk wordt ont trokken aan de niet-gesteunde schoenma kers. Men wijst erop, dat ook de niet-ge- steunde schoenmakers de klandizie kun nen krijgen, maar dat is een lapmiddel. Het verlies van enkele klanten kan een niet- werkloozen schoenmaker brengen cfver de rand der noodlijdendheid. Het advies van de schoenmakersvereeni- gingen aanvaardt spr. niet, omdat er geen enkel argument in genoemd wordt, en de vereenigingen niet het grootste gedeelte der schoenmakers vertegenwoordigen. Ook de leerleveranciers zullen te lijden hebben onder de voorgestelde maatregel. Voorts lijkt spr. de practische uitvoerbaar heid buitengewoon bezwaarlijk. Hoe komt men aan die prijsberekening? Alle repa ratie is niet dezelfde. Kunnen B. en W. de zekerheid geven, dat het aangevraagde crediet niet verhoogd zal behoeven te worden. De heer v. d. Kwaak (C.H.) juicht de opzet van dit voorstel toe; doch spr. vraagt of de meening van de schoenmakersvereeni- gingen over d i t voorstel is gevraagd. Voorts vraagt spr. naar de normen, wel ke aangelegd zullen worden, wanneer zelf standige schoenmakers zich aanmelden. Zullen de aldus te werk gestelde schoen makers los van Maatsch. Hulpbetoon ko men te staan? Zoo ja, dan is een scherpe controle noodzakelijk, want dan dreigt er gevaar voor oneerlijke concurrentie. Het eenvoudigste acht spr., dat men begint met die schoenmakers, die een bijsteun genie ten. Zij zouden dan kunnen worden afge voerd. Wat de financiën betreft, wijst spr. erop, dat het voorstel voorloopig geldt voor een jaar. Mevr. Braggaa r-d e D o e s (S.D.A.P.) merkt op, dat de beste bestrijding der werkloosheid is: hen te helpen aan werk. Het gaat hier slechts over een klein aantal personen, doch waar werk gegeven ban worden, mag dat niet worden nagelaten. Bovendien kunnen diegenen geholpen wor den, die niet geheel en al werkloos zijn. Thans worden door het Brokkenhuis 1078 paar nieuwe schoenen verstrekt. Dit aantal zou kunnen worden teruggebracht, indien goedkoope reparatie mogelijk zou zijn. Vele werkloozen moeten dat nu zelf doen. Men schat het aantal hier te repareeren schoe nen op 11.000, terwijl er 250 schoenmakers zijn, dat is dus ongeveer 1 paar per schoen maker per week. Het verlies daarvan zal de schoenmakers niet ruïneeren. Er zijn ongetwijfeld moeilijkheden bij de uitvoe ring, maar deze kunnen overwonnen wor den. In den Haag bestaat zoo'n schoeisel- dienst reeds geruimen tijd. De heer Beekenkamp (A.R.) ver klaart, dat het principe, dat aan dit voor stel ten grondslag ligt, zijn sympathie heeft. Juist van soc. zijde is wel eens bezwaar ge maakt tegen het verrichten van werk voor de steun, Spr. heeft evenwel practische be zwaren tegen dit voorstel. Hoe komt men aan de cijfers, welke in de loelichtirg ge noemd worden? Waarom schat men het aantal te repareeren schoenen op 11.000? Vervolgens vraagt spr. zich af, of de bona fide schoenmakers wel zijn gehoord? De ge noemde organisaties zijn z.i. niet represen tatief. Spr.'s grootste bezwaar is, dat hier mede weer een uitbreiding wordt gegeven zelfs onnoodig aan de overheidsbe moeiing. Voorts deelt spr. de bezwaren van den heer Wilmer. Zoo eenvoudig als mevr. Braggaar het voorstelt, is het niet. Sommige schoenma kers zullen niet beroofd worden van 1 paar schoenen per week, maar wellicht van veel meer, omdat deze reparaties niet gelijkmatig verdeeld zijn. Spr. geeft B. en W. in over weging om de leerprijzen te verhoogen tot 75 of 80 ct. en te spreken van een voorschot aan M. H. in plaats van een subsidie. De heer Eikerbout (A.R.) is een voorstander van werk in contra-prestatie. Ook hij acht de prijs van 50 ct. voor leer voor zooien en hakken te gering. Daarvoor krijgen ze geen leer. Spr. ziet ervan ko men. dat het aantal te repareeren schoe nen te klein geraamd is en dat mag wel ook, want anders hebben de schoenmakers niet voldoende inkomsten. Spr. gelooft niet, dat er 250 schoenmakers in Leiden zijn, dat getal is veel te hoog. Voorts heeft spr. eenige bezwaren tegen de voorgestelde re geling. Geef die reparatie liever aan alle schoenmakers, die ervoor in aanmerking komen. Een beschuldiging zonder bewijs. De heer Snel (S.D.A.P.) betreurt het, dat men door allerlei bezwaren dit voorstel tracht te kleineeren. Het verwondert spr. niet, dat er oppo sitie te bespeuren valt. Dezelfde geluiden zijn ook gehoord bij de verstrekking van versche groenten. Het gaat er op lijken, dat men ook dit voorstel weer uit politieke oogmerken gaat saboteeren. De heer Wilmer (R.K Dat is onjuist. Welke voorstellen van sociale strekking hebben wij ooit gesaboteerd? Noem eens voorbeelden. De heer Snel (S.D.A.P.): Het voorstel van de verstrekking van versche groenten. De heer Wilmer (R.K.): Dat voorbeeld is pertinent onjuist. De heer Snel (S.D.A.P.): In ieder ge val zal door het geringe bedrag, dat dit on derhavige voorstel kost, veel goeds voor de werkloozen bereikt worden. Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) heeft wel de verwachting, dat de raad, ondanks alle bestrijding, toch ten slotte het voor stel aanvaarden zal. Want men begrijpt het groote belang van dit voorstel wel. Werk in plaats van steun is het groote voordeel. De heer Lom bert (R.K.): Werk, dat men van een ander afneemt! Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) wijst erop, dat in de commissies dezelfde bezwa ren zijn gehoord. Op dezen maatregel is reeds lang geleden aangedrongen. Er zijn hier verschillende schoenmakers werkloos, mede omdat het aantal schoen makers hier in de stad verreweg de be- hbefte overtreft. Aan den anderen kant zijn er vele werkloozen, die door den nood ge dwongen worden zelf hun schoeisel te re pareeren, anderen loopen er net zoo lang mee totdat er geen leer meer aan zit. Met een schoeiseldienst zouden allen geholpen zijn. De heer Wilmer acht de nadeelen grooter dan de voordeelen; een regeling zonder nadeelen zou spr. wel graag wen- schen, doch is onbereikbaar. Deze maatre gel is niet volmaakt, doch biedt toch wel iets goeds. Den Haag bewijst, dat er wat mee bereikt kan worden. Het getal van 1.000 is een ranling aan de hand van de cijfers uit den Haag en van Maatsch. Hulpbetoon. Het getal kan naar de behoefte worden opgevoerd. Een vergelij king met het kwartje van minister Romme wijst spr. af. Voorts deelt spr. mede, dat er contact is gezocht met de twee bestaande organisa ties, die ook hun instemming met dezen maatregel hebben betuigd. Het z.g. comité van actie, dat er oppositie tegen voert, be staat alleen uit de twee onderteekenaars van een adres. Spr. acht het aangevraagde crediet voldoende om de voorgestelde maat regel te bekostigen. Wel bestaat de moge lijkheid van uitbreiding, omdat de vrees niet ongegrond is, dat sommige niet-ge steunde schoenmakers eenig klantenverlies zullen lijden. In ieder geval is het onmo gelijk, dat de werkloozen den gewonen re paratie-prijs betalen. Naast de schoenenverstrekking door het Brokkenhuis vestigt spr, nog de aandacht op de verstrekking van 3000 schoenen door de Comm. voor den Bij zonderen Steun. Deze schoenen zullen door den schoeisel- dienst meer durabel worden gemaakt. Of men de voorgestelde maatregel nu subsidie of voorschot noemt, doet niet terzake. In ieder geval is de overheidsbemoeiing hier zeer gering, en zeer zeker als zoodanig te verdedigen. Den heer Eikerbout geeft spr. de verze kering, dat voor 50 ct. zeer goede kwaliteit leer verstrekt kan worden. Er-.is wel dege lijk gelet op het voorkomen van schade aan den leerhandel. Spr. noemt ten slotte dit voorstel het supplement van het voorstel tot verstrekking van schoeisel aan de schoolkinderen. De v o o r z. wijst er op, dat er in het voor stel staat, dat maximaal 11.000 schoenen zullen worden gerepareerd. De heer Wilmer (R.K.) had verwacht, dat de wethouder verklaard had, dat hij niet gediend is van een hulp als door den heer Snel hem geboden. Deze heeft de raadsmeerderheid beschuldigd van sociale maatregelen te saboteeren. Dat kan hij niet bewijzen. Het door hem aangehaalde voor beeld van de versche-groenten-verstrek- king is onwaar, want dat voorstel is door wethouder v. Stralen zelf ingetrokken. Spr. vraagt aan wethouder v. Stralen dit te be vestigen. Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) zwijgt. De heer Wilmer (R.K.) vindt dit optre den van den heer Snel in strijd met elke opvatting van fatsoen. Wie een beschuldi ging uit moet die ook bewijzen. Wanneer dergelijke manieren meer ingang vinden in onze vertegenwoordigende lichamen, wordt hier de parlementaire democratie onder mijnd. Laat de heer Snel nu eens andere voorbeelden noemen van het torpedeeren van sociale maatregelen door de raadsmeer derheid. De heer Snel (S.D.A.P.): Straks. De heer Wilmer (R.K.) kan niet in zien, dat de sociale toestanden door dit voorstel verbeterd worden. Niemand heeft weerlegd, dat de voordeelen uiterst gering zijn. Wanneer men 11.000 paar schoenen laat repareeren, krijgt ieder gemiddeld niet meer dan 5 ct. per week toeslag. Desalniet temin zou spr. daar gaarne zijn stem aan gegeven hebben, als er niet het groote na deel tegenover stond, dat de niet-gesteunde schoenmakers en de leerhandelaars, ook kleine leerhandelaren, er schade door lij den. Wanneer spr. dus tegen deze maatre gel stemt, mag men niet insinueeren, dat spr. sociale maatregelen wil saboteeren. De heer Beekenkamp (A.R.) zegt eveneens tegen te zullen stemmen, gezien de weinig tegemoet komende houding van den wethouder. Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) be grijpt dat laatste niet. Het voorstel wordt aangenomen met 24 tegen 7 stemmen. Tegen: de heeren Lombert, Goslinga, Beekenkamp, Bergers, Wilmer, Coster en v. d. Tas. Voorstel inzake het verleenen van ont slag aan dr. J. C. Schalkwijk, als direc teur vkn de Hoogere Burgerschool met 5- jarigen cursus, wegens het bereiken van den 65-jarigen leeftijd. Z. h. st. aangenomen. Wegens het vergevorderde uur wordt de behandeling van de twee overgebleven agendapunten uitgesteld. Slechts de inter- pellatie-Wilmer wordt nog afgehandeld. De wieg, welke indertijd bij de geboorte van H K. H. Prinses Juliana door de Zuid Hollandsche vrouwen aan H. M. de Koningin ten geschenke weid gegeven, is te Baam gerestaureerd en zal ook voor het te verwachten prinsenkind gebruikt worden INTERPELLATIE OVER HET GEMENGD ZWEMMEN. De vragen. De heer Wilmer (R.K.) stelt de vol gende vragen: lo. Is juist het bericht in de dagbladen, dat B. en W. hebben besloten, aan bona fide zwemvereenigingen in de „Overdek te" tot wederopzeggens toe vrijstelling te verleenen van het verbod van gemengd zwemmen onder bepaalde voorwaarden? 2o. Indien de vraag sub lo bevestigend wordt beantwoord, achten B. en W. dit besluit dan niet in strijd met den letter der verordening op het zwemmen, door den Raad aangenomen? 3o. Indien de vraag sub 2o. ontkennend wordt beantwoord, achten B. en W. dit besluit dan niet in tegenspraak met de door den voorzitter van den Raad op 25 October gegeven interpretatie van de ge noemde verordening? Het antwoord. De voorzitter antwoordt: Ad. lo. Deze vraag wordt in zooverre be vestigend beantwoord, dat B. en W. hebben besloten aan de N.V. Leidsche Bad- en Zweminrichting „De Overdekte" tot we deropzeggens en onder zeer strenge voorwaarden, vrijstelling te verleenen van het verbod, vervat in art. 3, eerste lid, der verordening op de zweminrichtingen en zwemgelegenheden ten aanzien van het gebruik van de zweminrichting aan de Haarlemmerstraat door bepaaldelijk in het besluit genoemde vereenigingen, van welke na een ingesteld omstandig onderzoek is gebleken, dat zij bona-fide vereenigingen zijn, zijn opgericht uitsluitend met het doel om de zwemsport te beoefenen en wier sta tuten en reglementen de verwachting wet tigen, dat geen verkeerd gebruik zal wor den gemaakt van de ontheffing. Ad. 2o. en 3o. B. en W. achten de door hen aan bedoelde verordening gegeven toe passing niet in strijd met den letter der verordening en evenmin in tegenspraak met de door den voorzitter van den Raad op 25 October j.l. gegeven interpretatie van die verordening. De voorzitter heeft in die vergadering gezegd, dat in dezen naar een compromis moet worden gestreefd en Bur gemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat zij dit bij de uitvoering van de veror dening ook hebben gedaan Door het ver leenen van de vrijstelling ten aanzien van vereenigingen voor ieder bijzonder geval te bezien, hebben zij zich ook gehouden aan den letter van de verordening. De letter der verordening sluit geheel aan aan de in 1936 vastgestelde bepalingen, met betrekking tot het Sportfondsenbad. Bij de behandeling van die bepalingen is vast komen te staan, dat het de bedoeling was, dat ook zwem vereenigingen een beroep zouden kunnen doen op ontheffing. De verordening is in overeenstemming daarmede toegepast. De heer Wilmer (R.K.) meent, dat deze algemeene ontheffing wel degelijk in strijd geacht kan worden met de letter der ver ordening, omdat deze spreekt van „elk b ij- zonder geval". Als iedere bonafide ver- eeniging, welke zich aanmeldt, onbeperkte ontheffing krijgt van dit verbod, zijn dat geen bijzondere gevallen meer. Doch hierover valt misschien nog te twis ten. De interpretatie echter, welke de voor zitter op 25 October aan de verordening gaf, is in lijnrechte tegenspraak met de ge nomen beslissing van B. en W. De interpretatie, welke wethouder Ver- weij op 21 Dec. 1936 gaf, wettigde reeds de verwachting, dat in het Sportfondsenbad niet aan iedere vereeniging een doorloo- pende ontheffing zou worden verleend. En nog veel minder viel een dergelijke onthef fing te concludeeren uit de interpretatie van den voorz. op 25 October, nadat ver- schülende leden een strengere redactie hadden voorgesteld. De voorzitter sprak toen uitsluitend van wedstrijden e.d. gele genheden. Deze gang van zaken is teleurstellend en spr. stelt er prijs op, deze teleurstelling uit te spreken. De v o o r z. is den heer Wilmer dankbaar, dat hij hem door zijn vragen in de gelegen heid heeft gesteld om op deze kwestie te rug te komen. De stemming werd zoodanig, dat men begon te twijfelen aan de goede trouw van het college. Men dacht bij de neus te zijn genomen. Dat moest recht ge zet worden. Uit de mededeelingen van wet houder Verweij kan men de conclusie trek ken, dat het de bedoeling was om aan bona fide vereenigingen ontheffing te verleenen, en wat spr. in Oct. j.l. gezegd heeft moet men beschouwen in onderling verband. Spr. meende, dat de heer Wilmer elk gemengd zwemmen wilde verbieden en heeft hem toen erop gewezen, dat hij toch het ge mengd zwemmen bij wedstrijden niet wil de verbieden. Spr. is persoonlijk geen voor stander van gemengd zwemmen, doch hij meent het in dergelijke omstandigheden, als in het besluit van B. en W. bedoeld, niet te kunnen tegengaan. „In elk bijzonder ge val" wil volgens spr. zeggen, dat elk ver zoek afzonderlijk zal worden beoordeeld. Dit is het standpunt van het geheelecollege. De heer Beekenkamp (A.R.) heeft eveneens uit de woorden van den voorzit ter afgeleid, dat alleen bij bijzondere ge vallen, zooals wedstrijden e.d. een onthef fing van het gemengde zwem-verbod ge geven zou worden. De A.R.-fractie sluit zich aan bij het door den heer Wilmer ge sprokene. In geen geval had hij een dergelijke rui me interpretatie verwacht en spr. meent, dat als de voorz. in October zoo duidelijk gesproken had, als hij nu gesproken heeft, de stemverhouding anders zou zijn geweest. De heer Wilmer (R.K.) constateert nog eens, dat ook in de onderlinge samenhang der discussies de woorden van den voorzit ter niets anders konden doen, dan den in druk wekken, alsof een dergelijke ruime interpretatie aan de verordening niet ge geven zou worden. Hierna wordt de interpellatie gesloten. Ter gelegenheid van het gouden jubileum der etdeeling Bennebroek Vogelenrang de' Aig Veieeniging voor Bloembollencultuur, is het wapen van Bennebroek in het gekleurde glas der voorhal van het Krelagehuis «e Haarlem aangebracht. De onthulling geschiedde Maandag door den burgemeester van Bennebroek, mr. IC J. G. baren van Herdenbreek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9