EEN VORSTELIJK GESCHENK. De avontuurlijke opdracht Op Waalhaven zijn Maandag door de luchtvaaftafdeeling van Soeste»berg eenige Koolhoven-vliegtuigen van het type F.K. 51 overgenomen. De toestellen vóór het vertrek !n°'veTband "met deV be.'.amdén «'r,d De terugkomst van Codos met zijn vliegtuig «Chet pilote Laurent Guerrero» na slag op Yvon Deibos. den Franschen zijn Zuid Amerikaansche retourvlucht. Een foto bij de aankomst op Le Bourget minister van Buiteniandsche Zaken H. K. H. Prinses Juliana heelt den veehouder W. Koomen te Pu»merland. die kort geleden ernstig getroffen werd door het verlies van zijn beide koeien tengevolge van mond- en klauwzeer, uit den nood geholpen, door hem een kalt ten geschenke te geven De Fascistische Raad onder voorzitterschap van Mussolini bijeen in het Palazzo Venezia te Rome, waar Zaterdagavond tot uittreding uit den Volkenbond werd besloten De spoor wegwerken rond Utrecht zijn Maandagnacht weder belangrijk gevorderd Een gedeelte van de bestaande spoorbanen is aangesloten op de nieuwe lijnen, die ten behoeve van vrije onderdoor gangen voor het vei keer hooger gelegd zijn Het werkcomité van het comité «Uranjevreugde» te Amsterdam heett Maandag de gereedgekomen werkstukken, die straks in vele gezinnen zuilen worden uit gereikt als huldeblijk aan H. K H Prinses Juliana, in ontvangst genomen FEUILLETON Maai bet Engelsch bewerkt door J. VAM DER SLUYS. (Nadruk verboden). 59) HOOFDSTUK XXXVII. Wie ben je, mijn vriend? Restow deed de vraag 1 .et niet meer dan een nonchalante hoofdbeweging en toch merkte Lindsay iets sluws in zijn plotselin- gen blik. Hij had geen tijd er over na te denken, want Restow richtte zich lachend overeind. Hoelang denk je, dat ik je voor Fo- thering heb gehouden? Fothering! Hij schudde van zacht lachen. Bah, mijn vriend! Toen je Fothering's n am stal, was dat zoo iets bespottelijks, dat ik tegen me zelf zei: Waarom in vredesnaam waarom? Ja, vroeg ik mezelf voortdurend af, waarom en nu vraag ik het jou. Restow lachte weer. Mijn beste jongen, hernam hij. Mijn school ligt in de straten van alle groote steden van Europa en daar leerde ik de menschen kennen, je kunt me daarcm niet voor den mal houden. Fothering's gezicht heb je, maar niet Fothering's geest. Vijf minuten, toen je kwam, ben je Fothering geweest maar daarna neenen ik vraag me af wie je bent en waarom je hier bent? Ik denk, dat je van Drayton komt óf van de politie. Als Drayton er achter zit, is het een ernstige geschiedenis, dan heeft hij me waarschijnlijk niet langer noodig. Dan smijt hij me weg als een oude handschoen en met zijn oude hand schoenen weet hij raad vlug en radicaal duivels radicaal! Ja, ik begin te ge- looven, dat ik een oude handschoen ben. En dan? vroeg Lindsay met zijn ge wone stem. Restow legde een hand op zijn schouder. Dan zie ik achter Fothering's gezicht iemand, dien fk deksels graag mag lijden. Grappig hè? Ik zie achter Fothering's ge zicht een vriend. Nonsens, ik weet best, dat je geen handlanger van Drayton bent. Ik voel een vriend in je ik praat met je over Gloria. Denk je, dat ik iemand, dien ik niet bij intaitie vertrouw, vertel len kan wat er in mijn hart omgaat? Neen en nogeens neen! Hij zweeg en nam zijn hand weg. Je hebt tegen mij gelogen en je bent onder valsche vlag mijn huis bin nengekomen en ik vertrouw je zoo, dat ik op het oogenblik mijn leven in je handen leg en meer dan mijn leven maar jij vertrouwt mij niet. Lindsay voelde zich eigenaardig ont roerd. Restow had met een eenvoud ge sproken, die hem trof. Hij zei rustig en beslist: U vergist u. Ik stel voor, dat we bei den onze kaarten op tafel leggen. Aha! Aha! Verdraaid ja! En wat zijn je kaarten, Fothering? Neen, Fothering ben je niet. Hoe heet je dan hè? Blijft u mij maar liever Fothering noemen. Restow knikte, wierp zijn hoofd achter uit en liet het met een ruk weer naar voren komen. Ja, ja Fothering. Verduiveld, wat een gelijkenis! Lindsay kreeg een kleur. Zelfs nu vond hij het afschuwelijk dat hij op Froth leek Froth! Aha! Je begint het niet prettig te vinden dat ik dat zeg je mag hem niet! Is hij je broer? Neen een neef. En ik lijk heusch niet zoo op hem als mijn haar niet rood is en mijn wenkbruawen hun gewone vorm hebben. Hij heeft ze uitgetrokken! Haha, als een jong meisje! Restow schaterde. Kom laat me nu die kaarten van jou eens zien. Voor den dag er mee! En Lindsay kwam er mee voor den dag. Dat wil zeggen, Garratt of mr. Benbow Collingwood Horatio Smith noemde hij niet, hij sprak alleen over menschen, die Res tow reeds bekend waren. De levendige reus luisterde aandachtig, fronste zoo nu en dan de wenkbrauwen, lachte eens, maakte opgewonden gebaren. Hij stond voor den haard, een kolossale ge stalte in rood, groen en blauw. Een fantas tische figuur uit „Duizend en Een Nacht", dacht Lindsay. Lindsay leunde op den schoorsteenman tel, één voet op het koperen hek van den haard, de oogen op Restow's expressief ge zicht gericht. Toen hij klaar was, hing er een onverwachte stilte. Eensklaps verbrak Restow die met de vraag: En het meisje, dat flauw is gevallen, toen ze je zag in de Luxe hoe zit het met haar? Ze dacht, dat ik dood was. En je liet haar in den waan? Offer jij je vrouw, die je iiefhebt, op die manier op? Ze had onze verloving verbroken. Lindsay betrapte zich er op, dat hij begon te stamelen. Zijik. En jij liet haar gelooven, dat zij je in den dood gedreven had? Drommels, jullie Engelschen zijn toch harde, koude kerels! Jij legt dien last op haar jonge schouders en als hij van haar afgenomen wordt, valt ze flauw. En Drayton weet, wat hij weten wil. Hij is onzeker omtrent je identiteit dat succes heb je gehad en hij wil ze kerheid! Nu, als jouw Marian Rayne ja, ik heb naar haar naam ge-informeerd flauw valt, weet Drayton, dat jij Fothering niet bent en laat hij de eerste slang op hem los. Als je gebeten was, zou Gloria de schuld hebben gekregen, omdat iedereen weet, dat zij dol is op slangen en de men schen zouden gezegd hebben, dat als ze één slang in het hotel heeft, er waarschijnlijk nog wel een dozijn anderen zullen rond wandelen. Niemand denkt natuurlijk aan Drayton. Was hij in Parijs? Restow wierp hem een somberen blik toe. Ja, maar ik kan het niet bewijzen. Kun jü iets bewijzen? Nog niet. Nog niet! Nooit! Hij is veel te gesle pen. Hij heeft zich achter te veel geheimen verschanst. Eens tweemaal misschien tienmaal heeft iemand, dien hij te erg ge folterd heeft, de gedachte gehad, aan de politie een bewijs tegen hem in handen te spelen en ze zijn heel plotseling gestor ven. Heb je ooit van een zekeren Ferdinand Schreck gehoord? Aha, ik zie van wel! Hij was de laatste en werd doodgeschoten met een politieagent vóór en achter en naast hem en niemand weet wie het schot gelost heeft. Restow zweeg, draaide zich half om en keek Lindsay aan. Misschien luistert hij nu. Misschien schiet hij direct, eer ik je vertellen kan wat ik weet. Lindsay keek onwillekeurig over zijn schouder. Toen liep rij naar de deurope ning tusschen de twee kamers, bleef daar even staan en kwam weer naar den haard terug. Daar is hij niet, zei hij met een lachje. Restow knikte. Neen ditmaal niet. Nu, ik zal je een en ander vertellen maar veel is het niet en je zult al wel wat vermoed hebben. Hij perst me af, die duivel..,, die Gier, die van aas leeft. Is Drayton de Gier? De woorden waren er uit vóór Lindsay het wist. Restow hief de handen omhoog. Als ik dat maar bewijzen kon! Maar niemand kan het bewijzen. Hij is een dui vel. Laat ik verder vertellen misschien is er niet veel tijd meer. Acht jaar geleden sterft Lewindorf; Drayton komt met zijn papieren bij me, zegt dat hij een uitstekend bibliothecaris is en ik neem hem aan. Nu weet ik, dat die papieren gestolen zijn en dat hij bij me is gekomen om een veilige schuilplaats te hebben, terwijl heel Europa naar hem zoekt. Wel, ik neem hem aan. Hij leidt een rustig, o, een heel rustig leven. Ik geloof, dat hij zich met onbelangrijke af persingszaakjes ophoudt, maar geen groote „coup" de grond is hem te warm onder de voeten. Op zekeren dag merk ik iets een kleinigheid en ik houd hem in de ga ten. En hoe meer ik hem in de gaten houd, hoe minder mijn waarde Drayton me aan staat. Ik laat hem bij me komen en vertel het hem. Ik zeg: je bent ontslagen. En hij zegt: 't Zou wat! (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 8