ALS DE N. O. POLDER DROOG VALT
BINNENLAND
DINSDAG 7 DECEMBER 1937
DE LEÏDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
TWEEDUIZEND NIEUWE BOERDERIJEN
WORDEN GESTICHT.
Uilflille bzg'ml in 1945.
ERVARINGEN VAN DIRECTEUR
SMEDING.
De exploitatie en kolonisatie van
den Wieringermeerpolder vordert in
een snel tempo en onderwijl wordt
ihard gewerkt aan den dijksbouw rond-
dom den N.O. polder, zoodat het in
cultuur nemen ook van dit tweede ge
bied al weer in het zicht komt! Het
spreekt vanzelf, dat men dan zijn
voordeel zal kunnen doen met de in
den éérsten polder opgedane ervarin
gen, hoe voorloopig deze ook nog mo
gen zijn aldus deelde ir. S. Smeding
directeur van den Wieringermeerpol
der in het „Alg. Handelsblad" mede.
Aangezien de 57.000 H.A. groot N.
O.-polder reeds over vier jaar droog
zal vallen en de voor jereiding der ko
lonisatie dus weldra ter hand zal moe
ten worden genomen: is het nuttig,
om kennis te nemen van de perspec
tieven, welke deze tweede polder zal
bieden, afgaande op de voorloopige
ervaringen welke de directeur van de
21.000 H.A. groote Wieringermeer, ir.
S. Smeding, heeft opgedaan.
Zooals men weet, geschiedt de eigenlijke
inpoldering door den Staat, die vervolgens
eveneens zorg draagt voor de verkaveling,
begreppeling en drainage, waarbij de Ned.
Heide Mij. e.a. goede diensten bewijzen.
Ook het inzaaien en de exploitatie der gron
den geschieden van staatswege en wel tot
het oogenblik, waarop de landerijen zonder
abnormaal risico in handen kunnen worden
gesteld van particuliere grondgebruikers.
Bij dezen arbeid van het in cultuur bren
gen is gebleken, dat practisch en theore
tisch goed gevormde boeren uitstekende
diensten kunnen bewijzen als opzichters
over cultuureenheden van 500 ha onder
centrale leiding van ervaren landbouwkun
digen en bijgestaan door voorwerkers, die
de leiding hebben over groepen landarbei
ders.
Wekelijks bespreken de landbouwkundige
inspecteurs de zaken met de opzichters en
worden rapporten opgemaakt, die in af
schrift naar alle opzichters gaan.
In gedeelten, waar de grond nog niet in
exploitatie is en deze dus in noodmengsel
moet worden gelegd, kan per opzichter
méér dan 500 ha worden gegeven, evenals
bij het toezicht op de drainage en infiltra
tie der gronden. Door toekenning van voor
keursrecht bij latere verpachting wordt een
kolonisatiebelang gediend.
Verder heeft de ervaring den heer Sme
ding geleerd, dat de voor berging noodige
ontginningsschuren zóó gemaakt kunnen
worden, dat ze later als pachtboerderij kun
nen worden uitgegeven, terwijl de opzich
ters in de boerenwoningen onderdak vin
den Zoodoende wordt slechts één boerderij
per 500 ha verkregen; voor het bergen van
den oogst worden daarom centraal gelegen
pakhuizen gebouwd aan vaarwater en in
de nabijheid der toekomstige wooncentra,
zoodat zij later dienst kunnen doen als
bergruimte voor kunsrmesthandelaren, aan-
koopvereenignigsn, dorschbedrijven enz.
De duizenden werkloozen, die noodig zul
len zijn bij de ontwatering van den N.O.
polder, zullen evenals in de Wieringermeer
ondergebracht kunnen worden in kampen
en later in schuren. Degenen, die in aan
merking komen, om later als landarbeider
te blijven, moeten, evenals hun gezinnen,
zorgvuldig worden gekozen en gekeurd.
Dorpen in den N.O. Polder.
De dorpen, in den N.O. Poolder te
stichten, zullen op grooteren afstand
van elkaar worden geprojecteerd dan
in de Wieringermeer heeft plaats ge
had. waarbij tevens zal worden gezorgd,
dat er één centraal gelegen „nederzet
ting" is aangewezen, om zich tot het
hoofdcentrum van den polder te ont
wikkelen. De afstand van de (vijf)
dorpen tot de hoofdplaats zal waar
schijnlijk ongeveer 7 a 8 km bedragen.
In de Wieringermeer is in elk der drie
dorpen een honderd-tal arbeiderswoningen
gesticht door het waarvoor in het leven
geroepen „Bouwbureau", dat uit de huren
de rente en aflossing der uit het Zuider-
zeefonds opgenomen kapitalen, alsmede het
onderhoud der woningen, kan bestrijden,
zoodat het „selfsupporting" is. Een overeen
komstige opzet verdient voor de in den
N.O. Polder te stichten centra alleszins aan
beveling, volgens ir. Smeding. Door de
arbeiderswoningen te bouwen aan den zelf
kant der dorpen, zal aan den wensch der
bewoners tegemoet kunnen worden ge
komen daarbij eenigen grond ter beschik
king te krijgen. Bovendien ware het aantal
in de dorpen te stichten arbeiderswoningen
zoodanig te bepalen, dat bij de toeneming
van de bevolking in de centra een deel der
arbeiders plaats maakt voor andere be
woners, door te verhuizen naar de geleide
lijk op het platteland in de nabijheid der
boerderijen te bouwen arbeiderswoningen.
Met de arbeiderswoningen komt de mid
denstand, waartoe in de Wieringermeer
grond in de dorpen in erfpacht aan zaken-
menschen is uitgegeven, die daarop zelf een
pand hebben gesticht, waarvan het ontwerp
tevoren goedgekeurd is moeten worden.
Het aanvankelijk gehuldigde begin
sel, dat „iedere Nederlander zich op het
nieuwe land vrij moest kunnen vesti
gen" is weldra prijsgegeven moeten
worden, zoodat sinds 1935 vestigings-
eischen worden gesteld en alleen dan
ten behoeve van een nieuwe zaak
bouwgrond in erfpacht kan worden ver
kregen, als er een redelijke kans op
een bestaan is. Zonder deze principes
zal het in den N.O. Polder ook niet
mogelijk zijn een goede samenleving op
te bouwen.
Nader overwogen zal moeten worden, of
het geen aanbeveling verdient behalve de
arbeiderswoningen, ook de winkelpanden
door het eigen Bouwbureau te doen bou
wen, om daarin vakbekwame middenstan
ders aanvankelijk als huurder te laten op
treden. De in de Wieringermeer opgedane
en als nog te verkrijgen ervaringen zullen
in dit opzicht ongetwijfeld waardevolle aan
wijzingen kunnen geven.
Kerken.
Ten behoeve van de stichting der kerken
is in de Wieringermeer door den Staat niet
alleen in de dorpen grond tegen zeer aan
nemelijke voorwaarden op erfpacht ter be
schikking gesteld, doch is eveneens een bij
drage ten behoeve van den bquw verstrekt,
terwijl sinds kort bovendien nog een af
loopend subsidie wordt verleend ter tege
moetkoming in de exploitatiekosten.
Het kolonisatiebelang vraagt overeen
komstige hulp in den N.O. Polder.
Van elk der dorpen zal een ruim opgezet
uitbreidingsplan moeten worden ontwor
pen. Men beginne, gelijk in de Wieringer
meer heeft plaats gehad, elk centrum een
voldoende doch eenvoudige outillage te
geven, ook wat openbare gebouwen betreft.
In het algemeen worde in een nieuwen
polder géén gelegenheid gegeven tot den
bouw van „voorloopige" houten woningen
of woonketen en zal ook een invasie van
woonwagens en woonschepen stelselmatig
moeten worden tegengegaan.
Begonnen worde met de gronden van den
N O Polder uit te geven aan pachters, uit
de gegadigden te kiezen volgens het in de
Wieringermeer gedurende de laatste jaren
toegepaste systeem. Ten aanzien van de
verschillende vormen van grondgebruik zal
de Wieringermeer eveneens als een leer
zaam object kunnen worden beschouwd,
aangezien hier naast de (mobiele) pacht,
uiteindelijk ook erfpacht en eigendom zal
voorkomen, terwijl tevens een aantal boer
derijen ter gezamenlijke grootte van 1000
ha blijvend door den staat zal worden ge
ëxploiteerd.
De grondsoorten zullen het karakter der
uit te geven boerderijen bepalen. Van de
te kiezen gemiddelde bedrijfsgrootte zal het
aantal der beschikbaar te stellen akker
bouw-, gemengde en weidebedrijven afhan
gen. Naarmate de bedrijven kleiner worden
gemaakt, zal het aantal eenheden grooter
worden en daarmee het drooggelegde ge
bied in sociaal opzicht van grootere betee-
kenis worden. Opgepast zal uiteraard moe
ten worden, dat de door de economie ge
stelde grenzen hierij niet worden overschre
den en dat bedrijven worden verkregen,
waarbij een rationeele aanwending van ka
pitaal en arbeid kan plaats vinden.
Het aantal beschikbaar komende
landbouwbedrijven zal van 1500 kun
nen stijgen tot een cijfer van 2000 of
meer, al naarmate sociale overwegingen
meer gewicht in de schaal leggen dan
die van een economischen opzet van de
uit te geven bedrijven. Op basis van
het voorloopige werkplan zullen van
1945 af dan ook in acht opeenvolgende
jaren telkens 200 250 boerderijen per
jaar kunnen worden uitgegeven.
Zooals bekend, is de Wieringermeer ge
durende een reeks van jaren publiekrech
telijk ingedeeld bij een vijftal omliggende
gemeente. Voor den N O. Polder wordt het
door ir. Smeding gewenscht geacht, om zoo
spoedig mogelijk tot één publiekrechtelijke
organisatie te komen. Het stuk snijden van
die gebied in twee of meer gemeenten en
het indeelen hiervan bij verschillende pro
vinciën moet als hoogst ongewenscht wor
den beschouwd. De N.O. Polder worde van
af het begin als één organisch geheel onder
centrale leiding gesteld, opdat zich hieruit
een economisch krachtig en homogeen ge
bied kan ontwikkelen.
HET ONGEVAL VAN PRINS BERNHARD.
Namens het bestuur van de gisteren in
vergadering bijeen geweest zijnde Neder-
landsche Autorenclub heeft de voorzitter
van deze dub, de heer H. Th. van Marken
te Baarn een telegram tot Z.K.H. Prins
Bernhard gericht, waarin wordt te kennen
gegeven, dat de club in hooge mate be
treurt, dat Z.K.H., niettegenstaande zijn
groote stuurmanskunst, het slachtoffer is
geworden van een voor het snelverkeer on
verantwoordelijke situatie. Namens alle
leden betuigt het bestuur zijn oprechte
medeleven en spreekt het de beste wen
sch en voor een spoedig herstel uit.
KONINGIN UIT DEN HAAG TERUG.
H. M. nam wederom Haar intrek in het
Burgerziekenhuis.
H. M de Koningin, die Maandagmorgen
Haar verblijf in het Burgerziekenhuis te
Amsterdam heeft onderbroken om een be
zoek aan Den Haag te brengen, is Maan
dagavond te ruim half zeven uit 's-Gra-
venhage te Amsterdam teruggekeerd, waar
Zij wederom Haar intrek in het Burger
ziekenhuis heeft genomen.
DE OPHEFFING DER CRISISREGELING
VOOR CONSUMPTIEMELK
In het z.g. buitenwettelijk gebied
Op vragen van het Tweede Kamerlid,
dr. Vos, betreffende opheffing van de cri
sisregeling voor consumptiemelk in het z.g.
buitenwettelijk gebied heeft de minister
van Economische Zaken geantwoord:
Het is juist, dat de crisisregeling voor
consumptiemelk in het z.g. buitenwettelijk
gebied met ingang van 1 December is op
geheven.
Reeds in December 1936 werd door 's mi
nisters ambtsvoorganger aan belangheb
benden ter kennis gebracht, dat het in de
bedoeling lag om met ingang van 1 April
1937 de consumptiemelkregeling in het zg.
buitenwettelijk gebied cp te heffen. Aan
gezien dit tijdstip in de periode van stij
gende melkproductie viel en opheffing der
regeling in een zoodanige periode moeilijk
heden zou kunnen veroorzaken, werd door
dien ambtsvoorganger besloten de ophef
fing tot 1 Augustus 1937 op te schorten.
De minister gaf er echter de voorkeur aan,
de opheffing der regeling tot 1 December
1937 uit te stellen, aangezien hij de moge
lijkheid wilde openstellen, dat belangheb
benden in de streken, waar zij zulks nood
zakelijk achtten, zelf een regeling zouden
opbouwen.
Op 25 Juli is zulks in een persbericht ter
algemeene kennis gebracht. Gezien dit ver
loop, wil het hem voorkomen, dat belang
hebbenden voldoenden tijd en gelegenheid
hebben gehad om nieuwe particuliere rege
lingen te ontwerpen.
Deze regelingen zijn nog niet goedge
keurd. Een spoedige afdoening wordt zoo
veel mogelijk bevorderd,
De minister vreest niet, dat voor be
langhebbenden in de streken, waarvoor een
regeling is ontworpen, na 1 December een
toestand zal ontstaan, welke als een niet
voldoend geregelde toestand moet worden
beschouwd.
Dat de bonafide handel en veehouders
onder die omstandigheden nadeelige gevol
gen zullen ondervinden, vreest de minister
evenmin. Wat de veehouders betreft, moge
hij er op wijzen, dat de melkschaarschte ten
gevolge van het winterseizoen, eventueele
nadeelige gevolgen tot een minimum zal
doen beperken.
Het ontstaan van een ongewenschten
concurrentiestrijd bij den handel in de
plaatsen, waar een regleing in voorberei
ding is, is voorkome, door de mededeelin-
gen, vervat in het in de avondbladen van
30 November gepubliceerde persbericht,
waarbij de aandacht er op is gevestigd,
dat de statuten der op te richten organisa
ties zullen bepalen, dat daarin slechts zul
len worden opgenomen zij, die vóór 1 De
cember 1937 in het bezit waren van een
tot dusver vereischte en door de Ned. Zui-
velcentrale uitgereikte vergunning en op
DE ARBEID VAN GEHUWDE
VROUWEN
(Vervolg).
EU den Hoogen Raad van Arbeid heeft,
zooais gemeld, de minister van Sociale Za
ken een voorontwerp aanhangig gemaakt
van een wet, houdende beperkende bepalin
gen inzake arbeid van gehuwde vrouwen.
Aan de toelichting op dit voorontwerp
ontleenen wij nog het volgende:
De eerste vraag, welke beantwoord moet
worden, is deze: Hoever moet op het on-
derwerpelijke gebied gegaan worden? Een
practisch bruikbaren maatstaf meent de mi
nister gevonden te hebben door voorop te
stellen een algemeen verbod voor gehuwde
vrouwen om werkzaamheden in een onder
neming te verrichten. De regeling zal dus
het terrein bestrijken, waarop in het alge
meen de arbeidswetgeving geldt. Met een
onderneming stelt het ontwerp gelijk, het
geen daarmede ingevolge artikel 1, derde
lid, der Arbeidswet 1919 is gelijkgesteld.
Op één punt gaat het ontwerp hierin nog
wat verder. De genoemde bepaling van de
Arbeidswet beschouwt namelijk niet als
arbeid in een onderneming de werkzaam
heden, die in een inrichting of een tak van
dienst onder het beheer van de overheid in
een kantoor verricht worden; de werktij
den der ambtenaren worden terecht door
een afzonderlijke wettelijke regeling be-
heerscht. Maar deze wijze van redigeer en
van die bepaling der Arbeidswet brengt te
vens met zich mede, dat het personeel, dat
in zulk een inrichting of bij zulk een tak
van dienst belast is met het schoonhouden
der kantoren, eveneens buiten de Arbeids
wet valt. Aangezien er geenerlei redelijk
motief aan te voeren is, aldus de Memorie
van Toelichting, om voor de gehuwde vrou
wen, die dat werk doen, een ander stand
punt in te nemen dan voor de in een on
derneming werkende gehuwde vrouwen,
wordt in artikel 1, onder a. 2e, die schoon-
maakarbeid onder de werking der wet ge
bracht.
In aansluiting bfj het bepaalde in het
eerste lid. onder c. van artikel 1 der Ar
beidswet zal de vrouw van het hoofd of
den bestuurder der onderneming en de
vrouw, die zelf aan het hoofd eener on
derneming staat en buiten het verbod ko
men te vallen.
Voor zooveel noodig, wordt et op gewe
zen, dat de uitzonderingen op het begrip
„arbeid", welke de Arbeidswet in het eer
ste lid van artikel 1 noemt, niet zijn over
genomen, zoodat de ontworpen regeling ook
omvat de gehuwde vrouwen, die in een on
derneming van landbouw e.d. werkzaam
zijn.
Werkzaamheden in huiselijke diensten
blijven, evenals bij de Arbeidswet, buiten
de regeling. Het betreft hier voornamelijk
de groep der z.g. werksters. Uit een oog
punt van controle zou het moeilijk zijn,
deze groep van vrouwen onder de wet te
brengen. Principieel zou er geen bezwaar
tegen bestaan.
Artikel 2 van het ontwerp behelst het
algemeene verbod van arbeid van gehuw
de vrouwen, voor zoover daarop bij de ver
dere artikelen geen uitzondering wordt ge
maakt.
Onder de uitzonderingen op artikel 2 valt
in de eerste plaats te denken aan de vrouw,
die de kostwinster voor het gezin is.
Er zullen dan echter de noodige waar
borgen aanwezig moeten zijn, dat inderdaad
sprake is van noodgevallen. Aangenomen
mag worden, dat van noodzaak wel steeds
sprake zal zijn, wanneer het gezin, om te
komen tot een bedrag voor levensonder
houd, dat niet hooger ligt dan een normaal
arbeidersinkomen, voor een goed deel is
aangewezen op de inkomsten uit den ar
beid der vrouw. In zulk een geval kan de
vrouw zonder meer als kostwinster be
schouwd worden en geldt het verbod van
artikel 2 voor haar niet. Maar in alle an
dere gevallen zal de vrouw, die meent als
kostwinster aangemerkt te moeten worden,
in het bezit moeten zijn van een desbetref
fende geldige verklaring, door of namens
den minister van sociale zaken afgegeven,
nadat te zijneh genoegen is aangetoond,
dat het gzin voor het levensonderhoud op
den arbeid der vrouw, althans in belang
rijke mate is aangewezen.
Degene bij wien een gehuwde vrouw
werkt, anders dan ten behoeve van een
huishouding, zal er telkens van dienen te
vergewissen, of zij dien arbeid verrichten
mag.
Er zijn bepaalde soorten van „arbeid",
welke, al dan niet onder bepaalde voor
waarden, door gehuwde vrouwen verricht
moeten kunnen worden, zonder dat daar
toe een speciale toestemming vereischt is.
De minister denkt hier b.v. aan den land
bouw.
Artikel 4 van het ontwerp bepaalt dat
uitzonderingen, als hier bedoeld, bij alge-
meenen maatregel van bestuur kunnen
worden vastgesteld.
Het stelsel van vergunningen zal hier
uiteraard niet gemist kunnen worden. In
verschillende gevallen kan het gewenscht
zijn, dat een vrouw nog eenigen tijd na het
in werking treden der wet haar gewonen
arbeid kan blijven voortzetten. Maar ook
afgescheiden daarvan kunnen zich allerlei
omstandigheden voordoen, welke het noo
dig maken, dat tijdelijk de verbodsbepa
ling, van artikel 2 voor haar wordt uitge
schakeld. Die omstandigheden kunnen de
vrouw zelf betreffen, maar, waar die be
paling niet geldt voor de kostwinster, zul
len het veelal bepaalde omstandigheden in
het bedrijfsleven zijn, welke aanleiding ge-
ven tot het verleenen van een vergun
ning. Men denke b.v. aan tyden van seizoen-
drukte.
Vergunningen, als in dit artikel bedoeld,
worden op het voetspoor van de Arbeidswet
in eerste instantie door de districtshoofden
der arbeidsinspectie verleend. Bij de re
geling van het beroep artikel 5, derde
lid heeft de minister de bedrijfsraden
ingeschakeld als beroepsinstantie, hiermede
krijgen de bedrijfsraden dus een nieuwe
taak.
Volgens het vierde lid van artikel 5 kan
de minister de beslissing vrn den Bedrijfs-
raad om redenen van algemeen belang ver
nietigen en alsdan zelf een nadere beslissing
in beroep nemen.
Bij het ontbreken van den Bedrijfsraad
is de minister de normale beroepsinstantie.
Evenals de Arbeidswet kent ook de on
derhavige regeling groepsvergunningen;
vooral ook voor den landbouw in zijn ver
schillende takken kunnen deze van groote
beteekenis zijn. Zij worden verleend door
den minister. De minister zal behalve in
spoedeischende gevallen, het advies van den
bedrijfsraad moeten inwinnen alvorens
zulk een vergunning te verleenen. Gaat het
om vergunningen, welke zich over ten min
ste een half jaar uitstrekken, dan wordt bij
ontstentenis van een Bedrijfsraad en
ditzelfde geldt voor het verleenen van ver
gunningen door den minister in beroep
het advies ingewonnen van een door den
voorzitter van den Hoogen Raad van Ar
beid uit dat college samengestelde com
missie.
dien datum daadwerkelijk het melkslijters-
bedrijf uitoefenen, terwijl nieuwe bedrij
ven slechts, indien zij aan nader te stel
len vereischten voldoen, t.z.t. zullen kun
nen worden toegelaten.
Zooals uit het voorgaande blijkt, is de
minister niet van meening, dat nog bijzon
dere overgangsmaatregelen of andere
maatregelen ter bescherming van de bona
fide belanghebbenden noodig zijn.
Contingenteering invoer van schoeisel
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend tot regeling van den invoer van
schoeisel en leestklaar schoenwerk (ver
lenging).
De ontwikkeling van den toestand in de
Nederlandsche schoenindustrie is, in ver
gelijking met het vorige, gedurende het
thans verloopen contingenteeringstijdvak
van zes maanden niet van dien aard ge
weest, aldus zegt de memorie van toelich
ting, dat de betrokken bedrijven reeds
thans weerstand zouden kunnen bieden
aan een sterkeren buitenlandschen druk op
de door de scherpe onderlinge concurrentie
verzwakte binnenlandsche markt. z
De Minister achtte het daarom raadzaam
de onderhavige invoer beperkende maat
regelen voor den duur van een jaar te ver
lengen.
NATURALISATIES
En de daarmede samenhangende
problemen.
De minister van Justitie schrijft in zijn
memorie van antwoord aan de Tweede
Kamer in zake naturalisatie-ontwerpen
betreffende een groot aantal personen
o.m. het volgende:
Onderscheid naar ras of godsdienst kent
de Nederlandsche wetgeving niet. Reeds
daarom is er geen aanleiding bij het ver
leenen van het Nederlanderschap de Jood-
sche bevolkingsgroep afzonderlijk te clas-
sificeeren. Dat het overigens betrekkelijk
geringe aantal voorgedragenen van Jood-
sche afkomst, wier aanvragen aan volko
men dezelfde normen worden getoetst als
alle andere, verdeeldheid zou bevorderen,
is een opvatting, die alleen past in een
eenheidsconstructie, waarin de verdeeld
heid kennelijk van te voren is ingescha
keld.
De minister wil naar aanleiding van
in dit verband gemaakte opmerkingen
wel mededeelen, dat deelneming van
vreemdelingen aan politieke activiteit on
toelaatbaar moet worden geacht. Strenge
handhaving van dit standpunt acht hij
zoozeer geboden, dat in het vervolg, wel
licht nog scherper dan in het verleden,
ook uit beschikkingen op aanvragen tot
naturalisatie zal blijken, dat zoodanige
voortijdige belangstelling niet wordt aan
gemerkt als een goede voorbereiding voor
het Nederlandsche staatsburgerschap.
SEIZOENSVERWACHTING VOOR DEN
WINTER.
Mededeeling van het Kon. Ned. Med. Inst,
in de Bilt.
Zooals men weet, is de regenverwach
ting voor den herfst niet vervuld. Naar het
landgemiddelde gerekend, was alleen Sep
tember boven normaal, pl.m. 31 pet., Octo
ber was veel te droog, pl.m. 75 pet., No
vember nog merkbaar te droog, pl.m. 20
pet., zoodat het geheele seizoen aan den
drogen kant is geweest.
Bij deze teleurstelling zijn intusschen
twee feiten te vermelden, die het vertrou
wen in de seizoensverwachting in het al
gemeen verhoogen. Berekent men den ver
wachten neerslag voor de afzonderlijke
maanden, dan is de uitkomst:
September belangrijk boven normaal,
October slechts zeer weinig, November iets
meer.
De gang is dus geheel overeenkomstig
deze berekening geweest, doch alle maan
den hadden daarnaast een tekort, dat niet
met de berekening stemt. Het tweede feit
is, dat zeer dicht in onze nabijheid, in
Frankrijk en op de Britsche eilanden, veel
meer regen is gevallen, zoodat daar de
herfst zeker boven normaal is geweest.
Er is dus een zekere verschuiving opge
treden, die bij dergelijke verwachtingen
wel meer optreedt.
Voor den winter geven de berekeningen
uitkomsten, die voor de temperatuur niet
veel van de normale afwijken, maar voor
de neerslag wijzen op een teveel.
Er bestaat geen aanleiding, om een stren
gen, maar evenmin om een zeer zachten
winter te verwachten. De uitkomsten voor
de afzonderlijke maanden loopen, wat de
temperatuur betreft, niet veel uiteen, maar
maken het waarschijnlijk, dat het teveel
aan neerslag in Februari zou zyn te ver
wachten.