.v/AT NI-CETH-dTlVE- MEEMa^kt
tNTTEI^KlAAS-AvbNJD
Het was op Sint Nicolaasavond.
Kobus Knap, de beroemde detective, had
tot een uur of zes op straat gezworven en
rondgekeken, speurend naar misdaad. Mis
daad hing in de lucht. Het bedrog ontmoette
hij op alle straathoeken in de gedaante van
Sinterklazen en Pietermannen.
Daar deze allen op elkaar geleken en toch
geen enkele hunner beantwoordde aan het
signalement dat hij op een papiertje in zijn
zak had staan, besloot hij naar zijn kantoor
terug te keeren.
Dit privé-kantoor lag boven een winkeltje
in gebakken visch en de geur hiervan ver
vulde de geheele ruimte.
Plotseling bleel Kobus Knap ontsteld
staan; met starende oogen keek hij naar de
zwarte hand op den muur.
„Aha mompelde de detective, „de
Zwarte Hand is hier geweest en ik ben een
boon als hij niet de gedaante van een Zwarte
Piet heeft aangenomen. Ahaa
Hij nam zijn vergrootglas en bekeek de
zwarte plek.
„Juist", mompelde Knap, „ik zou de hand
overal herkennen. Ze is veertien dagen niet
gewasschen.
De Zwarte Hand was de bijnaam van een
der meest beruchte misdadigers van dezen
tijd. Hij werd door de politie gezocht
wegens diefstal van sigarenbandjes, het for-
ceeren van chocolade-automaten en nog een
heele hoop misdaden meer.
Toen de detective l ad plaats genomen
voor zijn bureau, kwam hij tot de ontdek>
king dat de Zwarte Hand een briefje had
achtergelaten.
„Waarde heer Knap", zoo stond er op
het briefje, „je denkt misschien dat je
knap bent, omdat je Knap heet, maar je
moet nog een heeleboel knapper worden
om zoo knap te zijn als ik. Ik en mijn
mannen hebben veel last van jou en we
hebben besloten dat het tijd wordt om je
eens voorgoed uit den weg te ruimen. We
zijn het er allemaal over eens dat Sm ter
klaas-avond een prachtige tijd is om dat
akkevietje op te knappen. Uit goede bron
hebben we vernomen dat je nog een
spaarpotje hebt van dertien gulden en
tweeënzestig cent We komen terug en
plunderen je uit waar je zelf bij zit.
De mannen namen plaats in de clubfau
teuils en strekten hun beenen uit.
Ieder bediende zich van een handjevol
sigaren. Hierbij waren er echter verschil
lende die de detective van de straat had
opgeraapt.
De Zwarte Hand stak er een van op. On
middellijk was de kamer gevuld met een
witte verstikkende rook. De inbrekers dach
ten dat het traangas was en holden zoo hard
naar het venster, dat ze struikelden over
elkanders Deenen.
„Ba...." riep de bendeleider, terwiji hij
de sigaar uit het venster wierp, „ik heb
betere sigaren gekend. Laten we een gramo-
foonplaatje opzetten, jongens".
Ben van de bendeleden heette Bram. Hij
wond de gramofoon op en zocht een
plaatje uit. Hij had echter met be
merkt dat de plaat gebarsten was. Nauwe
lijks had de naald de barst bereikt of er
vloog een stuk uit de plaat. De scherf kwam
terecht in den mond van de Zwarte Hand.
maar dat was zijn eigen schuld, want hij
zat ongegeneerd te gapen.
In de oogen van de Zwarte Hand vlamde
een wilde woede. De oorzaak hiervan was.
dat hij op het stuk gramofoonplaat een van
zijn kiezen had stuk gebeten.
„Nu is het genoeg bulderde de bandiet.
Je kunt ons verwachten om een
of zeven. Zorg dat je kostjuffrouw je
tafel heeft gedekt.
Zwarte Piet.alias de Zwarte Hand"
Toen detective Knap dit briefje gelezen
had, verscheen er een glimlach op zijn glad
geschoren gelaat.
„Ahaa....", mompelde hij, „dachten ze
mij te hebben? Nee nee.... dan moeten
ze toch vroeger opstaan".
Hij liep eenige malen de kamer op en
neer en dacht ernstig na. Zeven uur....
Vóór dien tijd moest hij iets gevonden heb
ben. Er restten hem nog vijf minuten....
De fluit van de gasfabriek had juist zeven
uur geblazen toen de Zwarte Hand met zijn
mannetjes de trap opkroop. Ze hadden
gummi-zolen onder hun schoenen laten
slaan, om geen geluid te maken, want ze
hoopten detective Knap te verrassen.
Toen ze de deur bereikt hadden, drukte
de beruchte bendeleider de kruk omlaag
en trad binnen.
De kamer was leeg....
De Zwarte Hand slaakte een kreet van
teleurstelling.
„Zoo", riep hij uit, „dus de vogel is ge
vlogen".
„Maar we zullen op hem wachten. Man
nen maak het je gemakkelijk".
„Doe of je thuis bent", zei de Zwarte
Hand, „en smijt de boel maar op de piano
neer".
terwijl hij de canapé door de kamer slin
gerde.
„Stil", mompelde een van zijn handlan
gers, „wat moeten de benedenburen ervan
denken".
„Dat geeft niks", brulde de Zwarte Hand,
„maling aan de buren. Ze zullen denken
dat Sint Nicolaas boven loopt te stampen
Komaan jongens, niet langer zeuren, we
gaan de brandkast openmaken. We kunnen
niet langer wachten, want ik heb koude voe
ten gekregen".
„Hoe moeten we dat ding nu open krij
gen brulde de Zwarte Hand, „heeft er
iemand een sleuteltje bij zich
Niemand had een sleutel.
„Ga er dan beneden eentje halen", bul
derde de leider.
Een der mannen ging en keerde weldra
terug met het sleuteltje van een sardine
blikje.
Het sleuteltje verdween in het sleutelgat.
De Zwarte Hand trachtte het er weer uit
te peuteren, maar dat ging niet. Hij tilde
de brandkast op en schudde haar heen en
weer.
Opeen liet de Zwarte Hand de brandkast
op zijn teenen vallen.
„Au 1" riep hij, „mijn teen".
De heele bende begon zachtjes te lachen.
Dat maakte hem nog veel woester.
„Zwijg", bulderde hij, „geef me de pook"
Een der mannen reikte hem de pook over.
De Zwarte Hand stak hem in het slot en
rukte eraan zoo hard hij kon. Daar het zeil
echter pas gewreven was, gleed de Zwarte
Hand achterover en kwam met zijn hoofd
in de goudvisschenkom terecht.
„Haaa, haaaa, haaa 1" lachte de heele
bende.
„Nu is het genoeg", riep de leider uit.
Mannen..-., moeten wij ons nog langer
laten koejeneeren
Alle mannen riepen
„Neen.
„Kom dan maar mee", hernam de Zwarte
Hand.
„We gaan allemaal naar beneder en dan
tracteer ik op gerookte Pietermannen".
Alle Pietermannen daalden de trap weer
af net als ze gekomen waren.
Maar nauwelijks waren zij de kamer uit
in het kantoor van den detective had er
een zonderlinge gebeurtenis plaats. Uit de
zwarte schoorsteen kwamen geruischloos
twee gedaanten voor den dag, die bij nader
onderzoek memand anders bleken te zijn
dan Sint Nicolaas en zijn knecht, de echte
Zwarte Piet. Sint Nicolaas wees op de
brandkast.
„Doe open", zei hij tegen zijn knecht, „dan
leggen we daar een cadeautje neer voor
Kobus Knap.
En nu bleek dat de deur heelemaal niet
op slot was geweest. Zonder nfoeite trok
Pieterman de zware deur van de brandkast
open.
Maar nu opeens.daar stapte iemand uit
de kast naar buiten.
Dit was niemand anders dan Kobus Knap.
Natuurlijk dacht hy dat de Zwarte Hand
hier vóór hem stond.
„Handen op", commandeerde de detective,
terwijl hij een straal motten uit zijn revol
ver schoot. „Ik heb jullie eens willen ver
rassen. Het spijt me voor jullie, maar be
neden staan zestig politie-agenten op jullie
te wachten".
En het had maar weinig gescheeld of
dien avond waren Sint Nicolaas en Zwarte
Piet in de gevangenis terecht gekomen. Hei
was maar een geluk dat ze allebei een pas
poort bij zich hadden en zich dus behoorlijk
konden legitimeeren.
Het spreekt vanzelf dat Kobus Knap voor
straf dien avond geen enkel cadeautje
kreeg.
En zoo eindigde het eenige echec dat
Kobus Knap heeft meegemaakt in zijn jaren
lange carrière.
Het verminkte telegram!
Het was de derde December, dat de heer
Gernt Jansen voor een zakelijke aangelegen
heid werd weggeroepen naar de schoone
Itaüaansche stad Venetië, üp zichzelf zoo
kwaad nog met, zult U denken...? Edoch...
de heer Jansen was een Hollander, en
een echte Hollander, en het eenige, wat hij
dan ook tegen dit uitstapje had. was.dat
hij dit jaar met in de gelegenheid zou zijn,
het gezellige, huiselijke Sint Nicolaasfeest
mee te vieren!
Het was hard, heel erg hard, want van
dit feest werd in des heeren Jansen familie
kring altijd iets bijzonders gemaakt! Het
was een feest, dat tot een traditie was ge
worden en geen der familieleden ontbrak
ooit op het appèl. Doch nu
Maar al zét hij dan in het verre Italië
z'n gedachten waren thuis, bij den huise-
lijken haardbij de groote vierkante
tafel, beladen met pakken en pakjes, papie
ren en touwenwaaromheen de ónderen
nu waren gezeten, knus en gezellig, zooals
hij dat kende van vorige jaren, en opééns
kwam de behoefte in hem boven, zijn fami
lieleden daarginds te laten weten, hoezeer
hij met hen meeleefde.
Een telegram.... natuurlijk! Wanneer hij
het direct verstuurde.... dan hadden ze 't
nog bijtijds
En hij snelde naar het dichtstbijzijnde
postkantoor en verzond z'n telegram.
Helaas....! Kesteren, het plaatsje, waai
's heeren Jansen wieg had gestaan, scheen
bij de posterijen een zeer onbekend oord te
zijn, want het telegram belandde eerst in
12 andere plaatsen, alvorens het aan z'n be
stemming arriveerde. Nu zult U zeggen: het
kwam er dan toch? Jawel.. dat is ook
zoo; echter in iedere plaats, waar het tele
gram binnenkwam te beginnen al aan
het postkantoor te Venetië zelf liet het
twee letters, twee opeenvolgende letters van
den inhoud achter.
Zoodoende kwam het te Kesteren aan met
nog slechts de laatste twee letters erin!
Wij vragen U, de ontredderde familie, die
voor een volslagen raadsel stond, te willen
helpen, door het geheele telegram voor haar
te ontcijferen en geven U daartoe hierondei
de plaatsnamen, van de verschillende
Nederlandsche steden en dorpen, waar het
telegram werd opgenomen, alvorens naar
Kesteren te worden doorgezonden. Hier
zijn ze
Venetië hier bleven achter de letters
V en E, naar de heer Jansen later vernam
Ook de letters, die in de volgende plaat
sen zoek raakten, komen in de plaatsnamen
voor.
Middelburg.
Groningen.
Schoonoord.
Jubbega.
Veendam.
Amerongen.
Het Ornaat van Sint
N colaas.
Wat de kleedmg van St. Nicolaas betreft.
Kunnen we volstaan met de volgende bizon-
derheden. leder stuk hiervan wordt hierbij
genummerd uitgebeeld.
1. Dit zijn de pantoffels die tot het
volledig ornaat van den bisschop be-
hooren. Het aardigste is deze uit te voeren
by voorbeeld in rood satijn, met een kleine
versiering op de neuzen.
2. Deze doek heet feitelijk: amict. Het is
een soort van hoofddoek welke echter op
den rug wordt gelegd en met bandjes onder
den hals wordt vastgeknoopt.
3. Dit is een lang wit gewaad, dat tot
den grond afhangt. De onderkanten van de
mouwen en van het kleed kunnen worden
samengesteld uit kanten of versierd worden
met borduurwerk.
4. De stola. Dit is een lange smalle band,
die om den hals hangt en recht naar beneden
aan den voorkant afhangt.
Deze stola wordt tegelijk met het witte
kleed om het middel samengesnoerd door
no. 5, de z.g.n. cingel.
6.. De kleurige mantel (liefst rood of wit),
die over dit alles heenhangt, heeft den vorm
die de afbeelding toont en wijkt dus niet
veel af van den vorm van een militaire cape.
De kap die daar in de alleroudste tijden
overheen hing, is later vervangen door een
soort borduurwerk zooals de teekening aan
toont, aan de onderzijde voorzien van een
franje of kwastje.
7. Dit kleedingstuk heet oorspronkelijk
„manipel". Het is een geborduurde band
van dezelfde kleur als de mantel, die aan
den linkerarm hangt en zijn oorsprong vond
in den gebruikelijken zweet- of neusdoek bij
de oude Romeinsche gewaden.
8. is de welbekende mijter. Deze is
niet, zooals men dikwijls aantreft, hol van
boven, maar wordt afgesloten door een
soort opvouwbare slappe voering, welke is
aangeduid door middel van een harceermg.
Van achter hangen twee banden af. Het is
„correct" wanneer men den mijter de kleur
van de groote „kap" en de manipel geeft.
9. De handschoenen hebben doorgaans
dezelfde kleur als de muiltjes. Ook daar
voor is rood-satijn het aardigste.
No. 10. De ring wordt over de handschoe
nen aan den middenvinger geschoven, dus
•^Gjr=oleW>er' teil uil
Zgxi pop.een toLeen autoped....)
uanb...gaje eenk?ee,dW'e...
.Naar1 bed! J
niet eronder, zooals dat tegenwoordig in het
dagelijksche leven gebruikelijk is.
11. De bekende staf. Een vermeldens
waardige bijzonderheid hiervan is, dat deze
door Sint Nicolaas gedragen moet worden
met de krul naar buiten gekeerd, dus niet
naar binnen. Van oudsher beteekent dit, dat
de macht van Sint Nicolaas als bisschop een
macht „naar buiten" was, namelijk over zijn
bisdom of machtsgebied. De krul naar bin
nen wordt door abten gedragen, d.w.z. door
oversten van abdijen wier macht „naar bin
nen gekeerd" werd beschouwd.
Bentveld.
Beesterzwaag.
Heelsum.
Purmerend.
Prmsenhage.
Lisse.
Kesteren de belde letters, die te Kes
teren werden ontvangen, waren ES.
Hoe luidt het telegram
'sasudms iaaA jam uagaouaS TaaA
ou asTa aA
ipmj guissoido aa
B=K
Wat zal ik ze geven..?
Guus Betlem Jr.
Wat zal ik ze geven? zoo luidt er vandaag
In duizend gezinnen de eendere vraag,
Nu 't feest van den Sint is gekomen,
En 't maantje weer schijnt door de boomen.
De stoomboot uit Spanje de haven inglijdt,
En ginds op de daken, de schimmel weer
Lrydt,
De winkels weer strólen van 't licht.
En wij, van ons éérste gedicht
Wat zal ik ze geven? m'n ouders, m'n broer.
M'n zuster, m'n vrienden? nou, 'tis maar
Lgeen toer,
Om steeds weer wat nieuws te bedenken,
Zoo télloos ook zijn de geschenken
Wat zal ik ze geven....? 'kBezit niet
[zoo veel,
En 'khad toch zoo graag voor een ieder z'n
Ldeel,
Iets waar-ie eens écht wat aan heeft,
Wat langer plezier van beleeft
Wel.geef ze een blij en een zonnig gezicht!
En geeft ze wat méér, dan je zuiverste plicht!
Je kracht in hun moeilijkste dagen,
Je steun nog aléèr ze die vragen!
Een lach die oprecht is een woord
Lwelgemeend,
Wat warmte, een band, die ze met je vereent,
Geef iets van.jezélf, en ik denk
Dat is wel hun móóiste geschenk!
ua^aoyjaioq ua uaddoiu 'sjadde fry iSuaig
"uayaozaq juioy puej suo seeiyjajurs syv
snqaj Suissojdo