de parochie-kerk van zoetermeer rechtzaken VRIJDAG 26 NOVEMBER 1937 DE LEFDSCHE COURANT VIJFDE BLAD. - PAG. 17 door A. N DUINISVELD pr. VI. Pastoor De Greef stierf in 1732 en werd opgevolgd door Jacobus van der Weyden, omstreeks 1699 geboren te Utrecht 1). In Oct. 1732 werd hij van Gouda, waar hij ka pelaan was, door C. J. Barchman Wuytiers, den „pretensen bisschop van Utrecht", naar Zoetermeer gezonden. Ook onder dezen pastoor heeft Mgr. Var- let het kerkje te Zoetermeer bezocht, en wel om er het H. Vormsel toe te dienen. Den 22en Maart 1746 werd Van der Wey den verplaatst naar Eikenduinen, terwijl ihij het jaar daarvoor reeds ziek naar Utrecht was vertrokken. Hij werd opgevolgd door Antonius van Werckhoven. Deze was geboren in 1710 te Culemborg. Den 29sten Mei 1745 werd hij geadmitteerd te Zoetermeer, waar hij pastoor bleef tot 27 Febr. 1752, toen hij verplaatst werd naar Gouda. Hij stierf 3 Dec. 1788. De opvolger van i. astoor Van Werckho ven was Joannes Baptista Eugenius Gijse- linck, geboren te Gaveren. Reeds in Dec. 1754 vertrok hij naar Hil versum en overleed 10 Juni 1800. De laatste Jansenistische pastoor was Willem Joannes Osij, geboren te Rotter dam. Den 14den Jan 1755 werd hij te Zoe termeer geadmitteerd. Het kerkelijk leven liep in die jaren steeds meer achteruit, omdat de Katholie ken van Zoetermeer van het Jansenisme geheel afkeerig waren. Toch werd de Statie als een van hun voornaamsten gerekend, zooals blijkt. Bij den laatsten pastoor, Willem Osij, kwamen er ten slotte slechts 17 menschen in de kerk, terwijl er geen Doopsel meer werd toegediend. Pastoor Osij gaf den moed op en ver liet de Statie. Hij werd pastoor te Vianen en stierf 29 Mei 1781. Onmiddellijk hebben eenige katholieken hun best gedaan een rechtgeloovigen pastoor te krijgen, vooral toen zij vernamen, dat een Fransche Ora- toriaan, Remigius de la Croix, wonend te Utrecht, die reeds kapelaan was geweest te Rotterdam en te Schoonhoven, aan de Ed. Mog. Gec. Raden admissie voor Zoe termeer had aangevraagd. 2) Katholieke ingezetenen richtten zich met een verzoekschrift tot diezelfde Gec. Ra den om een pastoor „een Roomsch werelds priester, geboren in deze provintie". Ge volg was, dat De la Croix niet werd toege laten Daarop verzochten zij voor Zoetermeer admissie voor Wilhelmus van Weetering, geboren te Alkemade, tot 1753 kapelaan ge weest zijnde te Rijpwetering, een man van vrede. Den 9den Sept. werd hij geadmitteerd als pastoor van Zoetermeer. Daarmee was de strijd nog niet uit; toen Van Weetering in Zoetermeer kwam, vond hij de kerk en pastorie nog steeds in han den der Jansenisten, zoodat hij gedwongen was elders zijn intrek te nemen. Het eerste jaar van zijn pastoraat in Zoe termeer woonde Van Weetering in de pas torie van Nootdorp, terwijl hij de H. Mis las in een boerenwoning aan den Voor weg gelegen, bij den Middenweg naar Delft, toen ter tijd in eigendom van Cors van der Poel. In 1758 echter kregen de Katholieken hun schuurkerkje terug, toen eenige bekende Jansenistische personen hun verzet tegen de moederkerk opgaven. Als eerste kerkmeesters na het Jansenis tische tijdperk wofden vermeld: Jan van der Salm, Leen van 't Hout, Japik van der Poel en Arie Kok.. In het Missieverslag van Molinari 3) van 1758, wordt pastoor Van Weetering ge noemd een „in leer en zeden uitmuntend missionaris". Terwijl het verslag van Ghi- lini over hem zegt, dat hij was een goed en werkzaam man. Bij den aanvang van zyn pastoraat in 1758 telde zijn Statie 125 communicanten. Op zijn verzoek kreeg hij den 8sten Maart 1768 verlof, het schuurkerkje met een loods te vergrooten, en in Augustus van dat jaar had de eerste kerkdienst in de ver- groote kerk plaats. 4) Met pastoor Neerincx van Stompwijk kreeg Van Weetering een kwestie over de Katholieken, die in den Meerpolder woon den, en die Neerincx aan zijne Statie wilde trekken. Pastoor Van Weetering is te Zoetermeer gebleven, tot het jaar 1771, toen hij pas toor werd te Vogelenzang, vanwaar hij in 1776 vertrok naar Roelofarendsveen. Daar overleed hij op 11 April 1781, en werd begraven te Rijnsaterwoude De lijkrede 5) werd uitgesproken door pastoor Witbols, die den overledene prees om zijn gave, dat hij zoowel te Zoetermeer als te Roelofarendsveen de Katholieken en de Jansenistisch-gezinden broederlijk wist bijeen te brengen. „Moet de ondervinding van omtrent 5 jaren voor u niet getuigen van zijn liefde rijk gedrach? Werd er meer dan gemeene wijsheid verzocht om dien dikken scheids muur, die, eene halve eeuw, te jammerlijk deze uwe gemeente verdeelde, af te bre ken? Was hij het niet, welke dien dermate geslecht heeft, dat de eene steen op den on deren niet gebleven zij, maar allen tot eenen schaapstal en tot eenen harder ge- bragt zijn? En wat konde men anders van zijne onderneming verwachten, daar hij er reeds een roemwaardig voorbeeld van had gegeven in de gemeente van Zoetermeer, alwaar hij geroepen was om hetzelfde werk te verrichten?" 6) Jansenistische pastoors zonder parochia nen De katholieke pastoor cele breert in een boerenwoning. De moei lijkheden zijner op volgers. Oranje- gezinden en Patriotten. Na het vertrek van Van Weetering naar Vogelenzang werd Joës Cornelis Maas, zijn opvolger; den 24sten Juli 171 kreeg hij ad missie als pastoor van Zoetermeer. Joës Maas werd geboren in 1739. In 1767 was hij kapelaan bij pastoor J. B. Wijnouts te Overveen. 7) Als pastoor van Zoetermeer heeft hij ge werkt aan de verbetering van het kerkje aan den Voorweg; en in 1786 kreeg hij ver lof om roode pannen op het dak te leg gen en een venster bij het orgel aan te brengen. 8) Volgens de „Status Missionis Batavae", was zijn Statie, die in 1758 nog slechts 125 communicanten telde, tijdens zijn pasto raat aangegroeid tot 380 communicanten 9) In 1787 werd Joës C. Maas pastoor te Berkenrode, waar hij op 28 Maart 1810 overleed; hij werd begraven in de kerk te Heemstede. Den 17den April 1787 werd als zijn op volger te Zoetermeer geadmitteerd Ber- nardus Ten Hondijk. Van 1775 tot aan zijn komst naar Zoe termeer was hij pastoor te Schoorl 10). Wegens zijn slecht gedrag moest hij afstand doen van die Statie, waarna hij pastoor werd te Zoetermeer. Ook vandaar kwa men er klachten over hem bij den aarts priester Ten Hulscher, waarop Ten Hon dijk een kapelaan vroeg, dien hij in 1790 kreeg, in den persoon van Wilhelmus Joës van Dinter. Ook dit bracht ten slotte geen verbete ring, zoodat de aartspriester besloot den pastoor uit zijn bediening te ontslaan. 11) Den 26sten September 1791 werd hij ont slagen uit zijn bediening, onder voorwaar de van een jaarlijksche uitkeering door zijn opvolger te betalen. Reeds in 1793 maakte pastoor De Haan bezwaar tegen die uitkeering wegens de moeilijke tijdsomstandigheden, en moest Ten Hondijk zich beklagen over „wanbe taling van zijn nazaat." 12) Op 7 September 1814 overleed hij te Coesfeld. In het begin van zijn pastoraat, heeft pastoor Ten Hondijk de roerige tijden be leefd van de reactie der Oranjegezinden te gen de Patriotten, die ook in Zoetermeer fel tegenover elkaar hebben gestaan, zoo als blijkt uit eenige stukken uit het Ge meente-archief. 13) Terwijl de pastoors uit de buurtstaties moesten vluchten voor het „Oranjegrauw", zooals de pastoors van Stompwijk en Zoe ter woude, schijnt Ten Hondijk, rustig in zijn pastorie, wat verder verwijderd van het dorp, het brandpunt van het oproer, te zijn gebleven, ofschoon verschillende van zijn parochianen danig van de Oranje gezinden hebben te lijden gehad. B. ten Hondijk werd te Zoetermeer op gevolgd door Jacobus de Haan, een Ha genaar, die kapelaan was geweest te Edam (1772) en te Ouderkerk, en pastoor te II- pendam van 1776 tot 1783 en daarna de Ku- delstaart tot 1791. Den 13den October van dat jaar werd hij geadmitteerd als pastoor van Zoetermeer. 14) Volgens de opgave van pastoor De Haan aan de gemeentebesturen van Zoetermeer en Zegwaart, 15) gedaan in September 1798. bedroeg het aantal paschantes 413, terwijl het totaal aantal katholieken, in Zoetermeer alleen, bedroeg 386 in 1797 en 404 in 1798 16) Heel vredig heeft pastoor De Haan in zijn Statie niet geleefd. Reeds in 1792 klaagt hij bij Ten Hul scher over zijn gemeente. 17) Daarbij kwam de kwestie over de plaats van de kerk. De inwoners van Zewaart, met den ambachtsheer, den Heer Osij aan het hoofd, wilden een kerk hebben in Zeg waart, omdat de kerk aan den Voorweg veel te ver van hen verwijderd lag. Men wilde het kerkje aan den Voorweg wel la ten bestaan, als er maar in Zegwaart of in de kom van het dorp Zoetermeer, een tweede kerkje werd gebouwd, waarin we kelijks de H. Mis werd gelezen door een kapelaan, die bij den pastoor aan den Voor weg kon inwonen. Pastoor De Haan schijnt zich daartegen fel te hebben verzet, en had daarbij den steun van de Katholieken aan den Voor weg en van Wilsveen. In de jaren 1792 en 1793 zijn tusschen den pastoor en den aartspriester, en tusschen dezen en den Heer van Zegwaart, ver schillende brieven gewisseld. 18) De aartspriester zelf had groote bezwa ren tegen den bouw van een tweede kerk je in de Statie Zoetermeer, en besliste, dat de toestand zou blijven zooals die was: bij welk besluit de Katholieken van Zegwaart zich hebben neergelegd. 19) Behalve deze moeilijkheden had pastoor De Haan te kampen met geldgebrek, het geen hem blijkbaar ook reeds te Kudel- staart gehinderd had, want in September 1789 vroeg zijn moeder aan den aartspries ter om promotie voor haar zoon „wegens zijn schulden". 20) Als pastoor van Zoetermeer klaagde hij in October 1793 zelf over zijn geringe inkom sten, en verzocht hij aan den aartspriester om ontheven te worden van de jaarlijk sche uitkeering aan zijn voorganger B. ten Hondijk. 21) In 1800 beginnen de klachten over pas toor De Haan opnieuw; weer waren er moeilijkheden ontstaan met zijn parochia nen. 22) Het gevolg is ten slotte geweest, dat De Haan om zijn ontslag vroeg, en den 28sten October 1802 afstand deed van zijn Sta tie. Een jaar lang bleef hij uit de bedie ning, maar in 1803 werd hij benoemd tot pastoor van de buurtstatie Nootdorp. Ook daar achtervolgde hem het noodlot en had hij geldgebrek, omdat wegens den arme- lfjken staat der Statie, de kerkmeester wei gerden de gestelde uitkeering voor zijn le vensonderhoud te betalen, zoo, dat de aartspriester Cramer medelijden had met den ongelukkigen De Haan, doch in een brief aan Ocke van Febr. 1813 zijn on macht bekende om daarin verandering aan te brengen en „die halStarrige boeren" te dwingen, gezien het feit, dat juist de re geering in het Fransche tijdperk de pries ters als staatsambtenaren wilde salariee- ren, en dezekwestie in Nootdorp voor haar gereede aanleiding zou kunnen wor den om dat plan uit te voeren. 23) Den 9den Augustus 1813 overleed De Haan als pastoor van Nootdorp, 68 jaar ouu, in het 42ste jaar van zijn priester schap. Na de abdicatie van De Haan was in Zoetermeer hem opgevolgd Antonius Fran- ciscus van den IJver, een Amsterdammer van geboorte. Hij studeerde te Leuven en was in 1789 kapelaan in Den Haag. Van 1797 af was hij de eerste pastoor v?n de Statie Hazers\Voude (dorp), waar hij als pastoor met ijver heeft gewerkt. Van Hazerswoude kwam Van den IJver 1 November 18Ó2, naar Zoetermeer en vond daar het kerkje aan den Voorweg, een oud en vervallen gebouw, met nog een schuld van 2800 gld. 24) Het aantal zielen van zijn Statie be droeg 830; hét aantal communicanten 620, zooals blijkt uit 't Missieverslag van Ten Hulscher van 1807. 25) Pastoor Van den IJver begon met het kerkje te restaureeren en wat te ver fraaien; ook kocht hij eénige zilveren kerk sieraden aan. Jn 1808 werd hij door pastoor Vredeveld in een brief aan Ten Hulscher genoemd als een geschikte candidaat voor den post van aalmoezenier bij Koning Lodewijk. 28) Reeds in 1809, den léden Maart, over leed pastoor Van den IJver, bijna 48 jaar oud. Zijn opvolger was Antonius van Stockum. Hij werd geboren in Rotterdam, stu deerde te Leuven en was kapelaan te Dor drecht en te Amsterdam in het Begijnhof. Sinds 1807 was hij pastoor te Wormer- veer, vanwaar hij in 1809 naar Zoetermeer kwam. Van de Statie werd Benthuizen afge scheiden en gevoegd bij Hazerswoude. Onder het pastoraat van Van Stockum kwam weer voor den dag de oude kwestie om een tweede kerkje in Zegwaart te heb ben, of een nieuwe kerk te bouwen. 1) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. XVII, bladz. 230. 2) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. XXIII, bladz. 306 e.v. 3) Archief Aar'tsb. Utrecht: dl. VIII, bladz. 339. 4) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. XXII, bladz. 65. 5) Witbols, M. H.: De getrouwe en wijze huisvoogd ter uïfvaarte des éenwaar- digen Heere Wilhelmus van Wetering, in leven RP., en eertijds pastoor te Zoeter meer, en laatst in Roelofarendsveen. 6) L.c.: bladz. 17. 7) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. III, bladz. 348. 8) L.c. dl. XXII, bladz. 65. 9) Archief Aartsb. Utrecht: dl. VIII, bladz. J21. 10) Haarl. Bijdragen, dl. LIII, bladz. 386. 11) L.c. bladz. 386. 12) L.c. bladz. 387. 13) Zie bijlage II. 14) Haarl. Bijdragen, dl. LIII, bladz. 387. 15) Gemeente-archief van Zoetermeer. 16) In het gemeente-archief berusten twee staten van het aantal zielen der ge meente Zoetermeer, volgens hun godsdien stige gezindheid, samengesteld 15 Febr. 1797 en 25 Oct. 1798. In 1797 was het getal inwoners 737, waarvan 311 Gereformeer.^n, 386 R.-K., 17 f Remonstranten, 2 Lutherschen, en enkele anderen. In 1798, 740 zielen, waarvan 315 Gereformeerden, 404 R.-K., 10 Remonstran ten, 6 Lutherschen. 17) Bijdr. Bisd. Haarl. dl. XLII, bladz. 133. 18) L.c.: dl. XLII, bladz. 134 e.v. 19) Haarl. Bijdragen, dl. LIV, bladz. 400—401. 20) L.c.:dl. LIII, bladz. 387. 21) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. XLII, bladz. 141. 22) L.c.: dl. XLII, bladz. 177, e.v. 23) Haarl. Bijdragen, dL LIII, bladz. 388. 24) Bijdr. Bis. Haarl. dl. XLIV, bladz. 416. 25) L.c. dl. XLI, bladz. 282. 26) L.c. dl. XLI, bladz. 282. 27) L.c. dl. L. bladz. 129. Urmr-W:-'' Zwart als da Nacht! geen drie meter zicht en dan n.og zonder achterlicht? 'tls 'n poging tot zelfmoord om zonder achterlicht te rijden (om van stilstaan heelemèèl niet te sprekenl) Alleen reeds het transport naar een ziekenhuis Is l}eel wat duurder dan de aan schaffing van een veilig achter* lichtl HAAGSCHE RECHTBANK. Uitspraken. De groentenhandelaar J. R. uit R ij n s- b u r g had een eisch tegen zich gehoord wegens overtreding van de tuinbouwcri- siswet van 25 subs. 10 dagen. De recht bank hedenmorgen uitspraak doende ver oordeelde verdachte tot een geldboete van 10 subs. 2 dagen. Dezelfde verdachte had nogmaals te recht moeten staan nu voor een overtre ding van de Nederlandsche Sierteelt Cen trale n.l. het geteeld hebben van bloem bollen zonder vergunning. Ook hier had de Officier een geldboete geëischt van 25 subs. 10 dagen, zijnde in beide zaken bevestiging van het vonnis va,n den Leidschen kantonrechter, tegen welk vonnis verdachte in hooger beroep was gekomen. De uitspraak in deze zaak werd eveneens 10 subs. 2 dagen. De Officier had tegen G. van D. uit .Alphen bevestiging gevraagd van een vonnis van den Alphenschen kantonrech ter, die verdachte veroordeeld had wegens het niet willen verstrekken van inlichtin gen aan den R. v. Atot een geldboete van 25 subs. 8 dagen. De rechtbank uitspraak doende veroor deelde verdachte tot een geldboete van ƒ4 subs. 2 dagen. De slager J. S. uit W a s s e n a a r had wegens het in voorraad hebben van een te groote hoeveelheid gesmolten dierlijk vet en reuzel een ei-rch tegen zich gehoord van 200.subs, twee maanden. Hedenmorgen werd hij door de Haag- sche rechtbank veroordeeld tot een geld boete van 100 subs. 25 dagen. De Officier had in de zaak tegen M. v. d. A. uit S t o m p w ij k wegens een over treding van het melkbesluit het O. M. niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank evenwel, was van andere gedachten en achtte het ten laste gelegde wel bewezen op verschillende gronden en veroordeelde verdachte tot een geldboete van 10 subs. 2 dagen. W. P. van P. uit Noordwijkerhout had wegens het niet schoon houden van zijn sloot een eisch tegen zich gehoord van 12 subs. 6 dagen. De uitspraak werd schuldig verklaring zonder oplegging van straf. De Leidsche.schipper H. W. v. d. W. had wegens overtreding van de bevrach- tingswet een eisch tegen zich gehoord van 15 subs. 5 dagen. De rechtbank uitspraak doende sprak verdachte vrij. H. F., had in een bocht te Hazers- w ou d e een auto aangereden van H. L. M. uit Lisse, welke auto aldaar geparkeerd stond. De Officier had ontslag van recht ver volging gevraagd, omdat verdachte de auto niet eerder had kunnen zien dan toen het te laat was. De rechtbank achtte het ten laste geleg de niet bewezen en sprak verdachte vrij. De veehouder C. A. v. d. A. uit Stomp wijk werd wegens een overtreding van de ongevallenwet verschillende malen ge pleegd, veroordeeld tot een totale geld boete van 100 subs. 100 dagen. De Officier had twee geldboeten ge- eischt elk van 50.subs. 25 dagen. De valsche naam. A. S. uit L e i d e n, verscheen in hoo ger beroep van een vonnis van den Leid schen kantonrechter, wegens het opge ven van een valschen naam waarvoor hij veroordeeld was tot een boete van 10 subs. 4 dagen. De agent van politie D. J. T. uit Kat wijk verklaarde, dat hij de verdachte in Augustus had betrapt op een overtreding, maar dat hij hem toen niet bereiken kon. Dit had hij pas gedaan op 5 October toen hij verdachte weer eens tegen kwam. De agent was zeer pertinent in zijn verkla ring eh wist zeker, dat hij de goede per soon voor had. Verdachte was echter in hooger beroep gekomen, omdat hij van niets wist en omdat hij nergens vanaf wist, had hij maar een valschen naam opgegeven. De Officier ging geheel op de verkla ring van den agent af en vroeg bevesti ging van het vonnis. Uitspraak over 14 dagen. Het bedorven vleesch. C. v. d. L., veehouder uit A1 p h e n was niet tevreden geweest met een von nis van den Alphenschen kantonrechter, die hem veroordeeld had tot een hooge geldboete wegens het aanwezig hebben van vleesch van minder deugdelijke kwa liteit. Een keurmeester uit Alphen ver klaarde, dat hij vleesch had aangetroffen van minder goed gehalte en bovendien twee kalveren alles verpakt in jute zak ken. Verdachte gaf toe het vleesch aanwezig gehad te hebben, evenzoo de beide kal veren. Deze laatste waren evenwel dood geboren en, evenals het andere vleesch, bestemd voor varkensvoer. Hij had heele- maal geen bedoeling om de keuringswet te willen ontduiken, want hij had den keurmeester willen waarschuwen. President: „Dan zou ik dat voortaan maar wat vlugger doen". Nadat verdachte nogmaals zijn goede trouw betuigd had vroeg de Officier be vestiging van het vonnis van den kan tonrechter. De uitspraak werd bepaald op over 14 dagen. Overtreding Vaarreglement van Zuid-Holland. D. H. uit L e i m u i d e n, was wegens het varen in verboden water met motor- kracht door den Leidschen kantonrechter veroordeeld tot een geldboete van 7.50 subs. 3 dagen. Verdachte ontkende met motorkracht gevaren te hebben, maar twee tuinders uit L e i m u i d e n, M. en N. Turk, hadden gezien, dat er achter de boot schroefwa- ter werd opgeworpen en verder verklaar den deze getuigen nog, dat de kanten van de Kerksloot afbrokkelden door zulk een manier van varen. De Officier vroeg bevestiging, waarna de rechtbank de uitspraak bepaalde op over 14 dagen. Het vliegtuig dat te laag vloog en daardoor verongelukte. R. V. van T. uit Delft was in hooger be roep gekomen van een vonnis van den Delftschen kantonrechter, die hem wegens overtreding van de luchtvaartwet veroor deeld had tot een geldboete van 200 subs. 100 dagen. Het geval had zich als volgt voorgedaan. Verdachte was op het vliegveld Ypen- burg gekomen bij den chef-instructeur As jes om een vliegtuig. Deze had hem een vliegtuig verschaft en had er op gewezen niet te laag te vliegen. Verdachte was 'toen in de richting van den Nieuwen Waterweg gevlogen, een passagiersboot tegemoet, waarop het meisje van verdachte vertoefde. In de buurt van Maassluis was verdachte om het vertrekkende schip gaan cirkelen op een hoogte, die varieerde van 10 tot 50 M. Hij had evenwel geen rekening gehouden met het verschil in temperatuur welke Loven het schip opwaarts steeg en uit den aard der zaak veel warmer was dan de temperatuur daar buiten. Zoodoende was het vliegtuig op de grens van het koude en warme gebied in een remous gekomen, waardoor de linkervleugel van het vlieg tuig het water raakte en afbrak. Als deskundigen werden gehoord de chef instructeur van de vliegschool Ypenburg en een inspecteur van den luchtvaartdienst de heer J. v. d. Heyden uitW assenaar Zij bleven geheel bij hun schriftelijk rap port, waarbij de heer Asjes nog opmerkte, dat het niet altijd gevaarlijk is om lager dan 50 M. te vliegen. Dat hangt van den be stuurder af in de eerste plaats en ten twee de van de weersomstandigheden. De Officier van Justitie Mr. Rouffaer, achtte evenwel het vonnis van den Delft schen kantonrechter juist gewezen en vroeg bevestiging. De verdediger van verdachte Mr. Pen ning vroeg op verschillende gronden vrij spraak subs, een clemente straf, aangezien verdachte al zwaar genoeg gestraft is. Zoó is o.a. zijn vliegvergunning ingetrokken voor den tijd van twee jaar, omdat de luchtvaartschool in deze een voorbeeld had willen stellen. De rechtbank zal een en ander nog nader overwegen en over 14 dagen vonniswijzen. COMMISSIONAIR IN EFFECTEN VERDACHT VAN VERDUISTERING. Een commissionair in effecten te Amster dam heeft in het jaar 1921, vóórdat hij nog commissionair was, van een dame, met wier familie hij persoonlijk bekend was, een aantal effecten ontvangen, vergezeld van een volmacht, waarin hem de onbeperkte bevoegdheid werd gegeven om namens zijn lastgeefster alle denkbare transacties op financieel gebied te verrichten. Hij heeft met deze effecten gespeculeerd, met het gevolg, dat het kapitaal verloren is gegaan, en zelfs met een debetsaldo is geëindigd. De justitie, in 1936 van deze feiten verne mend, meent op grond van verschillende omstandigheden, dat verdachte dit vermo gen verduisterd heeft. Verdachte stelt zich echter op het standpunt, dat hij uitsluitend voor rekening van zijn lastgeefster onge lukkig heeft gespeculeerd en dat zulks, nu hij van bovenbedoelde volmacht voorzien was, geen strafbaar feit oplevert. Tooneel te Zoeterwoude (H.-R.). In verslag R.-K. Volksbond H. Rijn dijk Zoeterwoude staat opgegeven film avond „Concordia" (3 Dec.), dit moet zijn Dinsdag (7 Dec). Wat de geachte inzender van het ver slag in de laatste alinea bedoeld is mij niet duidelijk. De bedoeling zal wel zijn, het tooneel in z'n geheel religieus te maken, of wel leekenspel op te voeren. De inzender is van meening, dat er voor dergelijke stukken wel krachten te krij gen zijn, maar daarnaast kan men ook de vraag stellen, of die krachten bereid zul len zijn altijd in ernstige stukken te blij ven studeeren. Om de moed er bij de spelers als wel bij de toeschouwers in te houden, zou ik den in zender in overweging willen geven,, een ruimere blik in het leven te werpen en zich in te denken dat op een gepaste wijze de lachspieren ook eens moeten werken. Hopende dat de spelers van „Liefde voor Tooneel" zich niet zullen laten ontmoedi gen, maar vol moed zoowel voor 't komi sche als wel voor het ernstige tooneel zullen blijven werken, teeken ik, Hoogachtend, J. GIEZEN, Voorzitter R.-K.- Volksbond, oZe terwoude H.-Rjjndijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 17