de parochie-kerk van zoetermeer
rechtzaken
VRIJDAG 26 NOVEMBER 1937
DE LEFDSCHE COURANT
VIJFDE BLAD. - PAG. 17
door A. N DUINISVELD pr.
VI.
Pastoor De Greef stierf in 1732 en werd
opgevolgd door Jacobus van der Weyden,
omstreeks 1699 geboren te Utrecht 1). In
Oct. 1732 werd hij van Gouda, waar hij ka
pelaan was, door C. J. Barchman Wuytiers,
den „pretensen bisschop van Utrecht",
naar Zoetermeer gezonden.
Ook onder dezen pastoor heeft Mgr. Var-
let het kerkje te Zoetermeer bezocht, en
wel om er het H. Vormsel toe te dienen.
Den 22en Maart 1746 werd Van der Wey
den verplaatst naar Eikenduinen, terwijl
ihij het jaar daarvoor reeds ziek naar
Utrecht was vertrokken.
Hij werd opgevolgd door Antonius van
Werckhoven.
Deze was geboren in 1710 te Culemborg.
Den 29sten Mei 1745 werd hij geadmitteerd
te Zoetermeer, waar hij pastoor bleef tot
27 Febr. 1752, toen hij verplaatst werd
naar Gouda. Hij stierf 3 Dec. 1788.
De opvolger van i. astoor Van Werckho
ven was Joannes Baptista Eugenius Gijse-
linck, geboren te Gaveren.
Reeds in Dec. 1754 vertrok hij naar Hil
versum en overleed 10 Juni 1800.
De laatste Jansenistische pastoor was
Willem Joannes Osij, geboren te Rotter
dam. Den 14den Jan 1755 werd hij te Zoe
termeer geadmitteerd.
Het kerkelijk leven liep in die jaren
steeds meer achteruit, omdat de Katholie
ken van Zoetermeer van het Jansenisme
geheel afkeerig waren.
Toch werd de Statie als een van hun
voornaamsten gerekend, zooals blijkt.
Bij den laatsten pastoor, Willem Osij,
kwamen er ten slotte slechts 17 menschen
in de kerk, terwijl er geen Doopsel meer
werd toegediend.
Pastoor Osij gaf den moed op en ver
liet de Statie. Hij werd pastoor te Vianen en
stierf 29 Mei 1781. Onmiddellijk hebben
eenige katholieken hun best gedaan een
rechtgeloovigen pastoor te krijgen, vooral
toen zij vernamen, dat een Fransche Ora-
toriaan, Remigius de la Croix, wonend te
Utrecht, die reeds kapelaan was geweest te
Rotterdam en te Schoonhoven, aan de
Ed. Mog. Gec. Raden admissie voor Zoe
termeer had aangevraagd. 2)
Katholieke ingezetenen richtten zich met
een verzoekschrift tot diezelfde Gec. Ra
den om een pastoor „een Roomsch werelds
priester, geboren in deze provintie". Ge
volg was, dat De la Croix niet werd toege
laten
Daarop verzochten zij voor Zoetermeer
admissie voor Wilhelmus van Weetering,
geboren te Alkemade, tot 1753 kapelaan ge
weest zijnde te Rijpwetering, een man van
vrede.
Den 9den Sept. werd hij geadmitteerd als
pastoor van Zoetermeer.
Daarmee was de strijd nog niet uit; toen
Van Weetering in Zoetermeer kwam, vond
hij de kerk en pastorie nog steeds in han
den der Jansenisten, zoodat hij gedwongen
was elders zijn intrek te nemen.
Het eerste jaar van zijn pastoraat in Zoe
termeer woonde Van Weetering in de pas
torie van Nootdorp, terwijl hij de H. Mis
las in een boerenwoning aan den Voor
weg gelegen, bij den Middenweg naar
Delft, toen ter tijd in eigendom van Cors
van der Poel.
In 1758 echter kregen de Katholieken hun
schuurkerkje terug, toen eenige bekende
Jansenistische personen hun verzet tegen de
moederkerk opgaven.
Als eerste kerkmeesters na het Jansenis
tische tijdperk wofden vermeld: Jan van
der Salm, Leen van 't Hout, Japik van der
Poel en Arie Kok..
In het Missieverslag van Molinari 3)
van 1758, wordt pastoor Van Weetering ge
noemd een „in leer en zeden uitmuntend
missionaris". Terwijl het verslag van Ghi-
lini over hem zegt, dat hij was een goed
en werkzaam man.
Bij den aanvang van zyn pastoraat in
1758 telde zijn Statie 125 communicanten.
Op zijn verzoek kreeg hij den 8sten Maart
1768 verlof, het schuurkerkje met een loods
te vergrooten, en in Augustus van dat
jaar had de eerste kerkdienst in de ver-
groote kerk plaats. 4)
Met pastoor Neerincx van Stompwijk
kreeg Van Weetering een kwestie over de
Katholieken, die in den Meerpolder woon
den, en die Neerincx aan zijne Statie wilde
trekken.
Pastoor Van Weetering is te Zoetermeer
gebleven, tot het jaar 1771, toen hij pas
toor werd te Vogelenzang, vanwaar hij in
1776 vertrok naar Roelofarendsveen.
Daar overleed hij op 11 April 1781, en
werd begraven te Rijnsaterwoude
De lijkrede 5) werd uitgesproken door
pastoor Witbols, die den overledene prees
om zijn gave, dat hij zoowel te Zoetermeer
als te Roelofarendsveen de Katholieken en
de Jansenistisch-gezinden broederlijk wist
bijeen te brengen.
„Moet de ondervinding van omtrent 5
jaren voor u niet getuigen van zijn liefde
rijk gedrach? Werd er meer dan gemeene
wijsheid verzocht om dien dikken scheids
muur, die, eene halve eeuw, te jammerlijk
deze uwe gemeente verdeelde, af te bre
ken? Was hij het niet, welke dien dermate
geslecht heeft, dat de eene steen op den on
deren niet gebleven zij, maar allen tot
eenen schaapstal en tot eenen harder ge-
bragt zijn? En wat konde men anders van
zijne onderneming verwachten, daar hij er
reeds een roemwaardig voorbeeld van had
gegeven in de gemeente van Zoetermeer,
alwaar hij geroepen was om hetzelfde werk
te verrichten?" 6)
Jansenistische pastoors zonder parochia
nen De katholieke pastoor cele
breert in een boerenwoning. De moei
lijkheden zijner op volgers. Oranje-
gezinden en Patriotten.
Na het vertrek van Van Weetering naar
Vogelenzang werd Joës Cornelis Maas, zijn
opvolger; den 24sten Juli 171 kreeg hij ad
missie als pastoor van Zoetermeer.
Joës Maas werd geboren in 1739.
In 1767 was hij kapelaan bij pastoor J.
B. Wijnouts te Overveen. 7)
Als pastoor van Zoetermeer heeft hij ge
werkt aan de verbetering van het kerkje
aan den Voorweg; en in 1786 kreeg hij ver
lof om roode pannen op het dak te leg
gen en een venster bij het orgel aan te
brengen. 8)
Volgens de „Status Missionis Batavae",
was zijn Statie, die in 1758 nog slechts 125
communicanten telde, tijdens zijn pasto
raat aangegroeid tot 380 communicanten 9)
In 1787 werd Joës C. Maas pastoor te
Berkenrode, waar hij op 28 Maart 1810
overleed; hij werd begraven in de kerk
te Heemstede.
Den 17den April 1787 werd als zijn op
volger te Zoetermeer geadmitteerd Ber-
nardus Ten Hondijk.
Van 1775 tot aan zijn komst naar Zoe
termeer was hij pastoor te Schoorl 10).
Wegens zijn slecht gedrag moest hij afstand
doen van die Statie, waarna hij pastoor
werd te Zoetermeer. Ook vandaar kwa
men er klachten over hem bij den aarts
priester Ten Hulscher, waarop Ten Hon
dijk een kapelaan vroeg, dien hij in 1790
kreeg, in den persoon van Wilhelmus Joës
van Dinter.
Ook dit bracht ten slotte geen verbete
ring, zoodat de aartspriester besloot den
pastoor uit zijn bediening te ontslaan. 11)
Den 26sten September 1791 werd hij ont
slagen uit zijn bediening, onder voorwaar
de van een jaarlijksche uitkeering door zijn
opvolger te betalen.
Reeds in 1793 maakte pastoor De Haan
bezwaar tegen die uitkeering wegens de
moeilijke tijdsomstandigheden, en moest
Ten Hondijk zich beklagen over „wanbe
taling van zijn nazaat." 12)
Op 7 September 1814 overleed hij te
Coesfeld.
In het begin van zijn pastoraat, heeft
pastoor Ten Hondijk de roerige tijden be
leefd van de reactie der Oranjegezinden te
gen de Patriotten, die ook in Zoetermeer
fel tegenover elkaar hebben gestaan, zoo
als blijkt uit eenige stukken uit het Ge
meente-archief. 13)
Terwijl de pastoors uit de buurtstaties
moesten vluchten voor het „Oranjegrauw",
zooals de pastoors van Stompwijk en Zoe
ter woude, schijnt Ten Hondijk, rustig in
zijn pastorie, wat verder verwijderd van
het dorp, het brandpunt van het oproer,
te zijn gebleven, ofschoon verschillende
van zijn parochianen danig van de Oranje
gezinden hebben te lijden gehad.
B. ten Hondijk werd te Zoetermeer op
gevolgd door Jacobus de Haan, een Ha
genaar, die kapelaan was geweest te Edam
(1772) en te Ouderkerk, en pastoor te II-
pendam van 1776 tot 1783 en daarna de Ku-
delstaart tot 1791. Den 13den October van
dat jaar werd hij geadmitteerd als pastoor
van Zoetermeer. 14)
Volgens de opgave van pastoor De Haan
aan de gemeentebesturen van Zoetermeer
en Zegwaart, 15) gedaan in September
1798. bedroeg het aantal paschantes 413,
terwijl het totaal aantal katholieken, in
Zoetermeer alleen, bedroeg 386 in 1797 en
404 in 1798 16)
Heel vredig heeft pastoor De Haan in
zijn Statie niet geleefd.
Reeds in 1792 klaagt hij bij Ten Hul
scher over zijn gemeente. 17)
Daarbij kwam de kwestie over de plaats
van de kerk.
De inwoners van Zewaart, met den
ambachtsheer, den Heer Osij aan het
hoofd, wilden een kerk hebben in Zeg
waart, omdat de kerk aan den Voorweg
veel te ver van hen verwijderd lag. Men
wilde het kerkje aan den Voorweg wel la
ten bestaan, als er maar in Zegwaart of
in de kom van het dorp Zoetermeer, een
tweede kerkje werd gebouwd, waarin we
kelijks de H. Mis werd gelezen door een
kapelaan, die bij den pastoor aan den Voor
weg kon inwonen.
Pastoor De Haan schijnt zich daartegen
fel te hebben verzet, en had daarbij den
steun van de Katholieken aan den Voor
weg en van Wilsveen.
In de jaren 1792 en 1793 zijn tusschen den
pastoor en den aartspriester, en tusschen
dezen en den Heer van Zegwaart, ver
schillende brieven gewisseld. 18)
De aartspriester zelf had groote bezwa
ren tegen den bouw van een tweede kerk
je in de Statie Zoetermeer, en besliste,
dat de toestand zou blijven zooals die
was: bij welk besluit de Katholieken van
Zegwaart zich hebben neergelegd. 19)
Behalve deze moeilijkheden had pastoor
De Haan te kampen met geldgebrek, het
geen hem blijkbaar ook reeds te Kudel-
staart gehinderd had, want in September
1789 vroeg zijn moeder aan den aartspries
ter om promotie voor haar zoon „wegens
zijn schulden". 20)
Als pastoor van Zoetermeer klaagde hij in
October 1793 zelf over zijn geringe inkom
sten, en verzocht hij aan den aartspriester
om ontheven te worden van de jaarlijk
sche uitkeering aan zijn voorganger B. ten
Hondijk. 21)
In 1800 beginnen de klachten over pas
toor De Haan opnieuw; weer waren er
moeilijkheden ontstaan met zijn parochia
nen. 22)
Het gevolg is ten slotte geweest, dat De
Haan om zijn ontslag vroeg, en den 28sten
October 1802 afstand deed van zijn Sta
tie. Een jaar lang bleef hij uit de bedie
ning, maar in 1803 werd hij benoemd tot
pastoor van de buurtstatie Nootdorp. Ook
daar achtervolgde hem het noodlot en had
hij geldgebrek, omdat wegens den arme-
lfjken staat der Statie, de kerkmeester wei
gerden de gestelde uitkeering voor zijn le
vensonderhoud te betalen, zoo, dat de
aartspriester Cramer medelijden had met
den ongelukkigen De Haan, doch in een
brief aan Ocke van Febr. 1813 zijn on
macht bekende om daarin verandering aan
te brengen en „die halStarrige boeren" te
dwingen, gezien het feit, dat juist de re
geering in het Fransche tijdperk de pries
ters als staatsambtenaren wilde salariee-
ren, en dezekwestie in Nootdorp voor
haar gereede aanleiding zou kunnen wor
den om dat plan uit te voeren. 23)
Den 9den Augustus 1813 overleed De
Haan als pastoor van Nootdorp, 68 jaar
ouu, in het 42ste jaar van zijn priester
schap.
Na de abdicatie van De Haan was in
Zoetermeer hem opgevolgd Antonius Fran-
ciscus van den IJver, een Amsterdammer
van geboorte. Hij studeerde te Leuven en
was in 1789 kapelaan in Den Haag.
Van 1797 af was hij de eerste pastoor
v?n de Statie Hazers\Voude (dorp), waar
hij als pastoor met ijver heeft gewerkt.
Van Hazerswoude kwam Van den IJver
1 November 18Ó2, naar Zoetermeer en
vond daar het kerkje aan den Voorweg,
een oud en vervallen gebouw, met nog
een schuld van 2800 gld. 24)
Het aantal zielen van zijn Statie be
droeg 830; hét aantal communicanten 620,
zooals blijkt uit 't Missieverslag van Ten
Hulscher van 1807. 25)
Pastoor Van den IJver begon met het
kerkje te restaureeren en wat te ver
fraaien; ook kocht hij eénige zilveren kerk
sieraden aan.
Jn 1808 werd hij door pastoor Vredeveld
in een brief aan Ten Hulscher genoemd
als een geschikte candidaat voor den post
van aalmoezenier bij Koning Lodewijk. 28)
Reeds in 1809, den léden Maart, over
leed pastoor Van den IJver, bijna 48 jaar
oud.
Zijn opvolger was Antonius van Stockum.
Hij werd geboren in Rotterdam, stu
deerde te Leuven en was kapelaan te Dor
drecht en te Amsterdam in het Begijnhof.
Sinds 1807 was hij pastoor te Wormer-
veer, vanwaar hij in 1809 naar Zoetermeer
kwam.
Van de Statie werd Benthuizen afge
scheiden en gevoegd bij Hazerswoude.
Onder het pastoraat van Van Stockum
kwam weer voor den dag de oude kwestie
om een tweede kerkje in Zegwaart te heb
ben, of een nieuwe kerk te bouwen.
1) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. XVII, bladz.
230.
2) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. XXIII, bladz.
306 e.v.
3) Archief Aar'tsb. Utrecht: dl. VIII,
bladz. 339.
4) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. XXII, bladz.
65.
5) Witbols, M. H.: De getrouwe en
wijze huisvoogd ter uïfvaarte des éenwaar-
digen Heere Wilhelmus van Wetering, in
leven RP., en eertijds pastoor te Zoeter
meer, en laatst in Roelofarendsveen.
6) L.c.: bladz. 17.
7) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. III, bladz. 348.
8) L.c. dl. XXII, bladz. 65.
9) Archief Aartsb. Utrecht: dl. VIII,
bladz. J21.
10) Haarl. Bijdragen, dl. LIII, bladz.
386.
11) L.c. bladz. 386.
12) L.c. bladz. 387.
13) Zie bijlage II.
14) Haarl. Bijdragen, dl. LIII, bladz.
387.
15) Gemeente-archief van Zoetermeer.
16) In het gemeente-archief berusten
twee staten van het aantal zielen der ge
meente Zoetermeer, volgens hun godsdien
stige gezindheid, samengesteld 15 Febr.
1797 en 25 Oct. 1798.
In 1797 was het getal inwoners 737,
waarvan 311 Gereformeer.^n, 386 R.-K., 17
f Remonstranten, 2 Lutherschen, en enkele
anderen. In 1798, 740 zielen, waarvan 315
Gereformeerden, 404 R.-K., 10 Remonstran
ten, 6 Lutherschen.
17) Bijdr. Bisd. Haarl. dl. XLII, bladz.
133.
18) L.c.: dl. XLII, bladz. 134 e.v.
19) Haarl. Bijdragen, dl. LIV, bladz.
400—401.
20) L.c.:dl. LIII, bladz. 387.
21) Bijdr. Bisd. Haarl.: dl. XLII, bladz.
141.
22) L.c.: dl. XLII, bladz. 177, e.v.
23) Haarl. Bijdragen, dL LIII, bladz.
388.
24) Bijdr. Bis. Haarl. dl. XLIV, bladz.
416.
25) L.c. dl. XLI, bladz. 282.
26) L.c. dl. XLI, bladz. 282.
27) L.c. dl. L. bladz. 129.
Urmr-W:-''
Zwart als da Nacht!
geen drie meter zicht en dan
n.og zonder achterlicht?
'tls 'n poging tot zelfmoord om
zonder achterlicht te rijden (om
van stilstaan heelemèèl niet te
sprekenl) Alleen reeds het
transport naar een ziekenhuis
Is l}eel wat duurder dan de aan
schaffing van een veilig achter*
lichtl
HAAGSCHE RECHTBANK.
Uitspraken.
De groentenhandelaar J. R. uit R ij n s-
b u r g had een eisch tegen zich gehoord
wegens overtreding van de tuinbouwcri-
siswet van 25 subs. 10 dagen. De recht
bank hedenmorgen uitspraak doende ver
oordeelde verdachte tot een geldboete
van 10 subs. 2 dagen.
Dezelfde verdachte had nogmaals te
recht moeten staan nu voor een overtre
ding van de Nederlandsche Sierteelt Cen
trale n.l. het geteeld hebben van bloem
bollen zonder vergunning.
Ook hier had de Officier een geldboete
geëischt van 25 subs. 10 dagen, zijnde in
beide zaken bevestiging van het vonnis
va,n den Leidschen kantonrechter, tegen
welk vonnis verdachte in hooger beroep
was gekomen. De uitspraak in deze zaak
werd eveneens 10 subs. 2 dagen.
De Officier had tegen G. van D. uit
.Alphen bevestiging gevraagd van een
vonnis van den Alphenschen kantonrech
ter, die verdachte veroordeeld had wegens
het niet willen verstrekken van inlichtin
gen aan den R. v. Atot een geldboete van
25 subs. 8 dagen.
De rechtbank uitspraak doende veroor
deelde verdachte tot een geldboete van ƒ4
subs. 2 dagen.
De slager J. S. uit W a s s e n a a r had
wegens het in voorraad hebben van een
te groote hoeveelheid gesmolten dierlijk
vet en reuzel een ei-rch tegen zich gehoord
van 200.subs, twee maanden.
Hedenmorgen werd hij door de Haag-
sche rechtbank veroordeeld tot een geld
boete van 100 subs. 25 dagen.
De Officier had in de zaak tegen M. v.
d. A. uit S t o m p w ij k wegens een over
treding van het melkbesluit het O. M. niet
ontvankelijk verklaard.
De rechtbank evenwel, was van andere
gedachten en achtte het ten laste gelegde
wel bewezen op verschillende gronden en
veroordeelde verdachte tot een geldboete
van 10 subs. 2 dagen.
W. P. van P. uit Noordwijkerhout
had wegens het niet schoon houden van
zijn sloot een eisch tegen zich gehoord van
12 subs. 6 dagen.
De uitspraak werd schuldig verklaring
zonder oplegging van straf.
De Leidsche.schipper H. W. v. d. W.
had wegens overtreding van de bevrach-
tingswet een eisch tegen zich gehoord van
15 subs. 5 dagen.
De rechtbank uitspraak doende sprak
verdachte vrij.
H. F., had in een bocht te Hazers-
w ou d e een auto aangereden van H. L.
M. uit Lisse, welke auto aldaar geparkeerd
stond.
De Officier had ontslag van recht ver
volging gevraagd, omdat verdachte de auto
niet eerder had kunnen zien dan toen het
te laat was.
De rechtbank achtte het ten laste geleg
de niet bewezen en sprak verdachte vrij.
De veehouder C. A. v. d. A. uit Stomp
wijk werd wegens een overtreding van
de ongevallenwet verschillende malen ge
pleegd, veroordeeld tot een totale geld
boete van 100 subs. 100 dagen.
De Officier had twee geldboeten ge-
eischt elk van 50.subs. 25 dagen.
De valsche naam.
A. S. uit L e i d e n, verscheen in hoo
ger beroep van een vonnis van den Leid
schen kantonrechter, wegens het opge
ven van een valschen naam waarvoor hij
veroordeeld was tot een boete van 10
subs. 4 dagen.
De agent van politie D. J. T. uit Kat
wijk verklaarde, dat hij de verdachte in
Augustus had betrapt op een overtreding,
maar dat hij hem toen niet bereiken kon.
Dit had hij pas gedaan op 5 October toen
hij verdachte weer eens tegen kwam. De
agent was zeer pertinent in zijn verkla
ring eh wist zeker, dat hij de goede per
soon voor had.
Verdachte was echter in hooger beroep
gekomen, omdat hij van niets wist en
omdat hij nergens vanaf wist, had hij
maar een valschen naam opgegeven.
De Officier ging geheel op de verkla
ring van den agent af en vroeg bevesti
ging van het vonnis.
Uitspraak over 14 dagen.
Het bedorven vleesch.
C. v. d. L., veehouder uit A1 p h e n
was niet tevreden geweest met een von
nis van den Alphenschen kantonrechter,
die hem veroordeeld had tot een hooge
geldboete wegens het aanwezig hebben
van vleesch van minder deugdelijke kwa
liteit. Een keurmeester uit Alphen ver
klaarde, dat hij vleesch had aangetroffen
van minder goed gehalte en bovendien
twee kalveren alles verpakt in jute zak
ken.
Verdachte gaf toe het vleesch aanwezig
gehad te hebben, evenzoo de beide kal
veren. Deze laatste waren evenwel dood
geboren en, evenals het andere vleesch,
bestemd voor varkensvoer. Hij had heele-
maal geen bedoeling om de keuringswet
te willen ontduiken, want hij had den
keurmeester willen waarschuwen.
President: „Dan zou ik dat voortaan
maar wat vlugger doen".
Nadat verdachte nogmaals zijn goede
trouw betuigd had vroeg de Officier be
vestiging van het vonnis van den kan
tonrechter.
De uitspraak werd bepaald op over 14
dagen.
Overtreding Vaarreglement van
Zuid-Holland.
D. H. uit L e i m u i d e n, was wegens
het varen in verboden water met motor-
kracht door den Leidschen kantonrechter
veroordeeld tot een geldboete van 7.50
subs. 3 dagen.
Verdachte ontkende met motorkracht
gevaren te hebben, maar twee tuinders
uit L e i m u i d e n, M. en N. Turk, hadden
gezien, dat er achter de boot schroefwa-
ter werd opgeworpen en verder verklaar
den deze getuigen nog, dat de kanten
van de Kerksloot afbrokkelden door zulk
een manier van varen.
De Officier vroeg bevestiging, waarna
de rechtbank de uitspraak bepaalde op
over 14 dagen.
Het vliegtuig dat te laag vloog
en daardoor verongelukte.
R. V. van T. uit Delft was in hooger be
roep gekomen van een vonnis van den
Delftschen kantonrechter, die hem wegens
overtreding van de luchtvaartwet veroor
deeld had tot een geldboete van 200 subs.
100 dagen.
Het geval had zich als volgt voorgedaan.
Verdachte was op het vliegveld Ypen-
burg gekomen bij den chef-instructeur As
jes om een vliegtuig. Deze had hem een
vliegtuig verschaft en had er op gewezen
niet te laag te vliegen. Verdachte was 'toen
in de richting van den Nieuwen Waterweg
gevlogen, een passagiersboot tegemoet,
waarop het meisje van verdachte vertoefde.
In de buurt van Maassluis was verdachte
om het vertrekkende schip gaan cirkelen op
een hoogte, die varieerde van 10 tot 50 M.
Hij had evenwel geen rekening gehouden
met het verschil in temperatuur welke
Loven het schip opwaarts steeg en uit den
aard der zaak veel warmer was dan de
temperatuur daar buiten. Zoodoende was
het vliegtuig op de grens van het koude
en warme gebied in een remous gekomen,
waardoor de linkervleugel van het vlieg
tuig het water raakte en afbrak.
Als deskundigen werden gehoord de chef
instructeur van de vliegschool Ypenburg en
een inspecteur van den luchtvaartdienst
de heer J. v. d. Heyden uitW assenaar
Zij bleven geheel bij hun schriftelijk rap
port, waarbij de heer Asjes nog opmerkte,
dat het niet altijd gevaarlijk is om lager dan
50 M. te vliegen. Dat hangt van den be
stuurder af in de eerste plaats en ten twee
de van de weersomstandigheden.
De Officier van Justitie Mr. Rouffaer,
achtte evenwel het vonnis van den Delft
schen kantonrechter juist gewezen en vroeg
bevestiging.
De verdediger van verdachte Mr. Pen
ning vroeg op verschillende gronden vrij
spraak subs, een clemente straf, aangezien
verdachte al zwaar genoeg gestraft is. Zoó
is o.a. zijn vliegvergunning ingetrokken
voor den tijd van twee jaar, omdat de
luchtvaartschool in deze een voorbeeld had
willen stellen.
De rechtbank zal een en ander nog nader
overwegen en over 14 dagen vonniswijzen.
COMMISSIONAIR IN EFFECTEN
VERDACHT VAN VERDUISTERING.
Een commissionair in effecten te Amster
dam heeft in het jaar 1921, vóórdat hij nog
commissionair was, van een dame, met wier
familie hij persoonlijk bekend was, een
aantal effecten ontvangen, vergezeld van
een volmacht, waarin hem de onbeperkte
bevoegdheid werd gegeven om namens zijn
lastgeefster alle denkbare transacties op
financieel gebied te verrichten.
Hij heeft met deze effecten gespeculeerd,
met het gevolg, dat het kapitaal verloren
is gegaan, en zelfs met een debetsaldo is
geëindigd.
De justitie, in 1936 van deze feiten verne
mend, meent op grond van verschillende
omstandigheden, dat verdachte dit vermo
gen verduisterd heeft. Verdachte stelt zich
echter op het standpunt, dat hij uitsluitend
voor rekening van zijn lastgeefster onge
lukkig heeft gespeculeerd en dat zulks, nu
hij van bovenbedoelde volmacht voorzien
was, geen strafbaar feit oplevert.
Tooneel te Zoeterwoude (H.-R.).
In verslag R.-K. Volksbond H. Rijn
dijk Zoeterwoude staat opgegeven film
avond „Concordia" (3 Dec.), dit moet zijn
Dinsdag (7 Dec).
Wat de geachte inzender van het ver
slag in de laatste alinea bedoeld is mij
niet duidelijk. De bedoeling zal wel zijn, het
tooneel in z'n geheel religieus te maken,
of wel leekenspel op te voeren.
De inzender is van meening, dat er voor
dergelijke stukken wel krachten te krij
gen zijn, maar daarnaast kan men ook de
vraag stellen, of die krachten bereid zul
len zijn altijd in ernstige stukken te blij
ven studeeren.
Om de moed er bij de spelers als wel bij
de toeschouwers in te houden, zou ik den in
zender in overweging willen geven,, een
ruimere blik in het leven te werpen en zich
in te denken dat op een gepaste wijze de
lachspieren ook eens moeten werken.
Hopende dat de spelers van „Liefde voor
Tooneel" zich niet zullen laten ontmoedi
gen, maar vol moed zoowel voor 't komi
sche als wel voor het ernstige tooneel
zullen blijven werken, teeken ik,
Hoogachtend,
J. GIEZEN,
Voorzitter R.-K.- Volksbond, oZe
terwoude H.-Rjjndijk.