DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
Prof. mr. Aalberse neemt afscheid als
voorzitter van de Tweede Kamer
De wedstrijd
Euwe-Aljechin
29ste Jaargang
DINSDAG 9 NOVEMBER 1937
No. 8874
3)e £eidódi£0oii/fca/itt
DE ABONNEMENTSPRIJS
bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per weeki 2.50 per kwartaal
By onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 1 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT
Gewone Advertentlën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES "an ten hoogste 30 woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop: 1 0.50
Dit nummer bestaat uit
drie bladen.
V De groote klassen
Op een Zondag te Utrecht gehouden bui
tengewoon congres van het Kath. Onder
wijzers Verbond is wij hebben het reeds
in 't kort vermeld de volgende motie
aangenomen:
„De vergaderingen belegd door:
1. den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers, het Nederlandsch On
derwijzers Genootschap, de Unie van
Christelijke Onderwijzers en Onderwij
zeressen in Nederland en de Vereeni-
ging van Hoofden van Scholen in Ne
derland, bijeen op 6 November 1937
te 's-Gravenhage,
het Katholieke Onderswijzers Ver
bond in Nederland, bijeen op 7 Novem
ber 1937 te Utrecht,
gehoord de uiteenzetting van ver
schillende sprekers;
kennis genomen hebbende bovendien
van de verslagen der Rijksinspectie,
waardoor de dagelijksche ervaring der
onderwijzers bevestigd wordt, ten aan
zien van de schade, die door de over
bevolkte klassen aan onderwijs en op
voeding. benevens aan den gezond
heidstoestand van leerlingen en lëer-
krachten wordt toegebracht;
voorts in aanmerking nemende het
feit, dat duizenden jonge onderwijs
krachten in de school geen arbeid kun
nen vinden, terwijl hun diensten daar
dringend noodig zijn en anderen dui
zenden 'n volledige taak als onderwij
zer is opgedragen, maar daarvoor geen
of zoo goed als geen salaris ontvangen;
betreuren het in hooge mate, dat de
regeering, blijkens Troonrede en Mil-
lioenennota, nog niet overgaat tot het
nemen van maatregelen om aan dezen
noodtoestand een einde te maken;
doen een dringend beroep op regee
ring en volksvertegenwoordiging om
alsnog met ingang van 1 Januari 1938
voor het lager onderwijs een verlaging
van de leerlingenschaal in te voeren,
overeenkomstig de wenschen naar vo
ren gebracht in het adres van de zes
groote onderwijzersorganisaties bij het
openbaar en bijzonder onderwijs;
en besluiten deze motie ter kennis te
brengen van Regeering, Staten-Ge-
neraal en Pers".
Wat in deze motie verklaard en gevraagd
wordt moet de aandacht trekken van allen,
die belangstellen in het onderwijs. Dus van
allen!
Op de eerste plaats natuurlijk van de
regeering en volksvertegenwoordiging.
Iedereen moet beseffen, dat 't hier gaat
óók om groote sommen gelds; en iedereen
moet daarom beseffen, dat regeering en
volksvertegenwoordiging staan voor groo
te moeilijkheden, zéér groote moeilijkhe
den.
Maar: zóó als 't nu is, kan 't niet langer
blijven.
Dat duizenden ,,'n volledige taak als on
derwijzer is opgedragen, maar daarvoor geen
of zoo goed als geen salaris ontvangen"
is een toestand, die schreit en schreeuwt om
herziening! Wij mogen ons bij dien toe
stand zeker niet goedmoedig neerleggen,
omdat 't nu eenmaal zóó is en niet anders
kan zooals wij in de samenleving, he
laas, zoo vele verkeerde toestanden zon
der eenig verzet meer aanvaarden, omdat
ze eenmaal zóó zijn „gegroeid". Het ver
keerde niet meer te zien dat is héél erg.
En daarom moeten wij het scheeve, het
verkeerde in het stelsel van kweekelingen-
met-acte klaar en helder b 1 ij v e n inzien
en alles doen, wat maar mogelijk is, om
dat scheeve recht te trekken, dat verkeerde
te verbeteren.
HET VERBOD VAN
GEMENGD ZWEMMEN
NEGENMOGENDHEDENCONFERENTIE.
Vergadering van hedenmiddag uitgesteld.
BRUSSEL, 9 November. (A. N. P.). --
De bijeenkomst van de commissie der Ne-
genmogendhedenconferentie, die hedenmid
dag gehouden zou worden, is uitgesteld tot
morgen.
III
In m'n eerste bijdrage onder bovenstaan
de titel heb de meening doen hooren
van de R.-K. Artsenvereeniging in ver
band met de moderne gemakkelijke op
vattingen omtrent gemengde zwem- en
zonnebaden.
M'n tweede artikel waarschuwde voor
een overdrijving in de andere richting en
we concludeeren uit een en ander, dat een
katholiek wel aan lichaamscultuur doet,
maar in onderdanigheid aan de cultuur der
ziel.
Tot zoover moet iedere katholiek het met
ons eens zijn, omdat wij nog niet anders
deden dan de algemeene katholieke prin
ciepen vaststellen, maar nu komt de toe
passing van het algemeene op het bijzon
dere En hier Komen de moeilijkheden,
waardoor ook overigens goede katholieken
in de uitwerking van soortgelijke bepalin
gen wel eens van meening meenen te mo
gen verschillen.
Wat ons al terstond waarschuwen moet,
is het feit, dat bedoelde moderne vrije
opvattingen gegroeid zijn in een wereld
beschouwing, die geen rekening houdt
met de door dc zonde geschade harmonie
tusschen ziel en lichaam, waarvoor al het
natuurlijke zonder meer goed is en die
het hoogste levensgeluk predikt in een uit
vieren van alle menschelijke neigingen:
„den reine is alles rein".
Natuurlijk staat hier de katholiek
niet als de schijnheilige en huichelaar,
die de pretentie zou hebben steenen
naar anderen te mogen werpen, om
dat hij zelf zonder zonden zijn zou.
Ook de katholiek kent den strijd tus
schen geest en vleesch en ook hij valt
en menig katholiek valt herhaaldelijk,
maar zijn levensbeschouwing met den
uitleg van het zesde en negende gebod,
bewaart hem voor de nog veel ernsti
ger dwaling om dit vallen als goed en
zelfs als edel te beschouwen; hij blijft
kwaad kwaad noemen en moet daarin
een sterken prikkel hebben van blij-
venden strijd, om het goede de over
hand te bezorgen over het kwade.
Om nu het kwaad met succes te kunnen
vluchten, zal men ook de gevaren tot het
kwaad vermijden moeten.. Dat is geen laf
heid, evenmin als het lafheid zou zyn niet
met vuur te spelen om brand te vermij-
"den. Gevaren tot kwaad te vermijden is
een uiting van de gezonde deugd van voor
zichtigheid en eischt in plaats van lafheid
moed en standvastigheid.
Nu gaat het er hier om een zeer hoog goed
te bewaren en dus een zeer ernstig kwaad
te vermijden. Het hooge goed, dat wij be
doelen, is dat prachtige deel van Gods
schepping waardoor Hij in het mensche
lijke lichaam krachten heeft gelegd, die
den mensch in staat stellen om medewer
ker met den Goddelijken Schepper te mo
gen en te kunnen zijn als voortplanters
van Gods schoonste werk in de zichtbare
schepping. Zoo hoog heeft God dit schep
pingsgeschenk aan den mensch geacht, dat
Hij dit vermogen omschut en beveiligd
heeft door het natuurlijke schaamtegevoel
en de natuurlijke zedigheid, die zelfs door
de erfzonde niet geheel verloren zijn ge
gaan, want er is geen terrein op het ge
bied van het menschelijk geweten, waar
zoo spoedig en zoo herhaaldelijk gewaar
schuwd wordt door den wekroep van het
geweten dan juist op de gebieden van
schaamtegevoel, zedigheid en kruischheid.
Aan dit heel hooge goed zijn ten nauw
ste verbonden andere zeer hooge goede
ren als het huwelijksgeluk tusschen den
éénen man en de ééne vrouw, het gezins
geluk als de bron van elk individueel en
elke vorm van samenleven, de opvoeding
die de grondslag is voor het waarachtige
geluk van iederen mensch in tijd en
eeuwigheid.
Het is om al deze uiterst voorname goe
deren te beveiligen dat de katholieke le
vensbeschouwing waakzaam is, dat het ge
bod der kuischheid zal worden gehand
haafd en dat respectievelijk slecht en ge
vaarlijk genoemd zal worden, wat ook in
derdaad voor de kuischheid, voor de eer
baarheid en voor het schaamtegevoel
slecht of gevaarlijk is. Tot zulke gevaar
lijke practijken moeten wij wel rekenen
het vrijmoedig benaderen van de geslach
ten buiten het intieme huwelijksleven en
dit vrijmoedig benaderen geschiedt niet
alleen door vleeschelijke aanrakingen,
maar ook door het zien van ongenoegzame
bekleeding. van bepaalde houaingen en
bewegingen, waarbij niet vergeten mag
worden, dat het zien gevolgd wordt door
het blijvend werken der fantasie, zoodat
een voorbijgaand beeld blijvende strijd kan
opwekken.
Moge deze vrijmoedig uitgewerkte ge
dachte vele doen begrijpen; morgen een
slotartikeltje L. BEUNE pr.
Prof. mr. Aalberse heeft heden afscheid
genomen als voorzitter van de Tweede Ka
mer met het uitspreken van de volgende
rede: j
Gedurende den tijd, dat ik de eer heb
gehad voorzitter van deze Kamer te zijn,
is dit voor mij eigenlijk het eerste moeilijke t
oogenblik.
Toen mij voor enkele weken van regee-
ringswege de vraag werd gesteld, of ik j
eventueel een benoeming tot lid van den
Raad van State zou willen aanvaarden, was
mijn eerste reactie: neen.
In de enkele dagen van beraad, die mij
gegeven waren, ben ik, zij het na grooten
innerlijken strijd, tot de tegenovergestelde j
conclusie gekomen.
Mijn gevoel zei mij: blijf, waar gij zijt.
En het zal u - niet onbegrijpelijk voorko-
men. Sinds 1903, toen ik na dr. Schaep- j
man's dood, op het door hem te kennen
gegeven verlangen, in het kiesdistrict Al
melo tot zijn opvolger werd gekozen, heb
ik met een onderbreking van negen jarer.
tot op heden in deze Kamer zitting gehad
En gedurende zeven van die negen jaren
was ik, zij het aan de andere zijde der mi-
ministerstafel, hier toch ook vaak, wellicht
méér dan één mijner ambtgenooten, aan
wezig. Zoo heb ik het grootste deel van
mijn openbaar leven doorgebracht in deze
sfeer.
Wat dit voor mij beteekende, zult
gij beseffen, die weet, hoe ik met hart
en ziel verknocht ben aan de consti-
tutioneele monarchie met het parle
mentaire stelsel, als den voor een vrij
volk, tot een bepaalde hoogte van ont
wikkeling gekomen, meest geëigende
regeeringsvorm
Wat dit voor mij inhield, zal u duidelijk
zijn, wanneer gij u herinnert, dat ik hier,
om slechts de namen te noemen van enkele
dooden, mannen heb mogen ontmoeten als
dr. Kuyper, ds. Talma en mr. Heemskerk,
jhr. de Savornin Lohman en dr. de Visser,
mr. Kolkman, mr. Loeff en mgr. Nolens,
mr. Troelstra en Schaper, prof. Drucker,
mr. Treub en dr. Bos, mr. Goeman Borge-
sius en prof. van der Vlugt. Al die namen
herinneren ons aan dagen van strijd, onge
twijfeld, maar, bij alle principieel meenings-
verschil, toch ook aan groote onderlinge
persoonlijke waardeering.
Den laatsten tijd bezette ik, mede door
uw vertrouwen, dezen hoogen zetel. Bij het
volvoeren van de taak, die ik daar had te
vervullen, hebt gij mij gesteund door uw
medewerking en waardeering, zóó zeer, dat
ik thans met voldoening mag constateeren,
dat ik de geheele periode van mijn voorzit
terschap nimmer ook maar één lid tot de
orde heb behoeven te roepen. Wanneer al
een enkele keer de een of ander dreigde
zich iets te ver te wagen, was een even
wenkbrauwfronsen al voldoende, hem voor
uitglijden te behoeden.
Ook de betrekkingen, die ik als leider
uwer werkzaamheden met de regeering
mocht onderhouden, laten niet dan goede
herinneringen achter.
Wanneer gij dit alles bedenkt en u rea
liseert, wat het in mijn leven is geweest,
dan zult gij begrijpen, dat geheel mijn ge
voel mij ertoe drong te blijven, waar ik
was, hoe eervol ook het perspectief mocht
zijn, dat mij geopend werd, en hoezeer ik
ook, blijkens een voor enkele jaren door
mij in deze Kamer gehouden rede, over
tuigd mocht zijn van de groote waarde en
het blijvende nut van het hooge staats
lichaam, waarin mij op zoo heusche wijze
de plaats werd aangeboden, voorheen bezet
door mijn ouden Leidschen studievriend
Struycken, die na zijn vroegen dood waar
dig opgevolgd werd door mr. Romme.
Mijn gevoel bleef zeggen: neen.
Mijn verstand echter raadde mij anders.
De taak van Kamervoorzitter is zwaar,
zelfs als hij zooveel waardeering en tege
moetkomende medewerking ondervindt, als
gij mij zoo ruimschoots hebt geschonken.
Het vier a vijf uur achtereen ingespannen
luisteren, het altijd op zijn qui-vive moe
ten zijn, vooral het leiding geven aan een
debat over groote wetsontwerpen, waarop
vele amendementen zijn ingediend, ver-
eischen een physieke geschiktheid en nog
meer een vermogen tot het zonder bezwaar
ondergaan van sterke psychische spannin
gen, welke alleen van hem kunnen worden
verwacht, die, hoewel niét jong meer, toch
nog in de kracht van zijn leven is. Hoelang
zou ik voor mijze,e daarop nog mogen
rekenen? Niemand, die het zeggen kan.
Maar dit stond bij mij vast: het eerste
symptoon, dat mij komt waarschuwen, zal
VOORNAAMSTE NIEUWS
zijn het sein voor mijn heengaan. Eenvou
dig plichtsgevoel schreef mij dit voor. En
ik deel de opvatting der Engelsche speakers,
die krachtens een traditie van meer dan
anderhalve eeuw, slechts door één uitzon
dering onderbroken, bij hun heengaan niet
aftreden als speaker, maar bedanken als lid
van het Lagerhuis, en daardoor ophouden
speaker te zijn. Zoo was ook mijn voorne
men te handelen.
Maar dan? Ik heb mijn leven lang hard
gewerkt, en daarin mede mijn levens
vreugde gevonden. Zag ik er n u al tegen
op, uit het actieve staatkundige leven te
treden, ook al wacht mij thans een nieuwe
eervolle en nuttige werkkring, hoe zou ik
dan den volkomen ambteloozen staat in
gaan, ik, die nooit rust heb gezocht, en mij
een levenswaardig bestaan in ruste voor
mijzelf niet denken kan?
Voor welk een beslissing zou ik dan, wel
licht over twee, drie jaar, komen te staan?
Zou ik dan, bij dezen strijd tusschen het
verlangen van te willen werken en den
plicht om heen te gaan in ruste, niet diep
betreuren, dat ik thans op het aanbod van
een even eervollen als nuttigen werkkring,
welke echter niet de psychische spanningen
kent, eigen aan het voeren van het presi
dium in een groote vergadering, afwijzend
zou hebben geantwoord?
Vergeeft mij, dat ik, tegen mijn gewoonte,
thans zoo lang over mijzelf sprak.
Maar na de van waarweering getuigende
wijze, waarop gij mij nog zoo kort geleden
andermaal voor de benoeming tot uw voor
zitter aan H.M. de Koningin hebt voorge
dragen, en nadat ik con amore deze benoe
ming heb aanvaard, voelde ik mij gedron
gen, ja verplicht, u in alle oprechtheid de
motieven mee te deelen, waarop ik ten
slotte, na rijp beraad, en niet zonder groo
ten inwendigen strijd, tot het besluit ben
gekomen, dat ik op de vraag, of ik bereid
zou zijn een benoeming tot lid van den
raad van state te aanvaarden, gemeend heb
te moeten antwoorden met: ja.
En zooals ik u, vóór de publicatie, heb
mogen mededeelen, deze benoeming is daar
op gevolgd met ingang van morgen, 10 No
vember.
Dit beteekent voor vandaag mijn heen
gaan van hier.
Maar ik kon niet heengaan, zonder u nog
eenmaal te hebben toegesproken, zonder u,
en allen, die hier mijn medewerkers zijn
geweest, mijn dank te hebben betuigd.
U, geachte medeleden, dank ik voor alles,
wat gij mij hier hebt gegeven, uw waardee
ring, uw vriendschap, uw steun. Ik dank u
allen, uit den grond mijns harten.
Mocht ik ooit, hetzij vóór hetzij tijdens
mijn presidium, iets hebben gezegd, wat
iemand persoonlijk onaangenaam heeft ge
troffen, ik vraag er vergeving voor. Eer
lijk kan ik verklaren: het lag nimmer in
mijn bedoeling.
Dank breng ik ook aan mijn trouwe mede
werkers, de heeren griffiers en het perso
neel van de griffie en de bibliotheek. Het
was voor mij vreugdevol, te bemerken, hoe
zeer zij allen er steeds naar streefden, het
werk van den voorzitter zoo nauwkeurig
mogelijk voor te bereiden en zijn arbeid te
verlichten.
Twee van hen moge ik met name noemen.
Ik dank den griffier, mr. Kesper, die
voor mij meer was dan een rechterhand.
Wanneer het mij leed doet, heen te gaan,
ja dan is dat ook voor een deel, omdat aan
die goede, laat ik het precies zeggen: aan
oie oprechte samenwerking thans een einde
komt.
En dan dank ik ook mijn ouden vriend
Pippel, die, als toen reeds ervaren vraag
baak, mijn eerste schreden heeft geleid in
het parlementaire strijdperk. Als wij, jon
geren toen, iets niet wisten dan gingen wij
maar naar Pippel, en hij hielp ons altijd.
Zoo is het gebleven. Gul heeft hij mij laten
deelen in de vruchten van zijn steeds rijker
wordende kennis en zijn steeds toenemende
ervaring. Hij zag mij komen, hij ziet mij
gaan. Maar ik zal altijd met erkentelijkheid
aan hem blijven denken.
Den ambtenaren der stenographische in
richting ben ik evenzeer dank verschuldigd
voor de diensten, die zy mij en als lid en
als voorzitter bewezen. En ik sluit daarbij
in alle anderen, die ons in dit huis zoo
trouw hun diensten bewyzen.
Ten slotte ook mijn dank aan hen, die
wel niet tot onze directe medewerkers ge
teld worden, maar toch tot ons behooren;
die niet in ons midden zetelen, maar uit
de hoogte op ons neerzien, steeds in den
letterlijken zin, voor een enkele maal mis
schien ook wel eens in figuurlijken zin.
Reeds de oude Burke was van meening,
dat in het Engelsche parlement van zijn
tijd niet drie, maar vier standen waren.
Die vierde stand zetelde op de perstribune.
Buitenland
Trekt de Italiaansche infanterie zich uit
Spanje terug? Geruchten omtrent het
neerschieten van Bruno Mussolini. (2de
blad).
De Chineezen hebben thans Sjanghai
ontruimd. (2de blad).
Spaak was gisteravond nog niet gereed
met zijn kabinet. (2de blad).
Protest van Rusland tegen Italië's toe
treden tot het anti-Komintem-pact. (2de
blad).
De slachting onder de Haitianen. Aantal
slachtoffers op 4000 geschat. (2de blad).
Binnenland
Afscheid van profr mr. Aalberse als
voorzitter van den Tweede Kamer (le bl.).
De vijftiende partij wordt heden
avond in Rotterdam gespeeld.
Wij herinneren onze abonné's er
aan, dat bij eventueel afbreken der
partij wij f 5.(vijf gulden) beschik
baar stellen voor hem of haar, die ons
de in couvert afgegeven zet opgeeft.
Bij meerdere goede opgaven beslist
het lot
Deze opgave moet ons bereikt heb
ben voor de hervatting der partij.
Men mag niet meer dan één zet op
geven.
Op de enveloppe te vermelden:
EUWE-ALJECHIN.
Burke was geneigd te gelooven, dat deze
zelfs verreweg de belangrijkste was. In
zooverre is dit juist, dat een parlement zon
der een vrije en onafhankelijke pers eigen
lijk niet goed functioneeren kan. Het par
lementaire stelsel is nu eenmaal het regee-
ringssysteem, dat berust op de publieke
opinie. Is die er niet, of kan zij zich niet
vrijelijk uiten, dan valt heel de grondslag
voor een goede werking van het parlemen
taire stelsel weg. En daarom dank ik ook
de vertegenwoordigers van de pers.
En zoo is dan voor mij het oogenblik van
scheiden aangebroken.
Ik beken het in alle oprechtheid: het valt
mij zwaar.
Van u allen, medeleden en medewerkers,
omlaag en omhoog, van u allen moge ik
afscheid nemen met dezen ouden Neder
landsch wensch, een wensch, waarin alle
goeds besloten ligt: zijt Gode bevolen.
REDE VAN DEN HEER
DUYMAER VAN TWIST.
De heer Duymaer van Twist antwoordde
op deze rede met een toespraak, waaraan
het volgende is ontleend:
Hooggeachte voorzitter,
Dat de Raad van State vanaf morgen
mede zal mogen beschikken over uw ken
nis, over uw werkkracht en over uw er
varing, is ons een reden tot verheugenis.
Maar deze benoeming heeft voor ons ook
een keerzijde, die heel donker is getint.
Wij zullen u èn als onzen voorzitter èn
als ons medelid gaan verliezen.
Dat doet ons oprecht leed.
De Kamer heeft u als haar voorzitter
hoogelijk gewaardeerd, zoowel om de
groote welwillendheid waarmede gij de
leden te allen tijde tegenkwaamt, als om
de bekwame en strikt onpartijdige wijze,
waarop gij de debatten leidde.
Zij heeft genoten van de redevoeringen,
die gij bij het aanvaarden van het voor
zitterschap hield; die met historische uit
spraken gekruide redevoeringen, waaruit
telkens opnieuw bleek de hooge opvatting,
welke gij hadt van uw taak.
Daarom zien wij u als voorzitter noode
gaan.
Maar het meest spytige voor ons is, dat
gij door het aanvaarden van uw nieuwe
ambt de Kamer geheel gaat verlaten, ge-
J heel en voor goed gaat verlaten,
j Wij zullen niet meer profiteeren van uw
aangenamen omgang.
j Wij zullen niet meer genieten van de
ryke gaven van hoofd en hart, welke gy