STADS RECHTZAKEN HET BETOOVERDE BOSCH WOENSDAG.27 OCTOBER 1937 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 8 MONUMENTEN-ZORG. Door in de Verordening op het Bouwen en Sloopen een z.g. welstandsbepaling op te nemen heeft de Raad de zorg voor het stadschoon, voorzoover dit betrokken is bij het oprichten van nieuwe en het ver anderen van bestaande gebouwen, als on derdeel van de taak der gemeentelijke overheid erkend. Hiermede wordt echter niet bereikt, dat gebouwen, welke uit hoofde van hun kunst- of historische waarde of van hun beteekenis als onder deel van een stadsgezicht verdienen te blijven bestaanji ook inderdaad behouden blijven. En de stelling, dat het oude stads- schoon, voorzoover nog aanwezig, zooveel mogelijk voor het nageslacht dient te wor den bewaard, zal wel door niemand wor den aangevochten. Dit overwegende heeft <le Commissie voor de strafverordeningen een ontwerp-monumenten-verordening, waarvoor zij in hoofdzaak gevolgd heeft het Rapport over Monumenten-bescher ming, dat in 1929 is uitgebracht door een commissie, die daartoe door de Vereeni- ging van Nederlandsche Gemeenten en het Nederlandsch Instituut voor Volks huisvesting en Stedebouw was ingesteld, ontworpen. De strekking daarvan is, dat de bouw en kunstwerken in deze gemeente, welke van belang zijn uit hoofde van hun kunst waarde, geschiedkundige herinneringen, beteekenis als onderdeel van een stads gezicht of bijzondere aard of ligging, op een z.g. monumentenlijst kunnen worden geplaatst, terwijl het verboden zal zijn zonder vergunning of goedkeuring van het gemeenten bestuur tot het sloopen, verplaatsen, herstellen, veranderen van uiterlijk aanzien of aan het oog onttrek ken van een op deze lijst geplaatst mo nument over te gaan. Hoewel de Commissie een recht van de betrokken eigenaren op een dergelijke tegemoetkoming ontkennen, heeft zij in de ontwerp-verordening de mogelijkheid voorzien, dat door uw vergadering in bij zondere gevallen tot behoud of herstel van monumenten aan den betrokken eige naar steun wordt toegekend, zulks onder bepaalde, bij de verordening behoorende voorwaarden, welke goeddeels zijn ont leend aan de bepalingen, waaronder Rijkssubsidie voor behoud of herstel van monumenten pleegt te worden verleend. Aan de Monumenten-verordening met bijbehoorende „Voorwaarden voor ge meentelijken steun tot behoud en herstel van monumenten" ontleenen wij de vol gende artikelen. Artikel 2. Burgemeester en Wethouders zijn be last met het samenstellen en bijhouden van een lijst van alle in de gemeente aan wezige, van den openbaren weg of van het openbaar water af zichtbare bouw en kunstwerken of gedeelten van zulke werken, welke van belang zijn uit hoof de van hun kunstwaarde, geschiedkundi ge herinneringen, beteekenis als onder deel van een stadsgezicht of bijzondere aard of ligging. Artikel 3. 1. Alvorens een bouw- of kunstwerk of gedeelte daarvan op de monumentenlijst te plaatsen, winnen Burgemeester en Wethouders het advies in van een Com missie van ten hoogste vijf leden. 2. De leden dezer Commissie worden door den Raad benoemd op aanbeveling van Burgemeester en Wethouders van telkens twee leden voor elke vacature. 3. De Raad regelt in een instructie de werkwijze der Commissie. Artikel 4. 1. Van het voornemen om een bouw- of kunstwerk of gedeelte daarvan op de mo numentenlijst te plaatsen geven Burge meester en Wethouders bij aangeteeken- den brief gemotiveerd kennis aan den eigenaar, die in de kadastrale registers als zoodanig bekend is, en aan de inge schreven hypotheekhouders. 2. De eigenaar, alsmede elk der hypo theekhouders, is bevoegd, mits binnen 30 dagen na den dag van verzending der kennisgeving, bij Burgemeester en Wet houders een bezwaarschrift in te dienen. Dit bezwaar kan uitsluitend zijn gegrond op de omstandigheid, dat de plaatsing op de monumentenlijst door de kunstwaar de, geschiedkundige herinneringen, be teekenis als onderdeel van een stadsge zicht of bij zonderen aard of ligging niet voldoende wordt gewettigd; 3. In dat geval gaan Burgemeester en Wethouders tot de plaatsing op de mo numentenlijst niet over, dan na het ad vies te hebben ingewonnen van de Rijks commissie voor de Monumentenzorg, welk advies bindend moet worden geacht, in dien het de strekking heeft niet tot plaat sing op de monumentenlijst over te gaan. Artikel 6. 1. Alvorens over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk sloopen, verplaatsen, her stellen, veranderen van uiterlijk aanzien of aan het oog onttrekken van een mo nument, zendt de eigenaar duidelijke teekeningen en (of) een toelichtende be schrijving aan Burgemeester en Wethou ders ter goedkeuring in. 2. Indien Burgemeester en Wethouders de teekening en (of) de beschrijving on voldoende achten, kunnen zij den eige naar, mits binnen 30 dagen na het inko men van die stukken, uitnoodigen deze op door hen aan te geven wijze aan te vullen. Artikel 7. 1. Burgemeester en Wethouders beslis sen, na het advies van de Monumenten commissie te hebben gevraagd bij een met redenen omkleed besluit, dat in af- schrift of uittreksel bij aangeteekenden brief aan den eigenaar wordt toegezon den, binnen een termijn van drie weken na inlevering van alle in artikel 6 be doelde stukken, welken termijn zij twee maal telkens voor drie weken kunnen verlengen. 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd aan hun goedkeuring voorwaar den te verbinden. 3. Bij het nemen van hun beslissing la ten Burgemeester en Wethouders zich uit sluitend leiden door overwegingen, ont leend aan het belang van het monument, onderscheidenlijk aan dat van een gelijk waardige vervanging daarvan. Artikel 8. Van een door Burgemeester en Wethou ders genomen besluit, waarbij de goed keuring is geweigerd of voorwaardelijk verleend, kan de eigenaar, binnen 30 da gen na den dag van verzending daarvan, schriftelijk in beroep women bij den Raad. Gelijke voorziening is toegelaten, in dien Burgemeester en Wethouders op een verzoek om vergunning binnen den in art. 7 lid 1 aangegeven termijn geen beslis sing hebben genomen. Artikel 9. Binnen 30 dagen, nadat het beroep schrift bij den Raad is ingekomen, wordt door dezen een beslissing genomen. De Raad kan zijn beslissing echter voor den tijd van 30dagen verdagen. De Raad kan het beroepschrift om ad vies in handen stellen van een uit zijn midden benoemde commissie, die bevoegd is zoowel de monumentencommissie als den eigenaar te hooren. Indien de beslissing van den Raad af wijkt van het besluit van Burgemeester en Wethouders, regelt zij alles wat in ver band daarmede regeling behoeft. Artikel 10. Het is verboden, werkzaamheden tot het geheel of gedeeltelijk sloopen, her stellen, veranderen van uiterlijk aanzien of aan het oog onttrekken van een mo nument uit te voeren: a. zonder goedkeuring van Burgemees ter en Wethouders, onderscheidenlijk den Raad; b. anders dan geheel overeenkomstig de goedgekeurde stukken en de voor waarden, waaronder de goedkeuring is verleend. Artikel 11. Overtreding van de artikelen 6 en 10 dezer verordening wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden of hechtenis van ten hoogste twee maanden. Artikel 13. Indien de eigenaar slechts ten koste van buitengewone offers in staat is te voldoen aan het in artikel 7, lid 1, be doelde besluit van Burgemeester en Wet houders, of, in geval van beroep, aan de in artikel 9 bedoelde beslissing van den Raad, kan de Raad hem op zijn verzoek van gemeentewege een tegemoetkoming in de kosten toekennen, uit te keeren na dat de eigenaar zich in behoorlijken vorm heeft verbonden tot naleving van de bij deze verordening behoorende „Voorwaar den voor gemeentelijken steun ten be hoeve van behoud of herstelling van mo numenten". Artikel 14. Deze verordening kan worden aange haald als „Monumentenverordening". Overgangsbepaling. Reeds voordat de monumentenlijst is vastgesteld, kunnen Burgemeester en Wethouders in spoedeischende gevallen, de Monumentencommissie gehoord, bij een met redenen omkleed besluit verkla ren, dat de artikelen 6 tot en met 14 van deze verordening van toepassing zijn op bij het besluit aan te wijzen bouw- of kunstwerken of gedeelten van zulke wer ken. Voorwaarden voor gemeentelijken steun tot behoud of herstel van monumenten. Artikel 1. Gemeentelijke steun tot behoud of her stel van monumenten wordt slechts leend, indien: a. de eigenaar, al dan niet te zamen met andere belanghebbende personen of lichamen, in de kosten deelneemt tot een voor ieder geval door den Raad goed te keuren bedrag; b. de eigenaar bjj zijn aanvraag een in behoorlijken vorm opgemaakte verklaring overlegt volgens door Burgemeester en Wethouders vast te stellen model, waarbij hij zich verbindt deze voorwaarden na te leven en die verplichting op den voet van het bepaalde in artikel 9 over te dragen op zijn rechtverkrijgenden. Art. 2. De uitkeering vindt plaats tot een be drag, als in ieder geval door de Rnaad, het zij rechtstreeks, hetzij door vaststelling van een percentage van de totale kosten, zal worden bepaald en voorts: a. indien de steun uitsluitend wordt ver leend voor het behoud van een monument in den bestaanden toestand: binnen een maand nadat de uitbetaling in verband met de bepalingen van de Gemeentewet mogelijk is geworden; b. indien de steun geheel of gedeelte lijk samenhangt met de utivoering van be paalde werkzaamheden aan een monument: in door den Raad vast te stellen termijnen, waarvan de eerste vervalt een maand na het onder a bedoelde tijdstip of zooveel la ter als de uit te voeren werkzaamheden zijn aangevangen en de laatste een maand na dat deze werkzaamheden met stipte inacht neming van 't bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6 zijn voltooid. Art. 3. 1. De keuze van den bouwmeester, on der wiens leiding de in artikel 2, onder b, bedoelde werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, zoomede de ontwerpen, het be stek en de begrooting voor die werkzaam heden, behoeven de voorafgaande schrifte lijke goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, de Monumentencommissie ge hoord. 2. De uitvoering geschiedt, overeenkom stig de goedgekeurde plannen, volgens aan wijzing en ten genoegen van de Monumen tencommissie, daarbij vertegenwoordigd door haar voorzitter of het door dezen aan gewezen lid, aan wien desverlangd de de- tailteekeningen worden voorgelegd Art. 4. Burgemeester en Wethouders kunnen, de Monumentencomm. gehoord, den eigenaar een termijn stellen .waarbinnen de uit te voeren werkzaamheden moeten zijn vol tooid. Art. 5. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamhede nbijzonderheden voorvallen of voorwerpen van oudheidkundig of his torisch belang worden gevonden, wordt daarvan onmiddellijk kennis geven aan den voorzitter van de Monumentencommis sie. Art 8. Onverminderd de bepalingen van de Mo numentenverordening is de eigenaar ver plicht het monument in den staat, waarin het zich bevindt of waarin het na vol tooiing van de in artikel 2, onder b, dezer voorwaarden bedoelde werkzaaheden is ge bracht, te bewaren en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders te onderhou den. Art. 9. 1. Ongeacht of het bepaalde in lid 2 van dit artikel al dan niet is nageleefd, zijn deze voorwaarden van toepassing zoowel voor den eigenaar, aan wien de steun wordt ver leend als voor iederen opvolger in den eigendom van het monument. 2. De eigenaar verbindt zich, het monu ment noch geheel noch gedeeltelijk onder eenigerlei titel te vervreemden, zonder in de desbetreffende akte de verkrijgende partij te binden aan gelijkluidende bepa lingen tegenover de gemeente Leiden, als in deze voorwaarden, onder de artikelen 6 tot en met 11 of, zoo de in artikel 2, on der b, bedoelde werkzaamheden nog niet zijn voltooid, onder de artikelen 3 tot en met 11 zijn vermeld, noch ook zonder de verkrijgende partij te verplichten het voor haar bestemde afschrift van de akte aan Burgemeester en Wethouders aan te bieden, teneinde daardoor te doen blijken van de aanvaarding der verplichtingen van de verkrijgende partij tegenover de ge meente. Art. 10. 1. Door overtreding of niet-nakoming van eenige in de artikelen 3 tot en met 9 ge- stelde bepalingenverbeurt de eigenaar, zonder dat eenige uitdrukkelijke inge brekestelling wordt vereischt, zijn aan spraak op het eventueel nog niet uitgekeer de gedeelte van den steun en bovendien, ten behoeve van de gemeente, een boete van ten hoogste het bedrag, dat hem reeds aan steun is uitbetaald. 2. De boete, bedoeld in het vorig lid, is door den eigenaar verschuldigd tot een in ieder geval door Burgemeester en Wethou ders te bepalen bedrag «n moet worden be- taald binnen 14 dagen na daartoe strek- kende aanmaning van dat College. Art. 11. i Burgemeester en Wethouders kunnen I van een of meer dezer voorwaarden ont- j heffing verleenen. j DE WANDELTOCHT TER GELEGENHEID VAN DE JAMBOREE. i Het incident tusschen de Koloniale Reserve en de politie te Bloemendaal. Voor den krijgsraad heeft gisteren te- j recht gestaan de 37-jarige M. v. d. H., eerste luitenant van de Koloniale Reser ve te Nijmegen, die zich te verantwoor den had voor het feit, dat hij op 8 Augus tus te Bloemendaal geweigerd heeft te voldoen aan de bevelen, door de gemeen tepolitie aldaar gegeven. Bekl. nam als commandant van een groep van 55 man, deel aan den wandeltocht, ter gelegen heid van de jamboree en weigerde, of schoon de politie zulks gelastte, zijn man schappen in colonne van drie te laten loopen. Tevens weigerde bekl. zijn groep op de voetpaden te laten loopen. De lui tenant gaf een uiteenzetting van de fei ten, die zich dien dag te Bloemendaal hadden voorgedaan. Toen hij met zijn manschappen aan den start verscheen, wist hij niets van de be- -1 perkende verordening, dat zij, die in een groep aan den wandeltocht deelnamen, met drie man naast elkaar moesten loo pen. Later zag hij, dat op een tafel een brief lag, waarin deze beperkende ver ordening stond. Deze brief is hem niet overhandigd, ofschoon hij wel kennis heeft genomen van den inhoud. O.a. stond daarin nog vermeld, dat zij, die een vergunning hadden om den wandeltocht mede te maken, zich aan de voorschriften moesten houden, daar zij anders werden geacht niet in het bezit te zijn van een vergunning om aan den wandeltocht deel te nemen. Aan den marschleider heeft hij ge vraagd of deze beperkende voorwaarden ook betrekking hadden op zijn troep, waarop de marschleider geantwoord had: natuurlijk niet. Ook de commandant van de Koloniale Reserve kende den inhoud van het bewuste schrijven. Aan den lui tenant heeft hij echter medegedeeld: wij loopen normaal, dus met vier man. De commandant was ook aanwezig bij den start. Bekl. voegde hieraan nog toe, dat hij - voor dezen marsch geen vrijwilligers heeft genomen, doch de twee oudste klas sen heeft gelast aan dezen marsch mee te doen. Toen zijn troep te Bloemendaal aan kwam, kwamen twee politiemannen naar hem toe, die hem zeiden, dat zijn man schappen met drie man naast elkaar moesten loopen. De luitenant antwoordde hun, dat het Indische leger de formatie van drie man niet kent. Wel de formatie van twee man, doch zulks alleen maar op paden, waar de formatie van vier man niet mo gelijk is. Een der politiemannen maakte zich kwaad. Hij trok zijn revolver en zei: als je niet met drieën wilt loopen, dan schiet ik onder den troep. Bekl. heeft ten geantwoord: als je dat doet, dan sla ik je de hersens in. Deze woorden maakten blijkbaar in druk op den politieman, die zijn revolver wegstak, en toen langs den weg ging staan schelden. Tenslotte deelde de luite nant nog mede, dat hij op last van zijn commandant de leiding van den troep op zich had genomen. De weg te Bloemen daal was 6.10 M. breed. De breedte van zijn troep was 2.25 M. Van zijn troep in formatie van twee man naast elkaar te laten loopen, was dus geen sprake. Als getuige werd gehoord de comman dant van de Koloniale Reserve te Nijme gen, die verklaarde, dat hij aan den lui tenant last had gegeven de leiding van den troep op zich te nemen. Van de be perkende voorwaarde om met drie man naast elkaar te loopen, was hem vooraf niets bekend. Bij zijn aankomst aan den start, nam hij daarvan kennis. Hij kan zich niet meer precies herinneren of de luitenant hem over de bewuste formatie gesproken heeft. Het kan zijn, dat hij dat wel gedaan heeft en indien de luitenant hem daarover zou hebben ondervraagd, dan zou hij zeker last hebben gegeven met vier man naast elkaar te loopen. In dien de luitenant zijn manschappen met drieën naast elkaar had laten loopen, dan zou hij hem zeker daan/oor een ernstige reprimande, hebben gegeven. In verband met deze verklaring door den commandant, achtte de auditeur-mi litair het noodzakelijk de verdere behan deling van de zaak te schorsen, om de zaak nog eens verder te onderzoeken. De volgende getuige was de hoofdagent L. Pouwer te Bloemendaal, die aan den lui tenant meermalen bevolen heeft, zijn manschappen met drie man naast elkaar te laten loopen en wel op het voetpad en niet op den rijweg. De luitenant heeft aan deze bevelen niet voldaan, alleen toen de troep een smal zandpaadje over moest, heeft hij zijn manschappen met twee man naast elkaar laten gaan. De commandant van de Ko loniale Reserve, die weer als getuige werd gehoord, verklaarde, dat in de be perkende voorschriften niet vermeld stond, dat de deelnemers aan den marsch i op het voetpad moesten loopen. Indien de commandant gezien had, dat de man schappen van de Koloniale Reserve op het voetpad liepen, dan zou hij direct ge- last hebben op den rijweg te loopen. Een militaire colonne van de Koloniale Reser- ve moet op den rijweg loopen en niet op het voetpad. Het was ook niet noodig om op het langs den weg gelegen voetpad te loopen, daar de wandeltocht juist in dat 1 gedeelte van Bloemendaal werd gehou- den, waar geen druk verkeer was. De hoofdagent deelde hierna nog mede, dat, de groep van de Koloniale Reserve aan het hoofd van den wandeltocht liep en dat hij daarom in het belang van allen den luitenant had aangesproken. De vol gende getuige was de agent van politie W. Cuperen. Deze ontkende zijn revolver te hebben getrokken en voorts ontkende hij gedreigd te hebben onder den troep te schieten. De heer H. Winters, een der leiders van den wandeltocht, zeide, door middel van de politie kennis genomen te hebben van het incident te Bloemendaal en aan de politie had hij medegedeeld, dat, indien de luitenant weigerde zijn manschappen met drieën naast elkaar te doen loopen, hij dan zou worden gedis kwalificeerd. De laatste getuige was de heer H. Run- ge. Deze ontkende pertinent aan den lui tenant toestemming te hebben gegeven zijn manschappen met vier man naast elkaar te doen loopen. De auditeur-militair vroeg hierna aan den commandant der Koloniale Reserve, of de commandant van een troep moet gehoorzamen aan de politie, als deze in het belang van de veiligheid van het ver keer beveelt op een voetpad te loopen in plaats van op den rijweg. De comman dant antwoordde, dat de politie van een militaire colonne moest afblijven. (O.i. een geheel foutieve, zelfs min of meer dwaze opvatting). Op verzoek van den auditeur-militair werd de verdere behandeling van de zaak hierna geschorst. IN DEN RAADSKELDER TE DEN BOSCH Is niet voldaan aan een bevel van officier in burger. De 25-jarige sergeant W. B. S., dienst plichtig bij het regiment wielrijders te den Bosch, had zich te verantwoorden voor het feit, dat hij op 2 September in den raadskelder te Den Bosch, toen de luitenant Römer die in burger was, hem gelastte de kraag van de uniformjas te sluiten, niet aan dat bevel heeft voldaan, en daarna, toen dezelfde luitenant hem had gelast, den raadskelder te verlaten, eveneens geweigerd heeft, aan dat bevel te voldoen. De luitenant riep de hulp in j van de politie, waarna beklaagde door twee agenten van politie werd wegge bracht en op het hoofdbureau aan de mi litaire 'autoriteiten werd overgegeven. De president vroeg aan den beklaagde: „Hoe ben je toch tot dit feit gekomen?" Auditeur-militair: Hij is door burgers opgestookt. De sergeant zei, dat hij den luitenant niet kende. Deze was bovendien in bur ger gekleed. Auditeur-militair: Hij heeft zich toch gelegitimeerd. President: Bovendien bent u begonnen met aan den last te voldoen en daarna hebt u pas geweigerd. De sergeant zei: Er waren een hoop burgers, die zich met het geval bemoeiden en die tegen me zeiden, dat ik niet be hoefde te gehoorzamen. De auditeur-militair zeide in zijn re quisitoir, dat het reeds lang een uitge maakte zaak is, dat een militair altijd moet gehoorzamen aan een meerdere, ook al is deze in burger. Beklaagde heeft dat niet gedaan en heeft zich aan een ernstig vergrijp tegen de militaire tucht schuldig gemaakt. De eisch luidde veertien dagen gevan genisstraf met verlaging tot den rang van gewoon soldaat. De verdegiging werd gevoerd door mr. F. W. baron van Hugenpoth uit den Bosch, die een mildere straf bepleitte. De krijgsraad veroordeelde den ser geant tot de straf welke door den audi- teur-imilitair was geëischt. Wij lezen in het verslag niet, of de krijgsraad aan dien luitenant Römer ge vraagd heeft, hoe hij er toe is gekomen, om, in burger zijnde, zich te bemoeien met.de kraag van een uniformjas van een sergeant, die in een café vertoeft! Werd dit optreden geëischt door het be lang van de leger-tucht? Hij wilde het prinselijk jacht „Piet Hein" zien. De twintigjarige sergeant J. v. d. K., dienstplichtig bij de specialisten compag nie van het zevende regiment infanterie te Harderwijk, heeft op 5 September 1.1., terwijl hij als wachtcommandant in de Oranje-Nasasukazerne dienst deed, die post eigendunkelijk verlaten. De sergeant had het commando overgegeven aan een soldaat en was per rijwiel naar de haven gegaan, om daar het prinselijk jacht „Piet Hein" te zien en Prins Bernhard, die zich op het jacht bevond. De auditeur-militair eischte tegen hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van veertien dagen, met een proeftijd van drie jaar. Door den krijgsraad werd de sergeant veroordeeld overeenkomstig den eisch met verlaging tot den rang van ge woon soldaat. (SPROOKJE) 37. De koning heeft de slag gehoord en komt boos, met langzame passen op de plek des onheils af. Weetgraag beeft nu van schrik en begint op de penhouder te kluiven. Flipje veegt het angstzweet van zijn voorhoofd.Wat zal de koning wel zeggen? 38. De koning pakt Flipje bij zijn oor en zet hem weer op zijn beentjes, midden tusschen de rommel. Zoo kwa jongen, begint hij.... en dan.... dandan begint de koning zoo onbedaardelijk te lachen, dat hem de tranen over de wangen loopen en zelfs Weetgraag, die toch zoo geschrokken was, glimlacht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 8