Om een Kind DE EERSTE JEUGDGEVANGENIS 3)e fccAdóchz 0ou^cmt FEUU.LETON ROMAN VAN NORBERT GARAI. *0) Maar Reeves vertrek geen spier van zijn onbewogen gelaat. Hun blikken kruisen el kaar. Wederom maakt Reeves' onnatuur lijke kalmte Coveriey onzeker. Hij laat den arm zakken en staart den man, dien hij steeds voor een jammerlijk creatuur van Gordon heeft gehouden, aan. Waar heeft Reeves plotseling die psychische kracht vandaan, die verbluffende onver schrokkenheid, welke zoo scherp afsteekt bij de walgelijke lafheid van den machti gen directeur-generaal, die bevend van angst en als verlamd van ontzetting tegen den muur leunt? „Uw uitvinding", zegt Reeves kalm, alsof het een zakelijk onderhoud betreft, „is een grootsch werk. Toegegeven. Maar over zoo'n uitvinding zult u toch zeker niet met nie mand hebben gesproken. Wie weet er dus iets van?" „Bigt!" schreeuwt Coveriey, de secreta resse geheel vergetend. „Bigs! Hij heeft de teekeningen van mij gekregen en ze in mijn opdracht aan mr. Ward gegeven. En ook mr. Ward zal te allen tijd kunnen zwee- ren. „U hebt goede getuigen, dat moet ik zeggen! Een ontslagen employ', die zich op zijn chef wil wreken en Bigs, die een paar uur geleden gearresteerd is. Hij schijnt geld van u te hebben gekregen en heeft zich aan verschillende delicten schuldig ge maakt. En u zelf, mr. Coveriey, wordt, meen ik al eenigen tyd wegens verduistering van fabrieksgeheimen door de politie ge zocht. Het schijnt Reeves voldoening te schen- ken Coveriey tot het uiterste te brengen. Hij maakt een spottenden handbeweging in de richting van de deur. „Ik geloof dus, dat het 't beste is, als u nu maar vertrekt. Wij beschikken over vrij goede advocaten, mr. Coveriey. Dat hebt u reeds eerder kunnen constateeren. Ik geef u een uur tijd om u uit d evoeten te maken. Wederom kruist hij de armen over de borst en in die houding toont hij zich dus danig meester van de situatie, dat zelfs Gordon zijn moed voelt herleven en het waagt door een hoofdknik Reeves' woor den te bekrachtigen. Neerschieten allebei, denkt Coveriey. Hij tast in zijn achterzak, maar tegelijker tijd herinnert hij zich, dat hij een veel doel treffender schot kan afvuren. „Ik vermoed zoo", zegt hij sarcastisch, „dat van nu af aan de getuigenverklarin gen van de heeren Gordon en Reeves door de rechtbank niet zoo heel veel waarde zal worden toegekend. Mij is namelijk een en ander meegedeeld over een eigenaardig zaakje verboden verkoop van aandee- len en zoo.... smokkelarij van deviezen, noemt men dat, geloof ik.... Ik behoef de heeren misschien slechts den naam Scar- le te noemen...." Nog eenmaal glijdt zijn blik over het tweetal tegenover hem, die nu werkelijk beiden verlamd van schrik schijnen te zijn. Die creaturen heeft hij gehaat? Vier jaar lang? Wat heeft hij eigenlijk nog met die schimmen te maken? Hij voelt zich een ander mensch, als hij met vasten tred het privé-kantoor verlaat. Merkwaardig snel heeft Reeves zich van zijn schrik hersteld. Uiterst zakelijk, alsof hij een of ander onbeteekenend feit con stateert, zegt hij: „Verkeerd gespeculeer^ mr. Gordon! Hij was toch handig, handiger dan wij. En hij glimlacht, koel en vreemd, alsof hij zich verlustigt in den wel verre van waardigen aanblik, dien de hoogste chef der Estna-fabrieken op dit oogenblik biedt. Deze gerautineerde jager, die duizenden trucs en listigheden kende, om het wild in zijn macht te krijgen, deze niets en nie mand ontziende menschenjager, zal nu zelf als het wild worden achtervolgd. Ha, zie maar eens, hoe hij daar heen en weer draaft. Als een wild dier, dat pas in kooi gevangen is gezet. Met geheel vertrok ken mond, de tanden knarsend, de handen tot vuisten gebald! Hoe hem nu, terwijl hij geen raad meer weet, toch nog een en an der te binnen schiet, dat nog gedaan moet worden, dat hem naar zijn schrijfbureau jaagt en naar de telefoon. Kuchend, als iemand, die naar adem snakt, schreeuwt hij de telegrammen voor New York en Parijs in geheimzinnige code woorden in het apparaat. Dan opent hij gejaagd de laden van zijn schrijftafel. Balansen, notulen van commis- sariesvergaderingen, informaties, teekenin gen en kwitanties dwarrelen omlaag als verwelkte bladeren. En mr. Reeves voelt een heerlijke rust over zich komen, het vredige gevoel van den mensch, die alles verloren en niets meer te verliezen heeft omdat zijn hart niets meer begeert. Het is, alsof hij van een hoogen toren op Gordon neerziet. De man, dien hij aanbad, eiken dag, waarop hij zich in zijn nabijheid bevond, is nu niets meer, een jammerlijk niets. Op koelen toon, in een paar woorden, deelt hij Gordon mee, dat hij besloten heeft thans zijn eigen weg te gaan. Hij acht het niet noodig verdere opheldering te geven. En als mr. Reeves een oogenblik later in zijn kamer zit, vertoont zijn gelaat een haast ascetische uitdrukking. De anders zoo valsch loerende oogen hebben een zeldza me glans. Tien minuten, misschien een kwartier lang staart hij peinzend voor zich uit. Dan opent hij langzaam een der laden van zijn schrijfbureau, maar juist op dat oogen blik wordt de deur van het vertrek open ge worpen. Bij den ingang staan Coveriey en een politie-agent. Jacht. De rechercheur, door Nicolle's mededee- lingen lichtelijk uit zijn evenwicht ge bracht, heeft zich haastig naar een publie ke telefooncel begeven om met inspecteur Benett te beraadslagen. Het telefoongesperk krijgt echter een on verwachte wending doordat eenige secon den later een correct ge'kleede heer met diep gebruind gelaat en grijs haar de cel binnentreedt en den man aan het toestel glimlachend toevoegt: „Ziezoo, hier hebt u me. Ik ben Conny Coveriey „Hij is net binnegekomen. Staat naast me! Coveriey....", schreeuwt de recher cheur, geheel verbouwereerd, in het appa raat, terwijl hij den indringer, die zelfs niet aan ontvluchten denkt, opgewonden bij den arm pakt. „Arresteeren? Ja! Direct!" Hij wendt zich tot Coveriey: „In naam der wet, u bent mijn gevangene!" Maar juist op dit oogenblik schijnt de, voor de telefooncel wachtende groep door een of ander voorval te worden opgeschrikt. Danny rent plotseling weg, de agent trom melt dringend op den glazen wand van de cel, Nicolle trekt de deur open en roept ademloos: „Gauw! Gauw! De auto van Gor don is zoo juist naar buiten gereden.... Hij vlucht In een oogwenk speelt zich dat alles af. Danny springt op zijn motor. Die scha vuit van een Gordon laten ontkomen dat nooit! Hij wil juist wegrijden, als de recher cheur met een zwaai op de duo springt ei hem toebrult: „Vooruit! Zoo hard als ji kunt!" En dan begint de doodenrit. Voorbij Ni colle, Kitty, Coveriey en den agent. Co verley's auto is te ver weg om aan de ach' tervolging te kunnen deelnemen. Boven' dien heeft de agent opdracht gegeven Ni colle en Coveriey naar het dichtst bijzijndl politiebureau te brengen, waar hij naden instructies van Benett moet afwachten. Een heel eind voor zich uit op de kaars rechte straat ontwaart Danny de grijze li mousine. De rechercheur achter hem diri- geret den rit. Hij schijnt ter plaatse uitste kend bekend te zijn. Meermalen verlaat hij zich geheel op zijn instinct. Driemaal heb ben zij den grooten grijzen wagen uit het oog verloren, om hem nochtans na kris kras door verschillende straten te zijn ge reden, weer op het spoor te komen. (Wordt vervolgd). Op Houtrust te Den Haag werd Zondag voor de Westelijke eerste klasse van den K.N.V.B. de competitie-wedstrijd H.B.S. Feyenoord gespeeld. Een aanval op het doel der gastheeren Een aanval op het doel van Sparta tijdens den te Amsterdam gespeelden voetbalwedstrijd Ajax Sparta, welke in een nederlaag voor de gasten eindigde Een kijkje in het Waaggebouw te Leiden tijdens de traditioneeleuitdeeling van haring en brood ter gelegenheid van de 3 October-feesten Te Amersfoort werd Zaterdag het huwelijk voltrokken van J. W. baron Sloet van Marxveld, 1ste luitenant bij de Genie, en jkvr. J. L baronesse van Dedem. Het bruidspaar bij het verlaten van de kerk De heer Edo Bergsma heeft Zaterdag in een speciale vergadering te Amster dam afscheid genomen als voorzitter van den A N.W.B. De nieuwe voor zitter, mr. H. P. J. Bloemers, overhandigt zijn voorganger de plaquette van de Edo Bergsma-medaille De eerste Jeugdgevangenis in ons land is Zaterdagmiddag te Zutphen door den minister van Justitie, Z. Exc. mr. C. M. J. F. Goseling, in tegenwoordig heid van talrijke autoriteiten officieel geopend De 3 October-feesten te Leiden - De deelnemers aan den optocht, welke een symbolische voorstelling van de Grieksche mythen en sagen gaf, begaven zich per modern vervoermiddel naar de plaats van bestemming

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12