3)e ZeidAchz öou^omt
Om een Kind
Jeugdige Roosendaalsche buurtgenootjes van Jet v. d. Vijver wilden niet achter
blijven en brachten den nieuwen wereldkampioen der amateur-sprinters Dinsdag
morgen een eenvoudige doch welgemeende hulde
iS5\
Het Chineesch— Japansch conflict. Sterke afdeelingen Engelsche
troepen zorgen te Sjanghai voor de bewaking der internationale
concessie tegen ongewenschte aanvallen
Tot lid der Eerste Kamer van de Staten
Generaal is door het Centraal Stem
bureau benoemd verklaard de heer
H. W. van Marle te Amsterdam
De Belg Meulenberg heeft het wereldkampioenschap wielrennen op den weg bij
de wedstrijden te Kopenhagen gewonnen. Het peleton onderweg
Een viertal vroolijke spuitgasten tijdens de groote brandblusch-
demonstraties, welke Dinsdagavond te Abcoude zijn gegeven
FEUILLETON
ROMAN VAN NORBERT GAR AI.
Twee uur later treedt een reeds eenigs-
zins bejaarde heer met een zeer eerbied
waardig uiterlijk, gekleed in een zwarte,
goed zittende overjas, den stijven hoed in
de hand, Benett's bureau binnen.
Hij maakt een vormelijke buiging.
„Gordon...."
„Wij kennen elkaar al, meen ik, mr. Gor
don", begroet Benett hem.
„Drie jaar geleden ongeveer.de kwes-
tie-Coverley
„Ja, juist, nu herinner ik me inspecteur
Benett.
„Precies.Een onaangename geschie
denis geweest, die zaak-Coverley. Een zeer
slimme vos. Wij weten nu nog niet, waar
hij zich ophoudt...."
Hij wijst op Kaynes.
„M'n assistent, mr. Kaynes. Hij leidt het
onderzoek in zake de ontvoering van uw
kind."
Een scherpe, onderzoekende blik treft
Kaynes. Dan treedt Gordon op hem toe,
reikt hem de hand en zegt plechtig:
„Denkt u er vooral aan, mr. Kaynes, dat
u het lot van een jong, onschuldig kind in
de hand is gelegd. Mijn eenzaam, slechts
door zaken in beslag genomen leven, zal
doelloos geworden zijn als het kind niet on
gedeerd wordt teruggevonden."
Omstandig, met afgemeten bewegingen
neemt Gordon op de hem geboden stoel
plaats.
„Ik ben u erkentlijk, mr. Gordon", zegt
Benett, terwijl hij achter zijn schrijfbureau
gaat zitten, „dat u aan mijn telefonisch
verzoek om hier te komen, gevolg hebt ge
geven. Men heeft u zeker reeds medege
deeld, dat op de heide bij Kensington een
man vermoord is gevonden, die, naar in
middels is komen vast te staan, uw kind
heeft ontvoerd. Van het kind zelf ont
breekt tot dusver helaas nog elk spoor."
„Vreeselijk! Verschrikkelijk!" komt het
moeizaam van Gordon's lippen. „Wat was
er met dien man? Waarom heeft hij Maud
ontvoerd? Waarom werd hij vermoord?
Wat is er met het kind gebeurd?"
Het ontgaat Benett's scherpen blik niet,
dat Gordon's smal, energiek gelaat gedu
rende het onderdeel van een seconde, angst
en schrik uitdrukt. Het lijkt bijna, alsof
deze man voor zijn eigen leven vreest.
„Helaas moeten wij u op al die vragen
het antwoord schuldig blijven, mr. Gor
don. U kunt er echter verzekerd van zijn,
dat de nasporingen met alle kracht en met
alle ons ten dienste staande middelen wor
den voortgezet."
Nadenkend bladert hij in de map.
„Het is werkelijk treffend, mr. Gordon,
zooals u aan het verdwenen kind gehecht
blijkt te zijn. Het is toch niet uw eigen
kind, nietwaar? Geadopteerd, naar ik
meen.
Gordon knikt. Zijn gelaat heeft nu slechts
een nietszeggende uitdrukking van conven-
tioneele beleefdheid.
„Het geluk is mij niet beschoren ge
weest zelf een kind te bezitten, inspecteur.
Het waren voor een deel ook min of meer
egoistische motieven, die mij er toe de
den besluiten de kleine Maud te adoptee-
ren."
Hij spreekt opvallend langzaam, zorgvul
dig elk woord overwegend, als iemand, die
op zijn hoede is.
„Ondanks die egoistische motieven, mr.
Gordon", houdt Benett vol, „kan ik toch
niet nalaten mijn bewondering uit te spre
ken voor het feit, dat u het kind adopteer
de van een man, die u als ik mij wel
herinner zooveel schade heeft berok
kend
Onwillig trekt Gordon de wenkbrauwen
op, terwijl hij Benett een koelen, afwij-
zenden blik toe werpt.
.Waarom moet het -kind er voor boeten,
dat zijn vader een schurk is, mr. Benett?
Toen de moeder van de kleine Maud stierf,
was er niemand, die zich het lot van het
kind aantrok".
„De moeder van de kleine Maud", zegt
Benett op zakelijken toon, alsof slechts zijn
plicht er hem toe dwingt eenige onbedui
dende details ter sprake te brengen, „over
leed in het gevangenisziekenhuis. Zij
trachtte op het postkantoor van een klein
plaatsje, ergens in Schotland, geld op te ne
men, dat haar uit het buitenland was toe
gezonden. Daar er geen twijfel bestond,
dat dit geld afkomstig was van haar man,
tegen wien een bevel tot inhechtenisne
ming was uitgevaardigd, werd de vrouw
gearresteerd. Zij weigerde halsstarrig de
verblijfplaats van haar man te verraden en
derhalve werd zij wegens medeplichtigheid
en heling tot twee jaar gevangenisstraf
veroordeeld. Reeds na enkele maanden van
haar gevangenschap echter openbaarde
zich een hartkwaal, waaraan zij spoedig
in het ziekenhuis overleed...."
„Dat alles is me bekend", zegt Gordon
met een ongeduldige handbeweging.
„Desondanks is het misschien goed, dat
wij een en ander nog even recapituleeren",
antwoord Benett minzaam, maar gedeci
deerd. „Ik weet, dat u het was, die me
vrouw Coverley door particuliere detec
tives liet bewaken. U voorkwam daardoor
zelfs haar vlucht naar het buitenland,
u zorgde er voor, dat haar pas werd afge
nomen en uw inlichtingen stelden de politie
in de gelegenheid deze vrouw in Schotland
te arresteeeren. Uit dit alles blijkt wel,
dat u voor de moeder van de kleine Maud
steeds dezelfde belangsteling hebt getoond
als eertijds voor den vader. Daarom is uw
zorg voor het kind eens te meer te waar-
deeren
Gordon staart naar den grond. Hij heeft
de lippen vast opeen geklemd en schijnt
te overleggen wat hij hierop zal antwoor
den.
„Goed!" zegt hij eindelijk. „Ik zal u de
waarheid zeggen. Misschien zal men ge
neigd zijn mijn handelwijze tegenover
Maud's moeder als „hard" te kwalificee-
ren. Maar wat bleef mij anders over. De
schurk heeft zich voor de uitvinding, waar
het om ging, 75.000 pond laten betalen om
daarna spoorloos met het geld te verdwij
nen. Met het geld, dat mij toebehoorde!
Het was mijn goed recht alles in het werk
te stellen om te trachten mijn geld terug
te krijgen. Dat de vrouw, vermoedelijk ten
gevolge van haar gevangenschap, over
leed, heeft mij ten zeerste ontroerd en
daarom wilde ik aan het kind goed maken
wat ik misschien tegenover de moeder heb
misdreven.
„Had u met de adoptie geen moeilijkhe
den? Het kind heeft immers nog een va
der?"
„Inderdaad, ja. Dat is lang niet gemak
kelijk gegaan. Maar ten slotte is aan het
licht gekomen, dat het in Cairo gesloten
huwelijk van de Coverley's volgens onze
wet niet geldig was. De voogdijraad heeft
daarom zijn aanvankelijk gekoesterde be
zwaren tegen de adoptie ingetrokken."
„Mr. Gordon, laten wij eens openhar
tig met elkaar praten". In Benett's toon
klinkt thans duidelijk eenig ongeduld. „Als
Coverley van zijn kind houdt, dan moét
het voor hem wel een zeer zware slag zijn,
wanneer hij verneemt, dat de man, die
hem als zijn grootste vijand beschouwt, zijn
kind als het zijne kan beschouwen."
„U houdt mij wel ten goede, inspecteur,
dat mij de gevoelens van dien man weinig
interesseeren
Een oogenblik flikert er een doodelij-
ke haat in Gordon's grijze oogen.
„En als ik jegens mijn geadopteerde
dochter één plicht te vervullen heb, in
specteur, dan is het wel deze, haar te be
schermen tegen een door de politie ge-
zochten misdadiger, ook al is die man dan
haar vader".
Hij heeft met toenemende opwinding ge
sproken, maar blijkbaar heeft hij onmiddel
lijk spijt van di* gebrek aan zelfbeheer-
sching, want, plotseling veel kalmer, ver
volgt hij:
(Wordt vervolgd).