Na de sluiting der Wereldjamboree Te Holten is Donderdag een concours hippique gehouden, waarbij o.a. de landelijke ruiters een parade hielden en geïnspecteerd werden door den commissaris der Koningin in de provincie Overijsel, mr. A. E baron van Voorst tot Voorst Terug naar huis. Een paar echte Hollandsche klompen maken o.m. deel uit van de meest uiteenloopende dingen, welke deze buitenlandsche padvinder als waardevol aandenken meeneemt uit het land waar hij de Wereldjamboree 1937 bijwoonde Bekoorlijke jeugd tijdens het ringsteken op het rijwielteest voor kinderen, dat de afdeeling Hilversum van de Ver- eeniging voor Veilig Verkeer Donder dag organiseerde Het oude .Pesthuys" te Amsterdam is mans geheel gesloopt ten behoeve van de verbouwing van het Wilhelminagasthuis tot Academisch Ziekenhuis, welke bestaat in den bouw van een dubbele chirurgische kliniek. De laatste resten van het .Pesthuys". Op den achtergrond de nieuwe kliniek De Wereldjamboree 1937 behoort tot het verleden. - Op het terrein te Vogelenzang waar duizenden padvinders uit alle deelen der wereld zoo'n prettigen tijd hebben doorleefd, worden de kampen opgebroken, de tenten en bagage ingepakt voor het vertrek Een hartelijk afscheid. Talloos waren de vriendschapsbanden welke tusschen de scouts van vele naties werden gelegd tijdens de Wereldjamboree, en die bij het vertrek met een fermen handdruk werden bezegeld FEUILLETON WELKOM THUIS De wonderlijke belevenissen van dr. Kaiser lien - door WILL AMBERG. - (Nadruk verboden). 43) „Ho, ho, waarde vriend!" protesteerde de pseudo Kaiserlien met gewichtige ernst. „Je onderschat de beteekenis van onzen Syndicus. Als raderen aan de machine zyn wij allen bruikbaar, jij en ik. Maar zonder Syndicus zou de machine nooit op gang ko men. Ik koester dan ook het voornemen vanavond in een uitvoerige rede de bijzon dere kwaliteiten van Syndicus in het licht te stellen Op dat oogenblik trad Notje aan den arm van den man, wiens naam juist ge noemd was, het zaaltje binnen. Wanneer zij niet in reis-toilet waren geweest, zouden hun plechtige afgemeten stappen het ver moeden hebben kunnen wekken, dat zij van het stadhuis kwamen. „Wij zijn gearriveerd!" kondigde Nora Tilden op pathetischen toon aan. De Professor beschikte over voldoende humor, om hierop op waardige wijze te reageeren. Het tweetal plechtig tegemoet tredend, galmde hij: „Zoo weest dan wel kom, gij laatsten des syndicaats. Met klop pend harte en overkropt gemoed verbei den wij, als trouwe bondgenooten, uw komst!" „Mooi gezegd, Professor!" antwoordde Syndicus. „Je bent een patente kerel!" Zijn blik viel op dc gedekte tafel. „Keu rig hebben jullie dat gearrangeerd!" Rakker neuriede: „Eerlijk zullen wij alles deelen Ook de Baron werd door de algemeen heerschende vroolijke stemming aangesto ken. Hij werd zelfs galant en hielp Nora Tilden aan haar mantel. Deze beloonde hem met een dankbaren blik. „Ik ken je haast niet meer, Baron; zelfs jou schijnt het weerzien gelukkig te maken." De kellner verscheen, ontkurkte een flesch champagne en dit was het sein om aan tafel te gaan. Syndicus nam plaats aan het hoofdeinde, tegenover hem Nora Til den; aan de eene zijde zaten professor en Rakker, aan de andere zijde de Baron en Spiona. Syndicus wierp een korten blik op het bruine pak, dat op het tafeltje naast hem lag. „Aardig bedacht", knikte hij, de anderen veelbeteekenend toelachend. Toen de couverts voor den eersten gang waren weggeruimd, wendde Syndicus zich tot den kelner: „Met den volgenden gang willen wij vijftien minuten wachten en tot zoolang wenschen wij niet gestoord te wor den." Een hoopvol stilzwijgen volgde op deze woorden. De vijf anderen begrepen, wat er nu zou komen. Het was natuurlijk be lachelijk, maar allen voelden toch een ze kere beklemming. Syndicus nam het pakket van het tafel tje. „Wij zullen overgaan tot de verdee ling!" kondigde hij aan. „Baron, mag ik je verzoeken de deur te sluiten?" De Baron gehoorzaamde. „Dames en Heeren!" vervolgde Syndi cus, terwijl hij het pakket met een plechtig gebaar in de hoogte hield. „Alvorens ik den waardevollen inhoud van dit pakket van zijn omhulsel ontdoe, wil ik er op wijzen, dat dit omhulsel geheel onbeschadigd is en de dubbele zegels zich nog in volko men ongerepten staat bevinden." „Halt!" interrumpeerde hier de Profes sor. „Ik verzoek de geachte aanwezigen eerst mij nog eenige minuten gehoor te willen verschaffen." „Aha!" merkte Nora Tilden op. „De on vermijdelijke toespraak!" „Inderdaad gaf de Professor toe. „De onvermijdelijke toespraak!" En met een vluchtigen blik naar den Baron vervolgde hij: „Onvermijdelijk, maar niet overbodig. Dames en Heeren! In dit gedenkwaar dig oogenblik, waarop onder ons even wel doordacht, als welgeslaagd plan de eind streep zal worden gezet, is het mij een be hoefte eenige vluchtige opmerkingen te maken over het karakter van ons arbeids- systeem en het wezen onzer organisatie. Wij zijn, toen wij destijds onzen veldtocht tegen dr. Kaiserlien ontwierpen en de rol len verdeelden, met elkaar overeengeko men, dat ieder van ons aanspraak zou kun nen maken op een zesde deel van de winst. Dat was om zoo te zeggen, niet veel anders dan een verwezenlijking van het democra tische principe in geldzaken. Nadien heeft wellicht deze of gene zich afgevraagd of die wijze van verdeelen wel rechtvaardig was. Wellicht is bij sommigen van ons wel eens een enkele maal de gedachte opge komen, dat hem of haar een moeilijker en gevaarlijker taak was opgedragen dan aan de anderen en dat hy of zij eigenlijk aan spraak zou kunnen maken op een grooter aandeel in de baten van deze onderne ming. Wie echter onder ons zoo argumenteert, heeft den dieperen zin van onze manier van werken niet begrepen. Wij huldigen in on zen kring, als ik het zoo zeggen mag, geen formeele democratie. Elk van ons heeft het zyne bijgedragen tot het welslagen der onderneming. Het voordeel van onze arbeidsmethode was, dat wij de te verrichten werkzaamheden en het daaraaan verbonden gevaar op een bijzondere wijze over de leden verdeelden. Dat kinkt misschien vreemd, maar het zal u allen ongetwijfeld duidelijk worden, wan neer ik het werk van elk afzonderlijk me moreer. Jij, Syndicus, was de man, die het plan uitbroedde. Jouw werk was, om zoo te zeggen, het extract van ons aller taak. En daai'om was het logisch, dat jy zelf op den achtergrond bleef om ons slechts in in- tiemen kring met je aanwijzingen en advie zen terzijde te staan. Notje en Spioza's taak daarentegen, was in 't geheel niet van misdadigen aard, want ten slotte hebben zy niets anders ge daan dan contact gezocht en gekregen met twee mannen van de tegenpartij. Intus- schen waren zy echter de eenigen, die rechtstreeks met die tegenpartij in aanra king kwamen en hetgeen zij presteerden mag dan ook zeker niet te laag worden aangeslagen, want ten slotte liepen zy veel meer gevaar om ontdekt te worden dan een van de anderen. De eigenlijke misdadige handeling als ik deze burgerlijke terminologie mag gebruiken is van Baron, van Rakker en van mij uit gegaan. Ik ben bescheiden ge noeg om ons aandeel in de onderneming niet hooger aan te slaan dan dat van de zooeven genoemden, want ten slotte zijn wij in 't geheel niet met onze tegenstanders in aanraking gekomen, zoodat wij wel in de laatste plaats bevreesd behoefden te zyn voor ontdekking." „Zeer juist!" viel Syndicus den spreker in de rede. „Uitstekend!" De Professor vervolgde: „Het doet my genoegen van zoo beproefde zijde instem ming te mogen ontvangen met my'n theo retische beschouwingen. Ik achtte deze be schouwingen noodzakelijk om er eens de aandacht op te vestigen, dat 't de juiste weg was, welken wij gekozen hebben en dat ons syndicaat ongetwijfeld in groei en bloei zal toenemen, wanneer wy op dezen weg blijven voortgaan. Ik vertrouw dan ook, dat wij in de toekomst de tot dusver gehuldigde arbeidsmethode zullen blijven volgen en dat de bestaande collegialiteit tot in lengte van dagen zal mogen worden bestendigd. „Bravo!" riep Nora Tilden. „En daarop, dames en heeren, ledig ik dit glas met den wensch: Leve de collegia liteit, leve onze eenheid, leve het syndi caat!" Gerinkel van glazen, bravo-geroep en ge lach. Men dronk op den Professor. Maar daarna werd men weer ernstig. De eigenlijke ceremonie werd voortgezet. „Waarde bondgenooten!" zei Syndicus, terwyl hij het pakket weer ter hand nam. „Ik voel mij gedrongen den Professor mijn dank te betuigen voor zijn hartverkwikken de woorden, waarmee wij ons ongetwijfeld allen zonder onderscheid hebben kunnen vereenigen. Gij zult mij echter toestaan, dat ik thans onmiddellijk overga tot het eigenlijke doel van deze bijeenkomst. Dit pakket bevat het vermogen, dat wij dr. Kai serlien afhandig hebben gemaakt". 'Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5