Met gouden feest der SI. Josephsgezellen-ver. te Leiden MAANDAG 12 JULI 1937 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 KERKELIJKE VIERING DES MORGENS MET EEN PONTIFICALE HOOGMIS GROOTSCHE FEESTELIJKE BIJEENKOMST OP DEN BURCHT praeses pastoor beukers opent de feestelijke bijeenkomst op den burcht. Opgewekte „gouden" gezellen Het gouden, feest der St. Joseph-Gezellen. In dit teeken van goud stond gisteren !het Katholieke leven der stad Leiden. Het begon des morgens in de vroegte met een H. Mis in de Lodewijkskerk, opgedra gen door den vice-praeses der jubileerende St. Josephsgezellenvereeniging, Kap. Schra- ma, en waaronder alle gezellen ter H. Ta fel naderden. Na de H. Mis had om half acht in de groote zaal van het gebouw der St. Joseph- gezellen aan het Rapenburg een feestelijk ontbijt plaats, waaraan mede aanzat de Raad van bestuur en de 82-jarige oud-Se nior, de heer Hartwijk. Aan het einde hiervan hield de vice-prae ses een toespraak tot de gezellen, waarin hij zeide, dat allen heden bij de viering van het vijftigste stichtingsfeest wel moch ten terugdenken aan langvervlogen jaren, welke allen met dankbaarheid moesten ver vullen jegens de pioniers, die hun tijd zoo goed hadden verstaan. Zij hadden begre pen, dat er gewerkt moest worden op so ciaal terrein. Een van hen is hier aanwe zig, de heer Hartwijk, die commissaris en senior van onze vereeniging was (langdurig gejuich). Ook de andere gouden en zilveren jubi larissen en vooral den heer van Oerle, lid van den Raad van Bestuur moeten wij heden dankbaar zijn voor hetgeen zij hebben gedaan. Er wachten ons weer vele jaren en daarover hebben wij hedenmor gen God's zegen afgesmeekt. Spr. hoopte, dat dit jubeljaar een prik kel zou zijn voor de bekomst. Er moeten er nog meer tot ons komen. Laat dit de vrucht van ons gouden feest zijn. Mogen wij dan in de toekomst op u rekenen als ge zellen, waar wij wat aan hebben. Wij zeg gen nu tot jongeren en ouderen: Er wordt op u gerekend, er wordt op u gewacht. Weest gezel metterdaad. Toen spr. ten slotte vroeg de financieele medewerking niet alleen aan anderen over te laten maar ook zelf bij te dragen en daartoe verzocht de bijdrage voor het gou den feest hierna voort te zetten, werd dit voorstel met een instemmend applaus be groet. Hierna nam de heer van Oyen het woord die namens de oudste onderafdeeling, de tooneelclub „Adolf Ilolping" woorden van gelukwensch en dankbaarheid sprak en deze besloot met de aanbieding van een voorzittershamer met zilverbeslag, waarin gegraveerd: 18871937 Aan Kolping trouw. Vervolgens sprak nog de Senior, St. Men ken, die op dezen dag warme hulde wilde brengen aan Adolf Kolping en Praeses Ha- geraats, de stichter der Leidsche vereeni ging om vervolgens alle werkers van vijf tig jaren hulde te brengen met de opwek king zich heden te bezinnen op liefde en dankbaarheid. Huldiging C. v. Oerle. Hierna had in de bestuurskamer, in den kring van den Raad van Bestuur, de huldi ging plaats van een der leden van dezen Raad, de heer C. van Oerle, die 25 jaar deel van het bestuur had uitgemaakt. De vice-praeses, kapelaan H. Schrama, nam hier het woord om den heer van Oer le, die gedurende vijf en twintig- jaar als secretaris deel had uitgemaakt van den Raad van bestuur hulde te brengen voor de werkkracht, welke hij gedurende dezen tijd voor de St. Josephgezellen had ont plooid. Voor deze werkkracht en liefde voor de St. Josephgezellenvereeniging wil de de vice-praeses den heer van Oerle na mens den Raad van Bestuur van harte dan ken, waarbij hij hem als aandenken aan zijn zilveren jubileum op dit gouden feest een klein geschenk in goud aanbood. De heer van Oerle dankte hierna harte lijk voor deze hulde en het aandenken aan dezen dag. Hiermede was deze korte, intieme hul diging ten einde. Pontificale H. Mis. Om half elf werd in de St. Petruskerk door Z.H.Exc. Mgr. J. P. Huibers een pon tificale Hoogmis opgedragen uit dankbaar heid. De gezangen onder de H. Mis werden uitgevoerd door de Liedertafel der St. Jo- sephgezellen-vereeniging versterkt met le den van het zangkoor der St. Petrusparo chie. Het geheel stond onder leiding van den heer Abr. Martijn. Het voorste gedeel te der kerk aan den mannenkant was voor de jubileerende vereeniging gereserveerd. Onder het zingen van „Ecce Sacerdos magnus" werd de Bisschop door de assis- teerende geestelijken door het middenpad der kerk naar den bisschoppelijken troon geleid, na eerst v^or het St. Josephaltaar eenige oogenblikken te hebben gebeden. Bij deze pontificale H. Mis assisteerden de hoogeerw. Deken van Leiden A. H. M. J. Homulle, als presbyter-assistens, pastoor Th. Beukers en Rector H. Drost, centraal- praeses der St. Josephgezellen vereenigin- gen als troon-diakens, pastoor Th. Outersterp uit Amstelveen en kape laan H. J. M. van der Ven uit Amster dam, beiden oud-praeses van Leiden resp. als diaken en sub-diaken ad Missam. De lagere functies werden verricht door de kapelaans der parochie, H. Schrama en H. Leenders, pater Vos S.M.F., assistent, pater C. Peerdeman O.F.M., kap. A. Sanders van Oegstgeest, pater v. d. Schoot uit Den Haag, terwijl de secretaris, de weleerw. heer G. Agterof als ceremoniarius fun geerde. Uitgevoerd werd de driestemmige Missa S. Mathildis van H. Cuypers. Na het offertorium werd door het zang koor het Ave Maria van Witte gezongen. Receptie. Vanaf 1 tot 2 uur recipieerde de Raad van Bestuur met den Praeses, pastoor Th. Beukers en den vice-praeses, kapelaan H. Schrama in het Gezellenhuis aan het Ra penburg. En het spreekt wel vanzelf, dat velen uit Leidsche katholieke kringen van hun belangstelling deden blijken. Daar kwamen natuurlijk complimentee ren tal van Katholieke vereenigingen, het is onnoodig ze op te noemen, omdat er zoo goed als geen ontbrak. Vermelding verdient slechts, dat de heer W. Kriek namens „Kath. Leiden" en de heer J. Nijhuis namens den R.-K. Volks bond hun toespraak deden vergezeld gaan van een geschenk. Voorts waren er de Deken van Leiden en de pastoors der parochies. Van buiten de stad noemen wij den hoog eerw. heer J. Niekel, directeur van het Philosophicum te Warmond, den weleerw. heer J. Mol, directeur van het mannelijk jeugdwerk in het bisdom Haarlem, pater Biesta O.P. secr. van den Centralen Raad, de oud-praesides kap. H. v d. Ven en pastoor Th. Outersterp, de paters van Baerle en Donicie C.s.s.R. van het retraitehuis te Noordwijkerhout, de Centraal-Praeses Rec tor H. Drost, pater Climacus Bayer O.F.M. uit Katwijk, de heer J. Sluiter uit Den Haag en pater van der Schoot O.F.M., prae ses van Den Haag I. Voorts noemen wij nog. den heer A. En gels, oud-lid van de Tweede Kamer, ver schillende geestelijken uit Leiden en eeni ge Raadsleden. Door verschillende heeren werden hier bij toespraken gehouden, welke door den Praeses, pastoor Th. Beukers, werden be antwoord. Tijdens de receptie werden ver- verschingen aangeboden. Op den Burcht EEN FEESTELIJKE BELEGERING. Tusschen de tinnen en de transen van de eeuwenoude burcht stroomden 's middags tegen half drie de feestvierende Gezellen met hun belangstellende familieleden, ver tegenwoordigers van vele zuster-organisa- ties, genoodigden en zeer vele geestelijken uit de stad en omgeving samen om de groo te feestvergadering bij te wonen. Het was een menigte, welke niemand tel len kon. De ronde ruimte tusschen de dikke stee- nen wallen, die reeds zoo menig beleg heeft doorstaan, werd thans veroverd door een enthousiaste menigte feestvierenden, waar van de jongsten en de overmoedigsten zich een plaatsje moesten zoeken boven op de ommegang. Beneden was alle beschikbare ruimte ingenomen. De symphonie „Fr. Schweitzer" liet z'n vroolijkste tonen hooren en op den vrij krachtigen wind wapperden de Kolpings- vanen, het rood-wit-blauw en de wit-gele Pauselijke vlag met veel gerucht en geklap- per, terwijl daarboven uit de oude boomen hun ruischend lied deden hooren. Er was feeststemming, daarvoor zorgden de plech tige hooge hoeden van het bestuur; er was spanning en verwachting, want straks zou de bisschop komen en de geheimzinnigheid van het podium met het oud-Hollandsche huisje op den achtergrond beloofde heel wat. Even over half drie schreed. Haarlem's bisschop, vergezeld van den Deken van Leiden, den zeereerw. heer A. H M. J. Ho- mulle, den directeur van het Philosophi cum, Mgr. J. H. Niekel, pastoor Th. Beu kers, rector R. Reynen, rector H. Drost en vele andere geestelijken naar de voor hen bestemde zetels. Vlak daarop opende de praeses der Leid sche St. Josephgezellen, pastoor Th. Beu kers, de bijeenkomst met den Kolpings- groet: „God zegene het eerzame hand werk", waarop het antwoord volgde uit honderden kelen: „God zegene". De zeereerw. praeses verwelkomde voorts zijn 251 Kolpingszonen, zijn medeleden van den Raad van Bestuur, valle tegenwoordige oud-leden, die door het huwelijk het ge- zellengezin „helaas" ontvallen waren. Spr. verwelkomde ook den oud-praeses, thans pastoor Th. Outersterp en den oud-vice- praeses kapelaan H. v. d. Ven, die bei den aanwezig waren. Welkom ook aan de leden van het hoofdbestuur, de leden van de zustervereenigingen en de begunstigers. Heel in het bijzonder richtte spr. een woord van welkom tot Mgr. J. P. Huibers, wiens tegenwoordigheid hij de glorie noemde van alle aanwezigen. (Applaus). Spr. dank te den bisschop voor zijn groote belangstel ling voor de Leidsche Gezellen en sprak den wensch uit, dat zijn hoogepriesterlijk gebed en hartelijk medeleven allen mogen sterken om het werk van vader Kolping zoo goed mogelijk te volbrengen. „Het past mij niet aldus eindigde spr om zelf den loftrompet te steken en daarom geef ik het woord aan ons aller vader in Amsterdam, centraal-praeses Drost". FEESTREDE VAN DEN CENTRAAL-PRAESES. Nadat allen het fiere Vlaggelied hadden gezongen, beklom centraal-praeses rector H. A. J. Drost het spreekgestoelte, waarop hij met luid applaus begroet werd. Na maandenlange voorbereiding al dus ving spr. aan zijn wij hier eindelijk vereenigd rondom onzen hoogwaardigen bisschop om dit gouden jubileum te vie ren. Vijftig jaren Kolpingswerk! Mij is gevraagd in het kort de beteekenis uiteen te zetten van dit jubileum. Hoe is het ech ter mogelijk, om in het kort uiteen te zet ten, wat er in die 50 jaren is bereikt. Wanneer wij hier bij elkander zijn om die 50 jaren te gedenken, dan moeten wij slechts naar dit eene zien: wat er is uitge werkt in de zielen van al die mannen, die zich in den loop van deze halve eeuw rond den Kolpingsvlag hebben geschaard. Kol pingswerk is zielen werk. Wanneer wij be denken, wat al goddelijke zegen en gena den over de gezellen in die jaren is uitge stort, dan duizelt het ons. Wij moeten niet zien naar het uiterlijke, maar naar hetgeen bereikt is in de harten van de duizendefi. Door het Kolpingswerk wordt feitelijk het groote wereldideaal mede verwezen lijkt. Het program van ons Katholiek ge loof is wat de engelen zongen boven Beth lehem's velden: Eere zij God en vrede den menschen van goeden wil. De Gezellen-ver. heeft de gezellen ge bracht tot God en heeft de liefde onderling bevorderd. Dat is het Kolpingsideaal: wereldverovering en hemelbestorming. Ge durende 50 jjaren heeft de Gezellen-ver. meegewerkt om deze stad voor God te hel pen veroveren omdat hier de grondslag is gelegd voor duizenden Katholieke gezin nen. Wanneer wij vanmiddag dit jubileum herdenken, kan ik geen personen huldigen, omdat de eigenlijke waarde van de St. Jos. Gez. Ver. niet blijkt uit de geschiedenis; de eigenlijke waarde blijkt pas bij God uit de geestelijke vruchten, uit de onvergan kelijke rijkdommen. Wij moeten aarde en hemel, tijd en eeuwigheid verbinden. De waarde der St. Jos. Gez. Ver. beperkt zich niet tot 50 jaar, doch overschrijdt de grenzen van de aarde en van den tijd. In de hemelsche stad Jerusalem zien wij honderden mannen die hun zaligheid wel licht nooit hadden bereikt, als zij hun deugd en hun geloof niet hadden leeren bewaren in de St. Jos. Gezellen-Ver. en die honder den mannen hebben Katholieke gezinnen gevormd, die hun geluk weer te danken hebben aan den grondslag door hun vader in de St. Jos. Gezelen-Ver. gelegd. Vandaag wordt door duizenden voor den troon van God een „Te Deum" aangeheven. Wij kunnen daartegenover niet beter doen dan te zwijgen, neer te knielen en in te stemmen met dat danklied. „Noblesse oblige". Er zijn hier nog hon derden jonge mannen, die in de Gezellen Vereeniging hun karakter moeten vormen. De wereld is als een doolhof, langs welks kronkelpader de menschen jagen naar schijngeluk. Er wordt opstand gepredikt, en allerlei duistere machten trachten de wereld te veroveren. Er groeit een jeugd op, die de Godsbanier aan flarden scheurt en het kruisbeeld aan stukken smijt. Door zoo'n wereld moeten onze Katholieke jon gemannen naar de eeuwigheid. En daarom is het van zoo groot belang als er een ver eeniging is, die hun steun geeft en leiding op hun levensweg. Onze jongemannen moeten nog worden gevormd, en juist in dezen tijd is een goede jeugdorganisatie noodig, waar een tien maal sterker geloofsbesef wordt aange kweekt, dan het vroeger noodig was. Wij hebben noodig een sterk geslacht, een uitverkoren volk, een heilig geslacht, een koninklijk priesterschap. Er is een diep en een groot geloof noodig en dat wordt aangekweekt door het Kolpingswerk. Vijftig jaar lang heeft de Leidsche Ge- zellen.-Ver. daarnaar gestreefd, maar nu is dat meer noodig dan 50 jaar geleden. God alleen weet wat er van duizenden terecht zou zijn gekomen, wanneer er niet 50 jaar geleden een Katholieke Gezellenvereeniging was opgericht. In onzen tijd zijn de gezinnen niet meer voldoende, de ouders zijn niet meer bij machte om hun jongens in dezen geweldi gen tijd datgene te geven waaraan zij be hoefte hebben. De maatschappelijke be wustwording is reeds ver voortgeschre den, de godsdienstige bewustwording moet daar gelijken tred mee houden. Onze tijd is zoo heel anders dan vroeger, de ouders begrijpen tegenwoordig vaak hun kinderen niet meer. Er is een kloof, welke moet worden over brugd. Dat doet de Kerk door de Jeugdor ganisaties, waarvan de St. Jos. Gez. Ver. de aangewezen organisatie is voor de jeugd uit den werknemenden stand. De Gezellen-Ver. vervreemdt de jon gens niet van het huisgezin, doch helpt in tegendeel mee om het huisgezin te sanee- ren volgens het program van Kolping. Gezin en Kerk moeten samenwerken om de kinderen te maken tot datgene waar toe God hen heeft bestemd. Wat de ouders niet kunnen bereiken, wordt aangevuld door den priester. De innerlijke kracht van de Gezellenvereeniging is de onverbreek bare band tusschen de Gezellen ert den priester, die als de gezellenvader mee strijdt en meeleeft met zijn jongens. Wil deze Gezellen-Ver. blijven beant woorden aan wat zij gedurende 50 jaren is geweest, dan dient dat wezenselement te worden hooggehouden. Dan zal in Leiden de band tusschen pries ter en volk onverbreekbaar zijn. Wanneer wij in onzen tijd vaak ongerust zijn, dat de band tusschen bisschop en volk ver scheurd wordt, dan kunnen wij hier aan onzen bisschop beloven, dat de Kerk ge rust kan zijn, zoolang er jonge mannen zijn in Leiden, die beantwoorden aan het Kol pingsideaal. Vanuit de Gezellen. Ver. zal een groote invloed uitgaan over Katholiek en niet-Katholiek Leiden. Laten wij van middag beloven: Heer wij zijn bereid, sterk door ons Geloof en ons Kolpingsideaal, om Uwen wil te doen. Wij zijn kinderen van het Licht, wij gaan door de wereld met lampen aan, die heel onze stad in vlam men zal doen staan. Spr. eindigde zijn gloedvol betoog met het devies: Trouw aan Christus, trouw aan Kolping, trouw aan onzen Bisschop. (Le vendig en langdurig applaus). Huldiging. Vervolgens had de huldiging plaats van hen, die zich gedurende lange jaren ver dienstelijk hadden gemaakt voor het Kol pingswerk. „Die volhard zal hebben tot het einde toe, dien zal Ik maken tot een zuil in Mijn tempel", zoo staat het in de H. Schrift. Op de eerste plaats werd gehuldigd de heer C. J. M. v. Oerle, die 25 jaar secretaris is van den Raad van Bestuur. Vervolgens werd de gouden medaille uitgereikt aan de heeren J. Brussel, P. Devilée, J. Faes, L. v. d. Meel, J. Pegt en N. Wasserman, ter wijl de zilveren medaille ontvingen de hee ren: H. v. Barneveld, H. Nijssen, M. Nijs- sen, J. v. Oyen en H. Vogelenzang. De ge- huldigden werden allen door Z.H.Exc. Mgr. Huibers persoonlijk gelukgewenscht. De beminnelijke eenvoud van Haarlem's kerkvorst bleek opnieuw tijdens de pauze, welke nu volgde en door den bisschop be nut werd om zich ongedwongen te onder houden met vele oude bekenden. „Ik bewaar nog altijd de prettigste her inneringen aan Leiden, zoo verklaarde ons de bisschop, en het doet mij goed, weer te midden van zoovele oude kennissen te zijn." „De Dorpspoëet". Na de pauze begon het spel van den Dorpspoëet, het leutige verhaal met den tragischen ondergrond, in sappig Vlaamsch gespeeld door het wakkere groepje van Pierre Balledux, de Vereenigde Haagsche Spelers. „God schept den dag en Mane stapt er door" is het devies van den man, die koster, winkelier en dorpspoëet tegelijk is. Hij kan zoo schoone verzekens maken, maar zijn broer, die minder poëtisch is aangelegd en wat men noemt,, meer op de penning is", kan ze niet apprecieeren. Dore, zoo heet de broer, heeft een oogje op een rijke we duwe en hij wil het ouderlijk huis ver- koopen tot groot verdriet van Mane, die zeer gehecht is aan de vloer, waarop hij als kind spelede en waar de heerlijkste her inneringen leven aan vader en moeder. Het blijkt, dat de rijke weduwe een jeugdliefde van Mane is, van wie hij echter afstand heeft gedaan, wegens financieele moeilijk heden. Een oogenblik schijnt het alsof de opzet van Dore mislukken zal en Mane de gelukkige worden zal, doch Mane offert zich opnieuw op, zooals hij ook vroeger heeft gedaan. Er zit een stuk tragiek in dit spel, doch de leutige goedlachsheid van den echten Vlaamschen aard overheerscht alles. Een heldere lach verjaagd alle zwarte vogels in een oogenblik. Ofschoon het spel door zijn gebrek aan uiterlijke handeling en ook al door z'n lengte zich minder eigent voor een openluchtspel, is er toch door de tal rijke aanwezigen ten zeerste van genoten. Hulde aan de tooneelisten, die tegen wind enklokgelui in de aandacht zóó gevan gen wisten te houden. TOESPRAAK VAN DEN BISSCHOP. Nadat de acteurs en actrices uit hun ge- improviseerde „kleedkamer" te voorschijn waren gekropen en afscheid genomen had den van het podium, besteeg Z.H.Exc. Mgr. J. P. Huibers het plankier om een korte toespraak te houden. Het was moeilijk, aldus Mgr., om na dit schoone spel nog iets te zeggen, maar toch zou hij gaarne nog even -teruggaaan naar den ernst van den dag. „Ik ben met groote vreugde naar Leiden gekomen. Ik kom hier altijd graag, maar op dit schoone feest is het mij een bijzondere vreugde. Niet alleen omdat ik van de St. Joseph Gezellen houd, maar vooral omdat ik van de Leidsche Ge zellen in het bijzonder «houd. Het 25-jarig bestaan heb ik ook meegemaakt en velen van de oudere Gezellen heb ik gekend. Ik weet, hoeveel goeds de St. Joseph Gezel len-Vereeniging heeft gedaan en daarom

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5