Volksdansen voor het
prinselijk echtpaar.
De .Alt Schwalenberger Trachtengruppe" uit Lippe-Detmold defileerde Woens
dag op paleis Soestdijk voor het prinselijk echtpaar en voerde eenige volks
dansen uit
Chautemps voor de Fransche Kamer. De minister-president y^|s jnzet Jer J P Coen-feesten werd Woensdag te Hoorn De „Coronation Scot", de snelste Engelsche locomotief, die het traject
tijden, het voorlezen der regeringsverklaring de Indische tentoonstelling geopend Londen Glascow in 6V' uur.a,le9'' va,laa! de Bri,sche hoofdstad voor
De begrafenis van admiraai sir William Fisher ging met groote
plechtigheid gepaard. Na aan boord van de .Victory" opgebaard
te zijn geweest werd het stoffelijk overschot met de .Jetty" naar
den kruiser .Curacoa" gebracht, om in de golven begraven te
worden
De Nederlandsche ploeg, welke deelneemt aan den „Tour de France", die
Woensdag is begonnen, even voor den start voor de eerste étappe Parijs
Rijssel
De bekende oud-international Mauk Weber is Woensdag te Den Haag
in het huwelijk getreden met mej. H. M. C. Zomerschoa
FEUILLETON
WELKOM THUIS
De wonderlijke belevenissen,
van dr. Kaiserlien
door
WILL AMBERG.
(Nadruk verboden).
0)
,,'t Is mogelijk!" zegt Kaiserlien, zijn te-
leursteling zoo goed mogelijk verbergend.
Zijn oogen zoeken, begroeten oude dingen
en ontdekken nieuwe. Herinneringen dui
ken op. Daar, precies op den hoek, waar
die oude linde staat, was hij plotseling op
't idee gekomen, dat het vervaardigen van
aluminium rendabeler zou zijn te maken
door de slakken als brandstof te gebruiken.
Bij die drogisterij daar was hem die ge
schiedenis met zijn das overkomen of
eigenlijk die geschiedenis zonder zijn das
hoe was dat ook weer geweest? Hij had
toen als steeds belangstellend welke
nieuwe chemicaliën op de markt weden ge
bracht de étalages gekeken en toen had
hij in de spiegelruit ontdekt dat hij verge
ten had een das om te doen; de verstrooide
professor, die al meer dan een uur in
jacquet maar zonder das had rond gewan
deld. En elke minuut herinnert hij zich nu
wat anders.
Dao ontmoet hij een paar kennissen; zij
zijn zichtbaar verbaasd, als zij hem plotse
ling ontdekken, aarzelen, weten niet of zij
hem wel zullen groeten. Hij knikt vriende
lijk, maar versnelt tegelijkertijd zijn pas
om te voorkomen, dat zij hem zullen aan
spreken. Hij heeft nu slechts behoefte zoo
spoedig mogelijk zijn klein paleis in het
park te kunnen betreden. Nog één bocht,
dan nog een en dan zal hij de witte muren
van zijn villa reeds tusschen het groen van
het prak kunnen zien schemeren.
Of: wit? Neen, vuil-grijs. Moser zal zijn
zin hebben; hij zal de buitenmuren van de
villa nog dit jaar laten witten; het zal
inderdaad hard noodig zijn.
Eindelijk staat hij voor het park. Diep
ademt hij de zuivere lucht in. Nog honderd
meter.
Terwijl hij dat denkt, spert hij plotseling
zijn oogen wijd open van verbazing. Want
het huis, dat daar in het groen ligt ja,
maar is hij dan kleurenblind geworden,
kan hij dan grijs niet meer van geel-bruin
onderscheiden. Dat huis daar
Ina Heldt is niet minder verwonderd dan
hij; ook zij heeft de verandering onmiddel
lijk ontdekt. „Ik geloof, dat Moser eenvou
dig, zonder u daarin te kennen den schil
der heeft laten komen en de villa opnieuw
heeft laten installeeren!"
„Heeft hij zich misschien met u in ver
binding gesteld?"
„Met mij? Nee!"
„Maar waar heeft hij dan het geld van
daan gehaald?"
Ina Heldt glimlacht. Dr. Kaiserlien is nog
steeds lichtelijk naief. Alsof op den naam
Kaiserlien geen vrediet zou worden ver
leend! „Moser zal waarschijnlijk wel ge
zegd hebben, dat zij de rekening maar bij
uw terugkeer moesten presenteeren."
Kaiserlien fronst het voorhoofd. Hij is
het er nog niet met zichzelf over eens, of
hij Moser daarvoor moet prijzen of dat hij
hem een flink standje zal geven. De man
leeft nu eenmaal voor orde en netheid. Bo
vendien is hij huisbewaarder en in die kwa
liteit heeft hij uitgebreide bevoegdheden.
Alles goed en wel, maar met pdrachten als
deze, achter den rug van zijn meester om,
ging hij toch zijn boekje te buiten. Dat was
niet zooals het hoorde.
Plotseling is Kaiserlien's goede stem
ming verdwenen. Het ergert hem ook, dat
Moser zelfs nu nog niet te zien is.
Dan staat hij vlak voor de villa. Zij is bij
na niet meer te herkennen. Niet alleen, om
dat zij opnieuw géwit is. Het schijnt zelfs
wel een geheel nieuw huis te zijn. Voor alle
ramen bloembakken is Moser dan gek
geworden hij weet toch, dat die bloe
men het geen dag uithouden in de chemi
sche dampen, waarin Kaiserlien pleegt te
experimenteren? En wat nóg: gordijnen in
het laboratorium! Twee soorten gordij
nen zelfs! Overgordijnen en vitrages of hoe
die dingen mogen heeten! Verdraaid, wat
haalt die man in z'n hoofd? Hoe vaak heeft
hij hem nu al niet aan zijn verstand ge
bracht, dat het laboratorium kaal moest
blijven, omdat elk stofje het brandgevaar
verhoogde?
Ongeduldig drukt Kaiserlien op den knop
van de electrische bel. Had hij even naar
het naambordje gekeken, dan zou hij ze
ker minder verbaasd zijn geweest, dat een
dienstmeisje in kamenierskleeding in plaats
van Moser de deur opende.
Nu staart Kaiserlien de gedienstige met
open mond aan. M'n hemel, wat heeft die
Moser in de twee jaar van zijn afwezigheid
alles uitgevoerd? Hoe komt hij er by nieuw
personeel aan te stellen? Dat ontbrak er
nog maar aan, dat zijn gedienstige geesten
met witte bandjes in het haar rondliepen!
De kamenier van haar kant constateert,
dat zij nog nooit in haar leven zoo imperti
nent gefixeerd is als nu. „Wat verlangt u?"
vraagt zij snibbig, als Kaiserlien in stom
me verbazing blijft zwijgen.
„Wat ik vei"lang?" Hij buigt spottend.
„Mijn naam is Kaiserlien. Misschien geeft
dat feit mij verlof binnen te mogen ko
men".
„O", zegt het meisje: „De vroegere eige
naar van de villa! Een oogenblik, ik zal me
neer Rothaug even waarschuwen".
„Wat zei ze nu eigenlijk? De vroegere
eigenaar van de villa? Meneer Rothaug
waarschuwen? Heeft hij dat goed verstaan?
Hij wendt zich tot Ina Heldt, die radeloos
om zich heen kijkt.
Het meisje komt terug: „Meneer ver
zoekt u binnen te komen!"
Kaiserlien is bleek van woede. Meneer
verzoekt u binnen te komen? Men veroor
looft hem onderdanig zijn eigen villa te be
treden? Wie is hier nu eigenlijk de baas?
Hij stormt naar binnen, maar deinst dan
ook even schielijk terug. Is dat nog zijn
huis? Een hall met futurische muurschil
deringen, aan beide muren schilderijen,
die raadseltjes opgeven. Stoelen, waarop
gen fatsoenlijk mensch behoorlijk zal kun
nen zitten en daarboven een half dozijn
electrische lampen, die er uitzien als han
gende pyramiden!
Het volgende oogenblik staat hij tegen
over een kleine reeds eenigszrns bejaard
heertje. Een omvangrijk hoofd met sterk
beaderde wangen staat min of meer onge
lukkig op een zeer schraal lichaam. Hy
heeft den man, die daar voor hem staat,
nog nooit gezien, maar bij haat hem reeds
bij voorbaat, omdat hij de ondraaglijke
geur van een of ander zoetig haarmiddel-
tje verspreidt.
„Aha, dr. Kaiserlien?" vraagt het manne
tje. „Het is mij werkelijk een genoegen toch
nog kennis met u te maken!"
Wat was dat nu weer? Toch nog ken
nis te maken.
Meneer Rothaug is een en al minzaam
heid en praat aan een stuk door. Zijn blik
blijft bewonderend op Ina Heldt rusten: „De
jonge mevrouw Kaiserlien zeker, die de
vroegere woning van haar echtgenoot nog
eens wilde zien?"
Ina Heldt blijft van louter ontzetting
het antwoord schuldig.
Kaiserlien weet zich slechts met moeite
in de merkwaardige situatie te schikken.
„Ik ken u niet", brengt hij er eindelijk wat
stamelend uit.
„Pardon! Ik vergat mij voor te stellen,
Rothaug is mijn naam. Het is mij een bui
tengewoon genoegen u hier te mogen be
groeten. Uw aanhankelijkheid een uw vroe
gere verblijfplaats weet ik te waardeeren..."
„Waar is Moser eigenlijk?" onderbreekt
Kaiserlien eenigszins grof deze welkomst
rede. De onschuldige vriendelijkheid van
het mannetje windt hem meer en meer op.
„Wie is Moser?" vraagt deze op zijn
beurt.
„Mijn huisbewaarder".
„Ach zoo, ja juist, die heette zeker Mo
ser. Tja, dien moest ik tot mijn spijt wel
ontslaan."
„Hebt u hem ontslagen?"
„Ja, die was al te zeer onder den indruk
van uw tegenspoed. Ik geloof, dat hij on
langs overleden is."
„Vertelt u mij eens", zegt Kaiserlien
Bruusk, „wie heeft u dan eigenlijk in myn
huis gelaten?"
(Wordt vervolgd).