NON-INTERVENTIE IN CRITIEK
STADIUM
Slecht-Hoorend
DINSDAG 29 JUNI 1937
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
Dr. J. J. SMITH
1867—1937
Een orchideeënkenner van
wereldreputatie
,Onze, als ik het zoo zeggen mag, na
tionale, orchkloloog bij uitnemendheid,
Dr. J. J. Smith, bereikt heden 29 Juni, den
leeftijd van 70 jaren. Ik grijp deze gele
genheid gaarne aan iets mede te deelen
over dezen autodidactischen orchideeënken-
ner van wereldreputatie, die door zijn
groote bescheidenheid minder aan het groo-
te publiek bekend is dan met zijn verdien
sten overeenkomt. Een kleine kring van
vrienden en bewonderaars weten hem te
vinden in zijn 's zomers van velerlei bloe
men omgeven woning te Oegstgeest; de
„man in the street" gaat die woning voor
bij zonder te beseffen, dat daar iemand
leeft en werkt, die in niet geringe mate
heeft bijgedragen tot den goeden naam,
dien Nederland ook op het gebied van de
wetenschap in de wereld bezit.
Wie Smith's leven en werken tracht te
overzien, herkent daarin twee neigingen,
die dat leven en dat werk hebben be-
heerscht en nog steeds beheerschen: zijn
groote liefde voor de levende plant en
haar schoonheid, zich uitende in een nim
mer verflauwenden lust tot kweeken van
allerlei gewassen; en de door weinigen be
reikte nauwkeurigheid van waarnemen,
teekenen en beschrijven, die de Engel-
schen zoo karakteristiek „painstaking"
noemen.
Joannes Jacobus Smith werd op 29 Juni
1867 te Antwerpen geboren, waar zijn va
der directeur van het Spoorwegpostkan
toor MoerdijkAntwerpen was. Vijf jaar
was hij, toen het gezin naar Utrecht ver
huisde; in 1875 werd zijn vader directeur
van het postkantoor te Amsterdam. In
de hoofdstad bracht de jonge Smith het
grootste deel van zijn jeugd door. Zijn
lirfste ontspanningen waren het kwee
ken van planteii en dieren in aquaria en
terraria. Onder den invloed van zijn tante,
de dichteres L. van Nagel (pseudoniemen
Antoinette en Victorine), later Mevr. L.
v. HaverkotteNagel, die een echte natuur
liefhebster was, begon hij op zijg lOden
verjaardag, thans dus juist 60 jaren gele
den, met het aanleggen van een herbarium.
Het begin was, als de knaap en later de
man zelve, bescheiden: de eerste plant was
het gewone madeliefje, Bellis perennis.
Nog voordat de jonge Smith de lagere
school had verlaten, kwam hij in aanra
king met den man, die een grooten invloed
op zijn verdere belangstelling zdj hebben,
den schoolopziener en leeraar Dr. J. C. Cos-
terus, die thans nog in leven is, maar
wiens gezondheidstoestand helaas niet toe
staat dit jubileum van zijn oud-leerling
bij te wonen. Costerus was ook in Smith's
H. B. S.-jaren zijn raadsman in wat zijn
grootste liefde had: de levende natuur.
Nog voor hij de H. B. S. had afgeloopen
werd zijn lust om in de praktijk te gaan
hem te sterk en in overleg met zijn leer
meester werd besloten, dat Smith in de
bloemisterij zou gaan. Dat was voor zijn
ouders en voor hem zeiven zeker een be
langrijk en moeilijk besluit. Voor meni-
gen jongen man is het een hachelijk en
riskant bedrijf van het einddiploma H. B.
S. af te zien, een jaar voordat dat diplo
ma behaald zou kunnen worden Achteraf
gezien door Costerus wellicht reeds
vóórvoeld was deze stap niet verkeerd.
Achteraf gezien heeft het er waarschijnlijk,
bij Smith's aanleg in zeer bepaalde rich
tingen. niet toe- of afgedaan of hij nu het
H. B. S.-diploma bezat of niet
Smith kwam dus, bij gebrek aan ge
schikte tuinbouwscholen, bij de bloemis
terij en wel bij één der grootste en veel-
zijdïgste van dien tijd, de firma Groene-
wegen en Co. te Amsterdam. Daar ont
stond zijn liefde voor de Orchideeën en in
de schafturen begon hij die te teekenen,
vooral als slecht weer ronddwalen door de
uitgestrekte kweekerijen in de open lucht
belette. Inmiddels bleef het contact met
Costerus levendig. Tweemaal in de week
kwamen leermeester en leerling samen,
om de wederzijdsche herbaria te verzor
gen en te bespreken, gedeeltelijk op ge
zamenlijke tocht bijeengebracht. Later werd
hun samenwerking nog inniger, toen de
bij Groenewegen gevonden monstruosi
teiten hun aandacht vroegen. We vinden
hier het begin van de samenwerking waar
uit in lafrre jaren de eerste uitvoerige
beschrijvingen van tropische teratologica
zouden ontstaan, nl. de serie publicaties
van Costerus en Smith, van 18961931 on
der den titel „Studies in tropical teratolo
gy" verschenen in de „Annales du Jardin
botanique de Buitenzorg."
Gedurende zijn leertijd in Amsterdam
voelde Smith toch blijkbaar weer behoefte
aan theoretische scholing, tenminste hij
volgde een jaar lang als toehoorder de
colleges van Prof. Hugo de Vries, die toen
als jong hoogleeraar naam begon te ma
ken. Maar Smith wilde naar landen waar
orchideeën, grooter en talrijker dan in Ne
derland, in het wild groeien. In 1887 deed
zijn vader bij Melchior Treub, sinds 7 ja
ren directeur van 's Lands Plantentuin te
Buitenzorg en in dat jaar met verlof in
Europa, moeite hem aan die instelling ge
plaatst te krijgen; hetgeen toen echter bij
gebrek aan vacatures, mislukte.
Na 3*4 jaar bij Groenewegen te hebben
gewerkt, ging Smith in het buitenland zijn
kennis en routine aanvullen. Bij de be
roemde Orchideeënkweekerij "an de firma
Linden te Brussel vond hij veel vergoeding
voor wat de tropen hem voorloopig ont
hielden; in den „Jardin botanique" maakte
hij ook met andere, minder voor de kwee-
kerij geschikte soorten kennis. Dit alles
nam twee jaren in beslag. Na van Neder
land uit nog eenigen tijd in den botanischen
tuin te Kew te hebben gewerkt, kon zijn
tuinbouwopleiding als voltooid worden be
schouwd. Een plan om zelf een kweekerij
Dr. J. J. SMITH
te beginnen stuitte af op gebrek aan kapi
taal en aan handelsgeest en net was al
weer Costerus, die Smith's loopbaan rich
ting gaf door hem aan te raden in het „lan
delijke" in Indië een werkkring, te zoeken.
Aldus geschiedde. Op 7 Mei 1891 vertrok
Smith per „Prins Alexander" naar Java,
voorzien /an aanbevelingsbrieven, o. a.
van Hugo de Vries, aan Treub en Burck,
resp. directeur en adjunct-directeur van
's Lands Plantentuin.
Op 5 Juni 1891 kwam hij te Tandjong-
Priok aan. Spoedig bracht hij een bezoek
aan 's Lands Plantentuin, die een enormen
indruk op hem maakte. Hoe weinig zal hij
toen hebben gedacht hoewel vurig ge
hoopt dat hij eenige maanden later aan
dien tuin verbonden zou zijn!
In Juli 1891 nl. kreeg Smith een betrek
king als opzichter bij de Pamanoekan- en
Tjiasemlanden, en wel op de liberia koffie
onderneming Wangoenredja, waar Rant
administrateur was. Het oerbosch, dat
daar toen nog volop aanwezig was, trok
den jongen employé echter heel wat meer
dan het werk in de koffietuinen. Gelukkig
was zijn chef een ruimdenkend man, die
goed vond, dat Smith ook zijn liefhebbe
rijen volgde. Hij was echter nauwelijks
eenige weken op Wangoenredja werkzaam
of Treub haalde hem naar Buitenzorg in
verband met een aan den hortulanus Wig
man verleend ziekteverlof naar Europa.
Hiermede was de grondslag van Smith's In
dische loopbaan gelegd, een loopbaan, die
eerst in 1924 zou worden afgesloten. Zij is
te verdeelen in twee deelen, een periode
waarin hij werkzaam was in zijn oude vak,
den tuinbouw, en een periode waarin hij
zich vooral wijdde aan phytografisch werk.
Aan beiden gaf hij zijn liefde en beide be
hielden zijn liefde tot op den dag van
heden.
Op 29 Augustus 1891 werd hij aangesteld
tot tijdelijk ambtenaar, in Mei 1893 tot
assistent-hortulanus bij 's Lands Planten-
j tuin. Met een korte onderbreking door een
!reis naar de Molukken in 1900, duurde deze
werkzaamheid tot 1902, in welk jaar hij
voor het eerst met Europeesch verlof ging.
i In dit deel van zijn loopbaan heeft hij
i uiterst belangrijk werk gedaan ten bate
van den beroemden botanischen tuin, werk,
I v/aarop hij zich nooit heeft laten voor-
j staan en dat (daardoor?) wel eens aan an-
i deren is toegeschreven. Aan Smith dankt
1 de tuin zijn eerste registratie van niet-
kruidachtige gewassen, waarvan hij in 1892
bij het 75-jarig bestaan, een lijst publiceert,
t In latere jaren heeft hi; ook als kunstzin
nig tuin-architect onschatbare diensten be
wezen. De prachtige vijvertuin, een der
mooiste plekjes van den tuin, is in 1894
1895 door Smith geprojecteerd en aange
legd. Een belangrijk aandeel had hij in den
aanleg van de klimplanten-afdeeling en
den heestertuin. De aanleg, in 1896, van den
vooral voor de wetenschappelijke bezoe
kers zoo interessante zgn. boschtuin was
geheel zijn werk.
Bij zijn optreden werd allereerst de Or-
chideeëfc-collectie gereorganiseerd en in den
loop der jaren is die onder Smith's handen
uitgegroeid tot een verzameling van onge-
wonen rijkdom. Terecht heeft de huidige
directie van den tuin dan ook gemeend,
dezen kant van Smith's "erkzaamheid te
moeten eeren door in de Orchideeën-afdee-
ling een gedenkbank te plaatsen, ter eere
van den man, die met zijn groote toewij
ding en zorg en zijn verwonderlijke „tan-
gan dingin" aan den tuin in het algemeen,
en aan de Orchideeën-collectie in het bij
zonder zulke uitnemende diensten heeft
bewezen.
Bij al deze werkzaamheden bleef zijn an
dere natuur, die van vorscher, teekenaar
en beschrijver, niet werkloos. Het waren
echter ook in dezen werkkring voorname
lijk zijn vrije uren, die hij aan wetenschap
pelijk werk besteedde. Toch was hij spoe
dig op dit gebied d e autoriteit en toen
hij in 1902 voor de eerste maal met Euro
peesch verlof ging, kreeg hij van Treub de
opdracht mede, in het Rijksherbarium te
Leiden de uitgave van zijn latere „Die
Orchideeën von Java" voor te bereiden.
In dezen tijd valt het begin van de tweede
periode van zijn loopbaan. In het begin
van 1905 keert hij naar Indië terug, thans
niet meer als assistent-hortulanus, maar
als assistent aan het „Herbarium en Mu
seum voor Systematische Botanie" van
's Lands Plantentuin. Phytograaf is hij
sindsdien gebleven, maar al nam van nu
af de beschrijving van de tallooze voordien
onbekende Orchideeënsoorten en ook
van vertegenwoordigers van tal van andere
families het grootste deel van zijn tijd in
beslag, zijn liefde tot kweeken bleef zich
uiten; in zijn eigen tuin, waar men hem
na de werkuren kon zien met het verzor
gen van zijn collectie levende planten;
maar ook doordat hij in woord en ge
schrift de vraagbaak bleef van hen en
dat zijn er vele in Indië die zich met
het kweeken van planten, en dan vooral
van Orchideeën, bezighielden. Zijn tuin en
zijn kas in Oegstgeest bieden hem thans
nog gelegenheid, dezen kant van zijn natuur
te blijven volgen.
De feitelijke gebeurtenissen van zijn
verdere ambtelijke loopbaan zijn in enkele
v/oorden te zeggen: in 1909 werd hij waar
nemend hoofd, in 1914 hoofd van het Her
barium: kort daarna vertrok hij ten twee
de male met verlof naar Europa. Inmiddels
had de Rijksuniversiteit te Utrecht hem in
1910 den titel van doctor honoris causa toe
gekend; in 1921 ontving hij zijn benoeming
tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
In 1922 was hij waarnemend directeur van
's Lands Plantentuin, in 1924 volgde zijn
pensioeneering na 33 jaren tropischen
dienst. Nadien woonde hij korten tijd te
Hilversum, daarna te Utrecht en sinds 1928
te Oegstgeest. Een viertal Orchideeënver-
eenigingen in Nederland, Engeland, Ame
rika en Ceylon benoemde hem tot eerelid.
De lijst van Smith's publicaties begint
in 1890 en omvat thans niet minder dan
420 titels. Vele daarvan bevatten slechts
de beschrijving en afbeelding van een nieu
we soort b.v. in de „Icones begorienses" of
zijn deel van een van zijn vele publicaties
in serie (Sierheesters, Studies in trop.
teratology, vele series over Orchideeën,
enz.), andere zijn omvangrijke werken,
zooals zijn „Orchideen von Java", met at
las, zijn Euphorbiacea, Ericacene, enz. in
Koorder's en Valeton's „Boomsoorten van
Java", zijn Orchideeën en Ericaceeën in
„Nova Guinea". Ook verzorgde Smith eeni
ge uitgaven van een „Wandelgids voor
's Lands Plantentuin."
Hoewel Smith vooral bekend is als Or-
chidoloog, is hij, gelijk uit het bovenstaan
de blijkt, allerminst eenzijdig. Smith is een
uitstekend florist, die in een zeer groot aan
tal families van Indische planten thuis is
en een overzicht over alle hoogere planten
bezit, die wij jongeren hem thans nog be
nijden. De lijst van zijn publicaties, die bij
deze gelegenheid, tezamen met een korte
biografie, door het Herbarium te Buiten
zorg wordt gepubliceerd in het „Bulletin
du Jardin botanique de Buitenzorg", toont
bovendien zijn belangstelling voor de tera
tologie, de bloembiologie, de voortplanting
en de systematiek. Zijn publicaties zijn een
voorbeeld van nauwkeurigheid; hij is een
uitstekend stylist en talenkenner en als
teekenaar een fijnzinnig artist.
Een aantal vrienden en bewonderaars
hebben het door financieele bijdragen of
door het schrijven van artikelen, mogelijk
gemaakt, dat aan Dr. Smith, behalve de
genoemde jubileum-aflevering van het
Buitenzorgsche „Bulletin", ook nog een
Jubileum-Supplement van „Blumea" wordt
aangeboden, het tijdschrift van het Rijks
herbarium te Leiden, van welk instituut
Dr. Smith thans een onofficieel medewer
ker is. In dit Supplement-deel van 250 blz.
versierd met vele platen en portretten,
worden 24 wetenschappelijke verhandelin
gen gepubliceerd ter eere van den jubila
ris, geschreven door vrienden en vereer
ders; 6 daarvan handelen uitsluitend over
Orchideeën, 2 over teratologische onder
werpen. en 15 over de flora van den Indi-
i schen Archipel of zijn naaste omgeving.
Aan deze artikelen gaan behalve opdrach-
ten, ook een viertal artikelen van biogra-
fischen aard vooraf.
Een en ander wordt Dr. Smith heden
i aangeboden door een klein Comité, dat
j zich tot dit doel heeft gevormd. Moge het
j den jubilaris gegeven zijn, zich nog vele
i jaren te wijden aan het werk zijner liefde;
moge hij nog lang voor ons jongeren blij-
I ven de oudere vriend met zijn fijne gevoel
voor humor, dus voor menschalijke vreug-
den en smarten; mogen wij hem, voor wien
een „otium cum dignitate" een „contradic
tio in terminis" is, nog lang zien als een
voorbeeld van wat oneindige toewijding I
bij het hanteeren van levende wezens en
bewonderenswaardige nauwgezetheid bij
het beschrijven en afbeelden hunner vor- i
men kunnen bereiken.
H. J. LAM.
Leiden, 29—6, 1937.
Voortzetting der controle wellicht onmogelijk
Vandaag wordt de kwestie te Londen besproken
LUCHTVAART
SPORTVLIEGTUIG OVER DEN KOP
GESLAGEN.
Bestuurder gedood.
Gistermiddag vier uur is in een tuin te
Princenhage een sportvliegtuig, bestuurd
door den heer J. O. H. Honnels over den
kop geslagen. De bestuurder kwam hierbij
om het leven.
ITALIAANSCH MILITAIR VLIEGTUIG
NEERGESTORT.
Nabij het vliegveld Novi Liguria (Italië)
is een militair vliegtuig neergestort en in
brand gevlogen. De bestuurder en. een
werktuigkundige kwamen om het leven.
STOFFELIJK OVERSCHOT VAN EEN
VROUW IN ZEE DRIJVENDE GEVONDEN
Vermoedelijk de hertogin van Bedford.
Bij aankomst te Port Blyth aan de kust
van Northumberland gisterenmiddag deelde
de kapitein van het stoomschip „Haytor"
mede, dat hij in zee het stoffelijk overschot
van een vrouw, gekleed in vliegkleeding,
had ontdekt. Het hoofd was evenwel ver
dwenen. Men vermoedt, dat dit het stof
felijk overschot is van de zeventigjarige
hertogin van Bedford, die, zooals men zich
zal herinneren, wordt vermist sedert zij 22
Maart j.l. met haar particulier vliegtuig
Woburn Abbey had verlaten. Enkele dagen
later werden enkele wrakstukken van een
vliegtuig op de kust geworpen, welke her
kend werden als behoorende tot haar toe
stel.
De tegen hedenochtend aangekon
digde zitting van het sub-comité der
Londensche non interventie-commissie
schijnt voor het lot van de niet-inmen-
gingspolitiek in zake Spanje uitermate
belangrijk te zullen worden.
In deze bijeenkomst toch zullen de
voorstellen in behandeling komen om
de maritieme controle in de Spaan-
sche wateren geheel en al over te dra
gen aan de vloten van Engeland en
Frankrijk. Hoewel uiteraard over het
definitieve standpunt, dat Italië en
Duitschland ten opzichte van deze voor
stellen zullen innemen, op het oogen-
blik nog niets met zekerheid gezegd
kan worden, lijkt er op grond van of
ficieuze uitlatingen slechts geringe
kans te zijn op een gunstig onthaal.
ITALIAANSCHE UITEENZETTING.
In de „Giornale d'Italia" verwerpt Vir-
ginio Gayda uit naam van Duitschland en
Italië de gedachte aan een uitsluitend
Fransch-Britsche controle der Spaansche
kusten. De Italiaansch-Duitsche houding
te dien aanzien laat geen twijfel meer.
De officieele commentator stelt duide
lijk vast, dat „een controle-monopolie van
Frankrijk en Engeland een belrngrijke bij
drage zou vormen voor de poging om te
komen tot een communistisch monopolie in
Spanje, juist op het oogenblik, waarop de
tegenstand der rooden wankelt. Italië en
Duitschland, die sinds lang hun politiek
van Europeesche waardigheid in Spanje
hebben bepaald, kunnen dat niet aanvaar
den."
De schrijver merkt verder op, dat niets
gedaan kan worden zonder de goedkeuring
van Italië en Duitschland.
Na vervolgens herhaald te hebben, dat
noch Rome noch Berlijn doelstellingen heb
ben, welke dt souvereine rechten van het
Spaansche volk zouden kunnen aantasten
en dat men te Berlijn en Rome ten doel
heeft te verkrijgen „dat het door buiten-
landsche wapenen opgelegde communisme
weggevaagd wordt", legt Gayda den na
druk op de nauwe gemeenschappelijkheid
der ItaliaanschDuitsche opvattingen. „Op
dit punt, evenals op andere punten, is de
functionneering van de as RomeBerlijn
categorisch. Actieve besprekingen worden
op het oogenblik gevoerd tusschen Rome
en Berlijn ter bepaling van een gemeen
schappelijke gedragslijn. Er is een vol
maakte synchronisatie tusschen beide re
geeringen."
ENGELAND WIL DOORZETTEN.
In antwoord op vragen in het Lagerhuis
heeft Eden gisteren wederom bevestigd, dat
Engeland en Frankrijk het voornemen heb
ben, de opengevallen plaats in de controle
ter zee langs de Spaansche kusten in te
nemen.
Morgen, aldus deelde Eden mede, zal
het ondercomité voor de niet-inmenging
bijeenkomen, teneinde de nauwkeurige
voorstellen te bestudeeren, die hierover
zullen worden ingediend. „Ik hoop morgen
in staat te zijn een verklaring over deze
zaak te kunnen afleggen."
Op de vraag van de Labourafgevaardig-
de, of de houding der Italiaansche en Duit
sche regeeringen niet het geheele inmen-
gings-systeem in gevaar bracht, herhaalde
Eden, dat Groot-Brittannië vastbesloten is,
trouw te blijven aan deze politiek.
Een andere Laubourafgevaardigde vroeg:
„Heeft de minister van buitenlandsche za
ken kennis genomen van het in Italië ge
publiceerde bericht, volgens hetwelk met
of zonder interventie generaal Franco moet
winnen?"
„Wanneer dit zoo is", antwoordde Eden
„hoop ik, dat er geen interventie zal zijn".
DUITSCHE VLOOT VERLAAT
SPAANSCHE KUST.
De Duitsche kruisers „Leipzig" en
„Köln", alsmede een eskader van vier
torpedojagers zijn bij Dover gesigna
leerd. Zij voeren in Oostelijke richting.
Later werden zij ook van de „Devon
shire" af waargenomen, waar men con
stateerde dat zij zich blijkbaar op weg
naar Duitschland bevinden.
Hieruit wordt afgeleid, dat Duitschland
bezig is, al zijn oorlogsschepen uit de
Spaansche wateren terug te trekken.
Dit bericht heeft de ontspanning, die
zich sinds het eind van de vorige week te
Londen werd waargenomen, nog meer ge
accentueerd.
CATALAANSCHE CRISIS OPGELOST.
Companys heeft gisteravond aan de pers
medegedeeld, dat hij een regeering heeft
samengesteld.
De nieuwe Catalaansche regeering be
staat uit drie leden van de Catalaansche
linksch republikeinen, drie socialisten, drie
afgevaardigden van het C. N. T. en één lid
van den Pachtersbond.
De nieuwe regeering zou zeer Catalaansch
georienteerd, zelfs zeer Catalanistisch zijn
en tevens volkomen de politiek zijn toege
daan van de regeering der republiek.
DE STRIJD IN HET NOORDEN.
Radio Nacional heeft medegedeeld, dat
de rechtsche troepen verder oprukken in
de richting van Santander, opnieuw zijn
verscheidene dorpen bezet.
De weg van Bilbao naar Santander is
thans over een lengte van 20 kilometer in
handen der rechtschen en de spoorlijn tot
de rivier Gadagua.
De rechtsche troepen zijn thans de be
langrijke stad Valmaseda tot een een kilo
meter genaderd. De burgerbevolking heeft
de stad verlaten en de troepen van Franco
kunnen hier elk oogenblik binnenrukken.
EVACUATIE VAN POLITIEKE
RECHTSCHE PERSONEN
UIT MADRID.
Uit officieele bron wordt medegedeeld,
dat de kwestie van evacuatie der rechtsche
politieke personen, die in Madrid zitten,
volgens nieuwe normen zal worden opge
lost. Er zijn maatregelen voorbereid, die
speciaal gelden voor mannen van 18 tot
45 jaar, die militairen dienst kunnen ver
richten. Het schijnt, dat zij zullen worden
uitgewisseld tusschen de wettige regee
ring en de opstandelingen-autoriteiten te
gen mannen, die zich onder gelijke om
standigheden op het rechtsche gebied be
vinden. De uitwisseling zou geschieden on
der controle van een in het buitenland ze
telende commissie! De mannen zouden een
bedrag van hoogstens 2000 peseta's mogen
meenemen.
Vrouwen, kinderen en ouden van dagen
zullen vrijelijk mogen vertrekken, met uit
zondering van diegenen, die uitgesproken
politiek actief geweest zijn. Deze laatsten
zullen als gijzelaars worden beschouwd en
uitgewisseld worden tegen republikeinsche
personen, die zich in hetzelfde geval op
rechtsch gebied bevinden.
BUITENLANDSCHE BERICHTEN
ZES PERSONEN BIJ TREINBOTSING
GEDOOD.
Nabij Valparaiso zijn twee treinen met
elkaar in botsing gekomen. Hierbij werden
j zes personen gedood en twintig zwaar
gewond.
MASSAVERGIFTIGING IN ITALIë.
Vijftig personen vergiftigd.
In een instituut voor geesteszieken te Lo-
rette heeft zich een geval van massavergif
tiging voorgedaan. Twee-en-vijf tig zieken
moesten in allerijl naar een ziekenhuis wor
den vervoerd, waar twee personen inmid
dels zijn overleden. De vergiftiging vindt
zijn oorzaak in het -nuttigen van spijzen,
die in slecht gereinigde pannen zijn bereid.
DE ZEESLANG VAN LOCH NESS.
Het monster schijnt zelfs een kleintje
gekregen te hebben!
Met de zomermaanden keert ook het
Loch Ness-monster regelmatig weer. Het
begint echter wat eentonig te worden en
daarom heeft men er thans wat nieuws bij
verzonnen.
Het „monster van Loch Ness', het zonder
linge verschijnsel in het Schotsche meer,
dat door zijn al dan niet vermeend bestaan-
zooveel pieuwsgierige toeristen heeft ge-
j lokt, moet n.l. vader of moeder ge
worden zijn. Twee leerlingen van een school
in de nabijheid van het meer, Smith en
Considine, waren gaan kijken naar het
echte monster, doch dit vertoonde zich niet.
Wel hebben hun verbijsterde blikken een
schepsel aanschouwd, dat ongeveer een
meter lang was en met vreemde bewegin
gen over het watervlak scheerde.
Jeugdige verbeelding op warme zomer
dagen? Geen sprake van, zegt Dom Basil
Wedge, leeraar in de natuurlijke historie
aan de school der beide jongens. „Zij weten
veel van vogels en visschien, en als zij zeg
gen, dat het monster geleek op een groote
hagedis, een gebogen rug had en griezelig
aandeed, dan hebben zij stellig goed ge
zien. Bovendien, voegde de leeraar er aan
toe, ik ben er van overtuigd, dat er monsters
in het meer zijn en waarom zouden die geen
jongen kunnen hebben?"
zijn wielrijders, die bovenstaand
kenteeken op hun fiets voeren.
gffr („Steunt Hen" wil dat „SH"
lN®[wl tevens zeggen: ..'et even extra
op!")