NON-INTERVENTIE IN CRITIEK STADIUM Slecht-Hoorend DINSDAG 29 JUNI 1937 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 Dr. J. J. SMITH 1867—1937 Een orchideeënkenner van wereldreputatie ,Onze, als ik het zoo zeggen mag, na tionale, orchkloloog bij uitnemendheid, Dr. J. J. Smith, bereikt heden 29 Juni, den leeftijd van 70 jaren. Ik grijp deze gele genheid gaarne aan iets mede te deelen over dezen autodidactischen orchideeënken- ner van wereldreputatie, die door zijn groote bescheidenheid minder aan het groo- te publiek bekend is dan met zijn verdien sten overeenkomt. Een kleine kring van vrienden en bewonderaars weten hem te vinden in zijn 's zomers van velerlei bloe men omgeven woning te Oegstgeest; de „man in the street" gaat die woning voor bij zonder te beseffen, dat daar iemand leeft en werkt, die in niet geringe mate heeft bijgedragen tot den goeden naam, dien Nederland ook op het gebied van de wetenschap in de wereld bezit. Wie Smith's leven en werken tracht te overzien, herkent daarin twee neigingen, die dat leven en dat werk hebben be- heerscht en nog steeds beheerschen: zijn groote liefde voor de levende plant en haar schoonheid, zich uitende in een nim mer verflauwenden lust tot kweeken van allerlei gewassen; en de door weinigen be reikte nauwkeurigheid van waarnemen, teekenen en beschrijven, die de Engel- schen zoo karakteristiek „painstaking" noemen. Joannes Jacobus Smith werd op 29 Juni 1867 te Antwerpen geboren, waar zijn va der directeur van het Spoorwegpostkan toor MoerdijkAntwerpen was. Vijf jaar was hij, toen het gezin naar Utrecht ver huisde; in 1875 werd zijn vader directeur van het postkantoor te Amsterdam. In de hoofdstad bracht de jonge Smith het grootste deel van zijn jeugd door. Zijn lirfste ontspanningen waren het kwee ken van planteii en dieren in aquaria en terraria. Onder den invloed van zijn tante, de dichteres L. van Nagel (pseudoniemen Antoinette en Victorine), later Mevr. L. v. HaverkotteNagel, die een echte natuur liefhebster was, begon hij op zijg lOden verjaardag, thans dus juist 60 jaren gele den, met het aanleggen van een herbarium. Het begin was, als de knaap en later de man zelve, bescheiden: de eerste plant was het gewone madeliefje, Bellis perennis. Nog voordat de jonge Smith de lagere school had verlaten, kwam hij in aanra king met den man, die een grooten invloed op zijn verdere belangstelling zdj hebben, den schoolopziener en leeraar Dr. J. C. Cos- terus, die thans nog in leven is, maar wiens gezondheidstoestand helaas niet toe staat dit jubileum van zijn oud-leerling bij te wonen. Costerus was ook in Smith's H. B. S.-jaren zijn raadsman in wat zijn grootste liefde had: de levende natuur. Nog voor hij de H. B. S. had afgeloopen werd zijn lust om in de praktijk te gaan hem te sterk en in overleg met zijn leer meester werd besloten, dat Smith in de bloemisterij zou gaan. Dat was voor zijn ouders en voor hem zeiven zeker een be langrijk en moeilijk besluit. Voor meni- gen jongen man is het een hachelijk en riskant bedrijf van het einddiploma H. B. S. af te zien, een jaar voordat dat diplo ma behaald zou kunnen worden Achteraf gezien door Costerus wellicht reeds vóórvoeld was deze stap niet verkeerd. Achteraf gezien heeft het er waarschijnlijk, bij Smith's aanleg in zeer bepaalde rich tingen. niet toe- of afgedaan of hij nu het H. B. S.-diploma bezat of niet Smith kwam dus, bij gebrek aan ge schikte tuinbouwscholen, bij de bloemis terij en wel bij één der grootste en veel- zijdïgste van dien tijd, de firma Groene- wegen en Co. te Amsterdam. Daar ont stond zijn liefde voor de Orchideeën en in de schafturen begon hij die te teekenen, vooral als slecht weer ronddwalen door de uitgestrekte kweekerijen in de open lucht belette. Inmiddels bleef het contact met Costerus levendig. Tweemaal in de week kwamen leermeester en leerling samen, om de wederzijdsche herbaria te verzor gen en te bespreken, gedeeltelijk op ge zamenlijke tocht bijeengebracht. Later werd hun samenwerking nog inniger, toen de bij Groenewegen gevonden monstruosi teiten hun aandacht vroegen. We vinden hier het begin van de samenwerking waar uit in lafrre jaren de eerste uitvoerige beschrijvingen van tropische teratologica zouden ontstaan, nl. de serie publicaties van Costerus en Smith, van 18961931 on der den titel „Studies in tropical teratolo gy" verschenen in de „Annales du Jardin botanique de Buitenzorg." Gedurende zijn leertijd in Amsterdam voelde Smith toch blijkbaar weer behoefte aan theoretische scholing, tenminste hij volgde een jaar lang als toehoorder de colleges van Prof. Hugo de Vries, die toen als jong hoogleeraar naam begon te ma ken. Maar Smith wilde naar landen waar orchideeën, grooter en talrijker dan in Ne derland, in het wild groeien. In 1887 deed zijn vader bij Melchior Treub, sinds 7 ja ren directeur van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg en in dat jaar met verlof in Europa, moeite hem aan die instelling ge plaatst te krijgen; hetgeen toen echter bij gebrek aan vacatures, mislukte. Na 3*4 jaar bij Groenewegen te hebben gewerkt, ging Smith in het buitenland zijn kennis en routine aanvullen. Bij de be roemde Orchideeënkweekerij "an de firma Linden te Brussel vond hij veel vergoeding voor wat de tropen hem voorloopig ont hielden; in den „Jardin botanique" maakte hij ook met andere, minder voor de kwee- kerij geschikte soorten kennis. Dit alles nam twee jaren in beslag. Na van Neder land uit nog eenigen tijd in den botanischen tuin te Kew te hebben gewerkt, kon zijn tuinbouwopleiding als voltooid worden be schouwd. Een plan om zelf een kweekerij Dr. J. J. SMITH te beginnen stuitte af op gebrek aan kapi taal en aan handelsgeest en net was al weer Costerus, die Smith's loopbaan rich ting gaf door hem aan te raden in het „lan delijke" in Indië een werkkring, te zoeken. Aldus geschiedde. Op 7 Mei 1891 vertrok Smith per „Prins Alexander" naar Java, voorzien /an aanbevelingsbrieven, o. a. van Hugo de Vries, aan Treub en Burck, resp. directeur en adjunct-directeur van 's Lands Plantentuin. Op 5 Juni 1891 kwam hij te Tandjong- Priok aan. Spoedig bracht hij een bezoek aan 's Lands Plantentuin, die een enormen indruk op hem maakte. Hoe weinig zal hij toen hebben gedacht hoewel vurig ge hoopt dat hij eenige maanden later aan dien tuin verbonden zou zijn! In Juli 1891 nl. kreeg Smith een betrek king als opzichter bij de Pamanoekan- en Tjiasemlanden, en wel op de liberia koffie onderneming Wangoenredja, waar Rant administrateur was. Het oerbosch, dat daar toen nog volop aanwezig was, trok den jongen employé echter heel wat meer dan het werk in de koffietuinen. Gelukkig was zijn chef een ruimdenkend man, die goed vond, dat Smith ook zijn liefhebbe rijen volgde. Hij was echter nauwelijks eenige weken op Wangoenredja werkzaam of Treub haalde hem naar Buitenzorg in verband met een aan den hortulanus Wig man verleend ziekteverlof naar Europa. Hiermede was de grondslag van Smith's In dische loopbaan gelegd, een loopbaan, die eerst in 1924 zou worden afgesloten. Zij is te verdeelen in twee deelen, een periode waarin hij werkzaam was in zijn oude vak, den tuinbouw, en een periode waarin hij zich vooral wijdde aan phytografisch werk. Aan beiden gaf hij zijn liefde en beide be hielden zijn liefde tot op den dag van heden. Op 29 Augustus 1891 werd hij aangesteld tot tijdelijk ambtenaar, in Mei 1893 tot assistent-hortulanus bij 's Lands Planten- j tuin. Met een korte onderbreking door een !reis naar de Molukken in 1900, duurde deze werkzaamheid tot 1902, in welk jaar hij voor het eerst met Europeesch verlof ging. i In dit deel van zijn loopbaan heeft hij i uiterst belangrijk werk gedaan ten bate van den beroemden botanischen tuin, werk, I v/aarop hij zich nooit heeft laten voor- j staan en dat (daardoor?) wel eens aan an- i deren is toegeschreven. Aan Smith dankt 1 de tuin zijn eerste registratie van niet- kruidachtige gewassen, waarvan hij in 1892 bij het 75-jarig bestaan, een lijst publiceert, t In latere jaren heeft hi; ook als kunstzin nig tuin-architect onschatbare diensten be wezen. De prachtige vijvertuin, een der mooiste plekjes van den tuin, is in 1894 1895 door Smith geprojecteerd en aange legd. Een belangrijk aandeel had hij in den aanleg van de klimplanten-afdeeling en den heestertuin. De aanleg, in 1896, van den vooral voor de wetenschappelijke bezoe kers zoo interessante zgn. boschtuin was geheel zijn werk. Bij zijn optreden werd allereerst de Or- chideeëfc-collectie gereorganiseerd en in den loop der jaren is die onder Smith's handen uitgegroeid tot een verzameling van onge- wonen rijkdom. Terecht heeft de huidige directie van den tuin dan ook gemeend, dezen kant van Smith's "erkzaamheid te moeten eeren door in de Orchideeën-afdee- ling een gedenkbank te plaatsen, ter eere van den man, die met zijn groote toewij ding en zorg en zijn verwonderlijke „tan- gan dingin" aan den tuin in het algemeen, en aan de Orchideeën-collectie in het bij zonder zulke uitnemende diensten heeft bewezen. Bij al deze werkzaamheden bleef zijn an dere natuur, die van vorscher, teekenaar en beschrijver, niet werkloos. Het waren echter ook in dezen werkkring voorname lijk zijn vrije uren, die hij aan wetenschap pelijk werk besteedde. Toch was hij spoe dig op dit gebied d e autoriteit en toen hij in 1902 voor de eerste maal met Euro peesch verlof ging, kreeg hij van Treub de opdracht mede, in het Rijksherbarium te Leiden de uitgave van zijn latere „Die Orchideeën von Java" voor te bereiden. In dezen tijd valt het begin van de tweede periode van zijn loopbaan. In het begin van 1905 keert hij naar Indië terug, thans niet meer als assistent-hortulanus, maar als assistent aan het „Herbarium en Mu seum voor Systematische Botanie" van 's Lands Plantentuin. Phytograaf is hij sindsdien gebleven, maar al nam van nu af de beschrijving van de tallooze voordien onbekende Orchideeënsoorten en ook van vertegenwoordigers van tal van andere families het grootste deel van zijn tijd in beslag, zijn liefde tot kweeken bleef zich uiten; in zijn eigen tuin, waar men hem na de werkuren kon zien met het verzor gen van zijn collectie levende planten; maar ook doordat hij in woord en ge schrift de vraagbaak bleef van hen en dat zijn er vele in Indië die zich met het kweeken van planten, en dan vooral van Orchideeën, bezighielden. Zijn tuin en zijn kas in Oegstgeest bieden hem thans nog gelegenheid, dezen kant van zijn natuur te blijven volgen. De feitelijke gebeurtenissen van zijn verdere ambtelijke loopbaan zijn in enkele v/oorden te zeggen: in 1909 werd hij waar nemend hoofd, in 1914 hoofd van het Her barium: kort daarna vertrok hij ten twee de male met verlof naar Europa. Inmiddels had de Rijksuniversiteit te Utrecht hem in 1910 den titel van doctor honoris causa toe gekend; in 1921 ontving hij zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. In 1922 was hij waarnemend directeur van 's Lands Plantentuin, in 1924 volgde zijn pensioeneering na 33 jaren tropischen dienst. Nadien woonde hij korten tijd te Hilversum, daarna te Utrecht en sinds 1928 te Oegstgeest. Een viertal Orchideeënver- eenigingen in Nederland, Engeland, Ame rika en Ceylon benoemde hem tot eerelid. De lijst van Smith's publicaties begint in 1890 en omvat thans niet minder dan 420 titels. Vele daarvan bevatten slechts de beschrijving en afbeelding van een nieu we soort b.v. in de „Icones begorienses" of zijn deel van een van zijn vele publicaties in serie (Sierheesters, Studies in trop. teratology, vele series over Orchideeën, enz.), andere zijn omvangrijke werken, zooals zijn „Orchideen von Java", met at las, zijn Euphorbiacea, Ericacene, enz. in Koorder's en Valeton's „Boomsoorten van Java", zijn Orchideeën en Ericaceeën in „Nova Guinea". Ook verzorgde Smith eeni ge uitgaven van een „Wandelgids voor 's Lands Plantentuin." Hoewel Smith vooral bekend is als Or- chidoloog, is hij, gelijk uit het bovenstaan de blijkt, allerminst eenzijdig. Smith is een uitstekend florist, die in een zeer groot aan tal families van Indische planten thuis is en een overzicht over alle hoogere planten bezit, die wij jongeren hem thans nog be nijden. De lijst van zijn publicaties, die bij deze gelegenheid, tezamen met een korte biografie, door het Herbarium te Buiten zorg wordt gepubliceerd in het „Bulletin du Jardin botanique de Buitenzorg", toont bovendien zijn belangstelling voor de tera tologie, de bloembiologie, de voortplanting en de systematiek. Zijn publicaties zijn een voorbeeld van nauwkeurigheid; hij is een uitstekend stylist en talenkenner en als teekenaar een fijnzinnig artist. Een aantal vrienden en bewonderaars hebben het door financieele bijdragen of door het schrijven van artikelen, mogelijk gemaakt, dat aan Dr. Smith, behalve de genoemde jubileum-aflevering van het Buitenzorgsche „Bulletin", ook nog een Jubileum-Supplement van „Blumea" wordt aangeboden, het tijdschrift van het Rijks herbarium te Leiden, van welk instituut Dr. Smith thans een onofficieel medewer ker is. In dit Supplement-deel van 250 blz. versierd met vele platen en portretten, worden 24 wetenschappelijke verhandelin gen gepubliceerd ter eere van den jubila ris, geschreven door vrienden en vereer ders; 6 daarvan handelen uitsluitend over Orchideeën, 2 over teratologische onder werpen. en 15 over de flora van den Indi- i schen Archipel of zijn naaste omgeving. Aan deze artikelen gaan behalve opdrach- ten, ook een viertal artikelen van biogra- fischen aard vooraf. Een en ander wordt Dr. Smith heden i aangeboden door een klein Comité, dat j zich tot dit doel heeft gevormd. Moge het j den jubilaris gegeven zijn, zich nog vele i jaren te wijden aan het werk zijner liefde; moge hij nog lang voor ons jongeren blij- I ven de oudere vriend met zijn fijne gevoel voor humor, dus voor menschalijke vreug- den en smarten; mogen wij hem, voor wien een „otium cum dignitate" een „contradic tio in terminis" is, nog lang zien als een voorbeeld van wat oneindige toewijding I bij het hanteeren van levende wezens en bewonderenswaardige nauwgezetheid bij het beschrijven en afbeelden hunner vor- i men kunnen bereiken. H. J. LAM. Leiden, 29—6, 1937. Voortzetting der controle wellicht onmogelijk Vandaag wordt de kwestie te Londen besproken LUCHTVAART SPORTVLIEGTUIG OVER DEN KOP GESLAGEN. Bestuurder gedood. Gistermiddag vier uur is in een tuin te Princenhage een sportvliegtuig, bestuurd door den heer J. O. H. Honnels over den kop geslagen. De bestuurder kwam hierbij om het leven. ITALIAANSCH MILITAIR VLIEGTUIG NEERGESTORT. Nabij het vliegveld Novi Liguria (Italië) is een militair vliegtuig neergestort en in brand gevlogen. De bestuurder en. een werktuigkundige kwamen om het leven. STOFFELIJK OVERSCHOT VAN EEN VROUW IN ZEE DRIJVENDE GEVONDEN Vermoedelijk de hertogin van Bedford. Bij aankomst te Port Blyth aan de kust van Northumberland gisterenmiddag deelde de kapitein van het stoomschip „Haytor" mede, dat hij in zee het stoffelijk overschot van een vrouw, gekleed in vliegkleeding, had ontdekt. Het hoofd was evenwel ver dwenen. Men vermoedt, dat dit het stof felijk overschot is van de zeventigjarige hertogin van Bedford, die, zooals men zich zal herinneren, wordt vermist sedert zij 22 Maart j.l. met haar particulier vliegtuig Woburn Abbey had verlaten. Enkele dagen later werden enkele wrakstukken van een vliegtuig op de kust geworpen, welke her kend werden als behoorende tot haar toe stel. De tegen hedenochtend aangekon digde zitting van het sub-comité der Londensche non interventie-commissie schijnt voor het lot van de niet-inmen- gingspolitiek in zake Spanje uitermate belangrijk te zullen worden. In deze bijeenkomst toch zullen de voorstellen in behandeling komen om de maritieme controle in de Spaan- sche wateren geheel en al over te dra gen aan de vloten van Engeland en Frankrijk. Hoewel uiteraard over het definitieve standpunt, dat Italië en Duitschland ten opzichte van deze voor stellen zullen innemen, op het oogen- blik nog niets met zekerheid gezegd kan worden, lijkt er op grond van of ficieuze uitlatingen slechts geringe kans te zijn op een gunstig onthaal. ITALIAANSCHE UITEENZETTING. In de „Giornale d'Italia" verwerpt Vir- ginio Gayda uit naam van Duitschland en Italië de gedachte aan een uitsluitend Fransch-Britsche controle der Spaansche kusten. De Italiaansch-Duitsche houding te dien aanzien laat geen twijfel meer. De officieele commentator stelt duide lijk vast, dat „een controle-monopolie van Frankrijk en Engeland een belrngrijke bij drage zou vormen voor de poging om te komen tot een communistisch monopolie in Spanje, juist op het oogenblik, waarop de tegenstand der rooden wankelt. Italië en Duitschland, die sinds lang hun politiek van Europeesche waardigheid in Spanje hebben bepaald, kunnen dat niet aanvaar den." De schrijver merkt verder op, dat niets gedaan kan worden zonder de goedkeuring van Italië en Duitschland. Na vervolgens herhaald te hebben, dat noch Rome noch Berlijn doelstellingen heb ben, welke dt souvereine rechten van het Spaansche volk zouden kunnen aantasten en dat men te Berlijn en Rome ten doel heeft te verkrijgen „dat het door buiten- landsche wapenen opgelegde communisme weggevaagd wordt", legt Gayda den na druk op de nauwe gemeenschappelijkheid der ItaliaanschDuitsche opvattingen. „Op dit punt, evenals op andere punten, is de functionneering van de as RomeBerlijn categorisch. Actieve besprekingen worden op het oogenblik gevoerd tusschen Rome en Berlijn ter bepaling van een gemeen schappelijke gedragslijn. Er is een vol maakte synchronisatie tusschen beide re geeringen." ENGELAND WIL DOORZETTEN. In antwoord op vragen in het Lagerhuis heeft Eden gisteren wederom bevestigd, dat Engeland en Frankrijk het voornemen heb ben, de opengevallen plaats in de controle ter zee langs de Spaansche kusten in te nemen. Morgen, aldus deelde Eden mede, zal het ondercomité voor de niet-inmenging bijeenkomen, teneinde de nauwkeurige voorstellen te bestudeeren, die hierover zullen worden ingediend. „Ik hoop morgen in staat te zijn een verklaring over deze zaak te kunnen afleggen." Op de vraag van de Labourafgevaardig- de, of de houding der Italiaansche en Duit sche regeeringen niet het geheele inmen- gings-systeem in gevaar bracht, herhaalde Eden, dat Groot-Brittannië vastbesloten is, trouw te blijven aan deze politiek. Een andere Laubourafgevaardigde vroeg: „Heeft de minister van buitenlandsche za ken kennis genomen van het in Italië ge publiceerde bericht, volgens hetwelk met of zonder interventie generaal Franco moet winnen?" „Wanneer dit zoo is", antwoordde Eden „hoop ik, dat er geen interventie zal zijn". DUITSCHE VLOOT VERLAAT SPAANSCHE KUST. De Duitsche kruisers „Leipzig" en „Köln", alsmede een eskader van vier torpedojagers zijn bij Dover gesigna leerd. Zij voeren in Oostelijke richting. Later werden zij ook van de „Devon shire" af waargenomen, waar men con stateerde dat zij zich blijkbaar op weg naar Duitschland bevinden. Hieruit wordt afgeleid, dat Duitschland bezig is, al zijn oorlogsschepen uit de Spaansche wateren terug te trekken. Dit bericht heeft de ontspanning, die zich sinds het eind van de vorige week te Londen werd waargenomen, nog meer ge accentueerd. CATALAANSCHE CRISIS OPGELOST. Companys heeft gisteravond aan de pers medegedeeld, dat hij een regeering heeft samengesteld. De nieuwe Catalaansche regeering be staat uit drie leden van de Catalaansche linksch republikeinen, drie socialisten, drie afgevaardigden van het C. N. T. en één lid van den Pachtersbond. De nieuwe regeering zou zeer Catalaansch georienteerd, zelfs zeer Catalanistisch zijn en tevens volkomen de politiek zijn toege daan van de regeering der republiek. DE STRIJD IN HET NOORDEN. Radio Nacional heeft medegedeeld, dat de rechtsche troepen verder oprukken in de richting van Santander, opnieuw zijn verscheidene dorpen bezet. De weg van Bilbao naar Santander is thans over een lengte van 20 kilometer in handen der rechtschen en de spoorlijn tot de rivier Gadagua. De rechtsche troepen zijn thans de be langrijke stad Valmaseda tot een een kilo meter genaderd. De burgerbevolking heeft de stad verlaten en de troepen van Franco kunnen hier elk oogenblik binnenrukken. EVACUATIE VAN POLITIEKE RECHTSCHE PERSONEN UIT MADRID. Uit officieele bron wordt medegedeeld, dat de kwestie van evacuatie der rechtsche politieke personen, die in Madrid zitten, volgens nieuwe normen zal worden opge lost. Er zijn maatregelen voorbereid, die speciaal gelden voor mannen van 18 tot 45 jaar, die militairen dienst kunnen ver richten. Het schijnt, dat zij zullen worden uitgewisseld tusschen de wettige regee ring en de opstandelingen-autoriteiten te gen mannen, die zich onder gelijke om standigheden op het rechtsche gebied be vinden. De uitwisseling zou geschieden on der controle van een in het buitenland ze telende commissie! De mannen zouden een bedrag van hoogstens 2000 peseta's mogen meenemen. Vrouwen, kinderen en ouden van dagen zullen vrijelijk mogen vertrekken, met uit zondering van diegenen, die uitgesproken politiek actief geweest zijn. Deze laatsten zullen als gijzelaars worden beschouwd en uitgewisseld worden tegen republikeinsche personen, die zich in hetzelfde geval op rechtsch gebied bevinden. BUITENLANDSCHE BERICHTEN ZES PERSONEN BIJ TREINBOTSING GEDOOD. Nabij Valparaiso zijn twee treinen met elkaar in botsing gekomen. Hierbij werden j zes personen gedood en twintig zwaar gewond. MASSAVERGIFTIGING IN ITALIë. Vijftig personen vergiftigd. In een instituut voor geesteszieken te Lo- rette heeft zich een geval van massavergif tiging voorgedaan. Twee-en-vijf tig zieken moesten in allerijl naar een ziekenhuis wor den vervoerd, waar twee personen inmid dels zijn overleden. De vergiftiging vindt zijn oorzaak in het -nuttigen van spijzen, die in slecht gereinigde pannen zijn bereid. DE ZEESLANG VAN LOCH NESS. Het monster schijnt zelfs een kleintje gekregen te hebben! Met de zomermaanden keert ook het Loch Ness-monster regelmatig weer. Het begint echter wat eentonig te worden en daarom heeft men er thans wat nieuws bij verzonnen. Het „monster van Loch Ness', het zonder linge verschijnsel in het Schotsche meer, dat door zijn al dan niet vermeend bestaan- zooveel pieuwsgierige toeristen heeft ge- j lokt, moet n.l. vader of moeder ge worden zijn. Twee leerlingen van een school in de nabijheid van het meer, Smith en Considine, waren gaan kijken naar het echte monster, doch dit vertoonde zich niet. Wel hebben hun verbijsterde blikken een schepsel aanschouwd, dat ongeveer een meter lang was en met vreemde bewegin gen over het watervlak scheerde. Jeugdige verbeelding op warme zomer dagen? Geen sprake van, zegt Dom Basil Wedge, leeraar in de natuurlijke historie aan de school der beide jongens. „Zij weten veel van vogels en visschien, en als zij zeg gen, dat het monster geleek op een groote hagedis, een gebogen rug had en griezelig aandeed, dan hebben zij stellig goed ge zien. Bovendien, voegde de leeraar er aan toe, ik ben er van overtuigd, dat er monsters in het meer zijn en waarom zouden die geen jongen kunnen hebben?" zijn wielrijders, die bovenstaand kenteeken op hun fiets voeren. gffr („Steunt Hen" wil dat „SH" lN®[wl tevens zeggen: ..'et even extra op!")

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5