STADS NIEUWS ZATERDAG 19 JUNI 1937 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD PAG. 2 HOE WORDT HET WEER IETS WARMEE. DE BILT SEINT: Zwakke tot matige wind uit Zuidelijke lijke richtingen, half tot zwaar bewolkt, kans op regen of onweersbuien, iets war mer. Hoogste barometerst.: 769.3 te Vardö. Laagste barometerst.: 759.7 te Blaavands- hoek. De stationnaire depressie op de Noord zee is nog steeds aanwezig, doch vult lang zaam op. Nieuwe minima vormden zich over het Kanaal en West-Frankrijk. Het ge bied van hoogeluchtdruk op den Oceaan neemt geleidelijk in beteekenis af. dat over Scandinavië en Finland breidt zich naar het Zuid-Westen uit en reikt reeds tot het Kattegat. Tusschen beide gebieden ligt een lang strookvormig gebied van lage lucht druk, dat reikt van IJsland over de Noord zee en West-Frankrijk tot het Westelijk deel der Middellandsche Zee. Aan de Oost zijde begint de continentale warmte zich weer over het Oostzee-gebied en Scandi navië naar het Westen uit te breiden. Over Engeland en het continent bewegen zich met matige snelheden nog arctische kou de luchtmassa's. Op vele plaatsen in West en entraal-Europa is de ochtend-tempera tuur 5 tot 6 graden onder normaal. Op IJsland werd het veel koeler. De Alpen stations melden thans heldere lucht en zwakke winden, echter nog met zeer lage temperaturen. (Junfraujoch minus 10 graden). De sneeuwval is er thans geëin digd (Santis meldt nog 7 m.m. in den nacht). In Finland bedraagt de ochtend- temperatuur 24 tot 25 graden, langs de Noorsche kust binnen den poolcirkel 16 graden. Voor onze omgeving is een gerin ge temperatuurstijging waarschijnlijk, aan vankelijk echter nog met onstabiel weer. LUCHTTEMPERATUUR. 14.7 gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS e. a. Van Zaterdagnamidag 9.55 uur tot Zondagmorgen 4.07 uur; Van Zondagna middag 9.55 uur tot Maandagmorgen 4.07 uur. POOG WATER. Te Katwijk aan Zee op Zondag 20 Juni voorm. 1.14 uur en nam. 1.40 uur; Maandag 21 Juni voorm. 2.06 en nam. 2.27 uur. WATERTEMPERATUUR. De Zijl 16.5 gr. Poelmeer 17 gr. C. LEIDEN. B e v o r d er d: tot doctor in de wis- en natuurkunde op proefschrift „Der Chemismus des Luganer Porphyrgebietes" mej. Cath. M. Iloomans, geb. te 's Gravenhage; idem op proefschrift „Ontogenie und mikroskopischer Bau der Leben Eigener Fische" mej. H. L. Pohl- mann, geb. te Leiden. Geslaagd: doctoraal examen rechtsgeleerdheid de heeren R. A. Levisson, Den Haag; H. ter Horst, Lille (Fr.); H. D. J. Selier, Den Haag; candidaatsexamen rechtgeleerdheid: de heeren C. F. C. F. Bouvy, Den Haag; J. C. Kist, Leiden; doctoraal examen Indisch recht de heer I. G. K. Djelantik, Leiden; doctoraal examen rechten: de heer A. E. Kaufmann, Aerdenhout. voorbereidend kerkelijk examen: de heer W. J. Schouten, Den Haag; candidaatsexamen geschiedenis: de heer J. C. Trimp, Rotterdam. UIT DE RIJNSTREEK ALPHEN AAN DEN RIJN. Geslaagd. Te Den Haag slaagde voor het examen gemeente-administratie de heer P. L. Schuurmans, alhier. BOSKOOP. Geslaagd. Voor het examen Midden standsdiploma Handelskennis (vroeger Hanze-diploma) zijn dit jaar geslaagd de heeren C. Boonstoppel, mej. W. G. Eelde- rink, mej. R. J. Groenewegen, mej. G. Grootendorst, de heeren M. B. Kompeer, P. v. d. Linde, G. Loeve, C. J. v. Os, mej. M. C. Rooijmans, mej. C. M. J. Smits, Ant. M. Stolwijk, Joh. W. Timmermans, P. J. v. d. Tol, Fl. M. v. Tol, C. P. Verbeij en C. M. Verbij, van de Handelsavondschool alhier. ZOETERWOUDE. Brand. Donderdagmiddag is in de garage Welp alhier een petroleum vergas ser in brand geraakt. Het brandje werd met zand gebluscht. Z. Exc. Jhr. van Karnebeek bij den Ned. Journalistenkring ZIJN INDRUKKEN OVER DE REIS VAN DE NEDERLANDSCHE HANDELSMISSIE NAAR ZUID-AMERIKA. Prins Bernhard als gast bij de Nederlandsche journalisten. In hotel „Wittebrug" heeft gistermiddag de Nederlandsche Journalistenkring zijn jaarlijksch noenmaal aangericht, waar jhr. M. H. A. van Karnebeek, hoofd der Neder landsche handelsmissie naar Zuid-Amerika het woord voerde en dat ditmaal bijzonde re beteekenis had door de aanwezigheid van Z. K. H. Prins Bernhard. Ook de minister van buitenlandsche za ken, jhr. mr. de Graeff en de minister van handel, nijverheid en scheepvaart, prof. dr. ir. Gelissen, toonden door hun aanwezig heid belangstelling. Het bestuur van den N. J. K. had tot deelneming aan het noenmaal verder uit- genoodigd alle leden van de Nederland sche handelsmissie, van wie o.a. aanwezig waren de secretaris, mr. van Balen en de heeren Ch. Weiter, mr. E. E. Menten, E. Henny, Daniels en jhr. van der Wyck, Verder waren aanwezig de heeren A. J. Lievegoed en D. J. Lambooy, chef en ad junct-chef van den regeeringspersdienst, de eerevoorzitter van den Nederlandschen journalistenkring, mr. Plemp van Duive- land en de eere-leden Elout en D. Hans, het dagelijksch bestuur van de vereeniging van dagbladdirecteuren „De Nederlandsche Dagbladpers", bestaande uit de heeren J. W. Henny, voorzitter, mr. Veenhoven, se cretaris en H. Nygh, penningmeester, de heer F. Schneiders als vertegenwoordiger van de R.K. Journalisten vereeniging en de heer Herbert Antcliffe namens de buiten landsche persvereeniging, alsmede een groot aantal directeuren van dagbladen, hoofdredacteuren en journalisten uit alle deelen van het land. Te 1 uur precies arriveerde Prins Bern hard, die vergezeld werd door zijn adjudant, jhr. ir. Röell en zijn secretaris jhr. Dedel. De Prins werd door het bestuur van den Nederlandschen journalistenkring ontvan gen en naar de ontvangzaal geleid, waar de kringvoorzitter, de heer Henri Dekking, alle aanwezigen aan Z. K. H. voorstelde. Daarna plaatsten de gasten zich aan de smaakvol met oranje babyrozen en tros- roosjes versierde tafels, die een feestelij- ken aanblik boden. Begroetingsrede van den voorzitter. Voor den aanvang van het noenmaal, toen allen hun plaats aan tafel hadden in genomen, sprak de voorzitter van den Ne derlandschen Journalistenkring, de heer Henri Dekking een welkomstwoord tot Prins Bernhard, waarin hij zeide de be langstelling van den Prins op hoogen prijs te stellen. Spr. bracht op geestige wijze het contact, dat de Prins reeds met de journa listen had in herinnering, daarbij roemend de sportiviteit en de humor van den Prins, die in het ontwijken van reportage een we reldrecord gevestigd heeft. (Vroolijkheid). Koninklijke Hoogheid, in de komende ja ren zal de pers ongetwijfeld u nog vaak belangstelling wijden, de vrije onafhanke lijke pers, die in ons land de stem des volks is. Moge die stem met eerbied, waardeering en erkentelijkheid, omtrent den persoon van den Prins klinken tot voldoening ook van Uwe K. H. Zoo straks zal aan dit noenmaal een groot Nederlander het woord voeren. Hem voorzeker, naast den journalisten, geldt Uwe belangstelling. Hierna begroette de voorzitter met sympathieke woorden Z. Exc. jhr. van Karnebeek, die in zoo velerlei kwa liteiten, als burgemeester van den Haag, als minister van buitenlandsche zaken, als Commissaris der Koningin het vaderland groote diensten heeft bewezen. Spr. herinnerde aan één feit van ont- I zaggelijke dramatische beteekenis in de car rière van jhr. van Karnebeek: de samen komst op 19 en 20 Mei 1919 te Parijs, „waarin u voor de eer, de waardigheid en de onaantastbaarheid van Nederland den stryd moest voeren. Moedig, sterk en be kwaam hebt gij te Parijs onze nationale eer verdedigd. Nader zal blaken en wellicht hooren wij zoo aanstonds een en ander uit uw mond enkele bijzonderheden over wat u thans op nieuw voor ons land hebt mogen bereiken. Voor wat uw persoonlijk aandeel betreft, veroorlove u mij dezen eenen zin te citee- ren uit een spontane beschouwing van het medelid van uwe commissie, den heer Da niels, in den „Roomsch Katholieken Werk gever. „Ik mag niet besluiten zonder een woord van bijzondere hulde en dank aan den on vermoeiden voorzitter der handels missie, Z. Exc. Jhr. van Karnebeek. Ik wil niet ingaan op zijn zeer bijzondere kwalitei ten, maar alleen zeggen, dat, in tegenstel ling met wat dikwijls het gevolg is van een zeer lange kennismaking en samenzijn met groote mannen, zijn figuur eiken dag voor alle leden der handelsmissie is gegroeid"! Nadat spr. voorts een aantal andere ge- noodigden had welkom geheelen, werd een heildronk op Koningin en Prinses uitge bracht, waarbij de heer Dekking zich nog maals tot de aanwezigen richtte. „De heilwensch uit ons aller hart gaat thans voorzeker geheel uit naar de jonge vrouw, wier ontroerende innig blijde mede- deeling, Dinsdagavond door de radio wij allen met aandoening hebben vernomen. Het geluk van ons vorstelijk gezin en van het Nederlandsche volk ligt thans in Prin ses Juliana en hare blijde verwachting. Op de gezondheid, het welzijn, den levensbloei van onze Prinses zij onze vaderlandsche heilwensch, van heeler harte en juichende gewijd". Een strijkje zette het Wilhelmus in, dat door alle aanwezigen staande werd meege zongen en gevolgd werd door een driewerf hoera voor Prinses Juliana. Het uitgebreide noenmaal, dat volgde, had een zeer geanimeerd verloop. Na het dessert kreeg Jhr. van Karnebeek het woord tot het houden van de aangekon digde causerie. Rede Jhr. van Karnebeek. In de uitnoodiging van den N. J. K. heeft spr. meer gezien dan louter nieuws gierigheid, doch vooral het medeleven van de pers in de belangen van het land, die door de missie vertegenwoordigd werden, j De missie heeft gedurende haar reis ge- merkt, wat het beteekent, den steun te hebben van een goeden persdienst en de persdienst, waarover men beschikte, was goed. Het werk, dat de missie gedaan heeft, is nog slechts een begin en spr. hoopt, dat bij de voortzetting van dit werk eveneens op den steun van de Nederlandsche pers gerekend kan worden. Spr. heeft het vooral zoo gewaardeerd, dat behalve hij zelf ook alle andere „missionarissen" voor deze lunch zijn uitgenoodigd (vroolijk heid), want naar buiten was de missie een enkele, ondeelbare eenheid. Sommigen hebben zich wellicht de vraag gesteld, al is deze niet uitgesproken, wel ke orders de missie nu eigenlijk geboekt heeft. Een goed koopman zou echter deze vraag niet stellen, omdat hij weet, dat vooral in een land, dat nog commercieel nauwelijks bewerkt is, er meer dan veer tien dagen noodig zijn om orders van be teekenis te boeken. Het doel van de mis sie lag hogoer dan het boeken van orders en beoogde een politiek-economische ver- kennig cp industrieel, commercieel, land bouwkundig, financieel en monetair ge bied, waarmee men het voorbeeld volgde van andere landen, die het belang van der gelijke economische verkenningen reeds eer hadden ingezien. Ik kan u hier slechts eenige hoofdmo menten geven, eenige indrukken, die in staat stellen een antwoord te geven op de vraag: hoe zijn daar de toestanden en wel ke mogelijkheden liggen daar voor ons open? Wij hebben niet geheel Zuid-Amerika bezocht, maar wel het grootste en be langrijkste gedeelte, n.l. Brazilië, Argen tinië, Chili en Urugay. Men houde re kening met den omvang van deze landen. Brazilië is bijna 4K maal zoo groot als Ned.-Indië, Argentinië 1 l/i maal zoo groot, Chili nog altijd 20 maal zoo groöt als Ne derland. Men denke zich een dergelijken omvang in, de beteekenis ervan wordt nog duide lijker als men zich voorstelt welke bodem schatten deze landen bevatten en vooral als men zich een denkbeeld vormt van de rol, die de productie van Zuid-Amerika op de wereldmarkt inneemt, vooral op het gebied van delfstoffen en mineralen. Zal de economische ontwikkeling in die landen blijven bij export van de primaire goederen, die zij voortbrengen, of kan men een industrieele ontwikkeling tegemoet zien. Men bedenke dat deze landen vrij- 1 wel geen steenkool produceeren, 0.15 pro cent van de wereldproductie en voorts dat j er een tekort is aan werkkrachten en i menschen om de natuurlijke rijkdommen tot gelding te brengen. Het beeld wordt dan: onmetelijk gebied, weinig steenkolen en een tekort aan nuttige menschen en men vraagt zich dan af of onder zulke omstandigheden er voorloopig wel een an- dere ontwikkeling mogelijk is dan die wel- ke tot aan den oorlog deze landen heeft ge kenmerkt. Toch zien wij dat na den oor log een industrialisatie is opgekomen, die in beteekenis voortdurend 'toeneemt. j Na gewezen te hebben op de concurren- tie, die zich op de markten doet gevoelen, behandelde hij de vraag, in hoever er nog plaats is voor Nederland, waarvan de in dustrie vooral op verbruiksgoederen is ge richt en die de steunpunten mist, die an dere landen vinden in ondernemingen, die zij zelf hebben gesticht. I Spr. wees er daarna op, dat naar de een stemmige meening der missie voor Ne derland, al komen wij wat laat, nog de noodige gelegenheid tot afzet openstaat, er voorts op wijzend dat dit alleen zal gelukken, wanneer de markten intensief eri op de meest geschikte wijze bewerkt worden. Men zal daarbij echter vooroor- deelen moeten laten varen, zich ervan moeten onthouden gevallen, waarin vroe ger minder goede ervaring werd opgedaan, te generaliseeren, bereid zijn, zich naar het voorbeéld van andere landen aan te passen aan de ginds geldende handels- usanties. Daarbij moge worden bedacht, dat Nederland het voordeel heeft in Zuid- Amerika goed aangeschreven te staan, dat men daar op Nederlanders als immigran- I ten gesteld is. Spr. memoreerde daarbij de Nederland sche vestiging te Tres Arroys. Hij kwam daarna tot de conclusie, dat het goed was geweest, dat men van Zuid-Amerika werk had gemaakt en daarheen een missie had gezonden. Thans moet op de gelegde grondslagen worden voortgebouwd van de gekweekte stemming geprofiteerd. Van de uitzending der missie die in Zuid-Amerika met zulk een buitengewone hartelijkheid en hoffe lijkheid was ontvangen, een nuttige episo de worden gemaakt in de ontwikkeling der handelsbetrekkingen, niet van Neder land, maar ook van Nederlandsch-Indië. De kringvoorzitter, de heer Dekking, dankte spr. voor de bereidwilligheid waar mee hij het verzoek van den N. J. K. had as^enomen en voor de wyze, waarop hij zich van zijn beloften had gekweten. Ook tot Prins Befnhard richtte de heer Dekking nogmaals hartelijke woorden van dank voor diens aanwezigheid. Terwijl in een der zijzalen de koffie ge serveerd werd, onderhield Prins Bernhard zich met verscheidene aanwezigen. i De-ontslagkwestie bij de Lichtfabrieken Wij lezen in de „Vooruit", dat wij iets niet kunnen verkroppen. Wij hebben van een dergelijk inconvenient niets bemerkt, maar Wat wij niet konden verkroppen zou het feit zijn geweest, dat dit blad de hou ding van de Katholieke Raadsfractie bij de behandeling van de ontslagkwestie aan de Lichtfabrieken heeft gelaakt. Het blad moge gerust zijn, wij vinden dat niet zoo erg en gelooven, dat ook de Katholieke Raadsfractie een woord van critiek wel verdragen kan en met meer gelijkmoedigheid naar mate het onjuister is. De „Vooruit" blijft de fictie volhouden, dat het kernpunt van deze heele zaak ge legen is in de erkenning van de rechtsge lijkheid der arbeidersklasse, wat wij als een „formaliteit" zouden beschouwen. Wil men voortgaan met agiteeren, dan getuigt dit ongetwijfeld van „eenige diplo matieke handigheid", want de erkenning, dat het heele geval geen principieele kwes tie is, ontneemt aan de agitatie eiken grond. Wij willen tegenover de feiten, welke de „Vooruit" stelt en welke het hart van de kwestie niet raken, de volgende feiten plaatsen: lo dat noch B. en W. noch de Katholieke raadsfractie noch wij eraan denken, om het recht van het G.O. te betwisten, een alge- mee ne afvloeiingsregeling te bespreken. Dat is de principieele erkenning, waarover het orgaan zich zoo opwindt. Het meent met alle geweld een deur te moeten intrap pen, waarvan wij met een tikje inzicht in de realiteit moeten zeggen: „Mijne heeren, hij staat open". 2o dat niemand, ook van soc. dem. zijde niet, beweerd heeft, dat het G.O. het recht zou hebben over de ontslagen zelf een woordje'mee te spreken. 3o dat B. en W. het recht hadden (ook dat is een principieele kwestie!) om zon der afvloeiingsregeling tot de ontslagen over te gaan. De kern van de kwestie is deze: of het gewenscht was, dat de thans (rechtmatig) gegeven ontslagen gegeven zouden zijn vol gens een van te voren vastgestelde afvloei ingsregeling? Wij verwijzen voor het ant woord op deze vraag naar hetgeen de heer v. Eek daarvan zeide, n.l. dat het „tactisch" juister ware geweest; hetgeen wij volkomen kunnen beamen. In de Commissie voor de Lichtfabrieken heeft de heer v. Eek wel bezwaren geopperd, maar, voorzoover wij weten, heeft hij ten slotte toch zijn stem gegeven aan de ontslagen zonder afvloei ingsregeling, wat hij ongetwijfeld niet ge daan zou hebben, wanneer hij van oordeel was geweest, dat hier een principieel pas- seeren van de vakorganisaties had voorge zeten. Tenslotte nog iets over de houding van wethouder Verwey, dien de „Vooruit" pro moveert tot den fieren ridder van den lin zen-schotel. Het blad schrijft: „Stellig hebben ook de sociaal-democratische wethouders dat stand punt (n.l. dat op het verzoek der vakorga nisaties om vóór het verleen en van de ont slagen de Commissie van het G.O. te hoo ren, niet kon worden ingegaan) ingenomen, maarzij stipuleerden daarbij nadrukke lijk, dat de te verleenen ontslagen geba seerd zouden worden op de algemeene af vloeiingsregeling voor het gemeenteperso- neel, die na overleg verkregen zou worden". Wij dragen uiteraard geen kennis van hetgeen besproken is in een vergadering van het college van B. en W., doch dat de beide soc. dem. wethouders dat „nadrukke lijk gestipuleerd" zouden hebben, is althans uit hetgeen wethouder Verweij daarover in de raadsvergadering mededeelde (wethou der v. Stralen zweeg) niet op te maken. Wel zeide de heer Verweij, dat hij „gehoopt" had, dat er voor het verleenen van ontslag een afvloeiingsregeling zou zijn geweest. Wanneer de heer Verweij zoo „nadruk kelijk" het vooraf tot stand komen van een afvloeiingsregeling „gestipuleerd" had, dan verklaren wij er niets van te begrijpen, dat deze wethouder zoo weinig ruggegraat heeft getoond, dat hij vooreerst niet geprotes teerd heeft in het college van B en W. tegen het negeeren van zijn „stipulatie" in een zoo „principieele" zaak en vervolgens in de raadsvergadering zelfs een vingerwijzing gaf aan zijn fractie om de bekende motie in te trekken. Naar wij vernemen heeft het college van B. en W. besloten de door den Raad in meerderheid aangenomen motie naast zich neer te leggen en de ontslagen tegen 1 Juli te handhaven. Wanneer de soc. dem. wethouders de por tefeuille-kwestie niet stellen, zullen wij het niet zijn, die hun verwijten de arbeiders organisaties in den steek te laten! Voor ons is de kern van de kwestie im mers slechts een formaliteit!.... Mr. H. G. MR. P. J. IDENBURG. Naar Zuld-Afrika vertrokken. Mr. P. J. Idenburg, secretaris van Cura toren der Rijksuniversiteit te Leiden, die zooals wij mededeelden een bezoek aan Zuid-Afrika zal brengen ter versterking van de betrekkingen tusschen Nederland en de Unie op universitair en in het algemeen op wetenschappelijk gebied, heeft heden zijn reis aangevangen. Te Londen heeft hij reeds eerder met generaal Hertzog en an dere vooraanstaande Zuid-Afrikaansche persoonlijkheden inleidende besprekingen gevoerd. KATHOLIEKE VROUWENBOND. In verband met de zomeTvacantie wordt de rubriek van de afd. Leiden van den R. K. Vrouwenband stop gezet tot eind Augustus. GOOUDEN DOCTORAAT. Zondag 27 Juni a.s. zal het vijftig jaar geleden zijn, dat Dr. K. A. F. Deelen, arts te Tilburg, aan de Leidsche Universiteit promoveerde tot doctor in de Geneeskunde. VEREENIGING VOOR NATIONALE VEILIGHEID. Leidsch Comité opgericht. Donderdag jl. werd in een bijeenkomst in een der zalen van „In den Vergulden Turk" het dezer dagen opgericht Leidsche Comité als onderdeel van de Vereeniging voor Nationale Veiligheid door den voor zitter van het Hoofdbestuur, Prof. Dr. J. E. de Quay uit Tilburg, geïnstalleerd. Na een openingswoord van den voorloo- pigen voorzitter, Prof. Mr. J. M. van Bem- melen, hield Prof. de Quay een korte rede, waarin hij uiteenzette hoe de vereeniging, die thans over het geheele land haar comi- té's heeft, is gegroeid uit de z.g. „actie der Zuidelijke burgemeesters", die in 1933 te genover de Regeering uiting gaven aan hun bezorgdheid voor de landsverdediging. Spr. legde den nadruk erop, dat het doel niet is: „militairistische actie" waarvoor trouwens niemand in ons land voelen zou, maar objectieve en deskundige voorlich ting over de strategische positie van ons Rijk in Europa en andere werelddeelen, en de eischen die in verband daarmede in de zen gevaarlijken tijd aan de Rijksverde- diging moeten worden gesteld. Met deze voorlichting wil de vereeniging werken on der het volk, óók in die kringen waarin tot dusverre weinig of geen aandacht aan dit vraagstuk werd besteed. In hoofdzaak wil zij dit doel bereiken door de verspreiding van vlugschriften die voor ieder begrijpe lijk zijn en door het houden van voorlich ten,de vergaderingen, z.m. in samenwer king met reeds bestaande organisaties. Spr. herinnert eraan hoe de vereeniging ook oprichtte het „Luchtverdedigingsfonds" waarvoor reeds een landelijke inzameling wordt gehouden en dat tot doel heeft de opleiding van piloten, die een reserve voor den militairen vliegdienst zullen kunnen vormen. Na de verkiezing van een definitief be stuur, waarin gekozen werden de H.H. Prof. Mr. J. M. van Bemmelen (voorzitter), Mr. C. P. de Vries (ondervoorzitter), Mr. Dr. N. G. Geelkerken (secretaris),. E. W. Wir chers Rollandet (penningmeester) en Rec tor L. A. J. M. Beune kon de voorzitter de verheugende mededeeling doen, dat de burgemeester Mr. A. v. d. Sande Bakhuy- zen het eere-voorzitterschap had aanvaard. In het Comité hebben verder zitting de H.H. P. de Booy te Voorschoten, notaris J. FuhriSnethlage, J. Geytenbeek, burge meester A. J. van Gerrevink te Oegstgeest, N. C. F. van Ginkel, Ds. J. W. Groot Enze- rink, D. Gijsberti Hodenpijl, Dr. A. J. Kors, Lt. Kol. b. d. M. van Mens, J. H. Nijhuis, H. M. Simonis, Jhr. N. J. Westpalm van Hoorn van Burgh en H. P. H. Würtz. Uitvoerig werd besproken het werkplan voor het komend seizoen, waarna een com missie werd gevormd voor de versterking der geldmiddelen waarin zitting namen de H.H. Wichers Rollandet, Snethlage en Kors. DE N.Z.H.T.M. EN DE VACANTIES. Door de Noord-Zuid-Hollandsche Tram weg Maatschappij is ten behoeve van haar bedrijf en ten gerieve van vacantie- gangers een propaganda-boekje uitgege ven, dat zij zich voorstelt door piccolo's aan het publiek te doen verkoop en 10 cent per stuk. Zooals In de inleiding tot dit boekje wordt gezegd bedoelt dit werkje te zijn een film, geïllustreerd door de muziek van grommende golfwentelingen, rui- schende boschpartijen en fluisterende weidevlakten. Een gids voor vacantiegangers in ons eigen schoon landje, meer speciaal in onze kuststreek, het rayon van de N.Z.H.T.M. van Schev&ingen tot ver in Noord-Hol land. Wie eens wanneer het zomer is heerlijk wil genieten, koope zulk een boekje, aantrekkelijk door tekst en illu straties, GEVEILDE PÉRCEELEN. Ten overstaan van notaris H. M. Mar- kusse alhier: Het huis en erf Zuidsingel 33 in bod 1500.kooper de heer S. P. van Kins q.q. alhier voor f 1620.Huis en erf Oranjegracht 37 in bod f 1675.kooper de heer C. F. de Kier q.q. alhier voor 1675.Huis en erf Caeciliastraat 69 in bod 250.kooper de heer J. J. G. de Cler q.q. alhier voor f 268.—. Het bouw terrein aan den Hoogen Rijndijk in bod 3000.en het huis en erf Oranjegracht 137 in bod 900.zijn niet gegund. Ten overstaan van notaris A. A. van Haaften alhier: Heerenhuis met tuin Groenhovenstraat 20 in bod 4700.kooper de heer Th. Fontein q.q. alhier voor 5100.Win kelhuis en erf Levendaal 165 in bod 2050.kooper de heer T. Beeuwkes q.q. alhier voor f 2110.Huis en erf le Ha- verstraat 8 in bod f 100.verkocht aan den heer L. Prins alhier. Heerenhuis met tuin Jan van Goyenkade 16 is niet gegund.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 2