STADS
NIEUWS
ZATERDAG 19 JUNI 1937
DE LEIDSCHE COURANT
EERSTE BLAD PAG. 2
HOE WORDT HET WEER
IETS WARMEE.
DE BILT SEINT:
Zwakke tot matige wind uit Zuidelijke
lijke richtingen, half tot zwaar bewolkt,
kans op regen of onweersbuien, iets war
mer.
Hoogste barometerst.: 769.3 te Vardö.
Laagste barometerst.: 759.7 te Blaavands-
hoek.
De stationnaire depressie op de Noord
zee is nog steeds aanwezig, doch vult lang
zaam op. Nieuwe minima vormden zich
over het Kanaal en West-Frankrijk. Het ge
bied van hoogeluchtdruk op den Oceaan
neemt geleidelijk in beteekenis af. dat over
Scandinavië en Finland breidt zich naar
het Zuid-Westen uit en reikt reeds tot het
Kattegat. Tusschen beide gebieden ligt een
lang strookvormig gebied van lage lucht
druk, dat reikt van IJsland over de Noord
zee en West-Frankrijk tot het Westelijk
deel der Middellandsche Zee. Aan de Oost
zijde begint de continentale warmte zich
weer over het Oostzee-gebied en Scandi
navië naar het Westen uit te breiden. Over
Engeland en het continent bewegen zich
met matige snelheden nog arctische kou
de luchtmassa's. Op vele plaatsen in West
en entraal-Europa is de ochtend-tempera
tuur 5 tot 6 graden onder normaal. Op
IJsland werd het veel koeler. De Alpen
stations melden thans heldere lucht en
zwakke winden, echter nog met zeer lage
temperaturen. (Junfraujoch minus 10
graden). De sneeuwval is er thans geëin
digd (Santis meldt nog 7 m.m. in den
nacht). In Finland bedraagt de ochtend-
temperatuur 24 tot 25 graden, langs de
Noorsche kust binnen den poolcirkel 16
graden. Voor onze omgeving is een gerin
ge temperatuurstijging waarschijnlijk, aan
vankelijk echter nog met onstabiel weer.
LUCHTTEMPERATUUR.
14.7 gr. C.
LICHT OP VOOR FIETSERS e. a.
Van Zaterdagnamidag 9.55 uur tot
Zondagmorgen 4.07 uur; Van Zondagna
middag 9.55 uur tot Maandagmorgen 4.07
uur.
POOG WATER.
Te Katwijk aan Zee op Zondag 20 Juni
voorm. 1.14 uur en nam. 1.40 uur; Maandag
21 Juni voorm. 2.06 en nam. 2.27 uur.
WATERTEMPERATUUR.
De Zijl 16.5 gr.
Poelmeer 17 gr. C.
LEIDEN.
B e v o r d er d:
tot doctor in de wis- en natuurkunde op
proefschrift „Der Chemismus des Luganer
Porphyrgebietes" mej. Cath. M. Iloomans,
geb. te 's Gravenhage; idem op proefschrift
„Ontogenie und mikroskopischer Bau der
Leben Eigener Fische" mej. H. L. Pohl-
mann, geb. te Leiden.
Geslaagd:
doctoraal examen rechtsgeleerdheid de
heeren R. A. Levisson, Den Haag; H. ter
Horst, Lille (Fr.); H. D. J. Selier, Den
Haag;
candidaatsexamen rechtgeleerdheid: de
heeren C. F. C. F. Bouvy, Den Haag; J. C.
Kist, Leiden;
doctoraal examen Indisch recht de heer
I. G. K. Djelantik, Leiden;
doctoraal examen rechten: de heer A. E.
Kaufmann, Aerdenhout.
voorbereidend kerkelijk examen: de
heer W. J. Schouten, Den Haag;
candidaatsexamen geschiedenis: de heer
J. C. Trimp, Rotterdam.
UIT DE RIJNSTREEK
ALPHEN AAN DEN RIJN.
Geslaagd. Te Den Haag slaagde voor
het examen gemeente-administratie de
heer P. L. Schuurmans, alhier.
BOSKOOP.
Geslaagd. Voor het examen Midden
standsdiploma Handelskennis (vroeger
Hanze-diploma) zijn dit jaar geslaagd de
heeren C. Boonstoppel, mej. W. G. Eelde-
rink, mej. R. J. Groenewegen, mej. G.
Grootendorst, de heeren M. B. Kompeer,
P. v. d. Linde, G. Loeve, C. J. v. Os, mej.
M. C. Rooijmans, mej. C. M. J. Smits, Ant.
M. Stolwijk, Joh. W. Timmermans, P. J.
v. d. Tol, Fl. M. v. Tol, C. P. Verbeij en
C. M. Verbij, van de Handelsavondschool
alhier.
ZOETERWOUDE.
Brand. Donderdagmiddag is in de
garage Welp alhier een petroleum vergas
ser in brand geraakt. Het brandje werd
met zand gebluscht.
Z. Exc. Jhr. van Karnebeek bij
den Ned. Journalistenkring
ZIJN INDRUKKEN OVER DE REIS VAN
DE NEDERLANDSCHE HANDELSMISSIE
NAAR ZUID-AMERIKA.
Prins Bernhard als gast bij de
Nederlandsche journalisten.
In hotel „Wittebrug" heeft gistermiddag
de Nederlandsche Journalistenkring zijn
jaarlijksch noenmaal aangericht, waar jhr.
M. H. A. van Karnebeek, hoofd der Neder
landsche handelsmissie naar Zuid-Amerika
het woord voerde en dat ditmaal bijzonde
re beteekenis had door de aanwezigheid
van Z. K. H. Prins Bernhard.
Ook de minister van buitenlandsche za
ken, jhr. mr. de Graeff en de minister van
handel, nijverheid en scheepvaart, prof. dr.
ir. Gelissen, toonden door hun aanwezig
heid belangstelling.
Het bestuur van den N. J. K. had tot
deelneming aan het noenmaal verder uit-
genoodigd alle leden van de Nederland
sche handelsmissie, van wie o.a. aanwezig
waren de secretaris, mr. van Balen en de
heeren Ch. Weiter, mr. E. E. Menten, E.
Henny, Daniels en jhr. van der Wyck,
Verder waren aanwezig de heeren A. J.
Lievegoed en D. J. Lambooy, chef en ad
junct-chef van den regeeringspersdienst,
de eerevoorzitter van den Nederlandschen
journalistenkring, mr. Plemp van Duive-
land en de eere-leden Elout en D. Hans,
het dagelijksch bestuur van de vereeniging
van dagbladdirecteuren „De Nederlandsche
Dagbladpers", bestaande uit de heeren J.
W. Henny, voorzitter, mr. Veenhoven, se
cretaris en H. Nygh, penningmeester, de
heer F. Schneiders als vertegenwoordiger
van de R.K. Journalisten vereeniging en de
heer Herbert Antcliffe namens de buiten
landsche persvereeniging, alsmede een
groot aantal directeuren van dagbladen,
hoofdredacteuren en journalisten uit alle
deelen van het land.
Te 1 uur precies arriveerde Prins Bern
hard, die vergezeld werd door zijn adjudant,
jhr. ir. Röell en zijn secretaris jhr. Dedel.
De Prins werd door het bestuur van den
Nederlandschen journalistenkring ontvan
gen en naar de ontvangzaal geleid, waar de
kringvoorzitter, de heer Henri Dekking,
alle aanwezigen aan Z. K. H. voorstelde.
Daarna plaatsten de gasten zich aan de
smaakvol met oranje babyrozen en tros-
roosjes versierde tafels, die een feestelij-
ken aanblik boden.
Begroetingsrede van den
voorzitter.
Voor den aanvang van het noenmaal,
toen allen hun plaats aan tafel hadden in
genomen, sprak de voorzitter van den Ne
derlandschen Journalistenkring, de heer
Henri Dekking een welkomstwoord tot
Prins Bernhard, waarin hij zeide de be
langstelling van den Prins op hoogen prijs
te stellen. Spr. bracht op geestige wijze het
contact, dat de Prins reeds met de journa
listen had in herinnering, daarbij roemend
de sportiviteit en de humor van den Prins,
die in het ontwijken van reportage een we
reldrecord gevestigd heeft. (Vroolijkheid).
Koninklijke Hoogheid, in de komende ja
ren zal de pers ongetwijfeld u nog vaak
belangstelling wijden, de vrije onafhanke
lijke pers, die in ons land de stem des volks
is. Moge die stem met eerbied, waardeering
en erkentelijkheid, omtrent den persoon
van den Prins klinken tot voldoening ook
van Uwe K. H.
Zoo straks zal aan dit noenmaal een
groot Nederlander het woord voeren. Hem
voorzeker, naast den journalisten, geldt
Uwe belangstelling. Hierna begroette de
voorzitter met sympathieke woorden Z. Exc.
jhr. van Karnebeek, die in zoo velerlei kwa
liteiten, als burgemeester van den Haag,
als minister van buitenlandsche zaken, als
Commissaris der Koningin het vaderland
groote diensten heeft bewezen.
Spr. herinnerde aan één feit van ont-
I zaggelijke dramatische beteekenis in de car
rière van jhr. van Karnebeek: de samen
komst op 19 en 20 Mei 1919 te Parijs,
„waarin u voor de eer, de waardigheid en
de onaantastbaarheid van Nederland den
stryd moest voeren. Moedig, sterk en be
kwaam hebt gij te Parijs onze nationale
eer verdedigd.
Nader zal blaken en wellicht hooren wij
zoo aanstonds een en ander uit uw mond
enkele bijzonderheden over wat u thans op
nieuw voor ons land hebt mogen bereiken.
Voor wat uw persoonlijk aandeel betreft,
veroorlove u mij dezen eenen zin te citee-
ren uit een spontane beschouwing van het
medelid van uwe commissie, den heer Da
niels, in den „Roomsch Katholieken Werk
gever. „Ik mag niet besluiten zonder een
woord van bijzondere hulde en dank aan
den on vermoeiden voorzitter der handels
missie, Z. Exc. Jhr. van Karnebeek. Ik wil
niet ingaan op zijn zeer bijzondere kwalitei
ten, maar alleen zeggen, dat, in tegenstel
ling met wat dikwijls het gevolg is van een
zeer lange kennismaking en samenzijn met
groote mannen, zijn figuur eiken dag voor
alle leden der handelsmissie is gegroeid"!
Nadat spr. voorts een aantal andere ge-
noodigden had welkom geheelen, werd een
heildronk op Koningin en Prinses uitge
bracht, waarbij de heer Dekking zich nog
maals tot de aanwezigen richtte.
„De heilwensch uit ons aller hart gaat
thans voorzeker geheel uit naar de jonge
vrouw, wier ontroerende innig blijde mede-
deeling, Dinsdagavond door de radio wij
allen met aandoening hebben vernomen.
Het geluk van ons vorstelijk gezin en van
het Nederlandsche volk ligt thans in Prin
ses Juliana en hare blijde verwachting. Op
de gezondheid, het welzijn, den levensbloei
van onze Prinses zij onze vaderlandsche
heilwensch, van heeler harte en juichende
gewijd".
Een strijkje zette het Wilhelmus in, dat
door alle aanwezigen staande werd meege
zongen en gevolgd werd door een driewerf
hoera voor Prinses Juliana.
Het uitgebreide noenmaal, dat volgde, had
een zeer geanimeerd verloop.
Na het dessert kreeg Jhr. van Karnebeek
het woord tot het houden van de aangekon
digde causerie.
Rede Jhr. van Karnebeek.
In de uitnoodiging van den N. J. K.
heeft spr. meer gezien dan louter nieuws
gierigheid, doch vooral het medeleven van
de pers in de belangen van het land, die
door de missie vertegenwoordigd werden, j
De missie heeft gedurende haar reis ge-
merkt, wat het beteekent, den steun te
hebben van een goeden persdienst en de
persdienst, waarover men beschikte, was
goed.
Het werk, dat de missie gedaan heeft, is
nog slechts een begin en spr. hoopt, dat
bij de voortzetting van dit werk eveneens
op den steun van de Nederlandsche pers
gerekend kan worden. Spr. heeft het
vooral zoo gewaardeerd, dat behalve hij
zelf ook alle andere „missionarissen" voor
deze lunch zijn uitgenoodigd (vroolijk
heid), want naar buiten was de missie een
enkele, ondeelbare eenheid.
Sommigen hebben zich wellicht de vraag
gesteld, al is deze niet uitgesproken, wel
ke orders de missie nu eigenlijk geboekt
heeft. Een goed koopman zou echter deze
vraag niet stellen, omdat hij weet, dat
vooral in een land, dat nog commercieel
nauwelijks bewerkt is, er meer dan veer
tien dagen noodig zijn om orders van be
teekenis te boeken. Het doel van de mis
sie lag hogoer dan het boeken van orders
en beoogde een politiek-economische ver-
kennig cp industrieel, commercieel, land
bouwkundig, financieel en monetair ge
bied, waarmee men het voorbeeld volgde
van andere landen, die het belang van der
gelijke economische verkenningen reeds
eer hadden ingezien.
Ik kan u hier slechts eenige hoofdmo
menten geven, eenige indrukken, die in
staat stellen een antwoord te geven op de
vraag: hoe zijn daar de toestanden en wel
ke mogelijkheden liggen daar voor ons
open?
Wij hebben niet geheel Zuid-Amerika
bezocht, maar wel het grootste en be
langrijkste gedeelte, n.l. Brazilië, Argen
tinië, Chili en Urugay. Men houde re
kening met den omvang van deze landen.
Brazilië is bijna 4K maal zoo groot als
Ned.-Indië, Argentinië 1 l/i maal zoo groot,
Chili nog altijd 20 maal zoo groöt als Ne
derland.
Men denke zich een dergelijken omvang
in, de beteekenis ervan wordt nog duide
lijker als men zich voorstelt welke bodem
schatten deze landen bevatten en vooral
als men zich een denkbeeld vormt van de
rol, die de productie van Zuid-Amerika op
de wereldmarkt inneemt, vooral op het
gebied van delfstoffen en mineralen.
Zal de economische ontwikkeling in die
landen blijven bij export van de primaire
goederen, die zij voortbrengen, of kan men
een industrieele ontwikkeling tegemoet
zien. Men bedenke dat deze landen vrij- 1
wel geen steenkool produceeren, 0.15 pro
cent van de wereldproductie en voorts dat j
er een tekort is aan werkkrachten en i
menschen om de natuurlijke rijkdommen
tot gelding te brengen. Het beeld wordt
dan: onmetelijk gebied, weinig steenkolen
en een tekort aan nuttige menschen en
men vraagt zich dan af of onder zulke
omstandigheden er voorloopig wel een an-
dere ontwikkeling mogelijk is dan die wel-
ke tot aan den oorlog deze landen heeft ge
kenmerkt. Toch zien wij dat na den oor
log een industrialisatie is opgekomen, die
in beteekenis voortdurend 'toeneemt. j
Na gewezen te hebben op de concurren-
tie, die zich op de markten doet gevoelen,
behandelde hij de vraag, in hoever er nog
plaats is voor Nederland, waarvan de in
dustrie vooral op verbruiksgoederen is ge
richt en die de steunpunten mist, die an
dere landen vinden in ondernemingen, die
zij zelf hebben gesticht. I
Spr. wees er daarna op, dat naar de een
stemmige meening der missie voor Ne
derland, al komen wij wat laat, nog de
noodige gelegenheid tot afzet openstaat,
er voorts op wijzend dat dit alleen zal
gelukken, wanneer de markten intensief
eri op de meest geschikte wijze bewerkt
worden. Men zal daarbij echter vooroor-
deelen moeten laten varen, zich ervan
moeten onthouden gevallen, waarin vroe
ger minder goede ervaring werd opgedaan,
te generaliseeren, bereid zijn, zich naar
het voorbeéld van andere landen aan te
passen aan de ginds geldende handels-
usanties. Daarbij moge worden bedacht,
dat Nederland het voordeel heeft in Zuid-
Amerika goed aangeschreven te staan, dat
men daar op Nederlanders als immigran- I
ten gesteld is.
Spr. memoreerde daarbij de Nederland
sche vestiging te Tres Arroys. Hij kwam
daarna tot de conclusie, dat het goed was
geweest, dat men van Zuid-Amerika werk
had gemaakt en daarheen een missie had
gezonden.
Thans moet op de gelegde grondslagen
worden voortgebouwd van de gekweekte
stemming geprofiteerd. Van de uitzending
der missie die in Zuid-Amerika met zulk
een buitengewone hartelijkheid en hoffe
lijkheid was ontvangen, een nuttige episo
de worden gemaakt in de ontwikkeling
der handelsbetrekkingen, niet van Neder
land, maar ook van Nederlandsch-Indië.
De kringvoorzitter, de heer Dekking,
dankte spr. voor de bereidwilligheid waar
mee hij het verzoek van den N. J. K. had
as^enomen en voor de wyze, waarop hij
zich van zijn beloften had gekweten.
Ook tot Prins Befnhard richtte de heer
Dekking nogmaals hartelijke woorden van
dank voor diens aanwezigheid.
Terwijl in een der zijzalen de koffie ge
serveerd werd, onderhield Prins Bernhard
zich met verscheidene aanwezigen. i
De-ontslagkwestie
bij de Lichtfabrieken
Wij lezen in de „Vooruit", dat wij iets
niet kunnen verkroppen. Wij hebben van
een dergelijk inconvenient niets bemerkt,
maar Wat wij niet konden verkroppen zou
het feit zijn geweest, dat dit blad de hou
ding van de Katholieke Raadsfractie bij de
behandeling van de ontslagkwestie aan de
Lichtfabrieken heeft gelaakt.
Het blad moge gerust zijn, wij vinden
dat niet zoo erg en gelooven, dat ook de
Katholieke Raadsfractie een woord van
critiek wel verdragen kan en met meer
gelijkmoedigheid naar mate het onjuister is.
De „Vooruit" blijft de fictie volhouden,
dat het kernpunt van deze heele zaak ge
legen is in de erkenning van de rechtsge
lijkheid der arbeidersklasse, wat wij als
een „formaliteit" zouden beschouwen.
Wil men voortgaan met agiteeren, dan
getuigt dit ongetwijfeld van „eenige diplo
matieke handigheid", want de erkenning,
dat het heele geval geen principieele kwes
tie is, ontneemt aan de agitatie eiken grond.
Wij willen tegenover de feiten, welke de
„Vooruit" stelt en welke het hart van de
kwestie niet raken, de volgende feiten
plaatsen:
lo dat noch B. en W. noch de Katholieke
raadsfractie noch wij eraan denken, om het
recht van het G.O. te betwisten, een alge-
mee ne afvloeiingsregeling te bespreken.
Dat is de principieele erkenning, waarover
het orgaan zich zoo opwindt. Het meent
met alle geweld een deur te moeten intrap
pen, waarvan wij met een tikje inzicht in
de realiteit moeten zeggen: „Mijne heeren,
hij staat open".
2o dat niemand, ook van soc. dem. zijde
niet, beweerd heeft, dat het G.O. het recht
zou hebben over de ontslagen zelf een
woordje'mee te spreken.
3o dat B. en W. het recht hadden (ook
dat is een principieele kwestie!) om zon
der afvloeiingsregeling tot de ontslagen over
te gaan.
De kern van de kwestie is deze: of het
gewenscht was, dat de thans (rechtmatig)
gegeven ontslagen gegeven zouden zijn vol
gens een van te voren vastgestelde afvloei
ingsregeling? Wij verwijzen voor het ant
woord op deze vraag naar hetgeen de heer
v. Eek daarvan zeide, n.l. dat het „tactisch"
juister ware geweest; hetgeen wij volkomen
kunnen beamen. In de Commissie voor de
Lichtfabrieken heeft de heer v. Eek wel
bezwaren geopperd, maar, voorzoover wij
weten, heeft hij ten slotte toch zijn stem
gegeven aan de ontslagen zonder afvloei
ingsregeling, wat hij ongetwijfeld niet ge
daan zou hebben, wanneer hij van oordeel
was geweest, dat hier een principieel pas-
seeren van de vakorganisaties had voorge
zeten.
Tenslotte nog iets over de houding van
wethouder Verwey, dien de „Vooruit" pro
moveert tot den fieren ridder van den lin
zen-schotel.
Het blad schrijft: „Stellig hebben ook de
sociaal-democratische wethouders dat stand
punt (n.l. dat op het verzoek der vakorga
nisaties om vóór het verleen en van de ont
slagen de Commissie van het G.O. te hoo
ren, niet kon worden ingegaan) ingenomen,
maarzij stipuleerden daarbij nadrukke
lijk, dat de te verleenen ontslagen geba
seerd zouden worden op de algemeene af
vloeiingsregeling voor het gemeenteperso-
neel, die na overleg verkregen zou worden".
Wij dragen uiteraard geen kennis van
hetgeen besproken is in een vergadering
van het college van B. en W., doch dat de
beide soc. dem. wethouders dat „nadrukke
lijk gestipuleerd" zouden hebben, is althans
uit hetgeen wethouder Verweij daarover in
de raadsvergadering mededeelde (wethou
der v. Stralen zweeg) niet op te maken. Wel
zeide de heer Verweij, dat hij „gehoopt"
had, dat er voor het verleenen van ontslag
een afvloeiingsregeling zou zijn geweest.
Wanneer de heer Verweij zoo „nadruk
kelijk" het vooraf tot stand komen van een
afvloeiingsregeling „gestipuleerd" had, dan
verklaren wij er niets van te begrijpen, dat
deze wethouder zoo weinig ruggegraat heeft
getoond, dat hij vooreerst niet geprotes
teerd heeft in het college van B en W. tegen
het negeeren van zijn „stipulatie" in een
zoo „principieele" zaak en vervolgens in de
raadsvergadering zelfs een vingerwijzing
gaf aan zijn fractie om de bekende motie
in te trekken.
Naar wij vernemen heeft het college van
B. en W. besloten de door den Raad in
meerderheid aangenomen motie naast zich
neer te leggen en de ontslagen tegen 1 Juli
te handhaven.
Wanneer de soc. dem. wethouders de por
tefeuille-kwestie niet stellen, zullen wij het
niet zijn, die hun verwijten de arbeiders
organisaties in den steek te laten!
Voor ons is de kern van de kwestie im
mers slechts een formaliteit!....
Mr. H. G.
MR. P. J. IDENBURG.
Naar Zuld-Afrika vertrokken.
Mr. P. J. Idenburg, secretaris van Cura
toren der Rijksuniversiteit te Leiden, die
zooals wij mededeelden een bezoek aan
Zuid-Afrika zal brengen ter versterking
van de betrekkingen tusschen Nederland en
de Unie op universitair en in het algemeen
op wetenschappelijk gebied, heeft heden
zijn reis aangevangen. Te Londen heeft hij
reeds eerder met generaal Hertzog en an
dere vooraanstaande Zuid-Afrikaansche
persoonlijkheden inleidende besprekingen
gevoerd.
KATHOLIEKE VROUWENBOND.
In verband met de zomeTvacantie wordt
de rubriek van de afd. Leiden van den
R. K. Vrouwenband stop gezet tot eind
Augustus.
GOOUDEN DOCTORAAT.
Zondag 27 Juni a.s. zal het vijftig jaar
geleden zijn, dat Dr. K. A. F. Deelen, arts
te Tilburg, aan de Leidsche Universiteit
promoveerde tot doctor in de Geneeskunde.
VEREENIGING VOOR NATIONALE
VEILIGHEID.
Leidsch Comité opgericht.
Donderdag jl. werd in een bijeenkomst
in een der zalen van „In den Vergulden
Turk" het dezer dagen opgericht Leidsche
Comité als onderdeel van de Vereeniging
voor Nationale Veiligheid door den voor
zitter van het Hoofdbestuur, Prof. Dr. J.
E. de Quay uit Tilburg, geïnstalleerd.
Na een openingswoord van den voorloo-
pigen voorzitter, Prof. Mr. J. M. van Bem-
melen, hield Prof. de Quay een korte rede,
waarin hij uiteenzette hoe de vereeniging,
die thans over het geheele land haar comi-
té's heeft, is gegroeid uit de z.g. „actie der
Zuidelijke burgemeesters", die in 1933 te
genover de Regeering uiting gaven aan hun
bezorgdheid voor de landsverdediging.
Spr. legde den nadruk erop, dat het doel
niet is: „militairistische actie" waarvoor
trouwens niemand in ons land voelen zou,
maar objectieve en deskundige voorlich
ting over de strategische positie van ons
Rijk in Europa en andere werelddeelen, en
de eischen die in verband daarmede in de
zen gevaarlijken tijd aan de Rijksverde-
diging moeten worden gesteld. Met deze
voorlichting wil de vereeniging werken on
der het volk, óók in die kringen waarin tot
dusverre weinig of geen aandacht aan dit
vraagstuk werd besteed. In hoofdzaak wil
zij dit doel bereiken door de verspreiding
van vlugschriften die voor ieder begrijpe
lijk zijn en door het houden van voorlich
ten,de vergaderingen, z.m. in samenwer
king met reeds bestaande organisaties.
Spr. herinnert eraan hoe de vereeniging
ook oprichtte het „Luchtverdedigingsfonds"
waarvoor reeds een landelijke inzameling
wordt gehouden en dat tot doel heeft de
opleiding van piloten, die een reserve voor
den militairen vliegdienst zullen kunnen
vormen.
Na de verkiezing van een definitief be
stuur, waarin gekozen werden de H.H. Prof.
Mr. J. M. van Bemmelen (voorzitter), Mr.
C. P. de Vries (ondervoorzitter), Mr. Dr.
N. G. Geelkerken (secretaris),. E. W. Wir
chers Rollandet (penningmeester) en Rec
tor L. A. J. M. Beune kon de voorzitter de
verheugende mededeeling doen, dat de
burgemeester Mr. A. v. d. Sande Bakhuy-
zen het eere-voorzitterschap had aanvaard.
In het Comité hebben verder zitting de
H.H. P. de Booy te Voorschoten, notaris
J. FuhriSnethlage, J. Geytenbeek, burge
meester A. J. van Gerrevink te Oegstgeest,
N. C. F. van Ginkel, Ds. J. W. Groot Enze-
rink, D. Gijsberti Hodenpijl, Dr. A. J. Kors,
Lt. Kol. b. d. M. van Mens, J. H. Nijhuis,
H. M. Simonis, Jhr. N. J. Westpalm van
Hoorn van Burgh en H. P. H. Würtz.
Uitvoerig werd besproken het werkplan
voor het komend seizoen, waarna een com
missie werd gevormd voor de versterking
der geldmiddelen waarin zitting namen de
H.H. Wichers Rollandet, Snethlage en Kors.
DE N.Z.H.T.M. EN DE VACANTIES.
Door de Noord-Zuid-Hollandsche Tram
weg Maatschappij is ten behoeve van
haar bedrijf en ten gerieve van vacantie-
gangers een propaganda-boekje uitgege
ven, dat zij zich voorstelt door piccolo's
aan het publiek te doen verkoop en 10
cent per stuk.
Zooals In de inleiding tot dit boekje
wordt gezegd bedoelt dit werkje te zijn
een film, geïllustreerd door de muziek
van grommende golfwentelingen, rui-
schende boschpartijen en fluisterende
weidevlakten.
Een gids voor vacantiegangers in ons
eigen schoon landje, meer speciaal in onze
kuststreek, het rayon van de N.Z.H.T.M.
van Schev&ingen tot ver in Noord-Hol
land. Wie eens wanneer het zomer is
heerlijk wil genieten, koope zulk een
boekje, aantrekkelijk door tekst en illu
straties,
GEVEILDE PÉRCEELEN.
Ten overstaan van notaris H. M. Mar-
kusse alhier:
Het huis en erf Zuidsingel 33 in bod
1500.kooper de heer S. P. van Kins
q.q. alhier voor f 1620.Huis en erf
Oranjegracht 37 in bod f 1675.kooper
de heer C. F. de Kier q.q. alhier voor
1675.Huis en erf Caeciliastraat 69 in
bod 250.kooper de heer J. J. G. de
Cler q.q. alhier voor f 268.—. Het bouw
terrein aan den Hoogen Rijndijk in bod
3000.en het huis en erf Oranjegracht
137 in bod 900.zijn niet gegund.
Ten overstaan van notaris A. A. van
Haaften alhier:
Heerenhuis met tuin Groenhovenstraat
20 in bod 4700.kooper de heer Th.
Fontein q.q. alhier voor 5100.Win
kelhuis en erf Levendaal 165 in bod
2050.kooper de heer T. Beeuwkes q.q.
alhier voor f 2110.Huis en erf le Ha-
verstraat 8 in bod f 100.verkocht aan
den heer L. Prins alhier. Heerenhuis met
tuin Jan van Goyenkade 16 is niet gegund.