Koninklijke belangstelling
voor de race te Ascot.
Voor de Frans
Halstentoonstelling
te Haarlem zijn
34 schilderijen aan
gekomen. Hier
boven een vrou
wenportret van
Frans Hals, afkom
stig uit Zurich
Koning George VI en Koningin Elizabeth van Engeland
arriveeren met de Hertogen van Gloucester en Kent te Ascot,
ter bijwoning van de traditioneel» races, welke Dinsdag zijn
begonnen
Kroonprins Frederik van Denemarken met zijn echtgenoote.
Prinses Ingrid, bij hun aankomst aan het Gare du Nord te
Parijs
De auto-races om den „GrootenPrijs der stad Rio de
Janeiro". Twee wagens in de zgn. haarspeldbocht
Onmiddellijk na het Koninklijk bezoek aan de hoofdstad zijn de restauratie
werkzaamheden aan het paleis op den Dam hervat. Het balcon langs den
voorgevel wordt afgebroken
Waschdag op Marken. De primitieve werkwijze geeft dit detail van
het leven op het om zijn kleederdracht zoo bekende eiland zijn speciale
bekoring
FEUILLETON
DE MOEIZAME WEG
Naar het Engelsch
door
THFA BLOEMERS. V
(Nadruk verboden).
34)
„Kom met me mee en laat me profitee-
ren van je raad", zei hij, nadat de vos bij
een belachelijk primitieve herberg gestald
was. Ze ging gewillig op zijn verzoek in
en samen liepen ze de fabriek door, terwijl
ze de prijzen en eigenschappen van diverse
machinerieën en hun respectievelijke ver
diensten bespraken, eigenlijk meer als twee
mannelijke kameraden, dan als een man
en een vrouw, die elkaar practisch eigen
lijk hun liefde verklaard hadden. Toen
Warwick zijn inkoopen gedaan had, gin
gen ze naar de kleine herberg om te lun
chen en keerden tegen half drie weer huis
waarts.
XXI.
Naar mate het later werd, nam de
duisternis toe; de lucht betrok en de wind
werd merkbaar kouder.
„Hé, 't sneeuwt", riep Christian plotse
ling uit.
„Ja, daar was ik wel bang voor", ant
woordde Warwic^, den vos tot meer spoed
aanzettend. „Ik vrees, dat we 'n flinken
sneeuwstorm krijgen. Trek je bond jasje
wat hooger op om je hals". Toen hij sprak
sloeg hij de kraag van zijn buffeljas op en
trok zijn muts wat verder over de ooren,
want hij was niet zoo ongevoelig voor 't
Canadeesche klimaat als zijn metgezellin.
't Spijt me vreeselijk, dat ik je zoo in on
gelegenheid breng", zei hij, „ik had niet
kunnen denken, dat 't weer ons zoo parten
zou gaan spelen: we hebben nog ruim tien
mijl af te leggen."
Ze lachte. „U vergeet altijd, dat ik even
goed ontberingen kan doorstaan als u, mis
schien nog beter. Je kunt nu eenmaal in de
wildernissen van Canada niet in een glazen
kastje leven en vooral niet als je een mijn
exploiteert."
„Ik weet wel, dat je dapper bent", ant
woordde hij, „maar ik ben being, dat als de
storm hevig wordt, we heelemaal van den
weg zullen afdwalen, en in de sneeuwjacht
zullen verongelukken. Sultan verliest nog
al eens z'n kop in een sneeuwstorm. Sap
perloot, wat een sneeuw! 't Ziet er uit of
't ernst gaat worden!"
En het werd ernst.
De fijne sneeuwvlokken vielen hoe langer
hoe vlugger, rondzwevend in woest fantas-
tischen dans, waardoor Sultan kwaadaardig
zijn ooren in den nek legde. Men kon niet
meer dan een paar meter vooruit zien. De
heele wereld leek een deinende verstikken
de sneeuwmassa.
't Duister begon te vallen en de wind
gierde om de slee, toen Warwick een paar
minuten stopte om poolshoogte te nemen.
„We komen op een lastig stuk weg", kon
digde hij aan, toen de slee begon te hobbe
len en te schudden. ,;Hoe je taai, Sultan,
ouwe jongen."
Ze gingen nu voorzichtig weer verder,
terwijl het paard behoedzaam en aarze
lend zijn pooten oplichte, alsof hij wist,
dat er gevaar dreigde. Warwick liet hem
zyn eigen weg zoeken en zei na een poos
opgelucht: „Nu hebben we, geloof ik, 't
ergste gehad", maar 't volgend oogenblik
riep hij:
„Drommels nu zijn we heelemaal van den
weg af."
Terwijl hij deze woorden sprak, strui
kelde Sultan, spartelde hevig om zijn even
wicht te herstellen en viel ten slotte neer
met een scherp krakend geluid, hetgeen er
op wees, dat er een boom van de slee onder
hem gebroken was. Warwick sprong naar
zijn kop en Christian wipte vlug uit de slee,
want een van de ijzers stak in de lucht,
terwijl het andere half bedolven lag in een
grooten sneeuwhoop.
Ze had hooge laarzen aan en een korten
rok, zoodat ze geen ongemak vond van de
hoogliggende sneeuw, en begon dadelijk de
gespen, waar ze bij kon, los te maken. Ze
was er zelfs in geslaagd een van de trek-
riemen los te krijgen, maar de vos, die ze
nuwachtig en angstig was, begon te spar
telen en sprong met zoo'n kracht op, dat
Warwick achterover sloeg en de rest van
't tuig brak. Toen galoppeerde hij met een
uitdagend gehinnik weg, de besneeuwde
duisternis in. Warwick krabbelde overeind
en rende hem een paar meter achterna,
maar inziend dat de achtervolging nutte
loos was, keerde hij geërgerd naar de slee
terug.
„Wat moeten we nu beginnen?" barstte
hij uit. „Er is geen denken aan dat we te
voet den weg kunnen vinden. Er zit niets
anders op, dan tot morgen in de slee te
blijven zitter, of té wachten tot het sneeu
wen ophoudt Wat een geluk, dat ik twee
buffelhouden heb meegenomen. Je deed
beter te gaan zitten en de dekens om je
heen te wikkelen" zei hij kortaf.
„Dat ben ik juist van plan", antwoordde
ze, de daad bij 't woord voegend, „maar
dat moet jij ook doen."
„O neen, ik zal wel heen en weer loopen
en je zoo warm houden", hernam hij, „maar
laat ik den kap opzetten, dan zit de wat
beschut tegen den wind".
Toen dit gedaan was, viel Christian scherp
uit: „Wees alstublieft niet zoo dwaas, me
neer Warwick. Waarom zoudt u den heelen
nacht op en neer wandelen en da kans loo
pen dood te vriezen. Als u op en neer loopt,
doe ik 't ook. De duisternis valt snel, en
't begint steeds harder te sneeuwen, dus
waarom zoudt u het risico loopen zoolang
u het in de slee een beetje warm kunt heb
ben."
Ziende, dat haar bedreiging hem in de
sneeuw gezelschap te houden, ernst was,
ging hij zeer tegen zijn zin, naast haar
zitten.
„Wat een geluk, dat we in Raskellan zoo'n
stevig maal gehad hebben", begon ze, na
dat ze zich in haar hoekje genesteld had.
Maar haar metgezel scheen het stilzwijgen
te willen bewaren. Hij leunde met over el
kaar geslagen armen achterover, de muts
diep over de ooren getrokken. Gedurende
eenigen tijd heerschte alom stilte en lang
zamerhand werd het pikdonker.
„Ik ben benieuwd, hoe laat het is", zei
ze eindelijk.
Hij trok het repetitiehorloge uit den zak
en 't slagwerk kondigde aan, dat 't kwart
voor zeven was. Toen hoorde ze, dat hij 't
opwond, 't Was onderwijl harder gaan
sneeuwen en de wind werd steeds snijden
der. ,,'t Zou me verwonderen, als we niet
insneeuwden", pevelde ze droomerig, na 'n
aagenblik van stilte.
,,'t Ziet er wel naar uit", betoogde ze. „Ik
heb 't heel gezellig gevonden en ik zou
heel tevreden zyn en me op mijn gemak
voelen, als ik maar niet zoo'n honger had."
„Ja natuurlijk zal je honger hebben", zei
hij haastig. „Ik heb ergens een paar blikjes
kip en ham. Wet zullen er een openma
ken."
„Neen, neen, ik maakte maar een grap
je", protesteerde ze. „Ik ben niet zoo gauw
hongerig ten minste
„Nu, maar ik wel", verklarde hij, terwijl
hij een lucifer aanstreek. „Ik weet niet
meer waar 't kapje ligt Blijf jij lucifers
ansteken, terwijl ik zoek".
Christian deed wat haar verzocht was
en toen óp een na de laatste lucifer was
afgesterken en uitdoofde, had hij een van
de blikjes kip en ham gevonden en ge
opend.
,,'t Komische van dit maal in 't donker
trof Christian plotseling, waardoor ze bij
na tot huilens toe moest lachen. Maar om
de een of andere reden lachte Warwick
niet. Hij smeet het leege blikje weg en
Chrisitian hoorde hem een blik biscuits
opei\ maken. „Ik ben blij, dat je zoo vroo-
lijk bent", merkte hij droogjes op, „ik ben
echter bang, dat je voor 't morgen is, wel
minder opgewekt zule zijn."
„Voor vandaag ben ik vrooljjk", zei ze,
terwijl ze in het duister naar een biscuit
tastte. „Ik heb zoo'n slaap", kondigde ze,
na een half uurtje aan.
„Dek je dan toe en ga slapen", sprak hij,
de dekens dichter om haar heen trekkend.
„Ik zal je wel wakker maken, als er iets
gebeurt!"
i»* (Wordt vervólgd.)