HOOPVOLLE
TEEKENEN VAN „OPLEVING"
ïïINSDAG 15 JUNI 1937
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
Daling werkloosheid
VOOR HET EERST GEDAALD
..BENEDEN HET NIVEAU VAN 1934...
De directeur van den Rijksdienst der
Werkloosheidsverzekering en Arbeidsbe
middeling deelt mede, dat in de week van
24 tot en met 29 Mei 1937 bij gesubsidieer
de vereenigingen met werkloozenkas waren
aangesloten 461.000 personen (de landar
beidersbonden met 73.000 leden zijn daarin
niet begrepen).
Van deze 461.600 personen was in ge
noemde week 23.8 pCt. geheel werkloos (in
de vorige verslagweek, 3 tot en met 8 Mei
1937, was dit percentage 24.6).
Naast de bovenbedoelde is een aan
tal arbeiders een gedeelte der week
werkloos. Rekent men deze voor een
derde (dus voor gemiddeld twee da
gen werkloosheid per week) mede, dan
zijn de totale werkloosheidspercenta
ges: eind Mei 1934 25.1, 1935 30.-, 1936
31- en eind Mei 1937 24.7.
Uit deze cijfers blijkt, dat de werk
loosheid niet alleen kleiner is dan in
de overeenkomstige week van 1935 en
1936, doch thans ook (voor het eerst)
is gedaald beneden het niveau van 1934.
Bij 1053 organen der openbare arbeidsbe
middeling stonden op 29 Mei 1937 in totaal
345.832 werkzoekenden ingeschreven, onder
wie 328.014 mannen.
Van deze werkzoekenden waren er
329.905 werkloos, onder wie 316.706 man
nen.
Vergeleken met het overeenkomstige tijd
stip van 1936 zijn er thans ongeveer 64.000
personen minder bij de organen der open
bare arbeidsbemiddeling ingeschreven. Het
aantal werkloozen onder de ingeschreve
nen is ongeveer 63.000 lager.
Aan het cultureel werk voor werkloozen
namen einde Februari 1937 deel: a. cursus
sen 38.047 personen; b. werkobjecten (ge
middeld) 2.236 personen; c. centrale werk
plaatsen 2.508 personen; d. kampen voor
jeugdige werkloozen 1.894 personen.
Het bestuur van het werkfonds deelt
mede, dat op 3 Juni 1937 rond 85.000 arbei
ders aan het werk waren met behulp van
dit fonds.
Op de Arbeidsmarkt
OPLEVING IN DE NIJVERHEID.
Uitvoer gestegen.
Blijkens mededeeling van het Centraal
Bureau voor de Statistiek, toonen de re
sultaten van het onderzoek naar den alge
meenen bedrijfstoestand en den stand de
arbeidsmarkt in het eerste kwartaal va
1937 aan, dat de opleving in onze nijver
heid zich bleef ontwikkelen en in het
laatst van het kwartaal steun kreeg van
de gewone seizoenverbetering. Het verst
was het herstel gevorderd in verschilllen-
de industrieën van productiemiddelen en
een aantal exportbedrijven, welke in ver
band met hun aard het meest reageerden
op de verbeterde wereldconjunctuur.
Vele ondernemingen in deze branches
waren behooflijk of zelfs ruim van orders
voorzien, al kon dit geenszins van alle ge
tuigd worden. Bevredigend werk was er
o.m. ook in een aantal bedrijven, welke
hulpstoffen voor nijverheid., landbouw,
handel en verkeer vervaardigden. Overi
gens was de toestand echter in dit onder
deel van het bedrijfsleven nog sterk ge
schakeerd, waarbij slapte vaak de over
hand behield. De opleving begon voorts
mede door te werken in een deel van de
industrieën van verbruiksgoederen. Een be
langrijke rol speelden hierbij het oploopen-
de prijspeil en het terugkeerende vertrou
wen, welke meebrachten, dat grossiers en
'kleinhandelaren zich van daarvoor in aan
merking komende artikelen voorraden ver
schaften, ook al volgde niet dadelijk meer
vraag van de zijde der verbruikers.
In sommige gevallen leidde deze laatste
omstandigheid tot eenige reactie.
Het geringst of nog uitgebleven was
de verbetering v.n.l. in verschillende
bedrijven, welke voedings- en genot
middelen fabriceeren en daarbij in
hoofdzaak of geheel op de binnenland-
sche markt zijn aangewezen. Al viel ge
deeltelijk wel eenige toeneming van de
vraag te constateeren, overwegend
werd de toestand hier nog beheerscht
door de beperkte koopkracht van ve
len.
Deze drukte niet alleen den afzet, doch
vormde, met de scherpe concurrentie, bo
vendien een belemmering tot aanpassing
van de vaak toch reeds onvoldoende prij
zen bij de veelal gestegen prijzen der
grondstoffen.
Weinig of geen herstel was er ook in
somige exportbedrijven, welke meer dan
andere hinder bleven ondervinden van in
voerbeperkingen in het buitenland.
In het buiten de eigenlijke nijverheid
vallende bouwbedrijf was de seizoensop
leving in verschillende plaatsen wel iets
grooter dan in 1936, maar over het geheel
tonde het nog een weinig opwekkend beeld
mede ten nadeele van de onderscheidene
industrieën, welke er materiaal aan leve
ren.
De uitvoer, met de herleving der scheep
vaart de directe bron van de verbteering,
steeg voor fabrikaten en half-fabrikaten
samen vergeleken bij het eerste kwartaal
van 1936 van 1.454 tot 1.644 millioen K.G.,
di.. met ruim 13 pet. Naar de waarde ge
meten nam hij toe van 106 tot 165 mil
lioen, derhalve met meer dan 50 pet. Deze
laatste stijging heeft uiteraard maar een
betrekkelijke beteekenis, omdat rekening
gehouden moet worden met de depreciatie
van den gulden en het opgeloopen prijspeil
der grondstoffen.
De invoer van fabrikaten beliep 976 mil-
licen K.G. (ad ƒ127 millioen), tegen 968
millioen K.G. (ad ƒ102 millioen) in 't le
kwartaal van 1936. Naar het gewicht gere
kend was er dus weinig verschil met het
vorige jaar. De invoer van half-fabrikaten
steeg, vergeleken bij 1936, van 663 tot 760
milloen K.G. en van 38 tot 65 millioen,
waarbij echter moet worden bedacht, dat
verscheidene half-fabrikaten voor onze in
dustrie als grondstof dienen.
De klachten over concurrentie van
den buitenlandschen invoer zijn na de
depreciatie van den gulden vermin
derd, doch niet opgehouden.
Nieuwe contingenteeringen kwamen
intusschen in het afgeloopen kwartaal
niet tot stand. De bestaande, die aflie
pen, werden echter op slechts enkele
uitzonderingen na verlengd.
De Middenstand
In de „Nederlandsche Mercuur" gaat dr.
F. L. Muiswinkel na, welke resultaten de
winkeldrijvende middenstand van de hui
dige „opleving' ondervindt. Hij gaat daar
bij uit van Duitsohe gegevens. In Duitsch-
land keerde de conjunctuur reeds in het
jaar 1933. Het aantal werkloozen liep te
rug en de koopkracht der massa werd groo
ter. Dat deze opleving kunstmatig was en
nauw verband hield met de herbewapening
en met crediet-inflatie doet hier minder
ter zake. Na de noodige voorbehouden ge
maakt te hebben, want men kan natuur
lijk de kunstmatige en door overheids
ingrijpen gekenmerkte conjunctuur in
Duitschland niet zonder meer met de na
tuurlijke opleving bij ons vergelijken
komt dr." Muiswinkel tot de volgende con
clusie:
„Vraagt men zich nu af, welke ontwik
keling zich in Nederland bij het aanhou
den van de conjunctuuropieving zal
baan/breken, dan realiseere men zich in de
eerste plaats, dat de vermindering der
werkloosheid zich aanvankelijk vermoede
lijk niet sterk zal openbaren in de levens
middelenbranches. De verstrekte steungel
den toch waren over het algemeen voldoen
de om de aanschaffing van levensmiddelen
te financieren. (Toch wel vaak in zeer be
perkte mate! Red. L. Crt.). Een achterstand
heeft de arbeidersklasse echter in te halen
ten opzichte van de kleeding en van het
huisraad; in het algemeen ten aanzien van
die behoeften, welke niet dagelijks doch
periodiek bevredigd plegen te worden.
Ook in Duitschland trad dit verschijnsel
aan den dag, met name ten aanzien van de
aanschaffing van nieuwe werkkleeding der
mannen, die opnieuw in het productiepro
ces werden ingeschakeld. De omzetver-
meerdering in de levensmiddelen- en in de
textielbranche kon in Duitschland worden
toegeschreven aan het verschijnen van tal
van nieuwe en het terugkeeren van oude
klanten, die in de voorafgaande periode
van werkloosheid ten deele in natura on
dersteun werden.
Met de versteviging van de grondslagen
van het inkomen stegen in Duitschland
zoowel de hoeveelheden als de kwaliteiten
der aan bepaalde klanten verkochte goe
deren.
Als gezegd steeg de totale kleinhandels-
omzet in Duitschland in de jaren 1933 tot
1935 met 18.8 pet. Het verloop was voor alle
branches echter niet gelijk. De gemiddel
de stijging werd b.v. eenigermate over
schreden door den kleinhandel in textiel-
waren. Een zeer sterke toeneming boven
het gemiddelde viel te constateeren bij de
volgende branches: versnaperingen en sui
kerwerk. meubelen, huisraad en ijzerwa
ren, piano's, foto-artikelen, juweelen en
horloges. De sterkste vermeerdering van
den omzet boekten de kleinhandel in auto's,
kantoormachines, benevens de afbetalings
magazijnen.
De kleinhandel in levensmiddelen daar
entegen bleef bij de gemiddelde omzetstij
ging ten achter".
Uit het citaat blijkt, dat ook de midden
stand, voor zoover hij dat nog niet deed,
in de opleving zal deelen. Maar óók, dat
een der branches, die het meest over-bezet
is, het bakkersbedrijf, van de opleving het
minst zal merken. Inderdaad wordt er als
regel in crisistijden méér brood gegeten dan
in jaren van voorspoed.
Begrafenisstoeten hebben nu officieel
voorrang, 't Getuigt van weinig eer
bied bij sommige weggebruikers voor
's menschen laitsten gang, dat dit
voorschrift in de wet moest komen!
En omdat sam'enwerking en beleefd
heid langs den weg voor veilig ver
keer onmisbaar zijn, rekent de
A. N. W. B. op üw medewerking
op üw goede voorbeeld!
Koninklijk bezoek
aan Amsterdam
DE LAATSTE DAG.
Gisteren, den laatsten dag van het Ko
ninklijke bezoek aan Amsterdam, was het
weder niet zoo fraai als de voorafgaande
dagen; de lucht was met wolken bedekt,
maar het bleef droog. De Koningin en de
Prinses bleven ten paleize. Hare Majesteit
ontving daar, zooals gemeld, de ministers
van Lidth de Jeude en de Graeff, in ver
band met de kabinetsformatie.
Prins Bernhard bracht in de morgenuren
een officieus bezoek aan het Koloniaal In
stituut, waar hij ook bleef lunchen.
Gistermiddag heeft het huldigingscomité-
Trip ten paleis aan de leden der Konink
lijke Familie een herinneringspenning aan
geboden, geslagen ter gelegenheid van de
blijde inkomst van het Prinselijke Paar
binnen Amsterdam. De Koningin heeft bij
deze gelegenheid aan Haar waardeering
voor het werk der commissie, ook namens
het Prinselijke Paar, uiting gegeven.
Te kwart voor vier zou de Koninklijke
Familie het paleis verlaten, om zich naar
het Centraal Station te begeven, vanwaar
een extra-trein Haar naar Baarn zou bren
gen.
Prins Bernhard bezoekt het
Koloniaal Instituut.
Z. K. H. Prins Bernhard heeft Maandag
morgen nog een officieus bezoek gebracht
aan het Koloniaal Instituut aan de Mau-
ritskade, waarbij hij vergezeld was van
zijn particulieren secretaris jhr. mr. C.
Dedel en zijn adjudant jhr. ir. W. G. Röell.
Op het instituut is Z. K. H. verwelkomd
door den voorzitter van den raad van be
heer, mr. dr. A. baron Röell, den onder
voorzitter den heer W. C. Bonebakker,
den penningmeester, den heer Herbert
Cremer, den algemeen secretaris, den
heer mr. E. P. Westerveld en de leden, de
heeren H. B. Defoer, mr. D. Crena de
Iongh, Gottfr. H. Crone, mr. L. J. A. Trip,
den directeur van de afdeeling handels
museum prof. dr. L. Ph. le Cosquino de
Bussy, den directeur van de afdeeling
tropische hygiëne, prof. dr. W. A. P.
Schüffner, den waarnemend directeur
van de afdeeling volkenkunde den heer
Lamster, en den directeur van de Neder
landsche handelmaatschappij, den heer
A. A. Pauw.
Het bezoek droeg een algemeen oriën-
teerend karakter en gold alle afdeelingen
van het instituut en het museum.
Nadat Zijne Koninklijke Hoogheid in
het gebouw van het instituut de lunch
had gebruikt, is hij omstreeks kwart over
twee, onder luide toejuichingen van de
'voor het instituut verzamelde volksmenig
te, vertrokken.
HET VERTREK.
Kwart voor vier, de deuren van het pa
leis openen zich en onder daverend gejuich
van de menigte treden H. M. de Koningin
Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard
naar buiten. De Koningin en de Prinses
dragen ieder een fraai bouquet. Bevelen
weerklinken; de muziek speelt het Wilhel
mus, de stoet zet zich in beweging, voor
afgegaan door het eere-escort huzaren
zwenken de rijtuigen het Damrak op. Di
rect op het escorte volgen de rijtuigen van
den burgemeester dr. W. de Vlugt en den
hoofdcommissaris den heer J. Versteeg.
Daverende toejuichingen weerklinken op
den Dam en langs het Damrak; vriendelijk
buigen en gróeten de Koningin en de Prin
ses, stram salueert Prins Bernhard, die den
uniform van ritmeester draagt, even voor
vieren naderde de stoet het Central Sta
tion, waarvoor zich honderden verdrongen
om nog een laatsten blik op te vangen van
het vorstelijk gezin, dat Amsterdam een
week lang in zijn midden heeft gehad.
De deuren van den koninklijken ingang
waren geopend en de rijtuigen reden door
de monumentale poort tot voor den staatsie
trap, welke naar cle koninklijke wachtka
mer leidt.
Hier onderhielden de vorstelijke perso
nen zich nog eenige oogenblikken met de
autoriteiten, die hen uitgeleide kwamen
doen.
In het bijzonder richtte H. M. de Konin
gin eenige woorden van dank tot den bur
gemeester, dr. W. de Vlugt.
Op het tweede perron en op de beide
niet-afgezette uitloopers had zich een vrij
groote menigte belangstellenden verza
meld. Toen ongeveer te vijf minuten over
vier H. M. de Koningin het eerste perron
betrad, hief deze menigte een luid gejuich
aan.
H. M. de Koningin, gevolgd door het
Prinselijke Paar, begaf zich onmiddellijk
naar den eere-wacht, bestaande uit hon
derd man der koninklijke marine en de
marinekapel en inspecteerde de keurig in'
het gelid staande mariniers, terwijl de pij
pers den eeremarsch speelden. Daarop het
Wilhelmus van de marinekapel, door alle
aanwezigen met ontbloot hoofd aange
hoord.
Het oogenblik was nu gekomen, waarop
de Koninklijke Familie afscheid zou ne
men. Vóór den ingang van den extra-trein
welke uit één locomotief en twee A. B.-rij-
tuigen bestond, groetten de vorstelijke per
sonen een laatste maal de aanwezige auto
riteiten, het laatst burgemeester de Vlugt,
met wien de Koninklijke Familie zich ook
na het instijgen voor het venster van haar
coupé nog eenige oogenblikken onderhield.
Toen de trein dan langzaam in beweging
kwam, klonk 'krachtig een driewerf hoera
op voor de Prinses en voor den Prins, die
dezen laatsten groet met hartelijk handge-
wuif beantwoordden.
De trein was spoedig uit het gezicht ver
dwenen en hiermede was het einde geko-
DANKBETUIGING VAN
H. M. DE KONINGIN.
Telegram aan burgemeester de Vlugt.
De burgemeester van Amsterdam deelt
mede, dat hij gisteravond het volgende tele
gram van H. M. de Koningin heeft ontvan
gen:
„Teruggekeerd op Het Loo wensch Ik,
mijnheer de burgemeester, nogmaals de ver
zekering te geven mijner vreugde en groote
voldoening, getuige te hebben mogen zijn
van de blijde inkomste Mijner kinderen in
de hoofdstad des Rijks en van alles wat
hun in de afgeloopen dagen van de zijde
van Amsterdam's burgerij is ten deel ge
vallen, en U Mijn warmen dank te herhalen
voor de zoozeer uit het hart gekomen ont
vangst, welke ook Mij is bereid.
WILHELMINA".
men van een feestweek, welke ongekende
hoogte punten van enthousiasme heeft ge
bracht en die inderdaad heeft bewerkt, wat
de Prins bij zijn aankomst op het Centraal
Station nu bijna een week geleden
gezegd had te verhopen: dat de band tus-
schen Oranje en de hoofdstad werd ver
sterkt.
De Vorstelijke Familie te Baarn.
Precies op tijd te 4.50 uur stoom
de gistermiddag de koninklijke trein met
den standaard op de locomotief, het sta
tion Baarn binnen. De trein stopte voor de
koninklijke wachtkamer op het eerste per
ron.
Nadat eerst een gedeelte van het gevolg
was uitgestapt, verscheen H. M. de Konin
gin, in het grijs gekleed, vervolgens de
Prinses, in 't blauw en als laatste van de
Koninklijke Familie Prins Bernhard in de
huzaren-uniform.
Na enkele oogenblikken in de wachtka
mer te hebben vertoefd, begaf het gezel
schap zich naar het Stationsplein. Hier
werd het vorstelijk gezin door duizenden
belangstellenden begroet.
De Koningin begaf zich vervolgens met
een hofdame in een voor haar gereed
staande auto. Bij het vertrek wuifde zij
haar kinderen hartelijk toe.
Prinses Juliana en Prins Bernhard ble
ven nog even onder den luifel van de
wachtkamer staan. Na van enkele leden
van het gevolg afscheid te hebben geno
men, stapten zij in een auto om zich naar
het paleis Soestdijk te begeven.
In het paleis Soestdijk werd het Prinse
lijk Paar verwelkomd door den intendant
van het paleis, jhi\ J. A. de Jonge van
Zwijnsbergen. H. M. de Koningin is recht
streeks naar het Loo vertrokken.
H. M. de Koningin op het Loo
teruggekeerd.
H. M. de Koningin is gistermiddag om
zes uur per auto, waarvan de kap was
neergelaten, van Haar bezoek aan Am
sterdam op het paleis Het Loo terugge
keerd.
H. M. was vergezeld van een groot aan
tal leden der hofhouding, die Haar per
auto volgden.
Te Apeldoorn reed de Koningin over
den Amersfoortsche weg en de Paleislaan
naar het paleis, waar enkele tientallen
belangstellenden de vorstin begroetten.
BINNENLAND
DE KONINGIN NAAR DEN HAAG.
H. M. de Koningin is hedenmiddag om
half twee van het Loo vertrokken en heeft
zich naar den Haag begeven.
,H. M. zal gedurende eenige dagen in
Huis, ten Bosch verblijf houden.
PRINS BERNHARD BIJ DE OPENING
VAN HET LANDBOUWCONGRES.
Naar wij vernemen zal prins Bernhard
Donderdag a.s. tegenwoordig zijn bij de
opening van het internationaal ïandbouw-
congres te s-Gravenhage.
DE TUIN VAN HET PALEIS TE
SOESTDIJK.
De Nederlandsche* Dahliavereeniging
ontvang dezer dagen van H. K. H. Prinses
Juliana een dankbetuiging voor de zeer ge
waardeerde aanbieding, ter gelegenheid van
haar huwelijk, van de beplanting van den
tuin van het paleis Soestdijk met een col
lectie van de nieuwste, door Nederland
sche kweekers gewonnen dahlia's. Thans is
de beplanting geheel gereed. Er is een
smaakvollen tuin van gemaakt, doorsneden
met wandelpaden, zoodat alle soorten goed
bezien kunnen worden. Dat was wel noo-
dig, want er zijn niet minder dan 68 soor
ten geplant, zes planten van elke soort, van
eenige soorten meer dan zes planten. Zoo
als reeds eerder medegedeeld zijn alleen
de nieuwste door Nederlandsche kweekers
gewonnen dahlia's geschonken, verdeeld
over de volgende klassen:
35 verscheidenheden semi-cactus dahlia's,
1 verscheidenheid cactus-dahlia, 24 ver
scheidenheden decoratieve dahlia's, 6 ver
scheidenheden pioenbloemige dahlia's en 1
verscheidenheid halskraag dahlia.
De beplanting werd uitgevoerd door drie
bestuursleden van de Ned. Dahliavereeni
ging, de heeren W. Bruidegom te Baarn, H:
Carlee te Heemstede en H. Hornsveld te
Baarn.
De Kabinetsformatie
Mr. STEENBERGHE BIJ Dr. COLIJN.
Dr. Colijn heeft gistermiddag met mr.
Steenberghe een onderhoud gehad, dat
zeven kwartier heeft geduurd.
De ministers Oud en Van Lidlh de Jeude
hebben, na gistermorgen bij de Koningin
te zijn geweest, overleg gepleegd onder
scheidenlijk met vrijzinnig-democratische
en liberale leden der Tweede Kamer.
EEN ONDERHOUD VAN DR. COLIJN
MET OUD-MINISTER WELTER.
Gistermorgen heeft, aldus het „Volk", de
heer Ch. J. I. M. Weiter, oud-minister van
Koloniën en lid der Tweede Kamer, op het
departement van Koloniën aan dr. Colijn
een zeer langdurig bezoek gebracht.
Het onderhoud van dr. Colijn met den
heer Weiter heeft ruim twee en een half
uur geduurd.
De katholiek Welter is reeds herhaalde
lijk genoemd als minister van Koloniën in
het kabinet dat dr. Colijn bezig is te vor
men.
Charles Joseph Ignace Marie Welter is
geboren op 6 April 1880 te Den Haag, waar
hij de Hoogere Burgerschool heeft afge
loopen. Van 1898 tot 1901 studeerde hij aan
de Indologische instelling te Delft. In laatst
genoemd jaar slaagde hij voor het groot
ambtenaarsexamen, waarna hij, van 1902
tot 1909, als ambtenaar bij het binnen-
landsch bestuur op Java en Madoera
werkzaam was. Hij werd in 1909 tot con
troleur a la suite ter algemeene secretarie
benoemd en in 1911 tot adjunct-inspecteur
voor agrarische zaken.
Nadat hij van 1915 tot 1921 verschillende
rangen ter algemeene sechetarie had door-
loopen, werd hij in laatstgenoemd jaar aan
gesteld tot algmeen secretaris van het gou
vernement van Nederlandsch-Indië, in wel
ke belangrijke functie hij tot 1924 werk
zaam bleef. Daarna volgde zijn benoeming
tot lid van de Raad van Nederlandsch-In-
dië. Het jaar daarop werd hij reeds naar
Nederland geroepen om het ministerschap
van Koloniën te aanvaarden in het coalitie-
kabinet-Colijn, dat op 4 Augustus 1925 tot
stand kwam.
Zijn bewind duurde slecht kqrt, want
reeds op 11 November daaraanvolgende
struikelde het kabinet als gevolg van de
aanneming, door de Tweede Kamer, van
het amendement-Kersten betreffende op
heffing van het gezantschap bij het Vati-
caan. Het demissionnaire ministerie-Colijn
bleef tot 8 Maart 1926, toen het werd ver
vangen door het intermezzo-kabinet-De
Geer.
De heer Weiter verdween daardoor al
ras van het tooneel der moederlandsche
politiek. Maar zijn ontslagneming als mi
nister maakte geenszins een eind aan zijn
openbare loopbaan, want nog in 1926 ver
trok hij paar Indonesië, opnieuw benoemd
tot lid van den Raad van Indië, waarvan
hem in 1929 het vice-presidentschap ten
deel viel. Hij bekleedde dit tot 1931.
Gerepatrieerd, is hij zich in het open
bare leven blijven bewegen. Sedert heeft
hij van zich doen spreken als voorzitter
der staatscommissie tot verlaging der rijks
uitgaven, de Bezuinigingscommissie-Wel-
ter.
In 1933 is de heer Weiter benoemd tot
voorzitter van de Ondernemersraad voor
Nederlandsch-Indië, de organisatie der
Europeesche cultuur- en andere onderne
mingen, welker belangen hij geroepen werd
te behartigen.
Uit deze functie heeft hij onlangs, met
ingang van 1 November a.s., ontslag ge
vraagd in verband met het feit, dat hij op
26 Mei tot lid der Tweede Kamer is geko
zen.
DE BACONVERGOEDING.
De aan particuliere en coöperatieve bacon-
bedrijven betaalde prijzen en de
gemaakte verdeeling.
De Centrale landbouworganisaties had
den den minister van landbouw en vissche-
rij verzocht, de vergoeding voor de coö
peratieve baconbereiding te herzien, opdat
de wensch van den minister: het in stand
houden van deze bedrijven, in vervulling
kon gaan. Verder verzochten zij het in
schrijvingsstelsel af te schaffen en het te
vervangen door een regeling van vergoe
ding met in achtneming van de over
capaciteit der baconbedrijven.
De minister heeft thans aan de C.L.O.
geantwoord, dat aan laatstgenoemd bezwaar
bij de jongste inschrijving bereids is te
gemoet gekomen, terwijl de veronderstel
ling, dat alle particuliere bedrijven hun ca
paciteit voor 45 pet. konden gebruiken,
niet juist is.
Het bedrag is voor de coöp. bedrijven
voorloopig vastgesteld op 1.15 per 100 kg.
geslacht gewicht. Aan den Crisis-accoun
tantsdienst is een nader onderzoek toij de
coöp. baconbedrijven opgedragen; op grond
van het resultaat van dit onderzoek zal
worden overwogen of dit bedrag nog ge
wijzigd moet worden.
Het geheele inschrijvingssysteem is thans
in studie bij den Oeconomischen Raad,
waarvan de minister het rapport afwacht,
alvorens zich over het vigeerende inschrij
vingssysteem nader uit te spreken.