Inspectie der eerewacht op den Dam.
§eS^idóoH^6ou4cmt
In de nabijheid van 's Hertogenbosch moest een militair vlieger Vrijdag met zijn toestel een
noodlanding maken. - De onfortuinlijke piloot in gesprek met de Bossche politie
Voor het paleis op den Dam te Amsterdam woonde Z. K. H. Prins Bernhard
Vrijdag de aflossing der eerewacht bij en inspecteerde de troepen
In het hoordgebouw van het Ned. Roode Kruis te Den Haag is Vrijdag de
Florence Nightingale-medaille uitgereikt aan Zuster Adri Schippers (x) namens
het Comité International de la Cr'oix te Genève voor betoonden moed
gedurende haar werkzaamheden tijdens de oorlogen in Zuid-Afrika, den
Balkanoorlog en den Wereldoorlog
Te Nieuwkuik (N.-Br.) zijn éen viertal
woningen een prooi der vlammen ge
worden. Overzicht van de ruïne na
den groote brand
De burgeroorlog In Spanje. Generaal Pozas begeeft zich
naar de stellingen gedurende zijn bezoek aan het front
van Aragon
De heer W. Zeeuw is benoemd tot
burgemeester der gemeente Rijssen
met gelijktijdig eervol ontslag als bur
gemeester van Noordeloos, Hoornaar
en Hoogblokland
De Geldersche Provinciale Brandweerbond hield Vrijdag te Culemborg zijn
jaarvergadering. Een groepfoto van de deelnemers voor het Culemborgsche
raadhuis
FEUILLETON
DE MOEIZAME WEG
Naar het Engelsch
door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
31)
Heel vroeg in den morgen werd ze wak
ker door een vreemd dof, zioh snel voort
plantend geluid, als van een aardbeving.
Eerst dacht ze aan een vreeselijke ramp
in haar eigen mijn of in de Barnethan,
maar toen ze, na zich vlug gekleed te heb
ben, naar de deur van de hut snelde, zag
ze dat alles rustig was op Carolay.
„God behoede ons, juffrouw Chrissie,
wat was dat?" riep Milly angstig, toen dit
vrouwspersoon in een nachttoilet ver
scheen, dat er op berekend leek te zijn, el-
ken toeschouwer angst aan te jagen.
„Ik weet 't niet", antwoordde haar jonge
meesteres afgetrokken, terwijl ze ruzie
had met de veters van haar laarzen. „Er is
ergens iets vreeselijks gebeurd. Ik zal haar
Barnethan rijden om te zien, of daar alles
in orde is."
„Neen, juffrouw Chrissie, voor Barnethan
klinkt het te ver af", meende Milly, haar
hoofd schuddend, 't moet mijlen ver zijn."
Juist toen ze sprak, klonk hoefgetrappel
op 't ruiterpad dat een korteren weg vorm
de tuaschen Barnethan en Carolay. De rui
ten w9r«n Warwick, Mike en Durran.
„Wat ta er?" riep Christian luid, toen ze
voort»# reden. „Wat is er gebeurd?"
„Ontploffing", schreeuwde Warwick zich
in het zader omkeerend. „In de Curlew mij
nen."
Zijn woorden klonken boven het geblaf
der honden en 't geluid van de vlugge
hoefslagen der paarden uit. Christian werd
zoo wit als een-doek.
„God helpe hen allen", zei de oude
vrouw. „God helpe hen allen".
Christian beheerschte zich en ijlde naar
de schuur, die als stal dienst deed.
„Juffrouw Chrissie, waar ga je naar toe?"
riep Milly boos, maar Chris wierp het za
del al op Betsy's glanzenden rug.
„Ik ga zien of ik ook van nut kan zijn",
antwoordde ze kalm, terwijl ze de merrie
de schuur uitleidde en de teugels in haar
hand nam.
„Ga uit den weg, alsjeblief, Milly. Je
zult wel zien wanneer ik terugkom. Tot
ziens dan!" en in 't zadel springend, en
Betsy even met haar zweep aanrakend,
reed zij weg langs de rotsachtige helling en
kwam zoo op den hoofdweg. Na een paar
mijl te hebben afgelegd op de door den
maan verlichte weg, langs den oever van
de Kootenay, zag ze in de verte een reus
achtige vuurkolom in de lucht schieten en
hoorde weer een dof, zich snel voortplan
tend, krakend geluid, dat de grond onder
de hoeven van de merrie deed schudden,
't Dier stond stil en legde zijn ooren in den
nek, zenuwachtig schrikkend, maar Chris
tian liefkoosde en streelde Betsy, waarop
zij eindelijk weer in 'n gestrekten draf ver
der ging. Ongeveer twintig minuten rijden,
brachten het meisje op 't toonel der ramp.
Alles was in rep en roer: bezorgdheid en
verslagenheid heerschten alom. Rijen van
zwart geworden lichamen lagen opgehoopt
rondom den ingang der mijn en bleeke
vrouwen met traanlooze oogen, liepen af
en aan, trachtend hun mannen te herken
nen tusschen de afzichtelijke mengelmoes
van half verkoolde overblijfselen.
Christian was getroffen door de vreese
lijke stilte van deze vrouwen. Deze stilte
was aandoenlijker dan de luidste jammer
klachten konden geweest zijn en zij werd
slechts bij tusschenpooze onderbroken door
half gesmoord weeklagen, wanneer een of
anderen echtgenoot, zoon of broeder maar
al te goed herkend werd. Warwick was
nergens te zien.
Christian begon een haastig gesprek met
een ouden man, die met saamgevouwen
voor zich neerhangende handen op een
steen zat. Zijn twee zoons waren in de put
afgedaald toen de ontploffing plaats had",.,
verklaarde hij haar op 'n hopeloos treuri-
■gen toon, „maar niemand kan nu naar be
neden", zei hij, zijn hoofd neerslachtig
schuddend, „want door de ontploffing zijn
al de stutten van de schacht vernield. De
ingenieurs wachtten om door te dringen
vanuit de schacht in put No. twee, maar
ik heb geen hoop m'n lieve jongens ooit
terug te zien. Maar er zullen vannacht be
halve 't mijne veel treurige huisgezinnen
zijn. Jammer van den baas, hij waagde zijn
leven, zeggen ze, om hulp te verleenen en
hij is nog veel te jong om te sterven."
Er scheen een roode mist voor de oogen
van 't meisje omhoog te golven.
Bedoel je de jonge baas van Barne
than?" fluisterde ze heesch.
„Ja, ja, de' jonge baas", mompelde de
oude man, haar aankijkend met matte,
nietszeggende oogen. „Ze hebben hem hee-
lemaal stijf gindsche schuur binnengedra
gen. De hemel zy dank, dat hij niet ge
trouwd is, zoodat teen arme ziel haar hart
om hem behoeft te breken."
Christian bond Betsy aan een gebroken
hek vast en liep als in een vreeselijke nacht
merrie naar de schuur, die de oude man
had aangewezen, 't Was een kleine, ruwe,
bouwvallige loods. De maan verlichte elk
hoekje en gaatje en bescheen meedoogen-
loos een stijve, onbewegelijke figuur, die
op den grond lag uitgestrekt, eerbiedig met
ruw zakkenlinnen toegedekt. Ellendig en
bevend knielde Christian neer, te bang
om te kijken naar 't gezicht van den man,
dien ze liefhad, vooral daar 't onherken
baar misvormd zou zijn.
't Scheen haar onbegrijpelijk, onmogelijk
dat hij binnen een klein half uur voor al
tijd buiten haar bereik zou zijn gekomen.
Eindelijk trok ze met bleeke lippen en op
elkaar geklemde tanden 't stuk linnen, dat
z'n gezicht bedekte weg, maar toen ze keek,
gaf ze een onderdrukten ongeloovigen
schreeuw, en sprong op, haar oogen met
de handen bedekkend. Toen begon ze hevig
te snikken, zonder tranen te storten, harts
tochtelijk mompelend: „O, Goddank, God
dank", want 't was niet Warwick die daar
lag, maar Owen, de man, dien zij gevreesd
en gehaat had. maar voor wien ze nu, met
de ijzige doodsche stilte om zich heen een
eerbiedig, berouwvol medelijden had.
Zijn gezicht was bijna ongeschonden en
zijn uiterlijk scheen door den dood aan
waardigheid en rust gewonnen te hebben,
't geen gedurende zijn leven nooit het ge
val was geweest.
Christian staarde als betooverend naar
de gesloten oogen en de strak gesloten lip
pen. Mottige Sammy had de tol betaald!
Daarna trok ze het zakkenlinnen weer
op de plaats terug en trad langzaam naar
buiten. Terwijl ze de kleine ruimte tus
schen de schuur en de heen en weer loo-
pende menigte overstak, zag ze Mike met
een zwart gezicht en vuile handen naar
haar toewaggelen.
„Waar is mr. Warwick?" vroeg ze kortaf.
„Beneden", antwoordde hij moeilijk.
„Deksels wat is dat een kranige vent!"
„Waarom ben je niet by hem?" viel ze
tegen hem uit.
De man hief zijn handen naar het hoofd
en werd bleek onder 't vuil en 't kolen
stof, dat zijn gezicht bedekte.
,Toe, ziet u me niet voor een lafaard
aan", verweerde hij zich, naar adem snak
kend. „Hij heeft me naar boven gestuurd,
de hemel is mijn getuige dat hij dat deed.
Ik
Zijn stem begaf hem, hij draaide voor
over en viel op zijn kant. Vijftig behulp
zame handen stonden klaar om hem op te
tillen en naar de smederij te dragen, waar
een paar dokters hun handen vol hadden
met het verleenen ^an hulp aan andere
slachtoffers.
Christian baande zich in weerwil van al
le Vermaningen, een weg naar galerij No.
twee. De kooi ging juist naar beneden met
den waarnemenden onder werkbaas. De
werkbaas zelf was al direct gedood.
„Wacht even", zei Christian gebiedend.
„Ik moet naar beneden".
De man, die haar van aanzien kende,
trachtte haar tegen te houden. „U kunt
niet afdalen, juffrouw Cunninghame",
weigerde hij botweg, ,,'t Is niet goed dat u
het doet."
Christian antwoordde in de kooi stap
pend: „ik ga toch, dus laat mij!"
De kooi suisde naar beneden, in de ge-
ruischlooze daV^vüiis.
(Wordt vervolgd