Het verblijf der Koninklijke Familie te Amsterdam. Een overzicht tijdens het corso en de demonstraties, welke Donderdagmiddag voor de Koninklijke Familie gehouden werden, toen Zij aan de Kon. Roei- en Zeilvereeniging „De Hoop" te Amsterdam een bezoek bracht Zestig meter boven Amsterdamsch Peil, Een kijkje op de herstellings werkzaamheden aan het carillon van den Westertoren te Amsterdam Het Koloniaal Instituut te Amsterdam werd Donderdag door Koninklijk bezoek aan de Kon. Roei- en Zeilvereeniging .De Hoop" te Am- H. M. de Koningin met een bezoek vereerd. Bij het verlaten sterdam in 1903 en 1937. Boven: de historische kiek van H. M. de Koningin Z. K. H. Prins Bernhard inspecteert de aangetreden manschappen todr-A- ft bezoek van Donderdag FEUILLETON J)E MOEIZAME WEG Naar het Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 30) In 't begin probeerde Gaddy haar op haar gemak te stellen, maar toen zijn ge zellin in haar droefheid bleef volharden en hem zelfs de schuld begon te geven, verloor hij zijn geduld. „Je bent een laffe, kleine heks", riep hij woedend, „en ik neem je nooit meer ergens mee naar toe, nooit meer!" „'t Kan me niet schelen", jammerde de gebroken en ontmoedigde onderzoekster. „Ik ben moe en koud en ik heb honger en slaap, en ik wil naar huis toe." „Ga dan naar huis", schreeuwde haar onridderlijke begeleider minachend. „Ik kan niet, ik ben bang dat er iets met me zal gebeuren. O George Alexan der Duncan, je bent een wreede, akelige jongen en ik wil je nooit meer Gaddy noe men." De aldus toegesprokene stak de handen in zijn zakken en balanceerde op zijn schaatsen, onderwij] zijn kleine metgezellin aankijkend, alsof hij haar rechter was. „Kom vooruit dan", zei hij op 'n onuitspre kelijk minachtenden toon. „Ik zal je wel mee naar huis moeten nemen, denk ik, als je dan als een baby gaat zitten huilen, maar ik wil je nooit meer als kameraad hebben, nu je zoo zit te grienen. Je zou een mooie vrouw zijn voor 'n Italiaansch opperhoofd of zoo, of voor een onderzoeker, of 'n in genieur, of zelfs voor 'n mijnwerker! Bah, je bent niets anders als een huilende baby." ,,'t Kan me niets schelen", klonk het snik kend. „Ik wil niemands vrouw zijn, ik wil naar huis." „Nu dan, je zult naar huis toe gaan", was 't harde antwoord, „maar hou dan op met je gelamenteer, of ik ga alleen terug en laat jou hier." 't Rampzalige meisje stond op en strom pelde onhandig en slaperig ongeveer vijf tig meter mee. Toen viel ze en verstuikte haar enkel. „Kom sta op", zei Gaddy, niet onvrien delijk, terwijl hij trachtte haar overeind te trekken. „Je hebt je toch niet bezeerd, hè? Ik hoor wat zeg, daar komen twee men- schen recht op ons aan: ,'t zou me niks verwonderen als 't Indianen waren." Lisette krabbelde vlug overeind maar viel, met een pijnlijken schreeuw terug. „O, m'n voet, m'n voet", huilde ze, „o, het is net of er een mes in gestoken wordt. Ik kan niet opstaan, Gaddy, heusch, ik kan niet." „Je wilt toch niet zeggen, dat je enkel gebroken is," riep Gaddy erg bezorgd uit. „,Ik weet het niet, ik weet het niet!" Gaddy floot van onrust. „Daar heb je 't nu", zei hij, „dat komt er van, als een jon gen bevriend is met 'n meisje. Hoe kom je nu thuis?" Op hetzelfde oogenblik kwamen twee ge stalten naderbij, warvan er een uit de verte „hallo" riep. „Hoera", schreeuwde Gaddy opgewon den, ,,'t zijn Chris en meneer Warwick." „Het was mijn schuld", verklaarde hij een paar minuten later, toen Warwick Li sette op den arm had genomen, waarna hij vlug en toch voorzichtig, om den gekwet sten voet niet te stooten, naar huis reed. „Als jullie 'n standje willen geven, dan moeten 'jullie 't mij doen." Maar er was geen kwestie van 'n standje, want Chris was veel te opgelucht en War wick te verblijd met den goeden afloop van Gaddy's dapper avontuur. „Er zou niets gebeurd zijn, en wij had den 's morgens voor 't ontbijt weer thuis kunnen zijn, als Lisette niet zoo laf geweest was", legde hij uit. „En ik zou den heelen nacht doodsang sten uitgestaan hebben", antwoordde Chris tian kalm, „ik vind 't niets aardig van je, Gaddy!" „O, Chris, ik moet zeggen, dat jij iemand de waarheid vertellen kunt en iemand klein kunt maken." „Dat is je verdiende loon", was 't onver wachte antwoord van Warwick. „Die grap pen kunnen wel eens ernstige gevolgen hebben, jongeman, ik zou 't maar niet weer doen" Daarop ging de stoet in stilte voort, na 'n poosje verbroken door Lisette's erbarme lijk gesnik. „Stil maar, stil maar", hoorde Christian Warwick 't kind in de ooren fluisteren. „Je bent nu gauw thuis en gaat lekker naar bed: we zijn er bijna!" Er was zooiets zachts in zijn gelaatsuit drukking, vond Christian, toen hij zijn hoofd over 't hoofdje van 't weeeklagende kind boog, terwijl hij 't licht tegen zijn borst hield. Zoo zou hij in de toekomst ook een kind van hemzelf houden en koeste ren; ze dacht wel, dat hij, zooals de meeste mannen zou hertrouwen en terwijl ze met vlugge lange slagen over 't gladde don kere ijs in 't kille maanlicht voortreed, her innerde ze zich voor de zooveelste maal dien maanverlichten nacht, toen ze, door haar eigen malle dwaasheid, de toegang tot haar paradijs voor immer gesloten had. Plotseling drong 't tot haar door, dat hij haar aansprak. „Ik denk, dat 't beter is, dat we van 't ijs afgaan 't wordt ongelijk en een beetje onzeker, we zijn toch bijna thuis." „Heel goed", zei ze, opgeschrikt uit haar gepeinzen. Gaddy zei niets, eigenlijk was hij heel slaperig en erg bedrukt. Zoo bewoog de vrij sombere optocht zich in de richting van Carolay. Ze hielden stil bij Elwood's huisje om Lisette daar te laten en haar voet te onderzoeken. Haar moeder wacht te angstig aan de deur. Elwood zelf was bij de nachtploeg in de mijn en wist tot nu toe niets van ae lange afwezigheid van zijn dochtertje af. Gaddy, slaperig en suf, herhaalde dat 't zijn schuld was en dat Li sette er geen straf voor moest hebben. Toen ging hij naar bed en sliep binnen twee mi nuten. „Goeden nacht", zei Christian, haar hand uitstekend naar Warwick, toen Gaddy en Milly verdwenen waren, „en hartelijk dank. Ik schijn altijd op de een of andere ma nier bij u in de sohuld te moeten staan", voegde ze er geprikkeld aan toe. „Maar ik ben u ook nogal wat schuldig", antwoordde hij ernstig. „Moeten we nu al tijd onze rekeningen zoo nuchter kloppend maken? Er bestaan tusschen vrienden geen debet of credit," „Zijn we dan weer vrienden?" vroeg ze met zachte stem. „Waren we 't dan niet?" sprak hij met een lach, die zijn gezicht wonderlijk ver anderde. „Goeden nacht, ik zie u morgen of over morgen wel weer" XIX. Christian kon een heelen tijd de slaap niet vatten, eigenlijk waren haar gedach ten steeds bij haar buurman, Evan War wick. Dat hinderde haar, want ze had ge tracht, hem afdoend uit haar gedachten te bannen, maar de paar laatste dagen had ze voortdurend aan hem moeten denken. Ze kon zich maar niet begrijpen, wat hem van verdere zinspeling op zijn liefde voor haar weerhouden had. Per slot van rekening kon hij wel eens niet zoo veel om haar gege ven hebben, en toch leek 't ook wel. Op dien avond, toen 't zoo sneeuwde, juist voordat hij Carolay verliet, had ze 't idee gehad alsof hij jaloersch was op haar ouden vriend en correspondent. Nu, als zijn genegenheid voor haar be koeld was, had zij 't alleen aan zichzelf te danken. Ze had op een onverantwoorde lijke wijze gehandeld en gesproken en 't zou niet te verwonderen zijn, als hij haar beleediging onvergeeflijk had gevonden. Waarom schijnt iets altijd zoo begeerlijk, wanneer het buiten iemand's bereik is, vroeg ze zidh treurig af. Zich aldus kwel lend, draaide zij 't hoofd heen en weer op haar kussen en viel eindelijk in een onrus- tigen slaap. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12