Onthulling van het Koningin
Emma-gedenlcteelcen.
3)e£éicbcHe0ou4ont
Minister Slotemaker de Bruïne woonde Zaterdagavond in De bemanning van het Ned. ss „Andra dat in de Spaansche wateren in den
het Concertgebouw te Amsterdam de eerste opvoering grond werd geboord, is na haar vrijheid herkregen te hebben,. Zaterdag te
van het muziekfeest .Maneto" bij. Naast den minister, Rotterdam teruggekeerd. De aankomst aan het D.P.-station
wethouder Boekman
Z. K. H. Prins Bernhard bracht Zaterdagmorgen in verband met den vlieg
wedstrijd om den Zilveren Vleugel der Amsterdamsche Aero Club een
bezoek aan Schiphol. De Prins laat zich de route uitleggen
H. K. H. Prinses Juliana heeft Zaterdag
te Baarn het Koningin Emma-monument
onthuld. - Na de plechtigheid legden
H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H.
Prins Bernhard bloemen aan den voet
van het gedenkteeken
.Nederland aan slag". Een aardig snapshot van den internationalen honkbal
wedstrijd Nederland-Frankrijk, welke Zondag in het Ajax-stadion te Am
sterdam werd gespeeld
De burgemeester van Uitgeest, de heer
J. M. van Roosmalen, die met ingang
van 1 Juli a.s. eervol ontslag uit zijn
functie heeft gevraagd
FEUILLETON
DE MOEIZAME WEG
Naar het Engelsch
door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
26)
„Dus we hebben geen aanwijzing, dat de
vent een van degenen is, die je vroeger al
eens hebben aangevallen", zei Vanbrugh,
zijn voorhoofd fronsend- en aan zijn snor
draaiend.
„Ik heb niet 't minste idee", antwoord
de de ander mat; „ik zag ze destijds ook
niet. De maan was achter de wolken ver
dwenen en 't was pikdonker. Zooals ik je
zei, schoot ik en raakte een van hen. Toen
vluchtten zij en ik kwam er met een
schram af."
„Onze mannen zijn in een duivelsche
stemming, dat kan ik je verzekeren", deel
de Vanbrugh mede. „Ik heb Kirwin nog
nooit zoo op stang gezien, 't Is eeuwig jam
mer, dat je die vervloekte „smeerders" over
hebt laten komen."
„Och, ik weet niet", meende Warwick,
Perry, die trachtte zijn gezicht te likken,
zacht terzijde duwend „Ik geloof niet, dat
ze er iets mee te maken hebben. Ze zijn
allemaal te werk gesteld in Owen's kolen
mijnen, tien mijl hier vandaan."
„Maar beste vriend, Christian Cunning-
hame zag en hoorde hen, hoewel zij ze niet
kon signaleeren als je vroegere werklui.
Volgens hun spraak, is ze overtuigd, dat
het Mexicanen waren."
„O, maar ik geloof zeker, dat zij 't wa
ren", antwoordde de ander met een licht
samentrekken der wenkbrauwen. „Wel
licht zullen ze 't een volgende keer klaar
spelen maar 't kan me niets schelen."
„Kom, kom, nu niet zoo zwaar op de
hand en slap zijn", zei Vanbrugh op en
neer loopend als een roofdier. „Je bent
zwak en afgemat weet je, dat is alles, maar
je zult gauw opknappen, als je je maar niet
laat gaan. Bell zegt dat je flink vooruit
gaat".
„Dat zal wel zoo zijn", was het luste-
looze antwoord.
„Natuurlijk is 't zoo. Hou je taai, ouwe
jongen en je bent weer zoo gezond als een
visch."
„En, hoe is 't met hem, Milly", vroeg
Christian op een avond ongeveer een week
later, toen ze moe en huiverig thuisgeko
men was uit de mijn, waar ze toezicht ge
houden had op 't laten zinken van een
nieuwen buis in de westelijke galerij.
„Nu, hij is een beetje nukkig", antwoord
de Milly opgewekt, „dat is een buitenge
woon goed teeken; hij heeft zijn avond
eten opgegeten, dat is ook heel wat, en
verder heeft hij zijn hoofdkussen door de
kamer gegooid; dus we hebben niet te kla
gen. Als mijn man zaliger zijn pap door
de kamer begon te smijten, toen hij eens
erg ziek was, wist ik, dat hij aan de bete
rende hand was. Want het is niet natuur
lijk, als een man plat op zijn bed moet lig
gen, en zij voelen er zich niet op hun
plaats."
„Heeft Warwick pap door de kamer ge
gooid?" vroeg Christian met een glim
lachje.
„Och nee, kind. Hij krijgt geen pap, dat
weet je ook wel. Hij vroeg naar jongeheer
Gaddy; en 't kind heeft al een uur op den
rand van zijn bed gezeten en hij wil er niet
vandaan. Mike is ook komen kijken, en
heeft den armen stumperd aan zijn hoofd
gezanikt over de mijn. Ik verwacht, dat hij
er gauw op aan zal dringen op te staan en
zich te kleeden."
„Nu, ik denk niet, -^at het hem kwaad
zou-doen", antwoordde 't meisje koel.
Op hetzelfde oogenblik kwam Gaddy uit
de aangrenzende kamer gehuppeld.
„Zeg Chris", kondigde hij gewichtig aan,
„meneer Warwick wenscht je te spreken;
ik vind 't schande, dat je nog niet eerder
bij hem geweest bent". Christian zei niets,
maar duwde de deur van de kamer, waar
Warwick lag, open en ging naar binnen. Hij
bloosde licht, toen ze bij zijn bed kwam en
zij vatte de hand die hij haar toestak.
„Ik ben blij van Milly te hooren, dat u
een beetje beter bent", begon ze.
„O, ik zal weer gauw heelemaal beter
zijn", gaf hij ten antwoord, „maar weet u,
't verwondert me, waarom u niet eerder
naar me bent komen kijken."
„U vroeg niet naar me", zei ze eenvou
dig.
„En hebt u daarop gewacht?"
„Ja", antwoordde ze weifelend.
„Ik moet u nog bedanken, omdat u eigen
lijk mijn leven gered hebt", ging nij op
zachten toon voort, „maar ik weet niet
hoe".
„Probeer 't dan niet", sprak ze met een
zenuwachtig lachje. „Bovendien deed ik
werkelijk niets. Als David Vanbrugh niet
gekomen was, zou het met ons beiden ge
daan zijn geweest."
„Wilt u niet gaan zitten?" vroeg hij na
een oogenblik stilte.
„Neen, dank u, ik heb nog een heele
boel te doen, vóór 't avondeten. Kan ik
misschien iets voor u doen?" voegde zij
er bij.
„Neen," antwoordde hij langzaam en ver
moeid. ,,U meent het niet echt en u hebt
er ook geen tijd voor."
Haar gezicht werd opeens zachter.
„Maar beste meneer Warwick", zei ze,
„natuurlijk zal ik veel te blij zijn, als ik
iets voor u kan doen. Hoe onaardig denkt
u over me!"
„Ik wilde u vragen, als u na het avond
eten niets bijzonder om handen hebt, of u
mij dan een beetje wilt voorlezen. De
avonden zijn zoo verschrikkelijk lang en
als Gaddy naar bed is, is 't in huis zoo stil
als een graf."
„Natuurlijk wil ik dat graag doen", her
nam zij, „ik houd van voorlezen."
„Bent u er zeker van, dat u 't niet ver
velend zult vinden?" vroeg hij.
Als antwoord lachte zij een beetje en
verliet de kamer.
Nadat Gaddy naar bed was gegaan,
kwam ze weer terug. Zij had een boek in
de hand en legde 't op bed neer, snoot de
kaars en wierp een. nieuw- blok hout in de
haard.
„Ligt u nu gemakkelijk?" vroeg ze, „kan
ik iets voor u halen?"
„Mijn hoofdkussen", zei hij verontschul
digend; „is op len grond gevallen."
Zij raapte op en om 't goed te leggen,
schoof ze haar arm voorzichtig onder zijn
hoofd. Bij haar aanraking kwam er een
lichte blos op zijn gezicht en ook zij
bloosde.
Toen trok ze een stoel bij 't bed en begon
te lezen.
Tot op den huidigen dag kan ze zich niet
meer hinneren, wat ze las, evenmin als
Warwick.
't Was haar stem, waarnaar hij zoo graag
luisterde, nu eens zich verheffend, dan
weer dalend op 'n vreemde manier, soms
welluidend, dan weer niet. Hij lag met half
gesloten oogen, als in een langen droom,
terwijl hij toch wakker was. 't Leek hem
toe, dat hij niets anders van 't leven wilde
vragen, dan alleen voor onbepaalden tijd
te liggen, luisterend naar haar welluiden
de stem en te kijken naar de schaduw van
haar wimpers op haar wangen, het zacht
bewegen van haar hoofd, terwijl 't ge
dempte kaarslicht op haar donkere haren
scheen.
Eindelijk hield zij even op en legde het
boek neer.
„Slaapt u?" vroeg ze zacht.
„Neen."
„Bent ,u moe?'
„Neen."
Maar hij bewoog zich niet en de onver
anderlijk strakke blik in zijn donkere
oogen gaf haar een onbestemd, onbehaag
lijk gevoel.
,,'t Is nu tjjd, dat u gaat slapen", vond ze.
„Ik zal Milly naar u toe sturen."
„Neen, ga nog niet weg, praat nog wat
tegen me. Wat hebt u vandaag gedaan?"
„O, hel gewone werk; er is niet veel af
wisseling op Carolay".
„Je ziet er bleek en mager uit, Chris
tian. Is er iets geweest wat je hinderde?"
„Neen, niets meer dan gewoonlijk."
„Gaat het goed met Fraser?"
„O ja, ik waardeer Fraser ten zeerste. „Ik
wou dat ik hem al langer had gehad."
.(Wordt vervolgd.)