DE LE1DSCHE COURANT
Correspondentie.
Jeanne v. d. Kroft, Sassen-
h e i m. Met volle aandacht en klimmen
de belangstelling en met groote voldoe
ning heb ik je eerste lange verhaal gele
zen. En. wat moet ik er nu van zeggen? Ik
vind het niet alleen geschikt voor onze
kleine lezers van ons Hoekje, maar ik ben
er overtuigd van, dat ook de grooteren
van onze lezersschaar, dit klein romanne
tje met genoegen zullen lezen. Dat je het
met inkt heb moeten overschrijven en toen
nog eens op één kant slechts, is natuurlijk
erg vervelend geweest, maar je hebt dan'
ook telkens gelegenheid gehad kleine fout
jes te verbeteren en zóó kwam het dan
ook in mijn bezit onberispelijk, ordelijk en
bijna zonder één foutje. Dat is ook wat
waard. Laten we nu zoo afspreken. Na
het lange verhaal van Irma Schöpping.
komt een verhaal met veel vervolgen van
Anton Roels en daarna kom jij aan de
beurt. Ik zal het voordien nog eens offi
cieel aankondigen. En om je te laten
zien, hoe ik je moeite en werk apprecieer,
stuur ik je van de week een boek. Dat zal
je zeker wel aardig vinden. Dag Jeanne!
Groet je ouders van me! De hand voor jou
en veel geluk met dit succes!
Lies de Heer, Den Haag. Mooi
zoo! Eindelijk weer eens iets uit de Resi
dentie! Ja, ja, ik had al gedacht, dat
„Zwartkopje" is ons vergeten en daar komt
weer opeens een briefje uit Den Haag. Van
„verhaaltjes" gesproken, wanneer maak
je nog eens wat? Je weet wel, dat oefe
ning kunst baart en dat een stuk uit jouw
pen gevloeid, door mij wel geplaatst wordt.
Ik wacht dus af! Zoo'n uitstapje per tan
dem lijkt me zoo kwaad niet. Maar ik
geloof niet, dat ik het durven zou! Nu
Liesje tot later! Groet moeder van me en
voor jou speciaal de vijf!
Leen Nederhoff, Boskoop.
Je vraagt me om je verjaardag in de „ver-
j aringslijst" op te nemen." Dit wil ik wel
doen, maar je vergat, wanneer dat feest
plaats zal vinden. Laat me dus den datum
even weten, anders kan ik je naam niet
vermelden. Dag Leen!
Tresia v. d. Geest, Oegstgeest.
Daar vind ik onder meer nog een vers
je van jou. En om je nu plezier te doen en
tevens ter aansporing voor je vriendinne
tjes om ook eens iets voor ons te maken,
wil ik dit versje eens laten hooren. Daar
is Tresia en vertelt jullie wat van haar
poppen. Hoort! hoe ze dat uitwerkt.
MIJN POPPEN.
Ik ben een klein Moedertje,
Al ben ik pas zeven jaren oud,
Want ik heb vier leuke poppen,
Waar ik heel veel van houd.
De eerste is Marietje,
Zij kwam zoowaar per post;
Met permanente haren
En in zijde uitgedost.
Dan heb je kleine Truusje
Gewond aan hoofd en been,
Ook Tilly zit vol pleisters
Want zij viel op een steen.
En voor mijn laatsten jaardag,
Kreeg 'k Rita van mijn Moes,
Vein haar houd ik het meeste,
Zij is een echte snoes.
Zoo beschrijft Theresia haar poppen en
dit is voor haar doen al heel aardig. Dag
Nichtje! Groeten aan vader en moeder.
En nu geven we tot slot van deze cor
respondentie het woord aan Lies van
Schalk uit Alphen, die ook spreekt
over poppen, maar ze dan handelend laat
optreden in de school. Daar komt ze! Hoort
allen tóe en doe haar dat eens na.
POPPENSCHOOL.
Toe dan, Annie en Keetje,
Jullie moet ook leeren, weet je;
Kijk maar eens naar Door,
Die is jullie een heel eind voor!
Juffrouw, roept domme Griet,
Ik ken me sommen niet,
Ja, dat zal wel, zegt de juffrouw
Nu kijk dan maar eens naar je buur
vrouw.
Kom jij eens mijn kleine Door,
Opdat ik je les eens overhoor,
Ja juffrouw, ik ken hem wel,
Nou kom jij dan maar Nel.
Nu zal ik de cijfers lezen,
Maar dan moet je stil ook wezen,
Een vijf voor Jan, een vier voor Piet,
Want hun les kenden zij niet.
Kom jij eens hier, mijn lieve pop,
Zeg jij je versje nog eens op,
Jij hebt een 10 hoor kleine guit,
'Sn nu is ons schooltje uit.
t de .volgende week! Wie een brief
't, krijgt een antwoord!
Oom W i m.
De ontdekking van Amerika
door Columbus
door Oom Wim.
I.
Wie kent die geschiedenis niet? En toch
wil ik op eenvoudige, bevattelijke manier
de aanleiding, de ontdekking en de ge
volgen der ontdekking van dat nieuwe land
van ver over den grooten Oceaan, voor
mijn groote lezers nog eens behandelen,
omdat juist die geschiedenis zoo'n groote
invloed heeft gehad op het lot der geheele
beschaafde wereld.
Aan deze geschiedenis ligt tevens een
zeker niet mindere, zedelijke strekking ten
grondslag, als dit het geval was bij ande
re ontdekkingen. Leeren we niet uit het
eene voorbeeld van dien groo;en Columbus,
wat één man vermag, die, met de noodige
kennis toegerust en beschikkende over een
groote dosis moed en voortzettingsvermo
gen, een groot en edel doel nastreeft.
Doch laten we de geschiedenis op den
voet volgen.
Christophorus Columbus de man waar
de heele ontdekkingsgeschiedenis van
Amerika om draait werd omstreeks het
jaar 1447 in de toenmalige Republiek Ge
nua geboren, uit een deftig, doch onbe
middeld geslacht.
Zijn voorouders waren zeevaarders, ken
den de gevaren der zee, maar voeren on
vervaard uit, trotseerend storm en nood
weer. Geen wonder, dat in het knaapje
reeds vroeg het verlangen opkwam, om
mee uit te varen en het leven op de baren
mee te maken. Toch mocht hij niet mee
voor zijn veertiende jaar. Hij moest eerst
leeren en de scholen doorloopen, die zijn
vader noodig oordeelde. Ook als zeeman
is kennis noodig en vooral wat vereischt
werd van het zeewezen in zijn meest uit
gebreide beteekenis leerde Columbus met
een ernst en ijver, dat men van hem niet
zou verwacht hebben. En zoo begon hij zijn
eerste zeetocht op 14-jarigen leeftijd.
De reizen, die men toentertijd met koop
vaardijschepen maakte, waren beperkt tot
de zeeën, die ons werelddeel omringden.
Verder kwam men niet. Durfde men ook
niet te komen, vooral westwaarts uit.
Wel hadden eenige Portugeezen het eens
gewaagd, om den westkust van Afrika
langs te stevenen; maar niemand had de
Kaap de Goede Hoop omzeild en de voort
brengselen en de schatten van Oost-Indië
werden nog steeds te land door Karavanen
naar Europa overgebracht.
Inmiddels deed Columbus een aantal
reistochten op alle toen bekende zeeën.
Moedig trotseerde hij alle gevaren, ver
wierf door zijn ijzeren vlijt en onbegrensde
leergierigheid een schat van ondervinding.
Niets ontging zijn speurdersoog op de verre
tochten. Eens raakte het schip waarop hij
diende Slaags met eenige Venetiaansche
galeien, Columbus streed met den moed
der wanhoop en door zijn groote tegen
woordigheid van geest, en door de hulp
van den goeden God, die iets hoogers voor
hem bestemd had, wist hij zich te redden.
Zijn schip is in brand geraakt en zonder
zich lang te bedenken, springt de jonge
schipper in zee, grijpt een roeispaan en
zwemt naar den wal, waar hij behouden
aankomt. Hij is ge^ed en terwijl hij om
ziet, ziet hij de laatste resten van zijn
schip in zee verdwijnen en velen der zij
nen mee.
Na dit ongeluk vestigt hij zich te Lissa
bon, waar hij weldra de dochter van den
zeekaptein Perestrello leert kennen, met
wie hij later in het huwelijk treedt. Deze
zeekapitein is 't, die op Columbus een groo
ten invloed uitoefende. Hij toch had veel
tochten langs, de kusten van Afrika ge
daan, had zelfs het eiland Madeira ontdekt
en toen deze koene zeevaarder kwam te
overlijden, liet hij aan Columbus zeer be
langrijke papieren na, die voor den onder
zoekenden geest van Columbus een wezen
lijke schat vertegenwoordigden.
Het bestudeeren van die papieren en
kaarten en gegevens, versterkte hem in
zijn reeds vroeger opgevatte overtuiging,
dat aan de overzijde van den grooten
Oceaan een uitgestrekt land moest liggen,
hetwelk men als men al maar door
Westwaarts ging eindelijk bereiken
moest. Dat klinkt thans zeer eenvoudig.
Wij zeggen natuurlijk, „vaar maar door en
je komt er", maar bedenk dan wel, dat
toen Columbus leefde, wist men van die
kennis der aarde niet veel af en zelfs ge
leerden wisten tallooze bezwaren en twij
felingen in te brengen; toen Columbus met
zijn meening voor den dag kwam.
Let op mijn aanteekening in het slot
artikel.
(Wordt vervolgd).
WIE ZIJN JARIG?
Van 4 tot en met 10 Juni.
4 Juni: Leo Klein, R'veen B 122.
4 Juni: Stina v. d. Hoorn, A 57, Langeraar.
4 Juni: Gerard Staats, Hoogl. Kerkgr. 3.
4 Juni: Jopie Molenkamp, Rijngeesterweg
33, Oegstgeest.
4 Juni: Johan van Dijk, St. Jorisst. 10.
4 Juni: Herman Timmermans, Tomaten-
straat 6.
5 Juni: Chris Wijtenburg, Plantsoen 23.
5 Juni: Dora Hoogenboom, B 224, Hoog-
made.
5 Juni: Adri Krol, Haarlemmerstraat 46.
6 Juni: Alie Nieuwenhoven, Janvossenst.
no. 29.
6 Juni: Annie Pijnacker, Oude Singel 98.
6 Juni: IJsbrand Sassen, Molenstr. 24.
6 Juni: Johannes de Roo, Schoolstr. 6.
6 Juni: Daan v. d. Steen, Rijndijk 76.
6 Juni: Herman Daemen: Voldersstr. 2.
7 Juni: Egbert van Bennekom, Rijndijk
364, Hazerswoude.
7 Juni: Anna Verlaan, Langeraar.
7 Juni: Catharina Otri A 154, Langeraar.
7 Juni: Marie Vaneman, Zuidbuurt, Zoe-
terwoude.
7 Juni: Theo v. d. Oord, Geversstraat 19,
Oegstgeest.
8 Juni: Piet Snijers, Botermarkt 15.
8 Juni: Corrie Hoogeboom, Hoogmade
B 325.
8 Juni: Jopie Nijs, Ter wee weg 8, Oegst
geest.
8 Juni: Koos van Vonderen, Aloëlaan.
8 Juni: Theo van Hartevelt, R'veen.
8 Juni: Sjaantje Straathof, Hoogstraat
C 86, Zoeterwoude.
8 Juni: Hnny Kortmann, Kortsteeksterw.
46, Alphen.
9 Juni: Cisca Braun, N. Duinweg 51, Kat
wijk aan den Rijn.
9 Juni: Quirinus Kortekaas, Oude Wete
ring.
9 Juni: Henk v. Rijn, B 188, Woubrugge.
9 Juni: Annie Overdijk, Korte Oranjegr. 4
9 Juni: Maarten v. d. Kolk, Dorpssraat,
Zoeterwoude.
9 Juni: Wim Langezaal, Schelpenkade.
10 Juni: Nico en Ali-v. d. Akker, E 102,
Zoeterwoude.
10 Juni: Piet Molenkamp, Rijngeesterweg
39, Oegstgeest.
10 Juni: Leo Heemskerk, Seringenstr. 56a.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zién of bij het verlaten der
school van deze lijst wil afgevoerd worden,
schrijve me minstens 14 dagen vóór
den verjaardag. Oom Wim.
U vraagt?
1. Wat is eigenlijk „peau de Suède"?
2. Wat verstaat men onder een „Eldora
do". Dit las ik in de krant.
3. Hoeveel elementen zijn er? Vader
meent van vier!
4. Wat zyn termieten?
5. Aan de kaak stellen. Wat beteekent
kaak?
6. Is een drommedaris een soort kameel?
Wij antwoorden.
1. Leer van schaap, geit, kalf en zelfs
van antiloop en reptiel, waarvan de nerf-
of vleeschzijde tot een zachte, fluweelige
oppervlakte geschuurd is.
2. Dit is de naam van een goudland, dat
in Zuid-Amerika moest liggen, maar nooit
gevonden is. Nu verstaan wij er onder een
luilekkerland; een land van belofte; een
paradijs op aarde.
3. Vroeger leerde men, dat er 4 elemen
ten waren, of vier grondstoffen, waaruit
alles was opgebouwd, en wel: aarde, wa
ter, lucht en vuur. Tegenwoordig telt men
er meer dan zestig. Bij de scheikunde leer
je later hier wel meer van.
4. Witte mieren. Lastige insecten in de
tropen. (Hierover zal ik later wel eens
wat meer zeggen!).
5. Kaak beteekent schandpaal; te pronk
doen staan aan een paal, ten spot van allen,
die voorbij kwamen. Dit was een zeer ont-
eerende straf voor een bedreven kwaad.
6. Een soort wel! Een dromedaris heeft
één bult; een kameel twee bulten op "den
rug; de kameel wordt door de Arabieren
hoog geschat als lastdier, zoodat men hem
het schip der woestijn noemt. De dromeda
ris is meer rijdier. De kameel is leelijk,
maar schrander. Oom Wim.
Een mooi spelletje
Voor onze kleintjes.
Voor dit spel zijn minstens vier kinderen
noodig. Eén is de gans, een tweede de wolf
en wie er dan overblijven zijn de kinderen
van moeder de gans. Nu begint het. Moe
de gans gaat met uitspreide armen voor
den wolf staan en achter haar staan op een
ry haar kinderen. Zij houden elkaar vast
om het middel. De wolf doet nu zijn best
om het laatste kind van de rij te pak
ken, maar hij wordt door alle tegengehou
den. Pakt hij dat kind toch, dan wordt dat
kind de wolf; hij wordt Moeder de Gans
en deze op haar beurt wordt het eerste
kind van de rij. Zoo gaat het door, tot al
len een beurt hebben.
Een man Is niet veilig...?
door Diederik.
De voorjaarstijd is schoonmaaktijd,
Dan voert de vrouw de stoffer,
De zeemlap, spons en ragebol
En manlief brengt een offer.
Hijvoelt zich in zijn huis niet thuis,
Daar alles op zijn kop staat;
Waarom het heusch geen wonder is,
Dat manlief dan maar uitgaat....!
Schrobben, boenen, wasschen, plassen,
Alles krijgt een extra beurt;
Feit is dat in schoonmaaktijden
't Heele huis van boenwas geurt.
De gordijnen voor de ramen,
Geven ook een ander beeld;
Zijn vernieuw of uitgestreken:
Hagelwit, gecrêmd, gegeeld.
Nergens is meer stof te vinden
Na voorbije schoonmaaktijd;
Vrouwen uit ons kleine Holland,
Houden hoog de zind'lijkheid.
Maar genotvol voor de mannen,
Is voorwaar de schoonmaak niet,
Want zij hebben dan geen leven,
Daar hun huis niets huislijks biedt.
't Spreekwoord: „Thuis best" is niet geldig
'k Moet het zeggen tot mijn spijt,
Want een man is lang niet veilig
In zijn huis.... in schoonmaaktijd!
DE OPLOSSINGEN
van de raadsels van verleden week waren:
1. Leiden.
2. Delft.
3. Aken.
4. Parijs.
5. Alkmaar.
6. Best.
7. Zevenaar.
8. Terborg. (De goede zin was: Pieter
borg zijnenz.).
9. Eist.
10. Roermond.
ZOEK UIT ONDERSTAANDE ZINNEN
DE DIERNAMEN.
1. Ik zag onder de kinderen een paar,
die ongewasschen ter school kwamen.
2. Vele gele peren hingen om te plukken.
3. Rie zelfs was op den boom geklommen.
4. Een roos blijft de mooiste bloem.
5. Ivo schrijft als een professor.
6. Veel eeuwen geleden woonden hier
Batavieren.
7. Ik roem Ierland om 't meest.
8. Rika teekent het beste van de klas.
9. Een dwerg is een klein menschje.
10. Elvier at haar boterham in school op.
11. Koen is de broer van mijn vriend.
12. Koos tiert en raast als een bezetene.
13. Dora is erg braaf in school, maar in
huis niet.
De oplassingen niet opsturen. Deze
geef ik de volgende week zelf.
Oom Wim.
Iets voor postzegelverzamelaars
Hoe moet je postzegels los maken?
Om de postzegels gestempeld of on
gestempeld van een enveloppe te halen,
moet je ze nooit nat maken, want dan zou
den ze licht kunnen bederven. Wat dan?
Boven den damp van kokend water hou
den, is ook niet afdoend. Verstandiger is
het en afdoend tevens er met een heet ijzer
over te strijken. Het ijzer moet n. t. niet te
heet zijn, dat spreekt. Probeer het. De
postzegel laat dadelijk los zonder eenige
beschadigüig aan zegel of enveloppe.
Zijn de postzegels aan elkaar gekleefd,
of is per ongeluk een enveloppe dicht ge
plakt, dan kan men door middel van zoo'n
warm ijzer de postzegels van elkaar krij
gen, of de enveloppe onbeschadigd open
maken. Zoo ook plaatjes, die met gom er
gens op geplakt zijn, worden zoo los ge
maakt. (Zoo las ik en probeer het nu eens
en laat me eens hooren of het goed ge
gaan is!)
Oom Wim.
Zijn schoonste dag
door Greet Krol.
Al weken lang waren de kinderen bezig
om zich voor te bereiden voor de Eerste
H. Communie. Ook mijn broertje Adri was
daar bij. De weken van voorbereiding lee-
ken wel een eeuw, maar eindelijk was de
groote dag daar. 's Morgens was Adri al
vroeg wakker. Hij kreeg een nieuw pakje
en jasje en schoenen en kousen aan, waar
hij wat blij mee was. Hij mocht niet in de
kamer komen voor de kerk, want die had
den we versierd en die mocht hij pas na de
kerk zien. Mijn oom en tante kwamen nu
ook aan en we gingen naar de kerk. De
jongens zaten aan den rechterkant en de
meisjes aan den linkerkant. In het eerst
zaten ze 'n beetje te draaien, maar weldra
klonk de bel en kwam de priester het al
taar op. Na het Evangelie sprak de pastoor
'n kort woord tot de kinderen. Adri zat
op de eerste bank, dus hij kon alles goed
zien en hooren. Eindelijk was de Communie
gekomen en hief de priester de H. Hostie
op. Domine, non sum dignus!
De kinderen werden door misdienaars
Tafereelen uit 't plantersleven
In Suriname.
Naverteld door Irma Schöpping.
VI.
De planter luisterde aandachtig, doch
terwijl Heinrich vertelde kwam een onrus
tige trek op z'n gelaat. „Wij zijn verloren",
riep hij uit, ,,'t Is toch wel waar wat gij
zegt?"
„Gelooft gij dat ik tot een leugen in staat
ben", vroeg Heinrich. „De negers zullen
weldra komen en gij kent hun wreedheid".
„Helaas, ja" zuchtte de planter. „Maar
laten wij dan vluchten; dat is in dit geval
het beste."
„Neen om," zei Heinrich, ,,'t Zou een
lafheid zijn, als we de vlucht namen. Neen
we zullen strijden."
„Ook zullen de Christen negers strijden"
merkte Herkules op.
De planter aarzelde nog steeds.
„Vlucht als gij wilt", zeide Heinrich en
ging weg gevolgd door Herkules, die direct
naar zijn hut ging.
De Duitscher was naar een soort kelder
gegaan, waarin zijn oom de schatten be
waarde. Tot zijn groote verwondering was
de deur open en hij ging naar binnen.
Binnengetreden zag hij Nicolaas, die een
grooten zak met kostbaarheden aan het
vullen was. Toen Nicolaas Heinrich zag
uitte hij 'n kreet van schrik.
„Ellendeling", riep Heinrich, „Herkules
zei mij wel dat gij een dief waart. Wat
doet gij hier?"
Nicolaas, vol woede, haalde 'n mes te
voorschijn, waarmede hij op Heinrich toe
sprong: „Sterf", brulde hij. „Sterf gij die
altijd mijn plannen dwarsboomde!
Hij wilde Heinrich met het moordwapen
doorsteken, maar deze wist zich zoo goed
te weren, dat Nicolaas in den uitersten
hoek vloog, waar hij half bedwelmd bleef
liggen. Heinrich ging de kelder uit, ter
wijl hij de deur achter zich sloot. Hy wilde
naar z'n oom gaan, toen hij verward ge-
druisch en lawaai vernam. Men moest dus
wel den vijand bestrijden, die reeds op de
villa afstormde. Heinrich ging naar binnen
waar zijn oom bewusteloos op de sofa lag.
Heinrich verdeelde zijn wapens en toen
kon de verdediging een aanvang nemen.
Iedereen wist dat zijn leven op het spel
stond, en daarom werd ook door allen
dapper gestreden.
Nadat Heinrich, geholpen door Herkules
alles voor verdediging in gereedheid ge
bracht had, ging hij naar zijn oom, die met
groote stappen door de kamer op en neer
liep. „Ziezoo Oom, alles is gereed", zei
Heinrich, „Is er nog ammunitie in huis? En
ook hebben we levensmiddelen noodig."
De planter ging Heinrich voor naar de
voorraadkamer. Hoe groot was hun ver
wondering toen zij bemerkten dat alle zak
ken ledig waren? „Dat is het werk van Ni
colaas zei mijnheer v. Straten „We kunnen
nu zelfs niet meer leven en zullen dus
moeten verhongeren.."
„Oom", zei Heinrich, ,,'t Is een zeer
hachel-ken toestand, want we zullen óf van
honger moeten omkomen óf ons door de
rijen der zwarten heenslaan."
„Had ik dien ellendeling, maar in m'n
macht?" zei mijnheer v. Straten, „Ik zou
dit niet ongewroken laten."
,,'t Is reeds gewroken," zeide Heinrich.
„Ik heb hem opgesloten in de onderaard-
sche gewelven". „Kom laten wij er niet
meer aan denken Heinrich", zei mijnheer
v. Straten. „Hoort gij den oorlogskreet?"
Heinrich ging naar beneden waar hij zich
bij Herkules voegde. Na de eerste los
branding waren de vijanden afgedeinst.
Na een vermoeiden dag wilde men midde
len bedenken om voorraad te krijgen.
Doch 's nachts kon men zelfs niet wegslui
pen daar de bijgebouwen en negerhutten
in brand waren gestoken.
De planter was vooral ongerust over het
onderaardsche gewelf, waarin hij zijn
schatten bewaarde.
Heinrich ging een beetje rusten, om zich
een beetje van de vermoeienissen te her
stellen. Herkules echter hield op alles een
waakzaam oog.
Den volgenden morgen, toen de zon was
opgekomen zag men pas goed de vreeselij-
ke verwoesting die was aangericht. Een
puinhoop was het treurige overblijfsel der
plantage. De aanvallers waren nog in die
pe rust gedompeld, maar een paar schild
wachten, wandelden op en neer voor de
villa. (Wordt vervolgd).
en bruidjes naar de communiebank geleid
en ontvingen voor den eersten maal Jezus
in hun hartje. Daarop gingen zij weer naar
hun plaats terug en baden daar eenigen
tijd met hun handjes voor hun gezicht.
Daarna zongen zij nog een paar liedjes en
toen was de kerk uit. Den verderen dag
kwamen er veel tantes en ooms en brachten
allen wat voor hem mee. 's Middags om vijf
uur was het Lof, waaronder Adri met nog
een paar andere jongens en meisjes de op
dracht moesten opzeggen, 's Avonds gin
gen wij wat later naar bed en dachten na
over het schoor- '^est, dat 'n mensch maar
eens in z'n Ie- lieten kan: „Zijn Eerste
H. Comnv