De tewaterlating van den „Tromp". FEUILLETON J)E MOEIZAME WEG Naar het Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 15) Haar leven in 't ruwe mijnkamp (want 't kon nauwelijks een dorp genoemd worden) met geen beter gezelschap dan haar oude kindermeid en Gaddy, was in scherp con trast met het vlinderbestaan in haar Lon- denschen tijd, toen haar vader nog leefde. Maar als ze al ooit verdriet had gehad of zich had geërgerd aan sommige beper kingen van haar vrijheid, dan had ze haar gevoelens zoo dapper onderdrukt, als slechts weinig jonge meisjes zouden kun nen. Ze had zich geheel gewijd aan haar vriendelijken, ruwen ouden oom, zoolang hij leefde en nu wijdde ze zich even trouw aan 't uitvoeren van zijn wenschen, zoo ver 't mogelijk was. Zoodoende had ze zichzelf heel dikwijls moeten wijgcijferen haar pleizierlievende, makkelijk levende zelf en zoo was zelfonderdrukking eener- zijds makkelijk voor: haar geworden. Dus wankelde ze niet onder dat nieuwe en tot nu toe onbekende element in haar lot, de ontdekking dat geheel tegen haar wil, de man in har leven gekomen was, in wien haar hart hoewel noode den meester erkende. Voor sommigen is het een uur van overstelpend geluk voor anderen, zooals Christian, was 't een uur van benau wende pijn. Maar 't is altijd een heilig en onvergetelijk uur. Christian zat lang en vrijwel beweging loos voor het raam. „Getrouwd", herhaal de ze bij zichzelf, „getrouwd". Ik ben blij, dat ik 't weet. Als ik 't niet geweten had, was ik misschien meer aan hem gaan den ken, dan noodig was." Toen ging ze naar bed en de tijd kroop voor liaar voorbij tot het morgen werd. Misschien was 't heel natuurlijk dat haar manier van optreden tegenover Warwick, bij hun eerste ontmoeting, anders was. Eerst meende Warwick, dat hij zich mis schien vergiste, maar in den loop van den tijd werd hem deze troost ontnomen. Daar hij een man was met rechtstreeksche en. eenvoudige methoden, vroeg hij er haar op den man af naar. Maar ze drukte haar verbazing uit en verklaarde, aan zoo iets onschuldig te zijn. „Hebt u spijt over 't uitstel van mijn sluipmoord?" vroeg hij half spottend, na 'n twintig minuten lang, behendig ontwij ken van haar kant, waardoor zijn geduld geleidelijk was uitgeput. „Uw sluipmoord!" herhaalde ze, terwijl ze haar wenkbrauwen samentrok. Toen voegde zij er plotseling aan toe: „U hebt toch heusch niet gedacht, dat ik 't meen de?" „U hebt 't toch gezegd!" „Neemt u alles, wat er tegen u gezegd wordt, als ernst op?" „Van sommige menschen wel!" „O, maar ik had nooit gedacht, dat u mij tot zoo'n koelbloedigheid in staat zou ach ten. Ik ben nog niet heelemaal een wilde, al is mijn omgeving ongeciviliseerd!" „Ik moet zeggen, dat ik er wel verbaasd over was", gaf hij ten antwoord, een siga ret aanstekend. „Toch kan ik me voorstel len, dat een vlugge en doeltreffende weg ruiming van mijn persoon in de gegeven omstandigheden uw pad aanmerkelijk ge- effend zou hebben." Ze keek hem verbaasd aan. „Zeker", klonk het kortaf, „hoewel men gelukkigdeze dingen niet zelf in handen nemen mag." „Of ongelukkig", antwoordde hij rustig. „U bent onvriendelijk", viel ze uit. „U bent ook niet aardig tegen me, vindt u wel?" gaf hij terug, terwijl de teedere buiging, die zij al had leeren kennen, in zijn stem doorklonk. Maar ze schudde ongeduldig haar ge dachten en herinneringen van zich af. Hij had geen recht haar op dien toon toe te spreken, haar aan te zien, zooals hij dik wijls deed, zulke blikken en zoo'n stem behoorden zijn vrouw toe. Ze keek op haar horloge en zei achteloos: „Ik moet nu gaan, om toezicht te houden op 't kappen van hout. Fraser heeft zich nog niet geheel in Raeburn's plaats inge werkt. Goeden avond." Warwick was dus gedwongen heen te gaan. De bovenbeschreven schermutseling had plaats gehad op den kruisweg, vanwaar de eigenaar van Barnethan niet in een be minnelijke stemming naar buis liep. „Ze is een uitdagende, kleine heks", zei hij bij zichzelf. Hij voelde afwisselend een afkeer voor haar en een levendige belang stelling en dit bewustzijn kwetste en hin derde hem. Drie of vier dagen lang, ont moetten ze elkaar niet en die dagen was Christian stiller en zakelijker dan gewoon lijk. Gaddy bracht met de wispelturigheid van een kind, 't grootste deel van zijn tijd op Barnethan door en 't leek wel, dat hij en Warwick nog grooter vrienden waren ge worden, dan te voren. Hij maakte tegen Warwick van alles ge wag, nam eenige van zijn gebaren, ver schillende uitdrukkingen en stembuigingen over en verafgoodde hem. Hij werd ook dikke vrienden met den nieuwen hond, Cardigan. Mogelijk vond Warwick die voortdurende bewierooking van de zijde van den jongen aanbidder wat benauwend, maar hij liet het niet merken. Op een morgen tegen 't eind van Octo ber, toen de begroeide heuvels en dalen prachtig schitterden met een weelde van sprekende kleuren, zooals men die in der gelijke volmaaktheid alleen in Canada vindt, kwam Gaddy van zijn gewoon vroeg och tendbezoek van Barnethan terug met 't be richt, dat Warwick niet van Raskellan was teruggekomen, waarheen hij den vorigen morgen was heengereden, met de bedoeling voor den avond weer terug te zijn. ,,'t Is heel vreemd van hem, weet je", concludeerde Gaddy ontevreden; want hij had me beloofd vanmorgen met hem naar Cairn's Piek te gaan, om wat landmeters- werk te doen. Milly merkte op, dat meneer Warwick wel iets belangrijkere te doen had, dan naar huis hollen om zijn belofte aan kleine domme jongens te houden. „Ik ben heelemaal niet zoo'n erg kleine jongen", anwtoordde hij trotsch. „Ik weet van een massa dingen af, waarvan jij niet weet." „Dat is best mogelijk, jongeheer Gaddy, maar beleedig geen oudere menschen", was 't waardige antwoord. „En als je misschien zelf eens een oude heer bent, zul je mjjn woorden herinneren." „O, houd je mond maar, goede oude ziel", zei haar oneerbiedige toehoorder half ruw, half hartelijk. 's Middags kwam Mike naar Carolay, waar Christian aanwijzingen aan 't geven was, voor verrichtingen aan den zaagmolen. „Neemt u mij niet kwalijk, juffrouw", be gon hij, eerbiedig zijn pet afnemend, „maar ik wou vragen of u ook iets van onzen baas gehoord hebt. Hij is gistermorgen naar Raskellen gegaan en had 's avonds thuis zullen zijn. Hij is er nog niet, heeft ook geen bericht gestuurd; we zijn allemaal on gerust en daarbij...." Hij aarzelde en ging voort: „Om u de waarheid te zeggen, juffrouw, Durran en ik zijn bang, dat er iets niet in orde is." „Wat bedoel je?" vroeg Christian scherp. „Wel, juffrouw, die ^meerders, die een tijdje geleden er uit zijn gezet, hebben ge zworen met hem af te zullen rekenen, 't zijn duivels met 't mes en je kunt toch maar nooit weten." „Moest hij geld halen?" vroeg 't meisje, met een schijnbare onverschilligheid. „Is 't vandaag betaaldag?" „Ja, juffrouw, dat is 't juist", zei Mike onrustig. „Hij zal vanavond wel te voorschijn ko men", meende Christian, op haar horloge kijkend. „Hij kan onderweg opgehouden zijn: allerlei omstandigheden kunnen hem genoodzaakt hebben, later te komen; ik zou maar niet bezorgd zijn, als ik jou was." Wordt vervolgd.) Het oogenblik, waarop H. M. de Koningin de tewaterlating verricht van den flottieljeleider „Tromp" bij de Ned. Scheepsbouw Mij. te Amsterdam De flottieljeleider .Tromp is Maandag te Amsterdam door H. M. de Koningin tewatergelaten. Het oogenblik. waarop bet scbip de helling verlaat De Baskische vluchtelingetjes bij aankomst met het Spaansche stoomschip Habana te Southampton, waar zij liefderijk werden opgenomen Vice-admiraal b.d. J. J. Rambonnet heeft Maandag op het terrein der Wereldjamboree te Vogelenzang de eerste spade gestoken voor de aldaar te verrichten werkzaamheden In training voor de auto-rennen op de Avusbaan. Een race-wagen suist voorbij Een ballon, die aan een wedstrijd in Duitschland deelnam, is op het terrein der duinwater leiding aan den Pompstationsweg bij Den Haag gedaald. De ingepakte ballon onder politie toezicht gereed voor terugzending

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12