Jijdt li dm* 0
hevige f/iOften f
DINSDAG 18 MEI 1937
DE LEIDSCHE COURANT
ken aan dat groote gebod dat met
liefde tot God onverbreekbaar ver
bonden is: de liefde tot de naasten.
Ook de Godzoeker, ja de Gods
hater is onze naaste. Wij betuigen
onze trouw aan God eenvoudig
door toewijding aan de menschen;
en het beste bewijs van toewij
ding, dat wij iemand kunnen ge
ven, is hem God te leeren kennen
of hem God meer te laten vinden.
Prof. Brom besloot zijn rede met het
gebed: Schepper van hemel en aarde, wy
aanbidden U, sidderend vol ontzag. Heer
van menschen en dingen, wij dienen U
met de diepste dankbaarheid. Meester van
denken en willen, wij volgen aanhankelijk
de openbaring van Uw wet. Vader van
goeden en slechten, wij vereeren U met
stille teederheid. Broeder van alle geloo-
vigen, wij vertrouwen U met blije innlg-
neid. Bruidegom van onze ziel, wij hebben
U hartelijk lief om Uw overgroote liefde.
Spr. besloot: Wij hebben Zijn heerlijkheid
gezien, vol genade en waarheid.
Toespraak van den
Aartsbisschop
Aan het einde der bijeenkomst sprak de
Aartsbischap van Utrecht, Z. H. Exc. Mgr.
J. de Jong een toespraak, een kort maar
door-dringend woord.
Hij hield allen aanwezigen voor den
hoogen plicht: apostelen te zijn!
Niet allen kunnen in geleerde betoogen
apologeten, geloofsverdedigers zijn. Niet
allen kunnen uittrekken om het Evangelie
te prediken. Maar allen kunnen apostelen
zijn, door in deze wereld
TWEEDE BLAD - PAG. ft
EEN PLECHTIGE BELOFTE VAN
GELOOF EN TROUW
Aan het einde van zyn predicatie riep
de Bisschop zijn duizenden hoorders op
tot een plechtige vernieuwing van de Doop-
teloiften, ten aanschouwe van God, van
de zalige Moedermaagd, van de engelen en
van de heiligen van ons vaderland.
Massaal dreunde het „Wij gelooven" en
„Wij zweren" over het veld, een groot-
sche, indrukwekkende belijdenois van aller
geloof in de H. Drieënigheid en van aller
trouw aan Kerk en Paus. En geestdriftiger
dan anders werd het Credo gezongen door
de geheele menigte. De Goddelijke Gehei
men werden voltrokken in een diep-gebo-
gen stilte: de vaandels rond het altaar
neigden zich ten groet aan de kleine, blan
ke Hostie en aan het in de gouden kelk
parelende kostbaar Bloed.
De heerlijke plechtigheid werd besloten
met den zegen van den gemijterden en
gestaften Aartsbisschop.
Met dezelfde praal als bij het binnenko
men verliet het Episcopaat het veld. De
menigte verspreidde zich over het veld, om,
na het verorberen van „hartigheden", zich
gereed te maken voor de middag-bijeen
komst, eveneens op het sportveld aan de
Croeselaan.
DE MIDDAG-BIJEEN
KOMST
Aan de middag-byeenkomst werd ook
door de reeds genoemde autoriteiten deel
genomen. Het presbyterium van 's morgens
was thans tot concurreerende eere-tribune
gedegradeerd. Onder de onderhuivïng wa
ren o.a. de Bisschoppen, de Ministers en de
hooge geestelijkheid gezeten.
Het weer hield zich gelukkig goed, of
schoon, om in de taal van het offertorium
te spreken, de „waterbronnen zichtbaar"
waren.
Deze middag-meeting werd geopend met
de lofzang „Veri Creator", door de dui
zenden medegezongen, waarna de voorzit
ter van de plaatselijke commissie van voor
bereiding, prof. dr. A. K. Noyons, van de
Rijksuniversiteit van Utrecht, een verwel
koming uitsprak.
Openingswoord Mr. A. baron
van Wijnbergen
Spr. begon met erop te wyzen, dat 18
jaar, nadat in dezelfde stad de eerste Ne-
derlandsche Katholiekendag gehouden is,
de Katholieken van Nederland hier thans
wederom samenkomen, nu voor de eerste
maal begroetend den nieuwen Aartsbis
schop van Utrecht, hem zonder eenig voor
behoud gevend de verzekering van kin
derlijke liefde, aanhankelijkheid en ge
hoorzaamheid.
Vervolgens begroette de voorzitter den
burgemeester van Utrecht en diens echt-
genoote.
Spreker herinnerde vervolgens aan
zijn openingsrede op den vorigen
Katholiekendag. Het gevaar dat orga
nisatie en demonstratie in ons le
ven den weg voor het contemplatieve zou
versperren, waarop hij toen wees, is sinds
dien zeer toegenomen. In onze dagen is wel
een zeer bijzondere krachtsinspanning noo-
dig om te bewerken dat al ons doen en la
ten gericht zij op de eer van God. En juist
in dezen tijd waarin de meening, dat men
het zonder God wel stellen kan, hand over
hand toeneemt, hebben niet slechts wij, Ka
tholieken, doch allen die In God gelooven,
zooals Hij zich in Christus openbaart, den
duren plicht niet slechts dat geloof in ons
te versterken, doch daarnaast openlijk van
onze afhankelijkheid van God te getuigen.
Geen grooter liefdedienst kan,
aldus spr., aan het volk gegeven
worden dan het geloof te doen be
waren en levendig te doen hou
den. Wanneer wij ondanks alle
middelen van afweer toch getroffen
blijven door geestelijke en licha
melijke armoede en door werkloos
heid, dan zal hij, die weet te zeg
gen: „Heer Uw wil geschiedde",
daarin kracht vinden om zijn lot
moedig te dragen.
Zy ook behoeven den komenden tijd niet
met vreeze tegemoet te zien. In elk tijds
gewricht wist de Paus van Rome het juiste
middel aan te geven tot redding. Thans
wordt vanuit Rome aan de wereld voorge
houden, dat de Katholieke Actie te
noodzakelijke hervorming zal kunnen
brengen en de Katholieken van Nederland
willen volgens de aanwijzingen van hun
bisschoppen deze aanvaarden en in prak
tijk brengen.
Dit te mogen zeggen in tegenwoordigheid
van den Pauselijk Internuntius acht spr.
een voorrecht, waarna hij voortgaande in
de Fransche taal Z.H. Exc. Giobbe speciaal
begroette.
Aan het slot van zijn rede wees spreker
op het heerlijke voorbeeld, dat ons hier
gegeven wordt door H.M. de Koningin, die
in woord en daad steeds toont te wezen de
christenvorstinne. Moge ook Prinses Ju
liana in wier geluk het Nederlandsche
volk bij Haar huwelijk zoo spontaan
toond heeft te willen deelen, steeds in woord
en daad toonen de dochter te wezen van
Haar-die aanmaal „Le Christ avant tout"
gesteld heeft.
De secretaris, pastoor W. Nolet, deed
hierna voorlezing van telegrammen aan
Z.H. den Paus en H.M. de Koningin.
Rede prof. dr Gerard Brom
Hierna hield prof. dr. Gerard, Brom een
rede over: de eer van God. Spr. begon
met een verontschuldiging, dat niet een
priester, doch hij als leek dit onderwerp
behandelt.
Rusteloos zoekt de mensch naar roem
en waarin zal hy roemen dan in het ge
lukzalig Wezen van zijn God, die hem met
zegeningen overstroomt? Wij kunnen niets
denken wat goed is, of het bestaat, onver
gelijkelijk beter dan wij ons voorstellen,
in God.
Wij hebben Hem noodig. Hij heeft ons
niet noodig; en daarom, leert Sint Tho
mas, wil God Zijn glorie zoeken om ons.
Door Zich te laten eeren, laat God ons dee
len in Zijn heerlijkheid en dat is de wel
daad boven alle weldaden.
De menschelijke keerzijde nu van de j
heerlijkheid Gods is de nederigheid, de j
deugd waaraan de Moederkerk juist daar-
om zooveel waarde hecht en God is zoo
onbereikbaar hoog verheven, dat wij ons
zelf nooit klein genoeg zien.
Maar eerbied is niet de kunst van dit ge
slacht, dat zich tegenover de Goddelijke
Majesteit weinig meer voelt aangesproken
door den titel Koning der koningen. Wat
onze tijdgenooten des te sterker hebben,
is een persoonlijk eergevoel, waarmee
iedereen zijn zelfbewustzijn tot het zieke
lijke toe prikkelt. God heeft een ander soort
eergevoel dan wij: Zijn eer is het om zich
aan ons gelijk te maken. Voor Zich zelf
heeft Hij Zijn glorie gesteld in de diep
ste vernedering en zich laten verheerlijken
met smaad en schande. Waarom de ver
houdingen zoo dwaas verbroken? Om Zijn
liefde letterlijk tot het uiterste te drijven
en om de vorstelijke weelde van Zijn schep
ping, die levenskracht en vruchtbaarheid
in overvloed vertoont, te overtreffen met
de vaderlijke genade van Zijn verlossing.
De wonderen van het heelal verzinken by
die algeheele opoffering.
Anderen hebben volken met
macht van wapenen bedwongen,
anderen een wereld met kracht
van woorden overweldigd.
Jezus Christus ziet ons weerloos
zwijgend aan en 't gaat de men
schen nog als Petrus, die zijn ver
zet in tranen voelde smelten, en
als Paulus, die met één lichtstraal
blind neergeslagen werd, en als
Johannes, die Hem stil naliep tot
het kruis
Zooals Hij geleden heeft, zoo heeft nie
mand geleden; en zooals Hy vereerd
wordt, zoo is niemand vereerd. Zijn god
delijke kracht wordt zichtbaar in zwak
heid voltrokken.
Na aldus een beeld gegeven te hebben
van Gods grootheid en eer herinnert de
sprekers zijn auditorium aan de waarschu
wing die ligt in den Palmzondag en het
hosannageroep zonder besef van verant
woording.
Een schijnbare triomf eindigde
met het verlies van al onze
heiligdommen
De middeleeuwen, die hier de dom in
het hart van de stad bouwden en om de
dom een kruis van kerken, die schijnbaar
triomfantelijke tijden eindigen met het
verlies van al onze heiligdommen. Er zijn
voor de Hervorming veel oorzaken opgege
ven, waaronder de voornaamste is, dat
onze vaderen feitelijk tekort kwamen in
het eeren van God. Ofschoon er kapittels
en abdijen genoeg waren om dag in dag
uit „Heer, Heer" te roepen, waren er te
weinig huizen, waar de wil van onzen He-
melschen Vader werd gedaan.
Herinnerend aan het woord van
den vromen priester Alfons Ariëns,
die geen bijeenkomst geslaagd
noemde zoo er geen practische be
sluiten genomen werden, deed de
spreker thans het voorstel om op
dit oogenblik ter eere Gods te be
sluiten: onzen gescheiden broeders
niet te ergeren, noch door den toon
van ons bidden, noch door het
del gebruiken van Gods naam,
noch door ontwijding van den
Zondag.
Actueele punten
Deze punten noemt spreker actueele
punten, nu wij voor het handhaven van
het Christendom in ons vaderland aan
gewezen zijn op samenwerking van alle
Christenen en dus iederen schijn hebben
te vermijden, alsof Katholieken het niet
zoo ernstig mogelijk zouden nemen met
naleving van de Wet, waarvan keen tittel
of jota mag worden verwaarloosd.
Onze krachtig levende Paus Pius XI
gunt aan leeken bewuster te deelen in het
leven van de Kerk; en daarin zijn een
paar zielsbewegingen, de een naar bin
nen, de ander naar buiten, onmiddelijk op
de eer van God gericht.
Het is noodig aan die roepstem gehoor te
geven.
Hoe de voorloopers van den antichrist
zich ook noemen, goddeloozen of nieuwe
heidenen, of ze uit de linker of rechter
poort van het duivelshuis gekropen zijn,
ze komen van weerskanten zóó dreigend
op ons aanstormen, dat het hoog tijd, de
hoogste tijd v/ordt, om de banier van Mi-
chaël boven ons uit te laten waaien met
het zegevierend wachtwoord: „Wie als
God?"
Maar bij alle strijd voor de eer
van God, waardoor we ons eigen
heil bevechten, dienen wij te den-
matig, godvruchtig
dig te leven.
rechtvaar-
Allen kunnen apostelen zijn door voor
beeld en gebed!
Wij moeten God bidden in een ver trouw
vol gebed, dat Hij medelijden hebbe met
de ongelukkige wereld, die den ondergang
dreigt tegemoet te gaan.
Wij moeten God ook bidden voor onze
dwalende broeders.
Tot ons is het woord gericht: „Zoo schij-
ne uw licht voor de menschen, dat zij uw
goede werken zien". „Wandel als kinderen
van het licht". Wij moeten, aldus de Aarts
bisschop, het licht van Christus uitstralen!
Dat is aller Katholieken plicht.
Mgr. gaf, na dit krachtig geïntoneerd
woord, dat diepen indruk maakte, aan de
aanwezigen den bisschoppelijken zegen.
Met het „Looft uwen God" en het „Wil
helmus" werd deze grootsche openlucht
bijeenkomst gesloten.
RECEPTIE TEN
STADHUIZE
De vier bisschoppen en de pauselijke in
ternuntius, vergezeld van minister van
Schaik, het hoofdbestuur der Nederland
sche Katholiekendagen, en het plaatselijk
comité van voorbereiding, zijn na afloop
der middagbijeenkomst ten stadhuize door
het gemeentebestuur ontvangen.
De burgemeester van Utrecht, mr. dr.
ter Pelkwijk, sprak daarbij een begroe
tingsrede uit. In Utrecht, aldus spr., is een
gemeenschappelijk bezit van geestelijke
waarden, dat ons allen bindt. Het gemeen
tebestuur beseft ook de beteekenis van een
samenkomst als dezer dagen door u wordt
gehouden. Spr. herinnerde dan aan den
eersten Katholiekendag, welke in 1919 te
Utrecht werd gehouden. De tijden zijn
sindsdien ernstiger geworden.
Wij, in ons vrij Nederland, zien met deer
nis en smart de gebeurtenissen elders, met
zorg zien wij de ontwikkeling van de ont
bindende krachten, welke een gevaar zijn
voor de hooge beginselen, waarvan een
samenleving moet uitgaan. De verschrik
kingen van dezen tijd wekken in breeden
kring reactie, een zoeken naar steun, een
streven naar geestelijke waarden, verdie
ping van geloof, dorst naar het hoogere,
het allerhoogste. Meer en meer dringt door
het besef, dat, naar Vondel's woord, geluk
kig is de man, die door alle stormen heen
veilig bij God belandt.
De Aartsbisschop beantwoordde deze be
groeting met een woord van dank voor de
medewerking en de belangstelling van het
gemeentebestuur. Utrecht is de oudste ba
kermat en het middelpunt van het Chris
tendom in Nederland geweest. Daarom ver
heugt het spr., dat de Katholieken in deze
stad openlijk getuigenis van hun geloof af
leggen. De samenwerking van de geeste
lijkheid met de burgerlijke eenheid is zeer
aangenaam. Ook de Katholieken zijn goe
de burgers, ja, zij vinden in hun geloof
juist een aansporing lot eerbied voor het
gezag, tot zorg voor het algemeen welzyn
en tot de sociale deugden van liefde en
rechtvaardigheid.
Hierna bleven gastheeren en gasten nog
eenigen tijd bijeen.
DE AVONDBIJEEN
KOMSTEN IN „TIVOLI"
Rede prof. dr. Weve
In de avondvergadering, welke in de
groote zaal van Tivoli werd gehouden,
sprak prof. mag. dr. F. Weve, O.P., hoog
leeraar aan de R.K. Handelshoogeschnol te
Tilburg, over: „De Godsonteering", waarbij
Probeer! het toch eens met
Instantine. U rul! zien; Insfan- jrp;
fine is werkelijk het middel 11181(11111110
tegen allerlei pijnen en daaren
boven volkomen onschadelijk
hij terugging op de eerste onteering Gods,
den opstand van den satan.
Uitvoerig f ng de spreker na, hoe uit de
wereldopvatting der middeleeuwen, die de
wereld volkomen van God afhankelijk zag,
langzamerhand de tegenwoordige looche
ning Gods is voortgekomen.
Het humanisme stelde den mensch op een
eigen terrein als souverein, de reformatie
ontnam hem. de Eucharistie en de Maria-
vereering, het rationalisme maakte de rede
los van Gods souvereiniteit.
Een voortgaan op dien weg voerde langs
den twyfel naar de volkomen loochening.
De propaganda anti-God zou echter zon
der de sociale wantoestanden niet mogelijk
zyn geweest. Ook de Katholieken hebben,
helaas, schuld aan die sociale wantoestan
den.
Bij zijn betoog over de propaganda der
Godloozen deed de spreker mededeeling
van een zeer grievend feit. Dien avond had
een priester, die in de kathedraal van
Utrecht tijdens het Lof de Eucharistie wil
de uitstellen, achter het gorlijn van het ta
bernakel een pamflet aangetroffen, dat als
titel had: „De misdaden van God", en waar
in tegen de Kerk bedreigingen werden ge
uit.
De spreker schetste in sombere kleuren
de verwording, die de godloosheid tenge
volge heeft.
Hiertegen kan ons geen staatstotaliteit
welke zelf een afgod Is beschermen, maar
alleen een waarachtig eerherstel, de totali
teit van het Godzoeken en de inlijving van
de menschheid in Christus den middelaar.
Ook deze avond-vergadering was druk
bezocht en vele autoriteiten, die 's morgens
en 's middags door hun tegenwoordigheid
de bijeenkomsten hadden opgeluisterd, wa
ren ook hier aanwezig.
En met groote aandacht werd geluisterd,
met groote geestdrift werd gezamenlijk
gezongen.
Na deze vergadering had een soort reuni
plaats in de zalen van „Tivoli".
DE DAG VAN HEDEN
Rede Mr. A. Diepenbroek
Te half 11 was hedenmorgen in Tivoli
een bijeenkomst belegd, waar het woord
is gevoerd door den zeereerw. heer
mr. A. Diepenbroek, leeraar aan het Semi
narie „Hageveld" te Heemstede, over „De
terugkeer tot God".
DE ACTIE „VOOR GOD"
Wat zij wil - wat zij doet
Spr. begon met te zeggen, dat het ant
woord op de vraag: „Hoe moeten wy de
menschen naar God brengen?", hetzelfde Is
als het antwoord op de vraag: „Hoe heeft
Jezus Christus het gedaan?"
Hoe Jezus Christus, die gezegd heeft:
„Ik ben niet gekomen om gediend te wor
den, doch om te dienen", het gedaan heeft
weten we uit de evangeliën. Een dakloos
zwerver was Hy, die overal wilde zyn, om
dat de menschen Hem overal noodig had
den, Die de menschen bezocht, op de we
gen, in hun huizen, bij him werk.
Zoo was Jezus Christus tóén in Pa
lestina. Hoe zou dezelfde Jezus
Christus zijn vandaag, gaande door
ónze dorpen, door onze steden, om
de zielen terug te brengen tot God!
Hard zou Hij zijn tegen het kwaad
van nü, onverzettelijk zou Zijn
strijd zijn tegen de waarlijk god-
looze praktijken, die menschen
krenken in hun eerste rechten, ge
zinnen verwoesten, staten ont
wrichten, praktijken van stof- en
menschenvergoding. Hard zou Hij
zijn tegen de lauwheid en de hui
chelarij.
Maar zyn liefde voor de menschen! Hoe
zou Zyn liefde weten, dat maar weinig
menschen werkelyk van kwade wil zyn.
Hoe zou Zyn liefde begrypen, dat duizen
den tot de dwaling, tot het kwade komen,
niet maar door een botweg involgen van
zinnenlust, van laffe zwakheid, maax om
dat in hun levensomstandigheden alléén
hélden van wilssterkte zouden kunnen
weerstaan en zy geen helden zyn!
Jezus Christus in onze rumoer-
straten en pleinen te midden der
fabrieken en werkplaatsen, te mid
den van onze vermaakspaleizen, in
de massawoonbuurten, de veie,
vele trappen op van de woonka
mers der groote steden, kloppend
op de vele deuren om te brengen
de blijde boodschap.
Hij zou tot de menschen spreken. Wat Hij
vroeger predikte in Palestina zou Hij on
veranderd aanknoopen aan allee, wat de
menschen van nü dagelijks omringt.
Hy zou de zorgen van de arbeiders en
werkloozen deelen, Hy, die weet wat ontbe
ringen zyn; Hy zou hen in hun eigen zegs
wijze leeren, wat het éérste is: de ziel
en de eeuwigheid, maar Hy zou ook hun
rechtmatige verlangen om volwaardig
niènsch, en geen ding, geen productieding,
geen nutloos ding te zyn, mede verdedigen
tegen de samenzwerende geldzuchtigen.
En allen die wy misschien zoo
gauw veroordeelen, van wie wy
ons wellicht ófkeeren met een ver
achtelijk: „Godloozen, communis
ten, heidenen, onze vyanden, onze
tegenstanders", Hy zou ze zien als
menschen die smachten naar een
verloren paradijs, naar een verlos
ser, menschen in wie de drang
naar geluk, naar de eeuwigheid,
naar God eigenlyk, verkeerd is ge
richt; blinden geleid door blinden.
Maar, zoo vervolgt de inleider wat
spreken wy alsof dit alles slechts verbeel
ding, alsof dat een droom was, vèr af van
de werkeiykheid.
Christus' zoekende liefde géét werke
lyk en waarachtig door ons land,
door onze straten, onze steden. Christus
leeft, Christus is: de Kerk. En w ij zyn die
Kerk, wy Allen, wy gedoopten, die lidma
ten zijn van Zyn Lichaam, w y zyn de
Christus van vandaag! De godloozen en do
heidenen van thans moeten zien naar ons,
heilig worden door ons en zij zien het eerst
en het meest in het dagelijksch leven de
leeken.
Vele „practiseerende Katholie
ken" zouden verbaasd en ver
ontwaardigd zijn.
Er is een uitdrukking „practiseerend ka
tholiek". Hoeveel practiseerende katholie
ken zyn ook: katholieken in de praktijk?
Vele „practiseerende" katholieken zouden
verbaasd en verontwaardigd zyn als men
hun eerlyk zei, dat zy niets afweten van
innige, vereenigende liefde tot God, van
ware, vereenigende liefde tot den even-
mensch. De meesten van hen zyn God
dank te goeder trouw, slapend in lauw
heid. Zy moeten ontwaken, zy moeten be
grypen hoe het hün te wyten ia, indien
voor de niet-katholieken, de Christus, Dien
zy nu zien in hén, zich toont als ware Hy
een liefdelooze, een zelfzuchtige, een on
rechtvaardige, een koele, een onverschilli
ge, een uiterlijk volbrenger van de wet!
Behalve dan hun Zondags kerkboek en
hun schaarsch gebed past volkomen op hun
handelingen de snijdende vraag van St.
Paulus: „Doen ook de heidenen dat niet?"
Dat mee doen met hen, die leven zon
der God, hoe hebben wy dat gezien in de
laatste jaren onder ons katholieken by alle
uitingen van het heidensch zinneleveai in
lectuur, in dansen, kleeding, zomerplezier,
theaters, film, huwelyksleven, weeldezucht;
éérst nog verontwaardiging, dan waar
schuwingen van het geestelijk gezag en
dan wordt alles weer gewoon gevon
den en Is telkens langzaam het leven zon
der God, het heiden-zyn, weer verder in
geslopen; weer verder gegroeid, onder de
leden van Christus' Lichaam als een me-
laatschheid, welke langzaam maar zeker
die leden doet kwynen en afsterven.
Wat blyft er zoo over van ons mede-
Christus zijn?
Er is zoo weinig bovennatuur
lijks in ons prachtig-georgani
seerd vereenigingsleven.
Vervolgens behandelde spreker hoe wij
om de menschen terug te voeren tot God
die innerlijke Godverbondenheid niet
slechts moeten doorvoeren in ons persoon
lijk leven, doch ook In ons organisatie-
leven. Er Is vaak zoo weinig bovennatuur
lijks in ons uiterlijk prachtig georganiseerd
vereenigingsleven. Wij moeten durven be
kennen, dat ook daar zoo dikwyls de inneg-
lyke liefde, het bewust samen Christus-
zijn, ontbreekt en alles vaak zoo'n erg, zoo'n
byna uitsluitend karakter draagt. Het ver
beteren van het aardsch bestaan, dat is de
prachtige noodzakelijke doelstelling van
vele organisaties, maar alles moet als be
gin hebben: God, als einddoel hebben: God.
Elk bestuurder, elk lid van de vereen iging
moet zich dat voortdurend bewust zijn.
Waarin zouden zij zich anders onderschei
den van de soortgelijke organisaties die
God uit hun statuten en vanen hebben ge
schrapt? „Doen ook de heidenen dat
niet?'
Dit toonen van God-verbondenheid, dit
uitdragen in spreken en in handelin
gen is de eigenlijke „actie voor God".
Spreker wilde niet beweren, dat dit alles
nu bij het katholieke Nederlandsche volk
ontbreekt. Duizenden, ook leeken, leven in
innige vereeniging met God en zijn Chris
tenen, practiseerende Christenen!