Jijdt li dm* 0 hevige f/iOften f DINSDAG 18 MEI 1937 DE LEIDSCHE COURANT ken aan dat groote gebod dat met liefde tot God onverbreekbaar ver bonden is: de liefde tot de naasten. Ook de Godzoeker, ja de Gods hater is onze naaste. Wij betuigen onze trouw aan God eenvoudig door toewijding aan de menschen; en het beste bewijs van toewij ding, dat wij iemand kunnen ge ven, is hem God te leeren kennen of hem God meer te laten vinden. Prof. Brom besloot zijn rede met het gebed: Schepper van hemel en aarde, wy aanbidden U, sidderend vol ontzag. Heer van menschen en dingen, wij dienen U met de diepste dankbaarheid. Meester van denken en willen, wij volgen aanhankelijk de openbaring van Uw wet. Vader van goeden en slechten, wij vereeren U met stille teederheid. Broeder van alle geloo- vigen, wij vertrouwen U met blije innlg- neid. Bruidegom van onze ziel, wij hebben U hartelijk lief om Uw overgroote liefde. Spr. besloot: Wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, vol genade en waarheid. Toespraak van den Aartsbisschop Aan het einde der bijeenkomst sprak de Aartsbischap van Utrecht, Z. H. Exc. Mgr. J. de Jong een toespraak, een kort maar door-dringend woord. Hij hield allen aanwezigen voor den hoogen plicht: apostelen te zijn! Niet allen kunnen in geleerde betoogen apologeten, geloofsverdedigers zijn. Niet allen kunnen uittrekken om het Evangelie te prediken. Maar allen kunnen apostelen zijn, door in deze wereld TWEEDE BLAD - PAG. ft EEN PLECHTIGE BELOFTE VAN GELOOF EN TROUW Aan het einde van zyn predicatie riep de Bisschop zijn duizenden hoorders op tot een plechtige vernieuwing van de Doop- teloiften, ten aanschouwe van God, van de zalige Moedermaagd, van de engelen en van de heiligen van ons vaderland. Massaal dreunde het „Wij gelooven" en „Wij zweren" over het veld, een groot- sche, indrukwekkende belijdenois van aller geloof in de H. Drieënigheid en van aller trouw aan Kerk en Paus. En geestdriftiger dan anders werd het Credo gezongen door de geheele menigte. De Goddelijke Gehei men werden voltrokken in een diep-gebo- gen stilte: de vaandels rond het altaar neigden zich ten groet aan de kleine, blan ke Hostie en aan het in de gouden kelk parelende kostbaar Bloed. De heerlijke plechtigheid werd besloten met den zegen van den gemijterden en gestaften Aartsbisschop. Met dezelfde praal als bij het binnenko men verliet het Episcopaat het veld. De menigte verspreidde zich over het veld, om, na het verorberen van „hartigheden", zich gereed te maken voor de middag-bijeen komst, eveneens op het sportveld aan de Croeselaan. DE MIDDAG-BIJEEN KOMST Aan de middag-byeenkomst werd ook door de reeds genoemde autoriteiten deel genomen. Het presbyterium van 's morgens was thans tot concurreerende eere-tribune gedegradeerd. Onder de onderhuivïng wa ren o.a. de Bisschoppen, de Ministers en de hooge geestelijkheid gezeten. Het weer hield zich gelukkig goed, of schoon, om in de taal van het offertorium te spreken, de „waterbronnen zichtbaar" waren. Deze middag-meeting werd geopend met de lofzang „Veri Creator", door de dui zenden medegezongen, waarna de voorzit ter van de plaatselijke commissie van voor bereiding, prof. dr. A. K. Noyons, van de Rijksuniversiteit van Utrecht, een verwel koming uitsprak. Openingswoord Mr. A. baron van Wijnbergen Spr. begon met erop te wyzen, dat 18 jaar, nadat in dezelfde stad de eerste Ne- derlandsche Katholiekendag gehouden is, de Katholieken van Nederland hier thans wederom samenkomen, nu voor de eerste maal begroetend den nieuwen Aartsbis schop van Utrecht, hem zonder eenig voor behoud gevend de verzekering van kin derlijke liefde, aanhankelijkheid en ge hoorzaamheid. Vervolgens begroette de voorzitter den burgemeester van Utrecht en diens echt- genoote. Spreker herinnerde vervolgens aan zijn openingsrede op den vorigen Katholiekendag. Het gevaar dat orga nisatie en demonstratie in ons le ven den weg voor het contemplatieve zou versperren, waarop hij toen wees, is sinds dien zeer toegenomen. In onze dagen is wel een zeer bijzondere krachtsinspanning noo- dig om te bewerken dat al ons doen en la ten gericht zij op de eer van God. En juist in dezen tijd waarin de meening, dat men het zonder God wel stellen kan, hand over hand toeneemt, hebben niet slechts wij, Ka tholieken, doch allen die In God gelooven, zooals Hij zich in Christus openbaart, den duren plicht niet slechts dat geloof in ons te versterken, doch daarnaast openlijk van onze afhankelijkheid van God te getuigen. Geen grooter liefdedienst kan, aldus spr., aan het volk gegeven worden dan het geloof te doen be waren en levendig te doen hou den. Wanneer wij ondanks alle middelen van afweer toch getroffen blijven door geestelijke en licha melijke armoede en door werkloos heid, dan zal hij, die weet te zeg gen: „Heer Uw wil geschiedde", daarin kracht vinden om zijn lot moedig te dragen. Zy ook behoeven den komenden tijd niet met vreeze tegemoet te zien. In elk tijds gewricht wist de Paus van Rome het juiste middel aan te geven tot redding. Thans wordt vanuit Rome aan de wereld voorge houden, dat de Katholieke Actie te noodzakelijke hervorming zal kunnen brengen en de Katholieken van Nederland willen volgens de aanwijzingen van hun bisschoppen deze aanvaarden en in prak tijk brengen. Dit te mogen zeggen in tegenwoordigheid van den Pauselijk Internuntius acht spr. een voorrecht, waarna hij voortgaande in de Fransche taal Z.H. Exc. Giobbe speciaal begroette. Aan het slot van zijn rede wees spreker op het heerlijke voorbeeld, dat ons hier gegeven wordt door H.M. de Koningin, die in woord en daad steeds toont te wezen de christenvorstinne. Moge ook Prinses Ju liana in wier geluk het Nederlandsche volk bij Haar huwelijk zoo spontaan toond heeft te willen deelen, steeds in woord en daad toonen de dochter te wezen van Haar-die aanmaal „Le Christ avant tout" gesteld heeft. De secretaris, pastoor W. Nolet, deed hierna voorlezing van telegrammen aan Z.H. den Paus en H.M. de Koningin. Rede prof. dr Gerard Brom Hierna hield prof. dr. Gerard, Brom een rede over: de eer van God. Spr. begon met een verontschuldiging, dat niet een priester, doch hij als leek dit onderwerp behandelt. Rusteloos zoekt de mensch naar roem en waarin zal hy roemen dan in het ge lukzalig Wezen van zijn God, die hem met zegeningen overstroomt? Wij kunnen niets denken wat goed is, of het bestaat, onver gelijkelijk beter dan wij ons voorstellen, in God. Wij hebben Hem noodig. Hij heeft ons niet noodig; en daarom, leert Sint Tho mas, wil God Zijn glorie zoeken om ons. Door Zich te laten eeren, laat God ons dee len in Zijn heerlijkheid en dat is de wel daad boven alle weldaden. De menschelijke keerzijde nu van de j heerlijkheid Gods is de nederigheid, de j deugd waaraan de Moederkerk juist daar- om zooveel waarde hecht en God is zoo onbereikbaar hoog verheven, dat wij ons zelf nooit klein genoeg zien. Maar eerbied is niet de kunst van dit ge slacht, dat zich tegenover de Goddelijke Majesteit weinig meer voelt aangesproken door den titel Koning der koningen. Wat onze tijdgenooten des te sterker hebben, is een persoonlijk eergevoel, waarmee iedereen zijn zelfbewustzijn tot het zieke lijke toe prikkelt. God heeft een ander soort eergevoel dan wij: Zijn eer is het om zich aan ons gelijk te maken. Voor Zich zelf heeft Hij Zijn glorie gesteld in de diep ste vernedering en zich laten verheerlijken met smaad en schande. Waarom de ver houdingen zoo dwaas verbroken? Om Zijn liefde letterlijk tot het uiterste te drijven en om de vorstelijke weelde van Zijn schep ping, die levenskracht en vruchtbaarheid in overvloed vertoont, te overtreffen met de vaderlijke genade van Zijn verlossing. De wonderen van het heelal verzinken by die algeheele opoffering. Anderen hebben volken met macht van wapenen bedwongen, anderen een wereld met kracht van woorden overweldigd. Jezus Christus ziet ons weerloos zwijgend aan en 't gaat de men schen nog als Petrus, die zijn ver zet in tranen voelde smelten, en als Paulus, die met één lichtstraal blind neergeslagen werd, en als Johannes, die Hem stil naliep tot het kruis Zooals Hij geleden heeft, zoo heeft nie mand geleden; en zooals Hy vereerd wordt, zoo is niemand vereerd. Zijn god delijke kracht wordt zichtbaar in zwak heid voltrokken. Na aldus een beeld gegeven te hebben van Gods grootheid en eer herinnert de sprekers zijn auditorium aan de waarschu wing die ligt in den Palmzondag en het hosannageroep zonder besef van verant woording. Een schijnbare triomf eindigde met het verlies van al onze heiligdommen De middeleeuwen, die hier de dom in het hart van de stad bouwden en om de dom een kruis van kerken, die schijnbaar triomfantelijke tijden eindigen met het verlies van al onze heiligdommen. Er zijn voor de Hervorming veel oorzaken opgege ven, waaronder de voornaamste is, dat onze vaderen feitelijk tekort kwamen in het eeren van God. Ofschoon er kapittels en abdijen genoeg waren om dag in dag uit „Heer, Heer" te roepen, waren er te weinig huizen, waar de wil van onzen He- melschen Vader werd gedaan. Herinnerend aan het woord van den vromen priester Alfons Ariëns, die geen bijeenkomst geslaagd noemde zoo er geen practische be sluiten genomen werden, deed de spreker thans het voorstel om op dit oogenblik ter eere Gods te be sluiten: onzen gescheiden broeders niet te ergeren, noch door den toon van ons bidden, noch door het del gebruiken van Gods naam, noch door ontwijding van den Zondag. Actueele punten Deze punten noemt spreker actueele punten, nu wij voor het handhaven van het Christendom in ons vaderland aan gewezen zijn op samenwerking van alle Christenen en dus iederen schijn hebben te vermijden, alsof Katholieken het niet zoo ernstig mogelijk zouden nemen met naleving van de Wet, waarvan keen tittel of jota mag worden verwaarloosd. Onze krachtig levende Paus Pius XI gunt aan leeken bewuster te deelen in het leven van de Kerk; en daarin zijn een paar zielsbewegingen, de een naar bin nen, de ander naar buiten, onmiddelijk op de eer van God gericht. Het is noodig aan die roepstem gehoor te geven. Hoe de voorloopers van den antichrist zich ook noemen, goddeloozen of nieuwe heidenen, of ze uit de linker of rechter poort van het duivelshuis gekropen zijn, ze komen van weerskanten zóó dreigend op ons aanstormen, dat het hoog tijd, de hoogste tijd v/ordt, om de banier van Mi- chaël boven ons uit te laten waaien met het zegevierend wachtwoord: „Wie als God?" Maar bij alle strijd voor de eer van God, waardoor we ons eigen heil bevechten, dienen wij te den- matig, godvruchtig dig te leven. rechtvaar- Allen kunnen apostelen zijn door voor beeld en gebed! Wij moeten God bidden in een ver trouw vol gebed, dat Hij medelijden hebbe met de ongelukkige wereld, die den ondergang dreigt tegemoet te gaan. Wij moeten God ook bidden voor onze dwalende broeders. Tot ons is het woord gericht: „Zoo schij- ne uw licht voor de menschen, dat zij uw goede werken zien". „Wandel als kinderen van het licht". Wij moeten, aldus de Aarts bisschop, het licht van Christus uitstralen! Dat is aller Katholieken plicht. Mgr. gaf, na dit krachtig geïntoneerd woord, dat diepen indruk maakte, aan de aanwezigen den bisschoppelijken zegen. Met het „Looft uwen God" en het „Wil helmus" werd deze grootsche openlucht bijeenkomst gesloten. RECEPTIE TEN STADHUIZE De vier bisschoppen en de pauselijke in ternuntius, vergezeld van minister van Schaik, het hoofdbestuur der Nederland sche Katholiekendagen, en het plaatselijk comité van voorbereiding, zijn na afloop der middagbijeenkomst ten stadhuize door het gemeentebestuur ontvangen. De burgemeester van Utrecht, mr. dr. ter Pelkwijk, sprak daarbij een begroe tingsrede uit. In Utrecht, aldus spr., is een gemeenschappelijk bezit van geestelijke waarden, dat ons allen bindt. Het gemeen tebestuur beseft ook de beteekenis van een samenkomst als dezer dagen door u wordt gehouden. Spr. herinnerde dan aan den eersten Katholiekendag, welke in 1919 te Utrecht werd gehouden. De tijden zijn sindsdien ernstiger geworden. Wij, in ons vrij Nederland, zien met deer nis en smart de gebeurtenissen elders, met zorg zien wij de ontwikkeling van de ont bindende krachten, welke een gevaar zijn voor de hooge beginselen, waarvan een samenleving moet uitgaan. De verschrik kingen van dezen tijd wekken in breeden kring reactie, een zoeken naar steun, een streven naar geestelijke waarden, verdie ping van geloof, dorst naar het hoogere, het allerhoogste. Meer en meer dringt door het besef, dat, naar Vondel's woord, geluk kig is de man, die door alle stormen heen veilig bij God belandt. De Aartsbisschop beantwoordde deze be groeting met een woord van dank voor de medewerking en de belangstelling van het gemeentebestuur. Utrecht is de oudste ba kermat en het middelpunt van het Chris tendom in Nederland geweest. Daarom ver heugt het spr., dat de Katholieken in deze stad openlijk getuigenis van hun geloof af leggen. De samenwerking van de geeste lijkheid met de burgerlijke eenheid is zeer aangenaam. Ook de Katholieken zijn goe de burgers, ja, zij vinden in hun geloof juist een aansporing lot eerbied voor het gezag, tot zorg voor het algemeen welzyn en tot de sociale deugden van liefde en rechtvaardigheid. Hierna bleven gastheeren en gasten nog eenigen tijd bijeen. DE AVONDBIJEEN KOMSTEN IN „TIVOLI" Rede prof. dr. Weve In de avondvergadering, welke in de groote zaal van Tivoli werd gehouden, sprak prof. mag. dr. F. Weve, O.P., hoog leeraar aan de R.K. Handelshoogeschnol te Tilburg, over: „De Godsonteering", waarbij Probeer! het toch eens met Instantine. U rul! zien; Insfan- jrp; fine is werkelijk het middel 11181(11111110 tegen allerlei pijnen en daaren boven volkomen onschadelijk hij terugging op de eerste onteering Gods, den opstand van den satan. Uitvoerig f ng de spreker na, hoe uit de wereldopvatting der middeleeuwen, die de wereld volkomen van God afhankelijk zag, langzamerhand de tegenwoordige looche ning Gods is voortgekomen. Het humanisme stelde den mensch op een eigen terrein als souverein, de reformatie ontnam hem. de Eucharistie en de Maria- vereering, het rationalisme maakte de rede los van Gods souvereiniteit. Een voortgaan op dien weg voerde langs den twyfel naar de volkomen loochening. De propaganda anti-God zou echter zon der de sociale wantoestanden niet mogelijk zyn geweest. Ook de Katholieken hebben, helaas, schuld aan die sociale wantoestan den. Bij zijn betoog over de propaganda der Godloozen deed de spreker mededeeling van een zeer grievend feit. Dien avond had een priester, die in de kathedraal van Utrecht tijdens het Lof de Eucharistie wil de uitstellen, achter het gorlijn van het ta bernakel een pamflet aangetroffen, dat als titel had: „De misdaden van God", en waar in tegen de Kerk bedreigingen werden ge uit. De spreker schetste in sombere kleuren de verwording, die de godloosheid tenge volge heeft. Hiertegen kan ons geen staatstotaliteit welke zelf een afgod Is beschermen, maar alleen een waarachtig eerherstel, de totali teit van het Godzoeken en de inlijving van de menschheid in Christus den middelaar. Ook deze avond-vergadering was druk bezocht en vele autoriteiten, die 's morgens en 's middags door hun tegenwoordigheid de bijeenkomsten hadden opgeluisterd, wa ren ook hier aanwezig. En met groote aandacht werd geluisterd, met groote geestdrift werd gezamenlijk gezongen. Na deze vergadering had een soort reuni plaats in de zalen van „Tivoli". DE DAG VAN HEDEN Rede Mr. A. Diepenbroek Te half 11 was hedenmorgen in Tivoli een bijeenkomst belegd, waar het woord is gevoerd door den zeereerw. heer mr. A. Diepenbroek, leeraar aan het Semi narie „Hageveld" te Heemstede, over „De terugkeer tot God". DE ACTIE „VOOR GOD" Wat zij wil - wat zij doet Spr. begon met te zeggen, dat het ant woord op de vraag: „Hoe moeten wy de menschen naar God brengen?", hetzelfde Is als het antwoord op de vraag: „Hoe heeft Jezus Christus het gedaan?" Hoe Jezus Christus, die gezegd heeft: „Ik ben niet gekomen om gediend te wor den, doch om te dienen", het gedaan heeft weten we uit de evangeliën. Een dakloos zwerver was Hy, die overal wilde zyn, om dat de menschen Hem overal noodig had den, Die de menschen bezocht, op de we gen, in hun huizen, bij him werk. Zoo was Jezus Christus tóén in Pa lestina. Hoe zou dezelfde Jezus Christus zijn vandaag, gaande door ónze dorpen, door onze steden, om de zielen terug te brengen tot God! Hard zou Hij zijn tegen het kwaad van nü, onverzettelijk zou Zijn strijd zijn tegen de waarlijk god- looze praktijken, die menschen krenken in hun eerste rechten, ge zinnen verwoesten, staten ont wrichten, praktijken van stof- en menschenvergoding. Hard zou Hij zijn tegen de lauwheid en de hui chelarij. Maar zyn liefde voor de menschen! Hoe zou Zyn liefde weten, dat maar weinig menschen werkelyk van kwade wil zyn. Hoe zou Zyn liefde begrypen, dat duizen den tot de dwaling, tot het kwade komen, niet maar door een botweg involgen van zinnenlust, van laffe zwakheid, maax om dat in hun levensomstandigheden alléén hélden van wilssterkte zouden kunnen weerstaan en zy geen helden zyn! Jezus Christus in onze rumoer- straten en pleinen te midden der fabrieken en werkplaatsen, te mid den van onze vermaakspaleizen, in de massawoonbuurten, de veie, vele trappen op van de woonka mers der groote steden, kloppend op de vele deuren om te brengen de blijde boodschap. Hij zou tot de menschen spreken. Wat Hij vroeger predikte in Palestina zou Hij on veranderd aanknoopen aan allee, wat de menschen van nü dagelijks omringt. Hy zou de zorgen van de arbeiders en werkloozen deelen, Hy, die weet wat ontbe ringen zyn; Hy zou hen in hun eigen zegs wijze leeren, wat het éérste is: de ziel en de eeuwigheid, maar Hy zou ook hun rechtmatige verlangen om volwaardig niènsch, en geen ding, geen productieding, geen nutloos ding te zyn, mede verdedigen tegen de samenzwerende geldzuchtigen. En allen die wy misschien zoo gauw veroordeelen, van wie wy ons wellicht ófkeeren met een ver achtelijk: „Godloozen, communis ten, heidenen, onze vyanden, onze tegenstanders", Hy zou ze zien als menschen die smachten naar een verloren paradijs, naar een verlos ser, menschen in wie de drang naar geluk, naar de eeuwigheid, naar God eigenlyk, verkeerd is ge richt; blinden geleid door blinden. Maar, zoo vervolgt de inleider wat spreken wy alsof dit alles slechts verbeel ding, alsof dat een droom was, vèr af van de werkeiykheid. Christus' zoekende liefde géét werke lyk en waarachtig door ons land, door onze straten, onze steden. Christus leeft, Christus is: de Kerk. En w ij zyn die Kerk, wy Allen, wy gedoopten, die lidma ten zijn van Zyn Lichaam, w y zyn de Christus van vandaag! De godloozen en do heidenen van thans moeten zien naar ons, heilig worden door ons en zij zien het eerst en het meest in het dagelijksch leven de leeken. Vele „practiseerende Katholie ken" zouden verbaasd en ver ontwaardigd zijn. Er is een uitdrukking „practiseerend ka tholiek". Hoeveel practiseerende katholie ken zyn ook: katholieken in de praktijk? Vele „practiseerende" katholieken zouden verbaasd en verontwaardigd zyn als men hun eerlyk zei, dat zy niets afweten van innige, vereenigende liefde tot God, van ware, vereenigende liefde tot den even- mensch. De meesten van hen zyn God dank te goeder trouw, slapend in lauw heid. Zy moeten ontwaken, zy moeten be grypen hoe het hün te wyten ia, indien voor de niet-katholieken, de Christus, Dien zy nu zien in hén, zich toont als ware Hy een liefdelooze, een zelfzuchtige, een on rechtvaardige, een koele, een onverschilli ge, een uiterlijk volbrenger van de wet! Behalve dan hun Zondags kerkboek en hun schaarsch gebed past volkomen op hun handelingen de snijdende vraag van St. Paulus: „Doen ook de heidenen dat niet?" Dat mee doen met hen, die leven zon der God, hoe hebben wy dat gezien in de laatste jaren onder ons katholieken by alle uitingen van het heidensch zinneleveai in lectuur, in dansen, kleeding, zomerplezier, theaters, film, huwelyksleven, weeldezucht; éérst nog verontwaardiging, dan waar schuwingen van het geestelijk gezag en dan wordt alles weer gewoon gevon den en Is telkens langzaam het leven zon der God, het heiden-zyn, weer verder in geslopen; weer verder gegroeid, onder de leden van Christus' Lichaam als een me- laatschheid, welke langzaam maar zeker die leden doet kwynen en afsterven. Wat blyft er zoo over van ons mede- Christus zijn? Er is zoo weinig bovennatuur lijks in ons prachtig-georgani seerd vereenigingsleven. Vervolgens behandelde spreker hoe wij om de menschen terug te voeren tot God die innerlijke Godverbondenheid niet slechts moeten doorvoeren in ons persoon lijk leven, doch ook In ons organisatie- leven. Er Is vaak zoo weinig bovennatuur lijks in ons uiterlijk prachtig georganiseerd vereenigingsleven. Wij moeten durven be kennen, dat ook daar zoo dikwyls de inneg- lyke liefde, het bewust samen Christus- zijn, ontbreekt en alles vaak zoo'n erg, zoo'n byna uitsluitend karakter draagt. Het ver beteren van het aardsch bestaan, dat is de prachtige noodzakelijke doelstelling van vele organisaties, maar alles moet als be gin hebben: God, als einddoel hebben: God. Elk bestuurder, elk lid van de vereen iging moet zich dat voortdurend bewust zijn. Waarin zouden zij zich anders onderschei den van de soortgelijke organisaties die God uit hun statuten en vanen hebben ge schrapt? „Doen ook de heidenen dat niet?' Dit toonen van God-verbondenheid, dit uitdragen in spreken en in handelin gen is de eigenlijke „actie voor God". Spreker wilde niet beweren, dat dit alles nu bij het katholieke Nederlandsche volk ontbreekt. Duizenden, ook leeken, leven in innige vereeniging met God en zijn Chris tenen, practiseerende Christenen!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 6