Na de ramp van de „Hindenburg11. 3)e Êaictoobe (Bou/fco/nf Een radiografisch overgebrachte foto van het reddingswerk kort na den val van de .Hindenburg' op het vliegveld Lakehurst De brandende resten van wat eens het grootste luchtschip ter wereld was De bagage van het Prinselijk echtpaar, dat Zondag ter bijwoning van de kroningsplechtigheid naar Engeland vertrok, wordt aanboord van Hr. Ms. .Gelderland" gebracht Spelmoment uit den om het landskampioenschap te Rotter dam gespeelden voetbalwedstrijd Feyenoord P.S.V. Door een éclatante 6 1 overwinning bleven de Rotterdammers In de .running' In tegenwoordigheid van vele Tsjechi sche autoriteiten en de ministers De Graeff en Slotemaker de BruTne is Zaterdag het Comenius- Mausoleum te Naarden ingewijd. Boven: de aankomst van het gezelschap. Onder: tijdens de rede van den Tsjechischen gezant, dr Krno De heer G. J. W. Putman Cramer, die benoemd is tot voorzitter der Neder- landsch-Mexicaansche Kamer van Koop handel De start van de 200 meter borst-crawl tijdens de Zaterdag te Rotterdam ge houden zwemwedstrijden, waarin de bekende Deensche zwemster Ragnhild Hveger (2e van rechts) de overwinning behaalde FEUILLETON DE MOEIZAME WEG Naar het Engelsch i door i THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 9) Toen Warwick was afgestegen, kwam een groote, sympathiek uitziende man, wiens werkpak er aanmerkelijk frisscher uitzag, dan van de Carolay-mijnwerkers, met een grijns van welkom naar hem toe. „Durran heeft uw bagage en den hond gebracht, baas", sprak hij met prettige stem. „En we hebben uw verblijf voor van nacht zoo goed mogelijk in orde gemaakt. Morgen kunt u zelf zien, hoe u een en an der wilt inrichten." „O, dat zal wel goed Zijn, Mike", ant woordde Warwick, terwijl hij 't achterbeen van zijn paard onderzocht. „Ik heb onfat soenlijken honger: ik kan zeker wel iets te eten krijgen hè, maar een beetje gauw als jeblief. Waar is de hond?" „Hij was zooeven nog hier; ik denk, dat hij er in zijn eentje op uit is", verklaarde Mike, terwijl hij het paard aan een boom stronk in de nabijheid vastbond. Warwick floot en aanstonds kwam een groote foxterrier van twijfelachtige af komst en met een eenigszins krijgslustig voorkomen, te voorschijn, en sprong uit gelaten tegen zijn meester op. „En Perry, ouwe jongen, hoe bevalt je je nieuwe verblijf, hè?" vroeg Warwick met een stembuiging, die den waren honden- liefhebber deed kennen. „Daar, daar! Zco is 't genoeg, goeie hond, brave Perry m'n jongen." Toen hij een oogenblik later aan zijn vlug toebereid maal ging zitten, keerden zijn gedachten terug naar het meisje van Carolay. Haar vijandige houding amuseerde hem. „Sapperloot, 't is een interessant type," peinsde hij, terwijl hij een beentje naar den geduldig afwachtenden Perry wierp. „En todh weet ik niet of ze knap is in alle geval is zij uitermate aantrekkelijk. „Ik ben benieuwd, wat zij er op tegen heeft, mij als buurman te hebben." Den volgenden morgen inspecteerde hij de hutten en de algemeene ligging van de Barnethan mijn. Met zijn kennersblik zag hij allerlei mogelijkheden en vroolijk flui tend, vergezeld door Perry, die even ge ïnteresseerd was als zijn meester, zette hij zijn onderzoekingstocht voort. Tegen den middag, maakte een luid geblaf van den hond, hem opmerkzaam op de aanwezigheid van Gaddy, die op 'n berg hout gezeten, plechtig opmerkte: ,,'t Is een vrij behoorlijk land, vindt u niet?" „Ik geloof 't ook", antwoordde War wick. „Hebt u eenig idee", ging de jongen op weifelenden toon voort, „in welke richting de ader loopt." „Er is meer dan één ader, mijn brave: 't zou mij niet verbazen als er twee, mis schien wel drie zijn." „Loopt er een van Zuid naar West?" ver volgde Gaddy.' „Ja, dat denk ik wel: waarom?" „O niets". „Dat is een mooie hond, die u daar hebt. Hoe heet hij?" „Perry. Hij is in 't eerst nooit erg vrien delijk. Over jou is hij 't nog niet heele- maal met zichzelf eens." „Hij is een soort foxterrier, is 't niet? Wij hebben thuis twee honden, de eene is rasechte en de andere niet." „Dan zou ik ze maar eens hier brengen, als ik jou was, want er moet nog een hond geboren worden, die tegen Perry op kan." „Zeg", begon Gaddy na een kort zwij gen. „Ja?" „U hebt me niet eens gevraagd, waarom Chris niet op uw komst gesteld is?" „Neen. Over jezelf mag je me alles ver tellen Gaddy, maar je moet niet de gehei men van je vriendin verklappen." „O, 't is niet direct een geheim, weet u, maar ik vind 't heel fatsoenlijk van u." „Dank je", antwoordde Darwick droog jes. „Chris zegt, dat ik uw vriend mag wor den", ging Gaddy voort. „Dus als u 't niet kan schelen, zou ik graag heel dikwijls hier bij u komen." prachtig, mijn jongen; je mag zoo vaak komen, als je wilt, maar ga nu weg, want ik heb nog een paar berekeningen te maken, en dat kan ik niet, als je zoo babbelt." Gaddy vertrok gehoorzaam en Perry keek hem met een verteederden blik in zijn trouwe bloeddoorloopen oogen na, tot hij uit het gezicht was. Laat op den avond, toen Warwick bezig was, aanteekeningen neer te krabbelen en oneindige rijen getallen op te tellen, weer kaatste het geklikklak van paardehoeven in de bergen, en een minuut later reed een krachtig gebouwd ruiter in uniform van de bereden politie voor Warwick's blokhut en riep met een diepe, hartelijke stem: „Hallo Warwick, ik wilde je eens opzoe ken". Terwijl hij sprak, steeg hij af en wierp de teugels naar Mike, tegen wien hij vriendelijk knikte, en die hem met een grijns van welkom begroette. Warwick sprong op, en klopte den nieuw- aangekomene geestdriftig op zijn rug. „Jouw beste kerel! Ik ben geweldig blij je te zien!" riep hij. „Ik dacht wel, dat je eens zoudt komen opdagen. Je bent natuur lijk mijn gast voor vannacht?" „Neen, dank je. Ik zal de vredespijp met je rooken en ga dan weer verder. Ik moet vóór vijf uur morgenochtend in Faskellan zijn." Al sprekend volgde hij Warwick in de hut en vlijde zich in de makkelijkste van de twee stoelen neer. „En hoe vind je het hier?" vroeg hij; een korte zwarte pijp en uitpuilende tabakzak te voorschijn brengend. Zeker maar zoo zoo, hè, en hoe is de mijn?" „Dave, ik geloof, dat ik bezig ben for tuin te maken", zei Warwick met den ge lukkigen lach van een opgewonden jongen. „Deze mijn zal een reuzenkoop blijken te zijn. Steek eens op, kerel en dan zal ik je de aanteekeningen, die ik gemaakt heb la ten zien." De ander stemde toe en een tijdlang was 't gesprek van technischen aard, daarna haalden ze oude herinneringen op, want Evan Warwick en Davik Vanburgh waren kameraden vanaf hun jongensjaren, tot voor een jaar of zeven, toen Vanburgh bij de bereden politie was gekomen en War wick naar de mijnen in Spanje was ver trokken. „Hoe is 't met je personeel?" vroeg Van burgh, toen zijn tweede pijp was opge rookt. „Ik ken natuurlijk Mike en Dur ran en die zijn geschikt; in Cardstown staan ze als uitstekend te boek. Maar hoe staat 't met het mjjnvolk?" „Daar zal ik nog eens naar moeten uit kijken; ondertusschen maak ik een begroo ting van de noodzakelijkste machineriën en bouwmaterialen". „Je weet zeker, dat je in dit deel van de wereld op jezelf aangewezen bent", zei Vanburgh met een vroolijken lach. „Neen, dat weet ik niet", antwoordde de ander. „O ja, natuurlijk, je zinspeelt op die jongedame, die eigenares en beheer ster van Carolay, die om een onverklaar bare reden mijn aanwezigheid hier in de buurt kwalijk neemt. Tusschen twee haak jes, is 't werkelijk waar, dat zij die mijn bezit en zelf beheert? Ik heb kennis ge maakt met een vermakeiijken kleinen jon gen, die mij dat vertelde, maar ik had het idee dat hij een beetje aan 't fantaseeren was." ,,'t Is de zuivere waarheid; ze is een aar dige, verstandige jonge vrouw. Ze zal je bevallen, als je haar leert kennen." „Mogelijk. Ongelukkig genoeg schijnt ze niet geneigd mij een kans te geven. Van ons eerste en eenige onderhoud ben ik van een koude kermis thuis gekomen." „Heb je haar dus al gezien?" „Ja, ik kwam den jongen tegen, 's mid dags, bij mijn aankomst en juffrouw Cun- ninghame, die even later op 't tooneel ver scheen, liet maar al te duidelijk merken, dat ik geen genade in haar oogen kon vin den." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9