De bouw van de
„Piet Hein".
FEUILLETON
DE VIERDE MAN
(Een geval uit de practijk van Inspecteur
Sanders, lid der Centrale Recherche),
door
UDO VAN F.WOUD.
(Nadruk verboden).
46)
„Je houdt, me ten goede, Adams", ver
zocht Sanders nog steeds even rustig, „dat
ik weinig lust gevoel op dit oogenblik over
deze kwestie met je van gedachten te wis
selen Bovendien lijkt het me daartoe hier
niet de geschikste plaats. Ik zou je echter
in overweging willen geven deze houding
straks tegenover den commissaris te laten
varen. Je kent me lang genoeg om te we
ten, dat ik niet over één nacht ijs pleeg te
gèan en daarom ook zeker niet aan je ar
restatie zou hebben gedacht, wanneer ik de
overtuigende bewijzen van je schuld niet in
handen had. We zullen het hierbij voor-
loopig laten. Aan de achterdeur van het
hotel wacht onze politie-auto, zoodat we
zonder ernig opzien te baren dit gebouw
zullen kunnen verlaten". En zich daarop
tot het „porceleinen figuurtje" wendend,
dat zwijgend en blijkbaar volkomen im-
ipuum voor hetgeen zich om haar afspeel
de, in een fauteuil had plaats genomen,
vervolgde Sanders:
„Ik vertrouw, juffrouw Robert, dat wij
ten opzichte van u niet die maatregelen
zullen behoeven te nemen, waartoe uw me-
deplichtinge door zijn starre houding he
laas aanleiding heeft gegeven. Wanneer u
mij belooft geen poging tot ontvluchting
te zullen wagen, zullen wij u het vernede
rende van de handboeien besparen."
„Zuster" Robert, want deze bleek het,
zooals Wils, nu ze haar masker had afge
nomen, vanachter het gordijn ook reeds
gezien had, inderdaad te zijn, gaf met een
kort knikje te kennen, dat zij beloofde aan
de door den inspecteur gestelde voorwaar
de te zullen voldoen en nadat nog een
tweetal rechercheurs, die op een teeken
van Sanders uit een anderen erker in het
vertrek te voorschijn waren getreden, haar
in hun midden hadden genomen, verlieten
allen de blauwe salon. Slechts Sanders
bleef achter en nauwelijks waren de an
deren verdwenen, of ook Wils kwam uit
zijn schuilplaats te voorschijn, trad op den
inspecteur toe en reikte deze de hand.
„Ik begrijp, Sanders", zei hij, tenwijl zij
elkaar vast in de oogen keken, „dat dit ook
voor jou een van d" moeilijkste oogenblik-
ken uit je leven moet zijn geweest, maar je
hebt het er kranig afgebracht. Er is voor
mij, zooals je begrijpen zult, nog veel
duisters in deze onverkwikkelijke affaire
en al heb ik de hoofdzaken dan ook zelf
wel allerminst verwacht. Voor een voor-
loopig artikel in het Ochtendblad weet ik
genoeg, maar ik zou het zeer op prijs stel
len, wanneer ik over een uur ongeveer de
details van je zou kunnen vernemen. In-
tusschen kan ik dan het bericht van
Adam's arrestatie aan „De Mercuur" door
geven."
„Accoord, Miel", antwoordde Sanders.
Laten we dan afspreken om twee uur hier
in de blauwe salon. Tot zoolang zal ik
trachten me te amuseeren hoewel het feest
beneden me wel niet meer zal vermogen
te boeien.
Wat zegt een naam?
Toen Wils na zijn collega's in de nacht
redactie verrast te hebben met het bericht
van Adams' arrestatie, tegen 2 uur in de
blauwe salon terugkeerde, vond hij daar
Sanders, behaaglijk genesteld in een der
groote fauteuils, welke in een gezellig
hoekje onder een schermcrlamp waren ge
plaatst. In den lichtkring onder de kap
van deze lamp hing een wolk van rook,
waaruit de reporter meende te mogen op
maken, dat de inspecteur de eenzaamheid
van dit vertrek, waarin zich slechts en
kele uren geleden de even sensationeele
als onverwachte ontknooping van het raad-
sel-Leuvensteyn had afgespeeld, geprefe
reerd had boven het rumoer van de dans
zaal, waar de stemming inmiddels haar
hoogtepunt bereikte en de aanwezigen ge
heel onkundig waren gebleven van hetgeen
als het ware boven hun hoofd had plaats
gevonden.
Die gedachte had voor Wils uit een be
roepsoogpunt toch wat pikants. Waarschijn
lijk zou het geen tweede maal in zijn le
ven voorkomen, dat hij te midden van hon
derden colega's uit binnen- en buitenland,
er in slaagde beslag te leggen op een pri
meur, waarom de geheele courantenwe
reld hem zou benijden. Maar ten slotte
was hij van al die collega's dan ook de
eenige geweest, die meer dan gewone be
roepsbelangstelling voor deze duistere zaak
had getoond en van het begin af aan in de
oplossing van het raadsel een werkzaam
aandeel had genomen.
Sanders ontving hem met een uitnoodi-
gend gebaar plaats te nemen en ndat hij
den journalist een sigaar geoffreerd had
stak hij onmiddellijk van wal.
„Ik zou je willen verzoeken, Miel", zoo
begon hij, „mij eerst rustig, zonder inter
rupties, het slot van de zaak te laten ver
tellen. Daarna zal ik je verklaren op welke
wijze het misdrijf heeft plaats gehad, ter
wijl je dan ten slotte, wanneer je nog iets
niet duidelijk mevht zijn, vragen kunt stel
len. Ik denk, dat we op dit manier het
snelst aan een eind zullen komen, want
eerlijk gezegd blijkt de spanning, waarin
ik vanavond verkeerd heb, haar uitwer
king niet te missen en waar het morgen
of liever gezegd straks weer een drukke
dag voor me zal zijn, zullen eenige uren
gezonde slaap me waarschijnlijk geen
kwaad doen".
Wils knikte ten teeken van instemming.
„In de eerste plaats dan", vervolgde San
ders, „het antwoord op de vraag, hoe ik
er achter ben gekomen, dat slechts Adams,
dien wij beiden toch wel in de laatste plaats
van medeplichtigheid verdachten, aan de
misdaad debet kon zijn. Wellicht, dat je dit
zelf reeds hebt kunnen nagaan, nadat ik je
in Dusseldorf zoo uitvoerig inlichtte over
m'n ontmoeting met zuster Robert en wat
daaraan vooraf gang".
Wederom knikte Wils, doch Sanders
scheen daarop gee nacht te slaan.
„Toen ik kennis had genomen van den
inhoud van het telegram, dat de verpleeg
ster, die we nu voor het vervolg maar een
voudig Robert zullen noemen, in Hotel
Zweibruckenhof ontving, was het slechts
een kwestie van tijd om achter de identi
teit te komen van den man, die dit tele
gram had verzonden en daardoor zelfs als
de vermoedelijke dader in aanmerking
kwam. Je herinnert je, dat Robert verzocht
werd omgaand aar het adres van Staver-
man, telegraaf restante Amsterdam, terug
te seinen of alles nog L orde was. Dit was
op zichzelf natuurlijk een groote domheid,
welke alleen verklaard kan worden door
het feit, dat de afzender in Amsterdam
vreesde, zich niet tijdig in veiligheid te
kunnen stellen. Welnu, Robert voldeed na
tuurlijk aan dit verzoek. Toen zij ongeveer
een uur, nadat ik als de bejaarde heer Fe-
dorra van de internationale vereeniging
tot bescherming van jonge vrouwen en
meisjes afscheid van haar had genomen,
het hotel verliet stond er 'n mannetje klaar
om haar te volgen. Ze begaf zich, zooals ik
verwacht had allereerst naar het telegraaf
kantoor, waar zij een telegram verzond
aan het opgegeven adres in Amsterdam.
De rechercheur was zoo vrjj van den in
houd van dit telegram kennis te nemen,
doch waar het niets anders bevatte dan de
woorden: „Alles in orde. Eerwacht nader
bericht te Berlijn" bestond tegen de ver
zending onzerzijds geen enkel bezwaar
Onmiddellijk daarop vertrok zij naar Ber
lijn, waar aan het station Friedriech-
strasse alweer een mannetje gereed stond
om na te gaan of zij inderdaad aan het, in
het telegram opgegeven adres, Kurfursten-
strasse 12. haar intrek nam. Ook hierin
bleek zij echter precies overeenkomstig de
door den man in Amsterdam gegpven aan
wijzingen te handelen. Inmiddels had ik me
echter reeds telefonisch met het hoofdbu
reau te Amsterdam in verbinding gesteld.
Daar had men niets anders te doen dan een
oogje te houden op het loket in het post
kantoor, waar als telegraaf-restante ver
zonden stukken ih ontvangst kunnen wor
den genomen en daarbij meer in het bij
zonder te letten op den man, die zich on
der den naam Staverman zan aandienen.
(Wordt vervolgd).
De heer C. W. A. baron van Haersolte, gezantschapssecretaris
te Stockholm, trad Donderdag te Den Haag in het huwelijk met
mej. S. M. baronesse van Haersolte van Haerst. Het bruidspaar
bij het verlaten van het stadhuis
De K.LM. boekte Donderdag haar 500000sten passagier, den
heer P. Vermeulen (rechts), bioloog aan den Hortus Botanicus
te Amsterdam. De uitreiking van het passagebiljet ging met
eenige plechtigheid gepaard
De G.-G van Ned Indië. jhr. T jar da van Starkenborgh Stachouwer (op den
voorgrond), bracht tijdens zijn verblijf op Bali een bezoek aan den Anak
Agoeng Agoeng van Karangasem
De bouw van het Prinselijk jacht, de .Piet Hein", Is thans zoo ver gevorderd,
dat men reeds een duidelijk beeld van vorm en afmetingen krijgt
Een nieuw verfje voor de .Gelderland", die thans te Nieuwediep in
gereedheid gebracht wordt voor de reis van het Prinselijk Paar naar
de kroningsfeesten te Londen
De eerste vier conductrices, die de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg
Mij Donderdag in dienst heeft gesteld, in haar .flatteuze" uniformen