Nieuwe aanwinst voor den Haagschen Dierentuin. De Haagsche Dierentuin is verrijkt met een 3-jarig olifantje, een geschenk van den heer Rookmaker, resident der Lampongsche gebieden op Sumatra. De baby olifant in de nieuwe omgeving Een aardig snapshot van de Hertogin van Kent bij het ve> laten van Westminster Abbey te Londen, waar zij met haar echtgenoot, den Hei tog van Kent de kroningsrepetities bijwoonde Koning George VI van Engeland heeft Vrijdag te Windsor in tegenwoordig heid der Koningin. Koningin-weduwe Mary en andere leden van het Engel- sche vorstenhuis het monument ter nagedachtenis aan Komng George V onthuld. Een overzicht tijdens de plechtigheden. Op den achtergrond Windsor Castle De nieuwe auto-racebaan bij de puin- hoopen van Crystal Palace te Londen is door Lord Howe geopend Lord Howe breekt met zijn wagen het lint, dat den toegang afsloot Prof dr. E. Dl er up. hoogieeiaar aan de R.K. Universiteit te Nijmegen, die benoemd is tot eere doctor der uni versiteit te Athene Het stoffelijk overschot van mr. J. Deketh. burgemeester van Soest, is Vrijdag teraardebesteld. De plechtigheid aan de groeve op de begraafplaats te Soest FEUILLETON DE VIERDE MAN (Een geval uit de practyk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche), door UDO VAN FWOUD. (Nadruk verboden). 4!) ,,'t Is eigenlijk niet meer dan billijk, dat we dit spelletje nog even uitspelen", liet hij er op volgen, toen van de zijde der aanwe zige politiemacht slechts een glimlach als antwoord kwam. „Het spijt me, dat we zoo'n ongelegen moment hebben uitgekozen", zei de hoofd inspecteur eindelijk, zich uitsluitend tot den woordvoerder van het zestal wendend. „En wat je eerste vraag betreft, ik zou daarop kunnen antwoorden, dat we twee Hollanders zoeken, die in dit huis gevangen worden gehouden, maar ik ben bang, dat je ons daarover toch niet zult kunnen inlich ten." „Hollanders? Hier in onze villa?.... Mij niets van bekend!" „Ja, dat vreesde ik al", bekende de poli tieman op denzelfden toon als de ander. Maar deze gaf zich nog niet gewonnen. „Introductie zijn in onze sociëteit niet toegestaan, weet u. We hebben al genoeg met ons zelf te doen. En dan nog wel Hol landersNee, zoover rexken onze rela ties niet De hoofd.' vpecteur vond, dat het onder houd nu lmg geno'3 geduurd had. ..Breng de heeren maar weg", beval hij de aanwezige rechercheurs, die glimlachend hadden toegehoord. „Meneer Sanders en ik zullen intusschen jens zien, of we zijn land- genooten kunnen ontdekken". Het gezelschap vertrok naar de in een zijstraat gereedstaande politie-auto's, ter wijl de beide inspecteurs hun onderzoek op dezelfde étage begonneu. Hier bleken zich rog een drietal kamers te bevinden, welke echter alle gesloten wa ren, zoodat de looper van den hoofdinispec- teur er weer aan te pas moest komen. Een der vertrekken bleek ingericht als slaap kamer voor vier personen. Langs de muren stonden althans vier ouderwetsche ledikan ten met groote dekbedden, doch nergens wat een levend wezen te ontdekken. Op het portaal van de tweede étage bevonden zich eveneens vier deuren. Er heerschte hier een Egyptische duisternis, daar het raam, dat op de straat uitzag, met een luik was geblindeerd. Een electrische zaklan taarn wierp echter al spoedig een sterken lichtbundel op het slot van de eerste der vier deuren en juist wilde de hoofdinspec teur zijn looper hierin steken, toen vanuit de tegenover liggende kamer een licht ge rucht tot hem doordrong. „Ik geloof, dat we daar moeten zijn", zei Sanders, die zich bij het vernemen van het geluid onmiddellijk had omgedraaid. De hoofdinspecteur scheen er ook zoo over te denken en een minuut later speelde het licht van de zaklantaarn langs de muren van een ongemeubeld vertek tot het bleef rusten op den verst verwijderden hoek. waarin twee gedaanten op een matras la gen uitgestrekt. Twee paar oogen, die niets vermocht-u te onderscheiden, knipperden in h-t felle lic'it van de lantaarn. „Halio I liel", zei Sam ers, die in een dei beide mannen onmiddellijk den reporter herkende en nu snel op uezen toetrad. „Goe den avond, meneer Evertsen; 't was me een lief ding waard geweest, onder gunstiger omstandigheden met u kennis te kunnen maken. Hoe is 't? Allebei nog gezond?" „Als je me hier die to wtjes nu eens los maakt, zal ik me zeker heel wat behaaglij ker voelen", antwoordde Wils met een pijn lijk verwrongen gezicht. De hoofdinspecteur was nu ook naderbij gekomen en een oogenblik later waren bei den van de touwen, die hen om beenen en armen waren gebonden, bevrijd. Wils trachtte overeind te krabbelen, maar de chloroform bleek nog niet geheel te zijn uitgewerkt en een gevoel van duizeligheid noodzaakte hem weer te gaan zitten. Re chercheur Evertsen was er beter aan toe Hij maakte zooveel diepe kniebuigingen, en zwaaide zoo vervaarlijk met zijn armen, dat het leek, alsof hij zich oefende voor een of andere turndemonstratie. „Ziezoo", zei hij eindelijk, zich tot San ders wendend en dezen de hand reikend, „nu ben ik weer geheel tot uw dienst. Re chercheur Evertsen uit Arnhem". Ook de inspecteur maakte zich nu be kend, maar voegde er lachend aan toe, dat de ander hem, door zich te laten opsluiten, voorloopig den laatsten dienst had bewe zen. „Overigens hebt u het aan uzelf te danken, dat we u weer zoo spoedig konden bevrijden", zoo besloot hij, „want als we uw briefje in hotel Zweibruckenhof niet hadden ontvangen, zouden we waarschijn lijk nu nog niet van het bestaan van hel perceel Alte Jacokstrasse 13 op de hoogte zijn geweest". Het was eindelijk de hoofdinspecteur, die er de heeren op wees, dat er in Dusseldcrf comfortabeler inrichtingen te vinden waren om het onderhoud voort te zetten dan een leeg vertrek van een nu onbewoond huis in een beruchte wijk. Wils voelde zich nu in zooverre hersteld, dat hij, gesteund door Sanders, althans in staat was de beide trappen van het perceel af te strompelen. Buiten wachtte een po litieauto, welke de drie Hollanders in snelle vaart naar Hotel Eden bracht. Hier namen zij voorloopig afscheid van den hoofdin specteur, die toezegde hun er onmiddellijk van in kennis te zullen stellen, wanneer met het verhoor van de arrestanten zou worden begonnen. Een kwartier later had Sanders een lang telefoongesprek met het hoofdbureau van politie te Amsterdam, terwijl Wils en Evert sen in een verkwikkenden slaap vergetel heid trachtten te vinden van de, in het pand aan de Alte Jakobstrasse, doorgestane emoties.' Toen Wils den volgenden ochtend op een uur, dat hem onder normale omstandighe den reeds aan de lunch zou hebben her innerd, de ontbijtzaal binnentrad, vond hij hier slechts één tafeltje bezet en wel door inspecteur Sanders, die hem vanachter het ochtendblad der „Dusseldorfsche Nachrich- ten" een „Frische morgen' wenschte. „Wel, hoe is 't, Miel? Weer geheel de oude?" En zonder antwoord af te wachten, liet hij er op volgen: „Tjonge, kerel, je ziel er heel wat beter uit dan gisteravond, toen ik je daar zoo broederlijk met Evertsen op één matras in dat ongezellige kamertje vond. Het spijt me werkelijk, dat je door mijn schuld in die impasse geraakt ben. Ik had je in Zweibruckenhof niet alleen ach ter moeten laten ja, goed beschouwd, had ik zelfs heel wat verstandiger gedaan de uitnoodiging om me naar Dusseldof te vergezellen vóór mé te houden, maar je inquisitieve geest kennende...." Deed je nog verstandiger en liet je me zelfs in het onze' ere waar de reis heen zou gaan", interrumpeerde de reporter lachend. „Beste kerel, spaar me je excuuses. Ik heb een flinke les gehad en daarvoor moet ik jou eigenlijk dankbaar zijn. In het vervolg hoop ik me tijdig t herinneren, dat vooral bij expedities als deze voorzichtig heid nog steeds de moeder van de porce- leinkast is. Maar vertel me nu eerst eens even jouw wedervaren gedurende mijn ver blijf in die vroolijke keuken van de Alte Jacobstrasse". Sanders voldeed aan dit verzoek en ter wijl de reporter zich te goed deed aan een welvoorzien ontbijt, dat inmiddels was ge serveerd, gaf hij een uitvoerig relaas van zijn avonturen in de beide hotels, de ont moeting met Josephine Marie Portelle, alias „zuster Robert" en den inval in het perceel, waar de zes handlangers van de laatste konden worden gearresteerd. Hij vond daarbij ook gelegenheid voor een verklaring van het plotselinge verdwijnen van Evertsen. Het bleek dat deze den vori- gen ochtend de verdachte was gevolgd, waarbij hij weer in de Alte Jakobstrasse terecht was gekomen. De verpleegster was hier weer het huis binnengegaan, doch ter wijl hij in een, schuin tegenover het pana liggend slopje op haar terugkomst had ge wacht, was hij daar plotseling overvallen door een drietal mrnnen, die hem een in chloroform gedrenkten zakdoek onder den neus hadden geduwd, waarna hij het be wustzijn had verloren. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9