3)e fceidóche Scii/^o/nt Het nieuwe Engelsche vliegtuig-moederschip .Ark Royal* is te Birken- De onderzeeërs O 12 en O 14 zijn Woensdag uit den Helder naar West Indiê vertrokken, waar zij pe nieuwe Standerd molen te Melick head te water gelaten. Het oogenblik, waarop het gevaarte de helling het tlottieljevaartuig .Johan Maurits van Nassau" gaan aflossen. De schepen bij het verlaten der haven (L.) za| Zaterdag officieel In werking verlaat van Nieuwediep worden gesteld Een overzicht tijdens de huldiging van H. IC H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard op de Brink te Baarn ter gelegenheid van de feestelijke ontvangst van het vorstelijk echtpaar Na hun aankomst te Londen, ontvingen de Japansche Prins en Prinses Chichibu verschillende vertegenwoordigers en ver tegenwoordigsters der pers in audiëntie De Prinses (rechts) gedurende de ontvangst De bloembollen komen In kleur. Reeds staan verschillende velden in vollen bloei. Een tweetal interessante opnamen In de omgeving van Noordwijk FEUILLETON DE VIERDE MAN (Een geval uit de practijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche), door UDO VAN EWOUD. (Nadruk verboden). 33) Hy zweeg en trok nerveus aan zijn ai- gaar, die hij daarna met een ongeduldig ge baar in een aschbakje wierp. Doch bemer kende, dat de reporter het nutteloos acht te zijn beweringen te weerleggen, vervolg de hij, nu wat minder heftig: „In 'n zaak als deze, Miel, kan de kleinste vergising, van wien dan ook, de boel in het honderd sturen. Afgezien van de soesah, die ik over haar uitlevering zou krijgen, zou het een heel klein kunstje zijn, deze juffrouw, die zich nu eens verpleegster, dan weer boekhoudster noemt, als verdacht van medeplichtigheid in de moordzaak-Leu- vensteyn aan de justitie over te leveren. Maar wat heb ik dan nog bereikt? Instinc tief voel ik, dat er veel meer achter deze zaak zit, zóó veel, dat het ongetwijfeld de moeite zal loonen haar tot de wortels te onderzoeken. En hoever zijn we nu? Hoog boven op een tak zitten we, gedwongen tot een werkloosheid, die mij mijn rust ont neemt en met het voortdurende gevaar voor oogen door een onhandige streek van een ander naar beneden te zullen tuimelen." Wils schoot onwillekeurig in den lach. „Je beeldspraak dunkt me nogal gevaar lijk, Wil. Misschien, dat die fraaie hoo rnen langs de Konigsallee je daartoe heb ben geinspireerd. Maar overigens ik kan me jouw positie indenken en ten slotte weet ik daarop maar één advies: Zie, dat je zoo spoedig mogelijk weer en werkzaam aandeel in de onderneming krijgt. Je zult zelf wel zoo verstandig zijn, daarbij niet overijld te werk te gaan." „Ik zou bijv. kunnen beginnen met de Dusseldorpsche bladen der laatste dagen eens door te lezen om te zien, of het be richt van den moord ook tot hier is door gedrongen. Bijzonder productief lijkt me dat werk wel niet, maar het geeft tenmin ste eenige afleiding." Hij stond op en begaf zich naar de lees tafel, vanwaar hij spoedig met een aantal nieuwsbladen terugkeerde. Ook Wils ver diepte zich thans weer in zijn ochtendblad en eenigen tijd hoorde men nu niets dan het ritselen der couranten, welke de in specteur haastig doorbladerde, zich schijn baar slechts nu en dan tijd gunnend een bericht in zijn geheel door te lezen. Reeds na tien minuten legde Sanders het laatste blad op den stoel naast zich en stond dan plotseling op. De reporter wierp hem over zijn krant een half verbaasden half spottenden blik toe. „Als ik overal zóóveel waardeering vond onder m'n lezers, zou ik geen letter meer schrijven", zei hij. Sanders negeerde deze opmerking. „Ik heb geen rust meer, Miel; ik ga naar de politie. Vandaag of morgen zou ik toch tot dien stap moeten besluiten en dan dunkt het me beter, zoo spoedig mogelijk door den zuren appel heen te bijten. Blijf hier en wacht op me. Ik kan je natuurlijk niet vooruit zeggen, hoe lang of het duurt, maar ik beloof je zoo gauw mogelijk terug te zullen zijn." Een hulpvaardige kellner, die ijlings toe schoot om den inspecteur in zijn jas te hel pen, belette zoowel een nadere toelichting van Sanders zijde op hetgeen hij van plan was, als de vraag, die Wils in verband hier mede, op de lippen zweefde. Met een kort „tot straks" verliet de eerste het café, ter wijl de reporter opnieuw troost trachtte te vinden in den stapel nieuwsbladen. Ongeveer een half uur lang scheen de lectuur inderdaad al zijn aandacht in be slag te nemen, doch langzamerhand ver flauwde zijn belangstelling en al spoedig dwaalden zijn gedachter af naar de gebeur tenissen, die oorzaak waren, dat hij op dit urn in een café te Dusseldoru een buiten- landsche krant zat te lezen, terwijl bij zijn blad in Amsterdam zijn aanwezigheid wel licht dringend noodzakelijk was. Hij begon zich af te vragen, of het niet wat onver antwoordelijk was geweest, zich op deze reis bij Sanders aan te sluiten? Het eind was er immers niet van te zien en boven dien was het nog zeer problematisch, of de affaire zooveel belangwekkende copie zou opleveren, dat de verloren tijd daardoor werd goedgemaakt. Stel, dat de zaak eens scheef ging en ze beiden met hangende pootjes naar Amsterdam moesten terugkee- ren. Zeker, hij wist op het oogenblik al heel wat meer dan zijn collega's, maar i'- do was het toch zeer de vraag, of hij daar van voor z*n blad gebruik zou mogen ma ken. Zoolang het onderzoek niet geëindigd was zou de politie zeker niet willen, dat er ook maar een letter over in de krant verscheen en zoolang dat het geval was, beteekende het verzamelen van gegevens practisch niet veel meer dan het bevredi gen van 'n persoonlijke nieuwsgierigheid. En toch kon hij op het oogenblik be zwaarlijk terug. Als hij zich vanavond of morgenochtend weer op de redactie liet zien zonder iets te hebben bereikt, zou de nutteloosheid van zijn reis eerst recht aan het licht treden. Neen, dan maar liever een paar dagen er aan wagen. Gelukkig was 't vandaag al Vrijdag, zoodat hij tot Maan dagmorgen waarschijnlijk niet langer dan anderhalve dag gemist zou worden. Er zat niets anders op dan in zijn lot te berus ten. Overigens was dat lot nog wel te dra- gen.Zoolang je beroep slechts van je eischt, dat je met een kop koffie en een goeie si gaar in 'n niet ongezellig café met desge- wenscht uitzicht op een levendige promena de een krant ging zitten lezen, was de we reld eigenlijk nog zoo slecht niet. Reeds had hij zich verzoend met het vooruitzicht misschien nog wel eenige uren op den inspecteur te moeten wachten, toen een heer de zaal binnentrad, die, na een onderzoekenden blik op de weinige gasten te hebben geworpen, regelrecht op zijn ta feltje afstevende. De reporter, die zich, meer om den tijd te verdrijven dan uit oprechte belangstel ling, weer verdiept had in een artikel, dat onder normale omstandigheden zijn aan dacht zeker niet zou hebben vermogen te trekken, bemerkte den man eerst, toen deze hem genaderd was en onmiddellijk in het Duitsch het woord tot hem richtte. „Pardon, is u misschien meneer Wils uit Holland?" De journalist wierp den man een zoo ver baasden blik toe, dat deze blijkbaar een oogenblik twijfelde den gezochte voor zich te hebben. Wils bemerkte dit en haastte zich daarom den vreemdeling te verzeke ren, dat hij inderdaad de man was, voor wien deze hem hield. Het gelaat van den ander verhelderde. „Aha", zei hij. „Dan heb ik toch goed ge zien. Mijn naam is Degenhardt, rechercheur bij de crimineele politie. Ik mag me mis schien ten overvloede wel even legitimee- ren". De man lichtte met een snelle beweging de linker-revers van zijn colbert op, waar door een metalen plaatje zichtbaar werd, van een soort, zooals Wils die vroeger reeds van meer nabij bewonderd had. „Ik heb opdracht van den commissaris van politie in de derde sectie, u uit te noo- digen mij naar het bureau te volgen", ven- volgde de drager van dit insigne, zonder eenig antwoord af te wachten. „De zaak, waarover uw collega ons heeft ingelicht, eischt namelijk, dat onmiddellijk maatre gelen worden getroffen. Uw collega was van meen in g, dat u het op prijs zou stellen bij een en ander tegenwoordig te zijn en ver zocht daarom den commissaris iem*vnd naar u toe te zenden". Wils was opgestaan. „Ik ben u zeer erkentelijk voor de moeite die u zich getroost hebt om mij te waar schuwen", zei hij, „temeer, omdat ik niet zooals u blijkbaar veronderstelt, een col lega van den heer Sanders ben, maar hoog stens een medewerker, die louter uit eigen belang politiediensten verricht. Ik ben n.l. verbonden aan de redactie van het in Am sterdam verschijnende dagblad „De Mer- cuur" en volg de zaak, waarover het hier gaat, dus uitsluitend uit een oogpunt van belangwekkende reportage." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5