De [andenwedstrijd België-Nederland
3>e Sekióofie (Boii^ont
Spelmoment voor het Belgisch doel tijdens de spannende voetbalmatch
België-Nederland te Antwerpen, welke door het Belgisch team met 2-1
werd gewonnen
De Geulhemmerberg, een der mooie
plekjes van het Geuldal, wordt ge
deeltelijk afgegraven ten behoeve der
mergelindustrie
Minister mr. dr. L. N. Deckers vertrok
Zaterdag uit den Haag naar Londen
ter bijwoning van de Internationale
Suikerconferentie
Bij de verkiezingscampagne in België geven de aanhangers
der politieke partijen op vaak vreemde wijze uiting aan
hun gevoelens jegens de tegenpartij, getuige bovenstaande
foto
De conferentie der Kleine Entente te Belgrado. Drie kopstukken, dr. Krotta;
Antonescu en dr. Stojadinovic
De dans om den bal. Een aardig snapshot uit den België Nederland
voetbalwedstrijd in het stadion te Antwerpen
FEUILLETON
DE VIERDE MAN
(Een geval uit de practijk van Inspecteur
Sanders, lid der Centrale Recherche),
door
UDO VAN EWOUD.
(Nadruk verboden).
24)
Daar zat de, wonderlijk uit de kluiten ge
wassen rechtbankverslaggever van „De Mer
cuur". Jaap Hoekstra, van wien algemeen
beweerd werd, dat hij zijn rechtbankver
slagen zóó keurig schreef, dat het zonde
was, dat zij gedrukt moesten worden. Op
het oogenblik was hij in druk gesprek met
den dikken redacteur-Binnenland van het
„Dagblad voor Nederland", Hazemeyer, die
hem een eenigszins ongeloofwaardig ver
haal deed over de oorzaak van het feit, dat
hij, nu reeds meer dan zeven jaar geleden,
het vrije reportersleven met den redacteurs-
stoel moest verwisselen.
Twee andere verslaggevers, o.w. Snuffel-
graag van „De Mercuur", die meer geld
naar Palais Royal bracht dan zijn beschei
den salaris mitsgaders de maandelijksche
toelage van zijn vader eigenlijk veroorloof
de en die er steeds bij was, wanneer hij
meende van een ouderen collega iets te
kunnen leeren, schoven dichterbij en ver
namen tot hun groote voldoening nog juist
het slot van de merkwaardige historie.
„Nou, toen kwam ik na dat reisje langs
de grens met m'n declaratie bij den boek
houder", vertelde Hazemeyer, „en die man
had de onaangename gewoonte, over elke
uitgave nog een nadere specificatie te vra
gen, Moet je weten, dat er een post op
stond van vijf en twintig gulden wegens
„teleurstelling?'.
„Wegens wat?" vroeg Hoekstra, die reeds
bij voorbaat gnuifde.
„Wegens teleurstelling. Ja. weet je, dat
zat zóó: ik had in Zevenaar een reep kwat-
ta gekocht 't was toen in den tijd, dat
kwatta in alle bladen bekend maakte, dat
om de zooveel stuks bij de reepen een bank
biljet van vijf en twintig gulden werd ver
pakt.
„Nou, en....?"
„Nou, dat bankbiljet zat er niet in, dat
was een geweldige teleurstelling....!"
Hoekstra lachte zoo luid, dat de anderen
hun gesprekken even staakten en verwon
derd van hem naar Hazemeyer keken,
maar Snuf scheen het toch nog niet heele-
maal begrepen te hebben.
„En is u daarom redacteur geworden?"
vroeg hij met zoo'n onschuldig gezicht, dat
Hoekstra opnieuw in een lachbui schoot.
„Ja, Snuf", antwoordde de dikke dood
ernstig. „De boekhouder zei: Jij kunt zóó
goed declaraties maken, dat ik je bij de
directie zal voordragen als chef van de cor
respondenten, belast met het nazien der
kwartaalnota's. En zóó ben ik ten slotte
chef-Binnenland geworden."
„Je moet maar boffen", vond Snuf.
„Dat zeg ik ook", antwoordde Hazemeyer
„Als er toevallig wel vijf en twintig gul
den in die kwatta had gezeten, had ik het
nooit zoover gebracht."
De vroolijkheid werkte aanstekelijk. Drie
trouwe klanten, die juist binnen kwamen
en schijnbaar aarzelden, waar ze zich zou
den neerzetten, schoven, aangemoedigd
door de goede stemming, stoelen bij de ta
fel van Hoekstra en Hazemeyer. Het waren
Georges Vink, de redacteur-opmaker van
„De Hoofdstad", Alex Meyer, de Joodsche
verslaggever van de „Nieuwe Amsterdam-
sche Courant", van wien het vermakelijke
verhaal de ronde deed, dat hij, den beroem
den Franschen clown Grock bij diens be
zoek aan de hoofdstad interviewend, dezen
niets anders wist toe te voegen dan „Le
jardin de mon oncle est plus grand que
celui de mon père", het eenige Fransch,
dat hij zich uit zijn schooljaren herinnerde
en Bob Adams die als schrijver van groote
hoeveelheden ontspanningslectuur, of
prikkellectuur, zooals ook wel eens boos
aardig in den kring der collega's werd be
weerd in dit milieu reeds sinds lang een
graag geziene persoonlijkheid was.
„Wij leeren Snuf, hoe hij snel promotie
kan maken", zei Hazemeyer na de weder-
zijdsche begroeting.
„Dan is hij bij jou wel aan een betrouw
baar adres", meende Vink met een beden-
kelijken blik zijn collega toeknikkend.
„Zelfs het jongste lid van „De Mercuur"
put niet anders dan uit betrouwbare bron
nen. Wat jij Snuf?"
Snuf vertrok zijn gezicht tot een verle
gen grijns.
„Heb ik je al eens verteld van dien han-
digen zet van een verslaggever van „De
Molm?"
„De Molm?" Wat is dat voor een blad,
vroeg Snuf, weer hevig geïnteresseerd.
„Het orgaan van de turfhandelaars",
antwoordde Hazemeyer weer doodernstig.
„Stik", zei Snuf zeer oneerbiedig.
„Nee, vertel nou geen dwaasheden. Haas"
kwam Meyer, die vreesde het einde van het
verhaal niet te zullen hooren, als het jong
ste redactielid van „De Mercuur" te vroeg
bemerkte, dat hij werd beetgenomen, ,,'t
Was Valentijn, die je bedoelt, dat merk
waardige type, dat vroeger bij ons op de
redactie zat."
„Je hebt gelijk", zei Hazemeyer, onmid
dellijk weer in z'n rol. „Ik hel? jullie dat
drama al eens eerder verteld. Nou dan,"
vervolgde hij, zich weer tot Snuf wendend,
„die Valentijn kreeg er op een goeden dag
de lucht van, dat z'n collega van het Dag
blad op de een of andere duistere manier
aan een ongelooflijke primeur was geko
men. Maar wat die primeur nu precies be
helsde, dat wist-ie niet, zie je. Nou je
snapt, de vent was stapel om er achter te
komen en wat denk je dat-ie toen deed?"
Snuf haalde z'n schouders op ten teeken,
dat hij het antwoord schuldig moest blij
ven.
„Tegen den tijd van opmaken weet je
nog Meyer, hoe correct die vent er altijd
uitzag? 't was in den zomer en hij had
een smetteloos wit flanellen broek aan, ging
hij naar de zetterij van Het Dagblad, kwasi
met het doel een praatje te maken met den
redacteur-opmaker. Maar tijdens dat
praatje knoop 't in je ooren Snuf, want
het kan te pas komen ging hij met z'n
witte broek op den natten vorm zitten en
zonder dat iemand 't bemerkte droeg hij de
primeur, afgedrukt op zijn zitvlak naar het
bureau van de Nieuwe Amsterdamsche.
Bij ons hebben ze zich nog maanden nadien
afgevraagd, hoe het mogelijk was, dat de
„Nieuwe" dat bericht tegelijk met ons
had."
Het verhaal scheen toch zelfs Snuf wat
al te bar.
„U kunt me nog veel meer vertellen", zei
hij boos en de anderen grijnsden.
„O, beste jongen, als ik eenmaal met m'n
onderricht begin, is het eind er van weg
Tjonge, daar hebben we zoowaar onze
Sherlock Holmes Jr." liet Hazemeyer er op
volgen met een blik naar de deux, waar
door juist Emiel Wils binnentrad.
„Welkom, vreemdeling. Vlij je aan ons
tafeltje en spreek een woord van dank voor
de moeite, die ik me vanavond alweer ge
troost heb om je rechterhand wat bij te
brengen, 't Is een zeer weetgierig jong-
mensoh, ons aller vriend Snuffelgraag Als
dat zoo doorgaat, zie ik hem over een paar
jaar in de hoofdredactie van „De Hoofd
stad" en moet ik m'n hoed voor hem afne
men. Hij heeft nu al aardig door. dat één
goed geknipt artikel voor de lezers meer
waarde heeft dan tien slecht geschrevene."
Het gesprek werd nu meer algemeen en
geraakte al spoedig op het gebied der da-
gelijksche actualiteiten Daarbij kwam na
tuurlijk ook de moord op bankier Leuven-
steyn ter sprake en verschillende leden van
het gezelschap maakten van deze gelegen
heid gebruik hun persoonlijke meening over
de houding van politie en justitie ten op
zichte van Hellinger's arrestatie kenbaar
te maken. Slechts Wils. hoewel aandachtig
luisterend naar alles, wat door zijn colle
ga's te berde werd gebraaht, was merk
waardig stil, zóó stil, dat het den anderen
ten slotte zeker zou zijn opgevallen, wan
neer niet op het moment, dat het gesprek
zijn hoogtepunt bereikte, inspecteur San
ders was binnengekomen, op wien onmid-
delijk door Hazemeyer beslag werd gelegd.
„Hallo Sanders, leg jij die knapen hier
eens het zwijgen op. Ze hebben allemaal
hun eigen oordee) over de zaak I euven-
steyn, maar snakken innerlijk naar de
meening van een expert".
(Wordt vervolgd).