GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 23 MAART 1937 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 DE „CEMSTO" ZAL HET OUDE LOON MOETEN BLIJVEN BETALEN; ALDUS BESLUIT DE RAAD MET GROOTE MEERDERHEID. DE REORGANISATIE DER STED. WERKINRICHTING AANVAARD. BEZWAREN TEGEN DE GEDWONGEN WUDINGSSTONDE VAN HET LEGER DES HEILS. DE SCHADE AAN PARTICULIEREN DOOR DEN STADHUISBOUW. TWEE INTERPELLATIES. Schoonmaak-stemmlngen. Na heropening der openbare zitting (de deuren waren ruim 1 y2 uur gesloten ge weest) wordt aan de orde gesteld: 22. Herstemming over het amendement van Mevrouw de Clerde Bruijn op het voorstel om het in- en uitwendig schoon maken enz. van gemeentegebouwen on dershands op te dragen aan de N.V. Che mische en Mechanische Stofbestrijdings- Onderneming. te Amsterdam en voortzet ting van de behandeling van dat voorstel. Het amendement-d e C 1 e r (om de oude arbeidsvoorwaarden te handhaven) wordt verworpen daar de stemmen opnieuw sta ken (1515). Vóór: de S. D. A. P. en de heeren v. Weizen en, Keij. Het amendement-v, Wel zen (om de salarissen van het personeel te handhaven) wordt nu aangenomen met 29—2 stemmen. Tegen de heeren Goslinga en Beeken kamp. Mevr. d e C 1 e rd e B r u ij n (S.D.A.P.) vraagt nog het woord, hetgeen de voorz. weigert, omdat de behandeling van deze zaak gesloten is. Mevr. de Cler (S.D.A.P.) stelt nu voor de discussies te heropenen. Zij wil een ar beidsovereenkomst met al de werksters. Dit voorstel wordt door B. en W. aan vaard. zoodat mevr. de Cler de gelegen heid krijgt, alsnog haar wensch toe te lich ten, om in de arbeidsvoorwaarden op te nemen, dat er met alle werksters een ar beidscontract moet worden aangegaan. De firma maakt nl. wel eens gebruik van werksters, die niet rechtstreeks in haar dienst zijn, waardoor de firma zich ont trekken kan aan haar sociale verplichtin gen. De heer Goslinga (A.R.) sluit zich daarbij aan. Onderaanneming acht ook hij niet gewenscht. De Voorz. meent, dat het onnoodig is om dat in de arbeidsvoorwaarden op te ne men. Want spr. is van meening, dat de fir ma niet het recht heeft* om in gemeente gebouwen het personeel te werken, dat niet in dienst van de firma is. Spr. zal daartegen maatregelen nemen. 23. Voorstel in zake het verleenen van medewerking aan de regeling betreffende het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars en tot het vaststellen van den desbetref- fenden begrootingsstaat. Goedgekeurd. Onderzoek in werkloozen- gezinnen. AVONDZITTING. Na heropening der zitting is aan de orde: 26. Prae-advies op de verzoeken van E. C. Bertels, Wed. Feld, B. E. Feld en I. Zandvoort GWzn., om de perceelen Visch- markt No. 6 en Maarsmanssteeg no. 12, voor rekening van de gemeente in den ouden toestand te doen herstellen. De heer v. E c k (S. D. A. P.) kan zich vereenigen met het standpunt van B. en W. 't Heeft echter den schijn, dat B. en W. alleen handelen uit juridische overwegin gen en niet de billijkheid laten gelden. Spr. vraagt B. en W. te willen mededeelen of er geen tusschenweg te vinden is. De heer Wilmer (R.K.) wijst erop, dat deze zaak zoo lang duurt. Is er' geen weg te vinden om door samenwerking te geraken tot een spoedige oplossing? Het gemeentebestuur moet zich niet tegenover de gedeputeerden stellen. De heed Coster (R.K.) vraagt de toe zegging van spoed. De voorz. constateert, dat de raad blijkbaar overtuigd is, dat aan het ge meentebestuur geenerlei onwelwillend heid verweten kan worden. Het gemeente bestuur betreurt den langdurigen gang van zaken. De benadeelde personen hebben alle rechten om zichzelf recht te verschaf fen; zij kunnen of de gemeente of den aannemer in rechten aanspreken. Zij heb ben dat niet gedaan en wachten op de uit spraak van de commissie van advies. Door het gemeentebestuur is voortdurend de zorg van de gemeentenaren Li het oog ge houden. Er zijn van gemeentewege drie deskundigen benoemd om de zaken op te nemen en de schade vast te leggen. Ver volgens heeft het gemeentebestuur niet vastgehouden aan de verordening, volgens welke de eigenaren verplicht zijn om hun panden, die gevaar van instorting vertoo- nen, zelf af te breken. De gemeente heeft den heer Feld vrije woning gegeven. De gemeente is dus welwillend opgetreden tegenover de gedupeerden. Zij wenschen echter zoo spoedig mogelijk een einde ge maakt te zien aan dezen ongewenschten toestand. Dat wenscht de gemeente ook. Het gemeentebestuur kan echter niet verder gaan dan redelijkerwijze van hem gevorderd kan worden. B. en W. zijn ech te bereid om te overwegen of er over eenstemming te bereiken inet de eige naren. De belanghebbenden moeten dan ook de wil hebben tot tegemoetkoming. Het voorstel wordt daarna z. h. s. goed gekeurd. DE STEDELIJKE WERKINRICHTING. des Heils geëxploiteerde werkinrichting de gelegenheid zullen hebben, om naar de kerk te gaan, zelfs al had het Leger de genoemde concessie niet gèdaan. Maar ik weet ook, dat f e i t e 1 ij k ge zien alle omstandigheden, de menschen nemend, zooals ze zijn de katholieke verpleegden bemoeilijkt worden, om hun katholieken godsdienstplicht te vervullen, indien zij daarvoor of daarna den wijdings- dienst van het Leger des Heils moeten bij wonen, of indien zij alleen ter kerke kun nen gaan op een door het Leger des Heils min of meer willekeurig te bepalen tijdstip of daaromtrent. In de beoordeeling van deze feitelijkheid, in deze kwestie van inzicht verschilt een minderheid van de fractie met de meer derheid. Aan de vervulling van den eersten, be langrijksten en voornaamsten Zondags plicht van de Katholieken mag, zonder noodzaak, door ons niet de minste bemoei lijking in den weg worden gelegd. Dat is ons standpunt. Het Leger des Heils beroept zich op de huisorde. Maar zoowel het Leger des Heils als wij zijn van meening. dat de katholie ke verpleegden, die 's Zondags ter kerke gaan, uitzonderingen zullen zijn. Daarom kan ik dat beroep op de huisorde niet be grijpen. Natuurlijk zou iemand, die zich wanordelijk gedraagt, door eigen schuld zijn recht verliezen. Bij de vorige behandeling van dit voor stel heb ik met voldoening kunnen con- stateeren, dat de Prot. Chr. in dezen Raad, hoewel, vanzelfsprekend, gaarne zich ver- eenigende met het voorstel van B. en W., mijn standpunt konden waardeeren. Ik vertrouw, dat ook de Prot. Chr. bui ten den Raad onze handhaving en be scherming van het katholieke beginsel in zake Zondagsheiliging zullen begrijpen, zooals ik den loop der jaren steeds en daad werkelijk heb getoond te waardeeren het Prot. Chr. beginsel inzake de Zondagshei liging. De heer Manders (R.-K.) is het in principe met den heer Wilmer eens, doch hij komt toch tot een andere conclusie. In het advies van het bestuur der Ste delijke Werkinrichting van 5 Sept. 1934 wordt er op gewezen, dat de geestelijke vrijheid der verpleegden ten volle gewaar borgd moet zijn, Het slot van de onder handelingen met het Leger des Heils is, dat de verpleegden aan de wijdingsstonde op Zondagmorgen moeten deelnemen. Het Le ger des Heils verklaart, dat deze wijdings stonde is als het tezamen roepen der ver pleegden, gelijk dit door een vader des huisgezins ten opzichte van zijn kinderen geschiedt, om dien dag in ernstige overwe ging met God te beginnen. Veel heeft het Leger des Heils voor gevallenen gedaan. Velen heeft het opgericht. In zooverre ver dient zijn streven zeer zeker sympathie. Voor ons Katholieken blijft het de vraag, of wij ons met de wyze, waarop des Zon dagsmorgens die wydingsstonden gehouden worden, kunnen vereenigen en daarbij, of mogelijk Katholieken daardoor niet verhin derd zouden worden hun verplichte gods dienstoefening bij te wonen. Het College van B. en W. meent volgens de door het College gegeven belichting, ovei^eenkom- stig met de voorstelling van het L. des Heils, dat van belemmering van de bijwo ning der godsdienstoefeningen geen sprake kan zijn, daar ieder daarin wordt vrijge laten. Toch meent het L. des H. den ver pleegden niet vrij te kunnen stellen van de verplichting tot het bijwonen der morgen wijding, tenzij vast staat, dat de verpleeg de op dat uur of daaromtrent de gods dienstoefening in zijn eigen kerk zal bij wonen. Ofschoon ik een anderen vorm zou prefereeren, wil het mij toch voorkomen, dat hiermee aan ieder, die werkelijk des morgens de godsdienstoefeningen in een of andere kerk wil bijwonen, dit ook gewaarborgd is. Maar bovendien wil het mij toch ook voorkomen, dat op het Col lege van B. en W. de taak rust om te zor gen, dat geen menschen naar deze inrich ting gezonden worden, die werkelijk in hun geestelijke vrijheid daar zouden wor den beknot. Naar zijn meening voorziet hierin ook het reglement voor de Commis sie van Maatschappelijk Hulpbetoon. Met dit voor oogen, in de vaste overtui ging allereerst, dat door het College er voor zal worden gewaakt, dat naar deze inrichting geen menschen zullen worden gestuurd, die daartegen ernstige gewetens bezwaren zouden hebben, en daarbij, dat de verpleegden volkomen vrij zullen zijn him godsdienstoefeningen waar te nemen, kan ik mij ten slotte met het voorstel vereeni gen. Wat de bouwplannen betreft, spreekt spr. den wensch uit, dat bij' de verbouwing zoo weinig mogelijk het bestaande zal worden geschaad. Een motie. De heer v. Eek (S. D. A. P.) consta teert, dat door de nadere onderhandelin gen met het Leger verschillende bezwaren zijn weggenomen; er is een kortere termijn en de mogelijkheid van tusschentijdsche herziening der financieele banden. Een ander bezwaar is de geestelijke vrij heid der opgenomenen. Wij wenschen ieders vrijheid te eerbiedigen. Het spijt spr., dat het Leger niet verder tegemoet kan komen aan dit bezwaar. Dit is geen instel ling van het Leger des Heils, maar een gemeentelijke instelling, welke aan het Le ger ter beschikking wordt gesteld..Dat zou z.i. reden genoeg zijn om van de huisorde van het Leger in dit geval af te wijken. Het Leger wil de verplichte wijdingsston de echter niet prijs geven en daarmee komt de gewetensvrijheid in het gedrang; dat strijdt met de Nederlandsche vrijheids- opvatting. Kunnen B. en W. geen regeling treffen, dat deze vrijheidsbeperking in de practijk geen toepassing zal vinden? Bijv. door menschen, die gewetensbezwaren heb ben 'tegen by woning van deze wijdings stonde, niet te dwingen tot opname in de Sted. Werkinrichting. Spr. stelt daarom een motie voor, dat maatregelen zullen worden getroffen, om te voorkomen, dat personen, die ernstig bezwaar hebben om de wijdingsstonde bij te wonen, gedwon gen worden in de Sted. Werkinrichting te worden opgenomen. De heer Wilbrink (C.-H.) eerbiedigt het standpunt van den heer Wilmer. Met de motie van den heer v. Eek gaat spr. ech ter niet mee. Wat deze motie wil is prac- tisch een onmogelijkheid. De verhouding van Maatsch. Hulpbetoon tegenover deze gederailleerden laat niet toe, dat rekening wordt gehouden met de voorgewende ge wetensbezwaren van deze menschen. Spr. zal dus zijn stem aan deze motie niet ge ven. Het is niet zoo, dat de Sted. Werkin richting geen instelling van het Leger zou zijn. Het Leger krijgt deze inrichting te besturen en kan dat niet anders doen dan op zijn eigen wijze. De heer Bergers (R.-K.) sluit zich bij den heer Wilmer aan. Hij dringt er echter op aan, om ingang Volkslogement niet te doen zijn aan den Ouden Vest, en om het beheer van de Sted. Werkinrichting niet over te dragen aan het Leger des Heils vóór den gestelden termijn. De heer Beekenkamp (A.-R.) weet niet, welke de bedoeling van den heer v. Eek is met zijn motie. Zal zijn fractie tegen het voorstel stemmen, wanneer zijn mo tie niet wordt aanvaard? Spr. waardeert het Katholieke standpunt, doch hy ziet niet in, dat er eenig beletsel gelegen is in de wydingsstonde om naar de kerk te gaan. Z.i. zal het Leger door zijn toezeg ging 't juist den zwakken broeders gemak kelijk maken om hun eigen godsdienst oefening bij te gaan wonen. Wanneer de S. D. A. P. vasthoudt aan haar standpunt, staan wij voor dit groote bezwaar, dat er dan verschillende menschen verstoken zul len blijven van den heilzamen invloed van het Leger. Het standpunt „fiat principium, pereat mundus" deelt spr. niet. De heer v. Weizen (C. P.) verklaart zich vóór het voorstel-v. Eek en behoudt zich zijn verdere houding voor. De heer Goslinga (A.-R.) meent, dat het antwoord van B. en W. op het bezwaar inzake de gehuwden, niet zoo positief is als hij gewenscht had. Opname van ge huwden is niet onmogelijk, zegt het Leger. Een van de aantrekkelijkheden is voor spr. juist de mogelijkheid van opname van ge huwden. Overigens sluit spr. zich aan bij hetgeen de heer Wilbrink gezegd heeft over de motie-v. Eek. Wethouder v. Stralen (S. D. A. P.) herinnert aan de tegemoetkomingen van het Leger des Heils. Het college had ge hoopt, dat de raad nu met algemeene stem men het voorstel zou hebben aanvaard. Het spijt en verwondert spr dat de Katholie ken hun stem er nog niet aan willen ge ven. Spr. wil tegen de Katholieke argu menten niet debatteeren, doch de Katho lieken hebben ook altijd geageerd tegen de slechte toestanden in de Sted. Werkin richting en, wanneer zij thans stemmen tegen deze mogelijkheid van een groote so ciale verbetering, hebben zij wel een zwa re verantwoordelijkheid De minderheid van het College had aan vankelijk ook groote bezwaren, maar is er ten slotte over heen gestapt in het belang van de zaak. Spr. doet den heer Manders de toezegging, dat het historische gebouw zooveel mogelijk gespaard zal blijven. De motie-v. Eek is voor de meerderheid van het College niet aanvaardbaar omdat zij niet uitvoerbaar is. Verschillenden zul len gewetensbezwaren voorwenden. Maar dat neemt niet weg, dat er toch gelegen heid moet zijn om met ernstige gewetens bezwaren rekening te houden. Den heer Goslinga antwoordt spr., dat een absolute zekerheid voor opname van gehuwden nog niet gegeven kan worden, doch dat het Leger deze zaak ernstig onder het oog zal zien. De heer v. Eek (S. D. A. P.) drukt zijn spijt er over uit dat zijn motie wordt af gewezen. Wie kan aantoonen, dat hij ern stig bezwaar heeft, dientvrijgesteld te worden. Op een loutere bewering behoeft men natuurlijk niet in te gaan. Spr. be houdt zich zijn houding voor in afwachting van de stemming over zijn motie. De heer Wilmer (R.-K.) onderschrijft de meening, dat hier een groot belang op het spel staat. Maar het is onbilijk om de schuld van een niet aanvaarding te schui ven op de Katholieken. Bij het Leger des Heils is gebrek aan medewerking, want het Leger kan 6 dagen van de week zijn in vloed uitoefenen, maar op den Zondag morgen moet ieder Katholiek vrij zijn, al leen en uitslutend de katholieke godsdienst oefening bij té wonen. Wel is ieder theo retisch vrij, maar practisch wordt die vrij heid belemmerd. Dat is een principeel bezwaar en daar tegenover staat bij het Leger alleen het be lang van de huisorde. De bedoeling van de motie-van Eek is ongetwijfeld goed, maar zij is in de prac tijk onuitvoerbaar. Het is onmogelijk een onderzoek in te stellen naar het bestaan van ernstige gewetensbezwaren. De heer Beekenkamp (A.-R.) be grijpt, dat het Leger niet verder kan gaan in zijn tegemoetkomingen en kan niet in zien, dat het een principe-kwestie is voor de Katholieken. De vrijheid van gods dienst is immers niet in gevaar. De heer W il b r i n k (C.H.) zegt den heer v Eek, dat er geen sprake is van dwang om een bepaalde godsdienstoefening bij te wo nen, slechts een wijdingsstonde. Den heer v. lick begrijpt spr. niet, de S. D. A. P. staat immers neutraal tegenover eiken gods dienst en kan dus geen gewetensbezwaar hebben. De menschen, die werkelijk ernstig ge wetensbezwaren hebben zullen uiterst spo radisch voorkomen. De motie-v. Eek wordt verworpen met 17 tegen 16 stemmen. Voor: de S.D.A.P. en de heeren Tobé en v. Weizen. Wethouder Tepe (RJL) verklaart; Wanneer ik ook thans de verklaring, door mij in de vergadering van 1 Febr. afgelegd, ,nJ. dat ik mijn stem zou uitbrengen voor het voorstel van B. en W., herhaal, zie ik mij tevens genoopt, nadat mijn fractie voorzitter zyn standpunt in deze heeft ken baar gemaakt, het volgende te verklaren: Uit het feit, dat de katholieke fractie niet eenstemmig in deze zal zijn, mag men geenszins de conclusie trekken, dat er in den boezem dier fractie verschil van opvat ting zou bestaan omtrent het principieeie bezwaar, dat aan de afwijzende houding van een deel dier fractie ten grondslag ligt. Bij volkomen eenstemmigheid omtrent het beginsel, vloeit het verschil in houding mitsdien uitsluitend voort uit verschil in waardeering van de schriftelijk en monde ling door het Leger des Heils gedane toe zeggingen, dat in de practijk aan de prin cipieeie bezwaren der katholieken zal wor den tegemoet gekomen. Met name uit de verzekering van de verte genwoordigers van het L. des H. aan het college van B. en W., dat het Leger „de tot een bepaalden godsdienst behoorenden steeds aanspoort de godsdienstoefeningen in hun kerk bij te wonen en de plichten, welke hun godsdienst hun oplegt, te vervul len", mag ik dan ook a fortiori concludee- ren, dat het den hier bedoelden personen in de practijk niets in den weg zal leggen, waardoor hun het vervullen dier plichten bemoeilijkt zou worden. Overigens sluit ik mij geheel aan by het betoog van den heer Manders. De heer v. Eek (S.D.A.P.) verklaart na mens zijn fractie, dat het verloop van za ken voor hem uiterst teleurstellend is. Doch desniettemin zullen de soc.-dem., hoewel noode, voor het voorstel van B. en W. stem men, om een groote sociale verbetering in dit stadium niet in gevaar te brengen. Het voorstel wordt aangenomen met 27 6 stemmen. Tegen: de heeren Wilmer, Lom bert, Cos- ter, Tobé, Bergers (5 van de 7 Katholieken) en v. Weizen. Interpellatie-Schüller. De heer Schüller (S.D.A.P.) stelt thans de volgende vragen: 1. Is het juist dat de Architect van den woningbouw van het saneeringsplan Bou- welouwensteegParadijssteeg voorgesteld heeft bij de uitvoering van dezen woning bouw twee volslagen Opzichters en een assistent-opzichter te werk te stellen, daar de aard van deze woningbouw dit vereisch- ten; 2. is het juist, dat door den wa Direc teur van den dienst van Bouw- en Woning toezicht geadviseerd is het door den Archi tect voorgesteled aantal Opzichters te werk te stellen; 3. is het juist, dat de Directeur van Ge meentewerken onder wiens leiding inmid dels de dienst van Bouw- en Woningtoe zicht is gebracht, van dit voorstel en advies is afgeweken en besloten resp. Uw College geadviseerd heeft dat 2 Opzichters waar van één als 1ste en één als 2de Opzichter te werk gesteld zouden worden, waarbij hun salaris resp. ƒ25.en ƒ40.per maand lager is gesteld, dan door den Ar chitect was voorgesteld, en in zijn exploita tierekening door den Raad is goedgekeurd; 4. indien de vragen 1 tot en met 3, het zij in haar geheel hetzij gedeeltelijk beves tigend beantwoord moet worden, zijn B. en W. dan van meening, dat het in het belang van een goede uitvoering dezer bouw was, van het advies van den Architect en van den w.n. Directeur van Bouw- en Woning toezicht af te wijken, zoo ja, willen B. en W. den raad dan mededeelen op welke gronden deze meening steunt; 5. willen B. en W. de correspondentie en de adviezen over de aangelegenheid ge voerd en uitgebracht voor de Raadsleden in de Leeskamer ter inzage leggen? De voorzitter antwoordt: Ad. vraag 1 bevestigend. Ad vraag 2: Dat is geadviseerd door den directeur van Gemeentewerken. Ad vraag 3: Dat is geschied onder ver antwoordelijkheid van B. en W. De sala rissen zijn voldoende te achten. Het antwoord op vraag 4 is daarmede gegeven. Ad vraag 5: B. en W. zyn daartoe niet be reid. De heer Schüller (S.D.A.P.) is het met het antwoord niet geheel eens, spe ciaal niet met de salarisregeling, hetgeen hij in den breede uiteenzet. De heer Goslinga (A.R.) vindt de sa- larieering zeer behoorlijk. De voorz. maakt een vergelijking met gemeentelijke opzichters, die vaak een ge ringer salaris genieten. De heer Schüller (S.D_AP.): Men maakt dan gebruik van de heerschehde werkloosheid, maar die loonen mogen geen maatstaf zijn. Hij doet het voorstel om aan de beide op zichters het oorspronkelijk salaris van 225.uit te keeren. Subsidiair doet hij het voorstel om aan den laagst bezoldigden opzichter hetzelfde salaris uit te keeren als de andere geniet, ml. ƒ200.—. De heer Goslinga (A.R.): Dat gaat toch niet. Wij zijn daartoe niet bevoegd. De voorz: Men kan de beide voorstel len opvatten als moties. De heer Manders (R.K.) vraagt prae- advies. De voorz. ziet daartoe geen enkele aan leiding. Het eerste voorstel-S c h 11 e r wordt verworpen met 18 tegen 13 stemmen. Voor: de S.D.A.P. (behalve wethouder Verweij), wethouder v. Stralen was afwe zig, en v. Wel zen. Het tweede voorstel-S c h 11 e r wordt eveneens verworpen met dezelfde stemver houding. 24. Prae-advies op het voorstel van den heer Snel in zake het instellen van een onderzoek naar den toestand in de gezin nen der werkloozen. De heer Snel (S. D. A. P.) vreest, dat het moeilijk zal zijn een juist inzicht te krijgen van den toestand op dit gebied, indien het onderzoek niet breed wordt op gezet, waarop spr. aandringt. Spr. vraagt B. en W. het resultaat van dit onderzoek aan den Raad bekend te maken. De ver goeding voor het onderzoek vindt hij aan den lagen kant. Wethouder v. Stralen (S. D. A. P.) begrijpt, dat de heer Snel eenigszins te leurgesteld is. Het onderzoek geschiedt thans niet van gemeentewege, maar van wege het rijk; omwille van de uniformi teit is. het echter beter, zich aan te sluiten bij het rijksonderzoek. Een dergelijk on derzoek kan moeilijk anders zijn dan een steekproef en in dit verband acht hij het aantal te onderzoeken gezinnen groot ge noeg. De raad zal waarschijnlijk wel be kend worden gemaakt met het resultaat: dit zal evenwel afhangen van de regeering. De bedragen, voor het onderzoek uitge trokken, zijn vastgësteld door het rijk. De zelfde persoon, die hier de gezinnen zal bezoeken, werkt trouwens ook elders. Daarna z. h. st. goedgekeurd. 25. Voorstel tot het beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van het uitbreiden van de bureauruimte van en de stempelge- legenheid in het gebouw van den Ge meentelijken Dienst voor Sociale Zaken. Goedgekeurd. 29. Voorstel tot wijziging van de veror dening tot voorkoming van brand. Goedgekeurd. 30. Voorstel tot wijziging van de ver ordening op de Wateren in de gemeente Leiden. De heer Manders (R.K.) maakt een aanmerking op de redactie van art. 1. Hij stelt een wijziging voor, evenals de heer de Ree de (C.H.), die zolderschuiten met bovenbedekking een pleonasme noemt. De voorz. prefereert de oude redac tie, Met de opmerking van den heer de Reede^gaat het college accoord. Daarna z. h. st. goedgekeurd. 31. Voorstel: a. tot intrekking van de verordening van 19 Februari 1934 tot wijziging van die op den Keuringsdienst -'an ee en Vleesch; b. tot wijziging van de verordening op den Keuringsdienst van Vee en Vleesch. Goedgekeurd. •32. Voorstel tot wijziging van de veror dening op de Ve2markt. Goedgekeurd. 33. Voorstel tot wijziging van de ver ordening op de Markten. Goedgekeurd. 34. Voorstel tot wijziging van de véror dening op de Straatpolitie. Goedgekeurd. De vergadering wordt verdaagd tot 's avonds 8 uur. De verplichte wijdingsstonde op Zondagmorgeen. De heer Wilmer (R.K.): Ik stel het zeer op prijs te verklaren, waarom de Kath. Raadsfractie, in groote meerderheid, tot haar leedwezen, niet haar stem kan geven aan het voorstel van B. en W. Ik zou kun nen verwijzen naar wat ik bij de vorige behandeling van dit voorstel heb gezegd. Ik behoef daarin geen woord te wijzigen; al leen vind ik 't, na de tusschen Leger des Heils en Kath. Raadsfractie gevoerde on derhandelingen, beter te spreken van wijdingsdienst", dan van ..godsdienstoefe ning" van het Leger des Heils. Maar deze wijziging brengt geen verandering in de conclusie, die ik toen heb getrokken en ook niet in het motief, waarop ik die con clusie heb gebaseerd. Ik verwees zoo juist naar onderhande lingen, gevoerd tuscchen Leger des Heils en Kath. Raadsfractie. Deze onderhande lingen hebben tot resultaat gehad, dat het Leger des Heils niet meer voor alle ver pleegden het bijwonen van den wijdings dienst op Zondagmorgen verplichtend stelt, maar daarvan vrijstelt Katholieken, die „op dat uur of daaromtrent" de godsdienst oefening in de katholieke kerk willen bij wonen en ook inderdaad bijwonen. Wij waardeeren deze concessie. Maar 't spijt mij levendig, dat zij niet zoover gaat, als wij meenen te moeten verlangen. Wij wenschen vrijstelling van het bij wonen van den wijdingsdienst, zooals ik de vorige keer duidelijk heb verklaard, voor Katholieken, die Zondagmorgen naar de katholieke kerk willen gaan en ook in derdaad gaan; wij wenschen deze vrijstel ling zonder de beperkende en ook vage bepaling „op dat uur of daaromtrent". Dit verlangen is gebaseerd op ons ka tholiek beginsel van Zondagsheüiging.. Ons katholiek beginsel van Zondagsheili ging is niet, dat een Katholiek met 's Zon dagsmorgens ter kerke te gaan, de Mis bij te wonen, aan zijn plicht van Zondagshei liging heeft voldaan, maar dat een Katho liek, die niet de Mis bijwoont, terwijl hij daarvoor redelijkerwijs in de gelegenheid is, niet den Zondag heiligt, inzijn plicht van Zondagsheiliging zeer ernstig te kort schiet. Waar wij, Katholieken, den plicht van ter kerke te gaan op den Zondagmor gen zóó ernstig schatten, het ter kerke gaan als een zóó belangrijk element in de Zondagsheiliging beschouwen, moeten wij, zooveel mogelijk, van ons zelf en van andere Katholieken alles verwijderd hou den, wat een f e i t e 1 ij k obstakel is, om dien Zondagsplicht te vervullen; moeten wij óók, zooveel mogelijk, den geloofsge- nooten, wier plichtsbesef in dit opzicht, door welke omstandigheden dan ook, ver zwakt is, helpend tegemoet komen, om hun het vervullen van dien plicht gemak kelijk te maken. Nu weet ik wel, dat op zich geno me n de Katholieken in de door het Leger

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9