3)e Êöidóoke ©oti^omt Het radiostation Malabar (boven) ont snapte aan verwoesting door een bandjir, die op slechts enkele meters afstand voorbijging Minister mr. dr. L N. Deckers bracht Dinsdag een bezoek aan de Paaschveetentoonstelling te Rotterdam, waar hij de verschillende inzendingen bewonderde Sir Austin Chamberlain, bekend Engelsch staatsman, is Dinsdag op 73-jarigen leeftijd overleden Professor Debye, winnaar van den Nobelprijs voor Chemie, vertoeft voor eenige dagen in zijn geboortestad Maastricht. Professor Debye in huiselijken kring met zijn ouders Het bezoek van Mussolini aan Lybië De triomphale ontvangst van den Duce, die staande in zijn auto de toejuichingen der menigte beantwoordt Een geheimzinnig schip liep dezer dagen wegens machine-averij de haven van Duinkerken binnen. Het kwam van Gdynia, voerde ee vlag van Panama, doch behoorde waarschijnlijk tot een andeie nationaliteit Het was geladen met oorlogsmateriaal FEUILLETON DE VIERDE MAN (Een geval uit de practyk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche), o oor UDO VAN EWOUD. (Nadruk verboden). 9) „Nee maar nu vergeet je, dat het geen beroepsmisdadiger is, althans niet een van de velen, die bij de politie bekend zijn", wierp de reporter tegen. „Al die fouten, welke jij daar stipuleert, duiden er juist op, dat we niet met een beroepsmisdadiger te doen hebben. Blijkt Hellinger werke lijk de dader onder ons gezegd, ben ik er ook nog niet zoo zeker van dan betreft het hier het gewone geval van iemand, wiens levenswandel tot dusver misschien vlekkeloos is geweest, maar die wie weet door welke oorzaak op het waanzinnige denkbeeld is gekomen iemand te vermoor den om zich uit pécunaire moeilijkheden te redden. Is dat zoo, dan kan ik over een paar dagen zijn arrestatie in de krant ver melden, vergissen \/e ons, dan wordt de zaak ingewikkelder eninteressant." „Zeer juist", meende Adams, „dus ten slotte z(jn we er eigenlijk beiden van over tuigd, dat Hellinger de dader niet is, of, laten we het wat minder sterk uitdrukken: het zou ons verwonderen, indien hy het wel was. Maar wie moet er dan van ver dacht worden? Een van de beide anderen, die in den coupé zaten, dus de verpleegster of de heer uit Haarlem? Dat is uitgesloten, wam beiden kunnen hun alibi bewijzen, terwijl men bovendien den laatste in Haar lem heeft zien uitstappen en een vrouw volgens verklaring van den dokter, den aan slag niet kan hebben gepleegd. Blijft dus weer: de geheimzinnige vierde.wie was die geheimzinnige vierde? „En toch ben ik niet geheel met je eens, dat juist hij de man moet zijn, dien we zoeken Waarom kan die geheimzinnige vierde niet eveneens in Den Haag zijn uit gestapt en een ander zyn plaats hebben in genomen? Be geel toe, dat het niet direct voor de hand ligt, maar het is toch moge lijk niet waar en in een dergelijk geval moet men met alle mogelijkheden rekening houden. Laten we eens aannemen dat de moordenaar inderdaad in den Haag is inge stapt. M. L moet het dan iemand geweest zijn, die niet met het doel van Leuven- steyn's reis bekend was, want anders zou hy zijn slachtoffer wel direct in Amster dam gevolgd zijn. Immers, in Den Haag bestond de mogelijkheid, dat er andere rei zigers in den coupé zouden zijn, waardoor hij geen kans zou krijgen zyn voornemen ten uitvoer te brengen. De dader wist dus op het moment, dat hy instapte niet dat Leuvensteyn een bedrag van 20 mille bij zich had. Daarentegen mag echter wel worden aangenomen, dat hij slechts met het doel iemand te berooven naar Rotter dam reisde en daarom heeft hij natuurlijk een coupé uitgezocht, waarin slechts één enkele reiziger had plaats genomen. Ik neem bij deze veronderstelling natuurlijk aan, dat ook die geheimzinnige vierde in Den Haag den trein verlaten heeft. Dan komen we dus tot een doodgewonen treinroof, waarbij het den dader is meege- loopen, omdat zyn slachtoffer toevallig een groot bedrag aan geld bij zich had. In dat geval echter zal het uiterst lastig zijn den dader te vinden, wijl men geen enkele ver denking heeft tegen een, bij de politie be kenden misdadiger, die op dit terrein ope reert. Je weet zelf, dat een dergelijk geval in ons land gelukkig maar hoogst zelden voorkomt. „Mogelijk is het inderdaad, antwoordde Adams, terwijl hij een nieuwe sigaret op stak, „maar dat zou dan wel zoo'n toeval lige samenloop van omstandigheden zijn, als picn in jaren niet heeft meegemaakt. Nee, Mi el, ik blijf er,bij, dat hier wel dege lijk iemand de hand in het spel heeft, die van het doel van Leuvensteyn's reis op de hoogte was. Want wat denk je bv. van dat telegram dat ik gisteravond ontving?" „Ik hoorde in Rotterdam, dat het waar- schnlijk door een jongen is aangeboden, maar zoolang het de politie nog niet gelukt is dezen jeugdigen vriend op te sporen, zijn we neg geen stap verder, 't Is inderdaad aangeboden op een tijdstip, dat Leuven steyn reeds onderweg was, maar het is na tuurlijk best mogelijk, dat de jongen het eenige uren in zijn zak heeft gehouden. En fin, dat zullen we wel spoedig te weten ko men. Voor vandaag kunnen we de zaak ge voegelijk laten rusten", besloot de repor ter. „Heo je lust om nog ergen3 heen te gaan, of wordt je tegenwoordigheid op de bank vereischt?" „Nee, op het oogenblik niet", antwoordde Adams, zich moeilijk uit den gemakkelij- ken stoel verheffend, „maar je zult me niet kwalijk nemen, dat ik je vanavond eens alleen naar Palais Royal laat gaan. Ik ben nog te veel onder den indruk van deze tra gische geschiedenis om me te kunnen amuseeren aan de stamtafel. Je houdt me dus ten goede, dat ik maar naar huis ga. Loop je zoover mee?" „Ja, als je een oogenblik geduld hebt." Vijf minuten later verlieten beiden de woning van den reporter. Hellinger meldt zich aan. Op de redactiebureaux van „De Mer- cuur" ging het, als steeds tegen het tijdstip, waarop men ter zettery aan het opmaken van den laa4sten vorm begon, zeer leven dig tce, De copiejongens draafden van de eene afaeeling naar de andere, waar ge haaste redacteuren en nog meer geaffai- reerde verslaggevers hun zeer onvriende lijke woorden toevoegden, waar het aan houdend telefoongerinkel zich vermengde met het getale der schrijfmachines en on der alle omstandigheden hun kalmte be warende corectors, gewapend met groole potlooden hun blad tegen de lagen en lis ten van den diukfotutenduivel trachtten te beschermen. Op „Bui+enland" werd een heftige woor- denwiseling gevoerd tusschen den twee den redacteur en den chef van de zettery, omdat Je laatste wegens het vergevorderde uur en den overvloed van tekst bezwaar maakte tegen opname in het Avondblad van een zoo joist door een hevig geagi teerde stenotypiste binnengebracht tele gram van den Geneefschen correspondent over een bijeenkomst van den Volken bondsraad De volijverige redacteur liet zich echter niet van zijn stuk brengen de chef maakte altyd bezwaar, als er iets buitengewoons van hem vereischt werd en betoogde, heftig gesticuleerend, dat er d^n maai een stuk „Binnenland" uit moest, waarop de chef, na een onverschillig toe kijkenden jongen de copie in handen te hebben gedrukt met het bevel haar „als de weerlicht aan machine 6" af te geven met een gezicht, rood van kwaadheid en mom pelende, dat het zyn schuld niet zou zijn, wanneer de krant te laat kwam, het ver trek verliet om naar „Binnenland" te koer sen, waar hij der chef het slechte nieuws zou moeten meloen, dat e r„te veel" was. Danig uit zijn humeur en geprepareerd op een nieuwen stryd slofte de zetterij-premier het kantoor binnen en een deel van het vet te eind touw waarmee hy het zetsel placht op te meten tusschen de nagels van zijn duimen geklemd, snauwde hij kortweg: „Zooveel te veel". „Ga maar naar Sport", zei de chef Bin nenland rustig, zonder van zijn werk op te zien. „D'r is geen sport". „Of Financiën", ging de Redacteur on verstoorbaar voort. „Ja, hoort u eens" wond de ander zich weer op, „als ik om kwart voor drie nog het heele gebouw rond moet gaan, om te viagen wal ei uit kan. dan zijn we over een uur nog niet klaar" „Naast-an v»oont Buitenland", adviseer de de redacteur. „II n'y a qu'un pas!" „Ja meneer daar kom ik net vandaan en die kiijgen een stuk Volkenbond dat mee moet. Ziet u dus maar, dat u iets vindt, wat er uit kan en maakt u alsjeblieft geen misbruik van de onhandigheid, dat de redacteur-opmaker ten paar dagen met verlof is 't Is waarlyk geen pretje om alle heeren te moeten afioopen en nergens eeni ge medewerking te vinden. Heeft meneer Wils niets?", besloot de chef, zich tot den reporter wendend, die vlytlg het blauwe potlood hanteerde by een verslag van een onbeduidende rechtbankzitting, waaraan zijn jongste collega z'n beste krachten ge geven had. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5