Ernstig auto-ongeluk bij Zoelen.
Vijf slachtoffers zijn te betreuren bij het noodlottig ongeluk, dat Maandag te Zoelen plaats had. Hierboven de riet ongeluk met den sneltrein uit Mont Doré in Frankrijk heeft vele dooden en gewonden geëischt.
afgebroken leuning der Linge brug, waardoor de auto te water reed. - Op den achtergrond de uit het water D« ruïne op de plaats des onheils
gehaalde auto
In het hoofdkwartier der Spaansche nationalisten te Salamanca. Generaal Franco
In zijn werkkamer
Ook de sleepboot .Humber", die de
.Kantoeng" naar Indië zou helpen
sleepen, is in de haven van Maassluis
teruggekeerd. Reehts de .Humber",
links de .Schelde*
Tijdens het bezoek van den kruiser .De Ruyter* aan Batavia heeft ook de gouverneur-
generaal, jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer (met helm) een tocht met den kruiser
gemaakt Op den voorgrond, de commandant van „De Ruyter"
De international* dames-hockeyweditrifd Frankrijk-Nader land la Parij, eindigde in een 7-0 overwinning voor het Nederlandsche
team. Een spelmoment
FEUILLETON
DE VIERDE MAN
(Een geval uit de practjjk van Inspecteur
Sanders, lid der Centrale Recherche),
uoor
UDO VAN EWOUD.
(Nadruk verboden).
8)
Personeel had hij niet in dienst en de klan
ten, aan wie hij leverde, schetsten hem als
een zeer hoffelijk man, wiens rustig optre
den zij niet goed konden vereenigen met
de daad, waarvan de politie hem verdacht.
Zooals steeds, deden echter ook nu de
merkwaardigste geruchten de ronde. Men-
schen, die hem één of twee maal in hun le
ven gezien hadden en anderen, die zich
vrijwel nooit met hem occupeerden, ja, den
man zelfs nog nooit gesproken hadden, ble
ken nu van zijn faits et gestes tot in de
details op de hoogte.
Zij waren het. die in Rotterdam het
hoofdbureau bestormden en den commis
saris een aantal bijzonderheden uit het
leven van den verdaohte opdischten, welke
op zijn minst als zeer onwaarschijnlijk
moesten worden gekwalificeerd. De com
missaris hoorde al deze, met een air van
gewicht betoogende bezoekers geduldig
aan, maar was gelukkig geroutineerd ge
noeg om „Wahrheit" van „Dichtung" te
kunnen onderscheiden.
Doch practisch leverden al deze gesprek
ken bitter weinig op. In Amsterdam
had men door de aanmelding van twee
getuigen wat bewijsmateriaal weten te ver
zamelen en in Rotterdam deed men dus
het beste voorloopig af te wachten, wat het
onderzoek der recherche in Keulen zou op
leveren.
Emiel Wils was weer naar de hoofdstad
teruggekeerd. Ook voor hem was er nu
weinig in deze zaak te doen. De Rotter -
damsche politie kon hem niets wijzer ma
ken en om den tijd te verluieren tot men
er in geslaagd zou zijn om den verdachte
te arresteeren lag niet in zijn aard. Hij had
daarom collega Hobb^ma opgedragen voort
durend contact met het hoofdbureau te
houden en onmiddellijk te seinen, wanneer
er nieuws mocht zijn. Vandaag was dat ech
ter niet meer te verwachten en daarom be
sloot hij naar Amsterdam terug te keeren,
waar hij wellicht nog een onderhoud met
de beide getuigen zou kunnen hebben.
Het feit, dat dezen den vorigen avond
met den bewusten trein niet naar Rotter
dam waren gereisd, deed hem vermoeden,
dat zij zich wel aan het hoofdbureau in zijn
woonplaats zouden melden. En daarin bleek
hij zich dus niet te hebben vergist.
De reporter was juist van zyn bezoek
aan het bureau, waar hij den commissaris
zelf te spreken had kunnen krijgen, maar
de beide getuigen niet meer had aange
troffen teruggekeerd en had zich behaaglijk
met een stapeltje dagbladen in een club
fauteuil bij den haard genesteld, toen zijn
hospita den heer Adams aandiende.
Wils maakte een ongeduldige beweging.
Hij had nog geen avondblad ingezien en
de komst van den praatgragen procuratie
houder, die zich zelf steeds zoo'n beetje als
particulier-detective beschouwde, betee-
kende, dat hij er dezen avond waarschijn
lijk ook niet meer aan toe zou komen.
De hospita was de ergernis van den re
porter blijkbaar niet ontgaan, want nog
eer deze in woorden van zijn misnoegen
blijk had kunnen geven, zei ze: „Ik heb ge
zegd, dat u thuis was!"
„Juffrouw Brons, ik heb u nu al hon
derd maal gezegd, dat niet te doen. Tracht
nu in 's hemelsnaam eens te leeern, dat ik
eerst wil weten, wie er is. Ik ben niet voor
Jan en alleman te spreken!"
„Maar meneer Adams is toch Jan en
alleman niet", verdedigde de hospita zich,
reeds half de deur openend, omdat er nu
toch niets meer aan te veranderen was.
„Nou ja, 't is goed; laat hem maar boven
komen".
Het geroezemoes van stemmen in de gang
beneden bewees, dat juffrouw Brons Adams
waarschijnlijk haar deelneming betuigde
met het overlijden van zijn directeur. Na
tuurlijk, dacht Wils, knoopte ze daar een
heele beschouwing over den moord aan
vast zoodat het Adams heel wat moeite zou
kosten om van haar weg te komen. Inder
daad duurde het dan ook wel tien minuten
voor de procuratiehouder eindelijk hij
gend en puffend binnenkwam.
„Bewaar me, wat kan dat mensch zeu
ren, zeg!", zei hij.
„Doe eerst de deur eens achter je dicht,
voor je je zoo oneerbiedig over m'n ver
zorgster uitlaat", antwoordde de reporter,
die zich reeds met het vooruitzicht eenige
uren met den bezoeker alleen te moeten
zyn, verzoend had. „Ze kon je anders
straks eens wat arsenicum in je thee doen,
wat te meer te betreuren zou zyn, omdat
ze, geloof ik, nogal op je gesteld is."
„Gelukkig", grijnsde Adams met een ge
zicht, dat eerder het tegendeel deed ver
moeden. „Dat heeft ze dan ten minste op
jou voor. Uit je geërgerde toon tegen dat
vrouwmensch zooeven, meende ik althans
te mogen opmaken, dat m'n bezoek je niet
by'ster welkom is!"
De journalist kende den procuratiehouder
te goed om te meenen, dat hij dit verwijt
ernstig meende.
Hij glimlachte dan ook, toen hij met een
volkomen negeeren van de beschuldiging
van gebrek aan gastvrijheid in de laatste
opmerking antwoordde:
„Er schuilt toch nog altijd wel iets van
den speurder in je, Han. Ik moet zeggen:
je combineert niet slecht!"
„Nee vriend, waarlijk niet", repliceerde
de nieuw aangekomene, terwijl hy zich be
haaglijk in een schommelstoel tegenover
den reporter liet neervallen n een sigaret
nemend uit het door dezen voorgehouden
étui, vervolgde hij:
„En ik hoop, dat het me ook in deze
zaak weer te pas zal komen."
„Beweerde je gisteravond niet, dat je na
dit voorval niet meer in staat zou zijn een
letter op papier te brengen?"
„Och ja, in de eerste opwelling, hè? Je
begrijpt, dat zoo iets je even te pakken
neemt, wanneer je daar zonder eenige voor
bereiding. door een politie-agent wordt ver
teld, dat je directeur, dien je een paar uur
tevoren gezond van het kantoor hebt zien
gaan, vermoord is! Wil je gelooven, dat je
op zoo'n moment niet meer weet of je waakt
of droomt?"
„Maar ben je dan van plan om uit deze
zaak nieuwe stof op te diepen voor een
van je vele, duizenden van hun slaap beroo-
vende romans."
„Nee. merci, daarvoor is ze my zelfs te
luguber en te realistisch. Zoo indis
creet zul je my toch niet aanzien. Maar
daarom is het nog niet gezegd, dat ik me
niet aan een onderzoek op eigen houtje
waag. Ik heb dat je weet het al vaker
met meer of minder succes gedaan en waar
ik, juist omdat ik Leuvensteyn beter dan
iemand anders kende veel op anderen voor
heb, meen ik, dat het niet ondienstig zou
zijn ook nu weer eens als particulier detec
tive op te treden."
„Misschien heb je gelijk", antwoordde
Wils. „Maar zou je eigenlijk wel denken,
dat hier veel te onderzoeken is?"
„Ik weet waarachtig niet, wat ik er van
denken moet. Zooals de zaak nu staat, ziet
ze er zoo eenvoudig uit, hè, mij zelfs wat
te eenvoudig. Een man, die in geldverle
genheid zit, of althans naar een middel
zoekt om wat beter in de contanten te ko
men, vermoord een bankdirecteur. Goed.
Maar om tot dat doel te komen, moet hij
eerst een paar maal naar Amsterdam en et
telijke malen correspondeeren, -waarmee
een heele tijd heengaat Schitterend be
raamd! De vraag is alleen maar of hy het
geld krijgt. Tien tegen één dat dit niet het
geval is. Ten slotte schynt het hem te zul
len gelukken maar intusschen kent ons
heele personeel hem al en als hij eindelijk
in staat is om zijn slag te slaan, maakt hij
nog drie onvergeeflijke fouten, in de eer
ste plaats om in een niet roodk-coupé te
rooken, waardoor de aandacht van een
paar menschen nog eens extra op hem ge
vestigd wordt, ten tweede om een hand
schoen achter te laten, en ten derde om
naar Duitschland te vluchten, waarmee hy,
naar iedereen weet, voortdurend in verbin
ding staat! Zou jij de iken, dat een be
roepsmisdadiger dergelijke stommiteiten
uithaalde?"
(Wordt vervolgd.)