DONDERDAG 11 MAART 1937 DE LEIDSCHE COURANT Correspondentie. Mien en 'Beppie van Be r kei, Leimuiden. Zoo, zoo mijn lieve Nichtjes, zouden jullie ook eens graag een briefje van me hebben! Nu dan, omdat jul- 1 lie zoo trouw ons „Hoekje" leest en ons blad zoo mooi vindt, haast ik me te ant woorden. Wat hebben jullie snoezig post papier! Als het nog kleiner was, zou ik den bril er bij moeten opzetten, om de briefjes te vinden! Het verhaaltje wacht ik af en de raadsels worden geplaatst. Dag Mien! Dag Beppie. Groet alle huisge- nooten van me! Adri v. d. Werf, Haagweg. Ook welkom Adri en Dootje erbij! Ja, bij ons geldt dit woord: ,,hoe meer zielen, hoe meer vreugd". De verjaardagen zijn ge noteerd. Maak wederkeerig mijn beste groeten aan Vader en Moeder en broertjes en zusjes! Annie v. d. Poel, Oud-Ad e. Aan i je wensch is voldaan Annie! Ik maak je mijn compliment over dat mooie schrift. Schrijven de klasgenootjes allemaal zoo? danverdienen jullie allen een pluim pje en mijnheer of de juffrouw, die dat leerde, niet het kleinste. Dag Annie! Margootje Verdegaal, Noo rd- w ij k e r h o u t. Ik meen je reeds ge schreven te hebben, dat ik je verjaardag ingeboekt heb. Ik zou 22 Sept. eens goed toekijken. Dag Gootje! Hoor ik nog eens wat van je? In welke klas ben je nu? En hoe het je op school bevalt? Groet je ouders van me! Alie Verhoeven, Leiden. Ik maak je mijn compliment Alie! En het briefje èn het opstel zagen er bij den wed strijd tip-top uit. En ben je nu ook een van de gelukkigen geweest? Het is al zoo lang geleden, dat ik het niet meer weet. Dag Alie! Ik hoor zeker nog wel eens wat van je. Je bent zeker niet meer op school, is wel! Groeten thuis! Margretha Kieft, Leiden. Dat briefje had heusch een beetje langer gekund. Nichtje? Weet je .wel, dat brie ven schrijven, ook een oefening is. Er zijn zooveel kinderen, die dadelijk uitgeschre ven zijn en nooit een behoorlijk episteltje kunnen neerschrijven. Na een paar zinne tjesweten ze niets meer. En toch komt het schrijven van een brief in het latere leven altijd van pas. Dat moest iedereen kennen! En nu verwacht ik van jou eens een briefje van minstens twee kantjes vol. Doen? Daag! Groeten aan je ouders, broers en zusters. Catrientje Krol. Leiden. Daar kom ik aan 't briefje van Catrientje! Een nieuw nichtje, zegt ze! Welxom dan en heel welkom! Zoo'n briefje mag gezien worden en gelezen ook! Wat een leuke vacantie heb jij gehad! Een weekje naar tante: een uitstapje naar Katwijk enz. Zeg. wat is jouw vriendinnetje ..een knap perd"! De eerste van de klas te zijn, zegt heel wat! Maar de tweede te wezen is ook een zeer behoorlijke plaats. Prof ie" ai met f dat nummer! Blijf zoo leeren en je ouders zullen tevreden zijn. Ad~i moet jouw i voorbeeld volgen! Dag Catrientje! Groet je zus en broertje van me en vooral je 1 ouders! Jeanne Uljée, Oud-Ad e. Ook jou moet ik mijn comr'.iment maken over dat mooie regelmatige schrift. Jij schrijft om er jaloersch op te zijn! Dat versje of verhaaltje wacht ik nog altijd. Je was net op het nippertje! Zoo gaat het altijd: „van uitstel komt vaak afstel". Leer dat nu eens van mij en onthoud dit voor je latere leven ook: „stel nooit uit tot morgen, wat ge heden doen kunt." En nu Jeannetje, groet ik je voor vandaag enmaak mij nu eens de groeten aan alle huisgenooten. Ziezoo, voor vandaag is het welletjes! Tot de volgende week. De hand voor U allen, Oom Wim. (Voor de grooten). ALS STRAKS... door Anton Roels. Als straks de poorten openzwaaien Ter berging van den menschenstroom, Dan houdt zich niemand meer in toom En zullen heesche kreten laaien. Als straks de gele bal gaat springen Op 't groote veld op Overmaas, Dan doet een ieder wild en dwaas, „Wij zijn niet bang!" zal men dan zingen. Als straks de Belgen komen strijden In 't stadion van Fijenoord, Heeft men nog nooit zóó iets gehoord, Waar zestigduizend zich 'erblijden. Als straks het stadion zijn vanen Laat waaien in den frisschen wind, Zal men zich, oude man of kind. Te buiten gaan aan voetbaltranen. Iets over de paraplu, Nu wil ik vandaag eens iets vertellen ever de paraplu en wel naar aanleiding van een vraag, die me voor eenigen tijd gesteld werd en wel: Wanneer zou men voor het eerst van de paraplu hebben ge bruik gemaakt"? Wie het eerst dit nuttige ding, dat ons beschermd tegen den reg.on of tegen de stralen der zon, gebruikt heeft, zal ook wel de utivinder geweest zijn en dan zul len het wel de Chineezen geweest zijn, die de uitvinders waren, al weten we dat ook niet precies. Vast staat, dat de Chineezen de eersten waren, die dat ding gebruikten wat wij paraplu noemen, of parassol, als de dames hem gebruiken, om zich te be schermen tegen de felle zonnestralen. Van China kwam hij naar Indië en vandaar kwam hij in Griekenland en toen eenmaal de doelmatigheid van dit scherm algemeen i erkend werd, was het een quaestie van tijd en alle landen van Europa en daar buiten hadden de paraplu in gebruik en wel voor den regen en voor de verzengen de zonnestralen. Pythagoras, een Grieksch wijsgeer ge bruikte de paraplu, als hij les gaf. Weet wel, dat deze groote geleerde in de open lucht zijn wijsheid aan zijn om hem heen gezeten leerlingen meedeelde. Op sommige antieke Grieksche vazen staan de afbeeldingen van de paraplu en dan blijkt, dat deze plat en kort waren; zoo'n vorm haast als nu de onzen hebben. Van de voorname en deftige vrouwen weten we, dat ze haar parasol, die op bamboe gespannen was en met kostbare edelgesteenten versierd was, dragen lieten door een slaaf of slavin. Bij de oude Romeinen was de paraplu ook een voornaam ding en behoorde hij tot den uitzet van een bruid; hij was een teeken van de voornaamheid van den be zitter.. In 1630 werd in Frankrijk voor het eerst gesproken van paraplu's. Hij was toen grooter en zwaarder dan tegenwoordig; zelfs werd ze met leer overtrokken en door zware koperen ringen bij elkaar ge houden, vandaar dan ook, dat ie zelfs meer dan drie pond woog. Later werd hij met linnen overtrokken. In Engeland werd ze vrij laat bekend. In de 17e eeuw was hij vrijwel onbekend. Daar werd hij voor het eerst gezien in 1750 door een zekere Sir Hom way, die nooit uitging zonder zoo'n kostbaar ding bij zich, wat de- lachlust van het Engelsche volk niet weinig opwekte. Hij werd ge woon uitgelachen, maar toen deze man in 1786 stierf, was men tenslotte ook over tuigd geworden dat die man zoo gek niet was, als hij leek en werd de paraplu al gemeen gebruikt. Het dragen van parasols ziet men te genwoordig bij ons heel zelden. In mijn jeugd herinner ik me nog heel goed. dat men tal van dames en heeren in den zo mer gewapend zag met een parasol en toen vonden wij dat volstrekt niet gek. Zoo gaat het wel meer! De mode veran- dert en met de mode veranderen de men- I' schen van zienswijze over het al of niet doelmatige van een ding, zooals de para sol is, ofschoon toen de warmte der zo mers ook wel een woordje zal medege sproken hebben. Hoe de paraplu heden ten dage uitziet, behoef ik niet nader te j beschrijven, dat weet gij, zoo goed als ik. Oom Wim. Laat klinken lentezangen door Diederik. De tijd breekt aan, Het raakt gedaan Met heerschappij van Winter. Wat die ons bracht? Zoo niet verwacht Een hare kwakkélwinter. Zon wordt weer sterk Verricht haar werk, Kijk maar eens om U henen: Zie heester, plant, Groen wordt het land, 't Voorjaar is verschenen. Wat ons verblijdt Is Lentetija, In boom en plant komt leven: Zij loopen uit! En bloem ontsluit, Met kleurenpracht omweven. Het zonlicht stoeit En crocus bloeit Ook sneeuwklok, wit haar kelken. Vol majesteit Slechts korten tijd, Waarna zij weer verwelken. Vol goeden moed Dan tegemoet De Lente, ons verlangen; Weer langer dag En zonnelach, Laat klinken Lentezangen! WIE ZIJN JARIG? Van 12 Maart tot en met 18 Maart. 12 Maart: Simon Straatshof, Driftstr. 47. 12 Maart:Tonny Westgeest, Noordwijk. 12 Maart: Netty Soupart. H.Rijndijk 43. 12 Maart: Guus Gulem, Oude Singel 244a. 12 Maart: Herman Goddijn, Anna v. Sak- senstr. 8b is. 12 Maart: Gerard Wesscling, Hoogendorp- straat 1. 13 Maart: Frans Houps Geerengr. 24. 13 Maart: Suze de Zeeuw, Koolgr. 11. 13 Maart: Truusje Cuppen, Vondelweg 22. 13 Maart: Corrie v. d. Geest, Lagelang D 14, Warmond. 13 Maart: Mien Verhoogt Sophiastr. 47. 13 Maart: Dirk Kniest, Abspoelweg 5, Osgstgeest. 13 Maart: Cornelia v. d. Meer, E 3 Oud- Ade. 13 Maart: Wim Beuk, Dorpsstr. 213, Lei muiden. 13 Maart: Gerarda v. d. Helm, Oosteinde 6, Stomp wijk. 13 Maart: Adrie v. d. Werf, Haagweg 51. 13 Maart: Jo v. d. Meer. B 131 R'Veen. 14 Maart: Hilda v. d. Heijden, P. de la Courtstr. 6. 14 Maart: Toos Deckers, Dorpsstr. D 84, Zoeterwoude. 14 Maart: Ansje Reekei-s, Breestr. 87. 14 Maart: Lodewijk Creyghton, Hooigracht. 14 Maart: Anton de Kier Magdalena Moon- straat 1 15 Maart: Jantje Mulder, Lange Raamsteeg. 15 Maart: Mientje van Wieringen, Hazers- woude. 15 Maart: Marie van Kesteren, Hoogstr. 40, Voorhout. 15 Maart: Dora v. d. Hoorn, B 339 R'Veen. 15 Maart: Martien Cozijn, O. Wetering A 2. 15 Maart: Gerrit Mank, Levendaal. 15 Maart: Nico Winters, Voorstr. 91, Kat wijk aan den Rijn. 15 Maart: Annie v. d. Post, Vliet E 7, Zoe terwoude. 16 Maart: Johan Pastoors, Tulpenstr. 7. 16 Maart: Marietje van Barneveld, Lelie straat 2. 16 Maart: Nico Bijlemeer, Langeraar. 16 Maart: Annie Slootbeek, Julianastr. 81, Lisse. 16 Maart: Hendrica van Rijn, Hoogmade. 16 Maart: Tinie Segaar, W. Rozenstr. 40. 16 Maart: Wim v. Brecht, Gebr. Treubstr. 29, Voorschoten. 17 Maart: Tilly Braakman, Cobetstr. 48. 17 Maart: Annie Welling. Oude Rijn 58. 17 Maart: Agnes v. d. Horst, Lage Rijndijk. 17 Maart: Nico v. d. Tuin, N. Rijn. 17 Maart: Bernard Rippe. Breestr. 106. 17 Maart: Josephientje van Zwieten, A 214, Langeraar. 17 Maart: Betsy van Leeuwen, Rijksstr. weg, Wassenaar. 17 Maart: Bennie Bekkering, Anna Paulow- nastr. 34. 18 Maart: Corrie van Straeten, Munniken- sfraat 82. 18 Maart: Helena Prins. Hoornstr. 2, Al phen aan den Rijn. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien of afgevoerd worden bij het verlaten der school, schrijve me minstens 14 dagen met opgave van leeftijd vóór den verjaardag. Oom Wim. BUITEN. door Dora Kniest. II Slot. De Koekoeksbloemen, Pijpenkruid, Pink sterbloemen, Hondrug en Doovenetels, ze lachte haar toe. Nu bond ze het bouquet op de bagagedrager, en ging in het gras zitten. Ze genoot van de natuur, zachtjes begon ze te zingen, het liedje dat ze pas geleerd had. Om blij het leven door te treden Behoeft men groote schatten niet, Maar oog voor al de heerlijkheden, Die kosteloos de schepping biedt. Wie de aard bemint, De zee, de zon, Hem is natuur 'n vreugdebron. Dit vond ze het schoonste lied, dat ze kon, en jammer dat het geëindigd was. Ze keek op haar horloge, wat was de tijd ge vlogen. 't Liep hard naar den etenstijd. Vlug stapte ze op de fiets, als ze te laat thuis kwam, zou de juffrouw immers kwaad zijn. Ze ijlde naar huis, en rammel de van de honger, daar was de natuur en buitenlucht ook goed voor geweest! DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS van verleden week waren: 1. heel Neel keel veel. 2. Aan Oom Wim. 3. Nijmegen; n wijn ramen Nij megen regen pen n. 4. André ah den ree. 5. Dora Kniest: do dor ar knie niet Stien. VERGEVING door Gerardus Keizer. II. Dan ineens, zonder iets van medelijden in haar stem deze woorden: „Hoeveel heb je verduisterd bij je patroon?" En hij noemde haar een som zoo hoog, dat ze er van duizelde. „Ga, zei ze ten laatste en kom niet eerder terug voor je je leven ver beterd hebt". „Maar het geld dan. Moeder het geld, dat ik verbrast heb; het geld van een ander, waar ik mee gespeeld heb, als ware het een paar luttele centen?" „Ik zal er voor zorgen bij je patroon, dat je eer je schijntje eer dat je nog hebt niet ten gronde zal gaan. Ik zal bij het eerste morgengloren naar je pa troon gaan en hem alles verklaren en hem het geld dat jij hem ontstolen hebt terug geven!" Toen boog hij het hoofd en een paar heldere tranen biggelden over zijn wan gen, toen hij zacht smeekend, doch drin gend vroeg: „Moeder, kunt U mij verge ven? Kunt U vergeven al het leed dat ik U heb aangedaan? Toe moeder zeg een maal „ja" en ik zal mij beteren!" Hoopvol en vol verwachting hing hij als het ware aan haar lippen toen zij zeide: „Ga mijn jongen naar een andere plaats, naar een ander oord naar een ander we relddeel en begin daar een nieuw leven met betere voornemens Toen zweeg zij en eenige oogenblikken was het stil in de kamer. Toen viel hij eensklaps voor zijn moeder op de knieën, vatte haar handen en zei hevig ontroerd: „Het is waar moeder, ik kan nu nog niet op vergeving hopen. Eerst moet ik mijn leven beteren en door goede daden uwe vergeving waardig worden. „Ik ga Moe der, weg, ver weg, om daar terug te ver dienen alles wat ik hie'- door slechte kameraden heb verteerd!" En zijn Moeder had gezegd: „Doe dat mijn jongen en wordt net als je vader vroeger was, een rechtschapen man." Den volgenden morgen was hij weggegaan en nooit had zij iets van hem teruggehoord. •Dit alles overdacht mevrouw Lansen toen zij in gepeins voor den haard stond met het portret van haar zoon in de handen. Vijf jaren waren nu reeds vervlogen, nadat het bovenverhaalde was gebeurd. Eenzaam en verlaten want hare bedien den had zij alle ontslagen op het dienst meisje Henny na had zij altijd op haar zoon gewacht die terug zou komen, dat wist zij va?t, een voorgevoel zeide het haar. En vanavond op Kerstavond was dat ver langen nog sterker dan anders. Een vreem de ontroering maakte zich van haar mees ter. Zij zette het portret op de schoorsteen mantel neder en liep naar het venster dat uitzicht gaf op den tuin. (Wordt vervolgd.) Nog een paar losse blaadjes door Cor van Diest te Bilthoven IV Lieve deugd, waar blijft de tijd? Daar zie ik op mijn kalendertje dat 't bijna Pa- schen is; en dus zal een bijdrage voor het Paaschnummer wel op zijn plaats zijn. Nu, ik heb me nog geen dag verveeld; trou wens, daar doen we hier niet aan! Geen sprake van! Kerstmis is prachtig gevierd; hallen en zalen waren versierd. Na de Nachtmis kwam de rector de H. Commu nie brengen bij ons, bedpatiënten; de z.g. loopende patiënten volgden en begeleid den het Allerheiligste in de gangen en zengen daar hun Kerstliedjes, 't Werd een feest om nooit te vergeten. We hadden ook een stalletje op de zaal, die eenige jon gens hadden mogen opstellen; terwijl wij slingers van rozen mochten maken. Toen volgde 30 December; ook die dag werd een ware feestdag voor ons. Immers we mochten 's middags naar de ontspan ningszaal, daar werd de film vertoond: 20.000 mijlen onder zee. Wat wist de be manning van de K 18 ons te boeien! En wat beschikten ze over een uithoudings kracht! Werkelijk ze hebben ons een voor beeld gegeven. En tot slot kwam H.M. Ko ningin Wilhelmina op het witte doek. We hebben echt genoten. Er wordt hier ook wel eens kattekwaad uitgehaald! Nu ja, waar zou dat ook niet? t Had eei^ keer flink gesneeuwd, dat was wat! Daar kregen een paar halgenooten 't lumineus idee om te gaan sneeuwbal len. Door het raam heen werd 't een waar sneeuwballengevecht. Maaro weer, daar komt de Zuster en de schuldigen wor den gestraft! Een paar dagen vroeger gaan slapen dan wij. Maar pret hadden ze ge had; en wij hadden ons vermaakt met naar 't gevecht te kijken! Jammer dat de sneeuw zoo gauw weer gedooid was (of moet ik zeggen „ontdooid") was. Ik heb al heel wat boeken gelezen uit de bibliotheek; Zuster heeft prachtige boeken, terwijl ze precies weet, wat ik graag lees. Goed voor een ander. door Dora Kniest. Ans had een heel leuk collier in een eta lage zien liggen. Ze vond het zoo'n schat tig ding, toen ze zag, scheen de zon er juist op, en glinsterde het van alle kanten. Op haar verjaardag had ze van Moeder een blauwe jurk gekregen, ze was daar zoo blij mee geweest, want ze dacht aan het colliertje van Rijnkiezel, dat zou prachtig bij elkaar harmoniëerde. Anders maakte ze het zakgeld zoo op, als ze naar school ging en een paar meisjes tegenkwam, kocht ze altijd snoep en deelde dat samen. Daar om had ze zooveel vriendinnen opgedaan, ze was even royaal als vriendelijk voor haar. Maar nu was ze een paar weken erg zuinig geweest, en het geld opgespaard. Ze was vanmiddag gauw klaar gekomen met haar huiswerk, en op stap gegaan om haar mooie keuze te koopen. De winkel waar Ans naar toe ging, stond nogal ver bij haar huis vandaan; onderweg passeerde ze ook enkele juwelierszaken, en bekeek daar ook alles wat uitgestald lag, om te zien of er soms iets mooiers te vinden was. Maar wat ze uitgekozen had, spande de kroon. Daarom stapte ze door om gauwer het col lier te kunnen hebben. Ze was juist in de straat waar de winkel stond, daar zag ze een klein ventje huilen, z'n armpje tegen de muur, en het hoofdje daar op gebogen, naast hem lag op de grond, een gebroken melkflesch, de melk vloeide over den weg, en liep in een putje. Ans liep naar het jochie toe, en haalde haar hand over z'n vlasblonde haar. Hij schrok er van en met z'n behuilde oogen keek hij haar aan: „Maar ventje", sprak Ans, „waarom heb je zooveel verdriet?" De kleine snikte nog harder. Ans pakte haar zakdoek en droog de de tranen van z'n gezichtje, scheurde een reep van de zakdoek en bond dit om z'n bloedend vingertje. Dankbaar keek hij haar aan. „Ik heb de wasch, die Moeder schoongemaakt had, bij een mevrouw te ruggebracht. Die mevrouw vroeg of ik een flesch melk wilde halen, als ik gauw terug kwam kreeg ik een dubbeltje; toen ben ik hard gaan loopen, en gestruikeld. Als ik zonder melk terug kom houd ze de centen van de flesch, van het waschgoed af, en Moe zit daarop te wachten". De tranen kwamen weer te voorschijn, dat kon Ans niet aanzien, ze stopte al het geld wat ze bij zich had in het jongenshandje en ging met hem mee de melk halen, en.... ver heugd ging ze naar huis, overtuigd als ze was, een goed werk gedaan te hebben. (Voor de Grooten). CONCERT. door Anton Roels. De zaal is vol van luchtig stemgeroes, De lichten brengen goede stemming mede En ze laait op in dav'rend handgeklap: De dirigent is naar zijn plaats geschreden! Dan is het stil; één enkei handgebaar: De strijkers vallen in met hooge, schrille tonen, Een hoorn vermengt zijn somber-zwaar geluid Met de gedragen klanken der trombone. En almaar zwellen de geluiden aan, Men luistert gansch-gespannen naar dit loflied, Omdat men hier de overbrugging van 't Onstoffelijke met de stof ziet.... En als de laatste klank verstorven is, Klapt men schier-eind'loos in de handen. Men dankt oprecht voor de gedroomde reis Naar ver-onwezenlijke, schoone landen. U vraagt? 1. Hoeveel Katholieken zijn op de we reld? 2. Wanneer kwam Petrus de eerste Paus in Rome? 3: Waar was hij vroeger? 4. Wie was toen keizer in Rome? 5. Wat zijn paria's? 6. Hoeveel priesters zouden nog wel in Rusland zijn? 7. Wanneer leefde Rubens? Wij antwoorden. 1. Ruim 350 millioen. Ruim 1/6 van alle menschen, die op de wereld zijn. 2. 40 jaar na Christus. 3. Voor dien tijd was hij in Antiochië. 4. Nero. 5. Paria's zijn in Engelsch-Indië de menschen van lageren stand, die zelfs door hun medemenschen wor den veracht. Het zijn er nog ver scheidene millioenen. 6. In 1914, 11000, thans niet eens 200 meer. 7. De groote geniale schilder werd ge boren in 1577 in Siegen, Duitschland. Hij werd schildersleerling in Antwer pen, bracht zijn verdere studiejaren door in Italië, kwam terug in Vlaan deren en stierf in 1640. Van hen zijn ruim 2000 schilderijen van groote waarde in omloop.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 8