Scheveningen maakt toilet voor het komend seizoen. De restauratie van het dak
van het Kurhaus
JHr mr. A. van Sasse van IJsselt, voorzitter van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen, dat
Maandag te den Bosch het 100-jarig bestaan vierde, overhandigt minister Slotemaker de Bruïne, die de viering bij
woonde, een her innerings-medaille. Links: burgemeester F. van Lanschot
In tegenwoordigheid van minister mr. M. Slingenberg is Maandag officieel een aanvang gemaakt met de werkzaamheden tot aanleg
van het vliegveld .Nerhoven* onder de gemeente Gilze-Rijen (N.-Br.)
schMjver dichter Xn™oud- hoodeefaar* Tijdens het verblijf van den GG. van Ned Indië, jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh
is Maandag te Noordwijk aan Zee Stachouwer te Band°e^ hi| den van vulkaan Tangkoeban Prahoe. Het
overleden landvoogdelijk gezelschap aan den rand van den krater
D© lijfwacht van generaal Franeo marcheert door Salamanca. Op den achter
grond het raadhuis dezer Spaansehe stad
FEUILLETON
DE VIERDE MAN
<Een geval uit de practijk van Inspecteur
Sanders, lid der Centrale Recherche).
door
UDO VAN EWOUD.
(Nadruk verboden).
2)
„Vanavond nog! Ik wacht nog even tot
Adams hier geweest is, zoodat ik weet
waarom Leuvensteyn naar Rotterdam is
gegaan, en zal dan trachten een auto te
krijgen. Je weet, dat ik me voor dergelij
ke zaken altijd bijzonder interesseer, 't
Zou niet voor de eerste maal zijn, als ik
bij het onderzoek de politie de behulpza
me hand bood en voor de krant is het na
tuurlijk schitterende cop ie".
„Ik heb je al eens meer gezegd waarde
heer", antwoordde de inspecteur, den an
der lachend op den schouder kloppend,
„dat jy je roeping bent misgeloopen. Er
mag in jullie vak dan nog zooveel gelegen
heid zijn om je speurzin te ontwikkelen, de
recherche is en blyft toch maar de beste
leerschool."
Wils kreeg geen gelegenheid om deze
bewering te bestrijden of te bevestigen,
want op hetzelfde oogenblik werd er op
deur geklopt en kondigde «e© brigadier
dea heer Adam® aa©.
„Laat meneer binnenkomen", beval de in
specteur.
De procuratiehouder 'stormde het ver
trek binnen en zonder den journalist te
bemerken, ijlde hy op den inspecteur, die
hem reeds tegemoet kwam, toe.
„Sanders.... *t is toch niet waar....?
Leuvensteyn dood.... vermoord? Maar
hoe is dat dan in 's hemelsnaam mogelijk.
wie heeft hem vermoord en waarom....
m'n hemel, was hij maar niet gegaan".
De politieman trachtte den opgewonden
man wat kalmeeren.
„Helaas, Adams, het is inderdaad waar.
Een conducteur heeft hem bij aankomst
van den trein in Rotterdam vermoord in
een coupé gevongen. Wie de daad heeft
gepleegd en wat de beweegredenen zijn ge
weest is my nog niet bekend, maar ik heb
je juist laten ontbieden, omdat je ons wel
licht kunt inlichten, waarom de heer Leu
vensteyn vanavond naar Rotterdam is ge
gaan".
De procuratiehouder keek wanhopig rond
en bemerkte toen eerst den journalist die
zich wat op den achtergrond had gehou
den.
„Wils, jy ook hier., heb je 't gehoord.,
vind je 't niet verschrikkelijk., die goeie,
beste Leuvensteyn.. wil je gelooven, dat
ik 't me eenvoudig niet kan voorstellen.
Vanmiddag zat-ie nog op kantoor en nu.
dood!.
Adams liet zich op een stoel vallen en
staarde wezenloos naar het sohrijfbureau,
waaraan de inspecteur weer had plaats
genomen, terwyl de reporter zyn gegevens
uitwerkte voor een bericht in het ochtend
blad. Een minuut bleef het stil. Inspecteur
Sanders die de situatie nogal pijnlijk scheen
te vinden, trommelde ietwat nerveus met
z'n vingers op het bureau en overlegde op
welke wijze hij 't gesprek weer zou kunnen
opvatten. Zich eindelijk tot den procuratie
houder wendend, begon hij:
„Zelfs als schrijver van vele crimineele
romans zul je wel nooit vermoed hebben,
nog eens zóó nauw bij een zaak te worden
betrokken, Adams".
De aangesprokene schudde mistroostig
het hoofd. „Wil je gelooven, dat ik er graag
al m'n romans voor zou geven, wanneer
ik daarmee Leuvensteyn weer op de bank
kon brengen. Ik betwijfel trouwens, of ik
na dit vooral ooit nog in staat zal zijn een
letter op papier te brengen. De rechercheur,
die me waarschuwde, heeft me een en an
der verteld, maar over de quintessens van
de zaak kon hij me niet inlichten. Wie heeft
hem vermoord en waarom?"
„Ja, als we dat wisten, was er niet veel
anders te doen dan den dader te laten ar
resteeren en de reden tot den moord dach
ten wij juist van jou te kunnen hooren.
Of was het je niet bekend, dat Leuven
steyn naar Rotterdam zou gaan?"
„Ja, zeker, daarom oen ik juist vanavond
naar de bank geweest. Zooals je misschien
weet, is menaar van Doorn een paar dagen
op reis en waar Leuvenstein nog niet zeker
wist, of hy morgenochtend terug kon zijn,
heeft hij mij verzocht hem zoo lang te ver
vangen. Ik weet, dat hij er prys op stelt,
dat nog avonds met de avondpost inge
komen correspondentie wordt afgedaan,
zoodat met de beantwoording direct 's mor
gens kan worden begonnen en daarom ben
ik vanavond tegen achten naar de bank ge
gaan. Ik zat er rïog maar nauwelijks, toen
de concierge me een telegram bracht uit
Rotterdam, waarin gemeld werd, dat die
komst van Leuvensteyn niet meer noodig
was".
De inspecteur floot zachtjes en Wils keek
plotseling op van z'n notitieblok.
niet meer noodig was?" herhaalde
de laatste, vragend.
„Ja, dat vond ik ook al eigenaardig, hoe
wel ik er aanvankelijk niet zoo'n bijzondere
aandacht aan schonk. Toen ik later echter
van den moord hoorde, kwam dit telegram
me plotseling weer in de gedachten".
„Maar wat had Leuvensteyn's reis naar
Rotterdam dan ben doel?" informeerde de
inspecteur nog eens.
„Dat kan ik nu wel vertellen. Voor een
paar weken ontvingen we van een zekeren
Hellinger uit Rotterdam het verzoek om
een hypotheek van 20.00 op een pension
in de Harz. Aanvankelijk had Leuvensteyn
er niet veel ooren naar, maar op aandrin
gen van v. Doorn, wien de rente van 10
procent nog al scheen te lokken, hebben
we ons in verbinding gesteld met de
Braunschweiger Kreditbank, die het pand,
dat aan een kennis van dien Hellinger, een
zekeren Goldschmidt, in Goslar, toebe
hoorde, heeft laten taxeeren. Het bleek zon
der inventaris, ongeveer een waarde te
hebben van f 40.000, zoodat tegen een
hypotheek van 20 mille geen enkel bezwaar
was. Dit laatste bedrag bleek Goldschmidt
ongeveer noodig te hebben om met Hel
linger in Rotterdam een zaak te beginnen.
Nu heeft Hellinger ons medegedeeld, dat
Goldschmidt vandaag by hem in Rotterdam
zou komen en waar nu ook het bedrag voor
diie zaak vanavond gestort moest worden,
verzocht hij Leuvensteyn naar Rotterdam
te komen om Goldschmidt het bedrag per
soonlijk bij den notaris te overhandigen en
voor de andere formaliteiten te zorgen. Ze
zouden hem dan van het station afhalen.
„En nu is er vanavond een telegram ge
komen zeg je, dat Leuvensteyn's komst niet
noodzakelijk was?", interrumpeerde Wils,
„Ja, om ruim 8 uur en dat is te merk
waardiger, wanneer je weet, dat er afge
sproken was, dat Leuvensteyn met den
trein van 7.10 van hier zou komen. Het
telegram blijkt om kwam over 7 te zyn
aangenomen, dus op een moment dat Leu
vensteyn reeds onderweg was en zelfs een
draadbericht dus geen nut meer had. Be
grijp jy daar iets van?" besloot Adams zich
tot den inspecteur wendend.
,,'t Is zeer eigenaardig", antwoordde deze,
zijn aanteekeningen, welke hij tijdens het
verhaal van den procuratiehouder gemaakt
had, onderbrekend. „Maar weet je zeker,
dat het telegram om 7.15 verzonden is?"
„Zeer zeker! Je zult je zelf kunnen over
tuigen, wanneer je even de moeite neemt
meer naar de bank te gaan. Ik heb het juist
nagezien, omdat het mij zelf natuurlijk ook
vreemd voor kwam".
„Dat versterkt dan het vermoeden van
roofmoord, Miel", zei de inspecteur, zich
tot den reporter wendend en dan weer het
woord tot den procuratiehouder richtende,
ging hij voort:
„Je weet toch, dat meneer Leuvensteyn
van alles beroofd is gevonden, 't Zal den
dader dus wel voornamelijk om die 20
mille te doen zyn geweest. Is het je bekend,
of nog anderen er van op de hoogte waren,
dat hij zooveel geld bij zich had?"
„Ja, waarschijnlijk Goldschmidt en voorts
de kassier en wellicht nog eenigen van het
bankpersoneel. Ook den notaris in Rotter
dam is het natuurlijk bekend geweest".
(Wordt vervolgd).