19e wapenfeest te Bandoeng.
Kampende infanteristen tijdens het negentienoe wapenfeest van den Kon. Ned. Ind. Officieren
Scnermbond, dat te Bandoeng gehouden is
Ier gelegenheid ven hel 25 jarig bestaan van het leerdamsch Schaakgenootschap gal dr. Max Euwe
Maandag te Leerdam een simultaanseance aan 48 borden. - De wereldkampioen tijdens den .strijd'
lllRÉir-qfaÉi
De Wereldtentoonstelling 1937 te Parijs in voorbereiding. - De groote pylonen,
die den hooidingang van de expositie zullen vormen. Op den voorgrond de be
kende „Pont de l'Alma
FEUILLETON
WAT HET SCHILDERIJ
VERBORG
NaT tiet Engelsch
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
3&>
Maar hij was nog erg zwak en had meer
verzorging en voeding noodig dan zij hem
kon geven.
De mijnwerkers in Kildoon hielden we
kelijks een inzameling voor hem en een
van de jongens uit Grenville. de kleine
mijnstad, waar Rosalie op dien gedenk-
waardigen dag was doorgekomen, kwam
geregeld nieuwen voorraad uit de winkels
brengen.
Het ontbrak hun niet aan hulp en mede
gevoel, maar Rosalie schaamde zich haar
vrienden te moeten vertellen dat een zieke
aan heel andere dingen behoefte heeft dan
hun goede wil hem verschafte.
„Ik weet best, wat hij noodig heeft, als
ik maar geld had; goede bouillon, melk
en eieren, een lekker gebraden kippetje,
netjes opgediend, zoodat hij er zin in
krijgt. Mij heeft hij al die dingen bezorgd,
toen ik ziek was niet, lieve, oude oom
Charley?"
Ze praatte tegen de slapende gedaante,
die rusteloos kreunde en woelde op het
ruwe kampbed, alsof hij haar verstaan kon.
„O. je moet niet van me heen gaan. oom
Charley", vervolgde ze. „Je moet me niet
verlaten zooals mevrouw Kerslake en Rob
Al moet ik er in de stad voor gaan bede
len, je zult alles krijgen was je noodig
-hebt."
Rosalie snikte hartstochtelijk, haar han
den ineenklemmend-
Zij ging naar haar eigen hut en keek
wanhopig rond.
„Moeder, lieve moeder, wat kan ik doen?"
mompelde ze, terwijl ze bleef Staan voor
het schilderij, dat haar nu met een mede
lijdenden glimlach scheen aan te zien.
„Wat zoudt u doen?" herhaalde ze, ter
wijl ze zich met een diepen zucht afwendde.
De zon scheen op dat oogenblik helder
door het kleine, vierkante raam en liet haar
stralen als liefkozend over den gouden be
ker spelen, die op de plank glinsterde.
„Waarom heb ik daar niet eerder aan ge
dacht? O, wat een domkop ben ik toch!"
riep ze overgelukkig, terwijl ze omhoog
reikte en het glanzende voorwerp met gre
tige handen beetpakte. Zij wreef den beker
zorgvuldig af, ofschoon dat absoluut over
bodig was, want er zat geen vlekje op, en
wikkelde haar schat stevig in een stuk pa
pier.
„Dat be teekent voldoende voedsel voor
oom Charley, tot aij beter is, en als er ge
noeg over is, kan ik misschien zoo'n mas
sage-apparaat voor zijn zieke been koo-
pen". dacht ze verheugd, terwijl ze de
hut verliet.
Den volgenden morgen liet ze oom Char
ley onder de hoede van twee houthakkers
achter en Vertrok met haar kano naar de
dichtsbijzijnde stad, die een goudssmids-
winkel bezat, waar ze een dergelijken be
ker wel zouden willen koopen, naar ze
veronderstelde.
„Dat is een prachtig stuk werk", prees
de juwelier, „weet u hoeveel het waard
is?"
„Ja, ongeveer twee honderd dollar, werd
me verteld", antwoordde Rosalie zonder
aarzelen.
„Wel, zooveel niet, juffrouw, maar ik zal
er u honderd twintig voor geven", verklaar
de de man en toen hij het geld in haar
hand legde, merkte hij dat haar onderlip
trilde en haar oogen met tranen gevuld
waren. Hij legde zijn hand op Rosalie's
schouder en vroeg vriendelijk:
„Wat is de reden, dat u dien beker ver
koopt, juffrouw? Ik weet dat die van u is,
want ik heb gehoord, dat u hem gewonnen
hebt."
Toen hij Rosalie's verhaal gehoord had,
riep hij zijn bediende.
„Kom eens hier, Johan, en pas op den
winkel, ik ga een uurtje weg."
Daarna ging hij met Rosalie mee, kocht
allerlei versterkende middelen en lekker
nijen voor haar en toen ze op het punt
stond te vertrekken, stopte hij haar een
biljet van vijf en twintig dollar in de hand
met de woorden:
„Neem dat aan als een cadeautje van
een ouden man, die er trotsch op zou zijn
een dochter als jij te hebben!"
Het vooruitzicht, dat ze Chicago Charley
nu alles kon geven, wat hij noodig had,
vervulde haar met groote dankbaarheid
en ze was zoo verlangend hem te verrassen,
dat het was of er nooit een eind zou ko
men aan dien langen, vermoeienden roei
tocht stroomopwaarts.
Maar ten slotte kwam de kleine hut toch
in het gezicht en Rosalie rende langs het
witte pad, bevend van opwinding.
„Oom Charley", riep ze vroolijk, toen ze
de deur bereikte, maar opeens zweeg ze,
want in plaats van de nouthakkers, die ze
had achtergelaten om op den ouden man te
passen, zat er nu een deftig uitziende
vreemdeling.
„Wiewie bent u?" stamelde Rosalie,
terwijl ze haar pakjes op de ruwe houten
tafel midden in de hut neerlegde.
De onbekende stond op en boog. Hij was
een lange man van een jaar of vijftig met
heldere, doordringende oogen en zilver
grijs haar.
„Ik ben blij u te ontmoeten, juffrouw
Rosalie. Ik ben John Grey, de zoon van uw
grootvaders vriend »n zijn advocaat", stel-
dede bezoeker zich voor, haar de hand
toestekend.
Maar Rosalie's oogen schoten vuur, toen
ze hijgend van emotie antwoordde:
„Als u de vriend van mijn grootvader
bent, bent u hier niet welkom."
„Rose, kindlief, hoor eens", riep Chicago
Charley zwakjes, maar verder kwam hij
niet, want Rosalie luchtte haar opgekropte
woede en greep den adoc. at bij den arm.
„Kom hier", verzocht ze met een door
tranen verstikte stem en trok hem mee
naar de deur van haar slaapkamertje. De
ondergaande zon scheen vol op het witte
bed, dat midden in de kamer stond en zet
te het knappe schilderij aan het hoofd
einde in een gloed, die de fijnste tinten
van huid en haren, zoo meesterlijk geschil
derd, duidelijk deed uitkomen.
John Grey kon een uitroep van verruk
king niet weerhouden.
„Kijk daar eens naar. kijk maar goed",
drong Rosalie en haar oogen waren even
hard en bitter als de toon van haar stem.
De advocaat zweeg, maar zijn gelaat was
vol medelijden, toen hij zijn blik op 't
mooie uitdagende meisje naast zich liet rus
ten en het levend evenbeeld van het por
tret aan den muur aanschouwde.
„Vindt u het geen mooi gezicht?" vroeg
Rosalie na enkele oogenblikken.
„Zeker, vind ik dat", was het hartelijke
antwoord.
„Kijk dan eens daarjins ziet u dat
groepje pijnboomen?" vervolgde Rosalie,
met haar vinger naar de berghelling wij
zend, die vanuit net venster zichtbaar was.
„Ja", sprak de man, een hand boven zijn
oogen houdend.
„Daaronder ligt die mooie vrouw zij
was mijn moeder en de vriend van uw va
der heeft haar daar gebracht!" klonk het
fel.
John Grey legde voorzichtig een hand op
haar schouder.
„Kindlief, de wereld is zoo wreed
jammer genoeg en kent zoo weinig ver
gevensgezindheid" begon hij, maar Rosa
lie schudde de hand wild van zich af.
„Hoeveel vergevensgezindheid heeft hij
tegenover mijn moeder getoond", riep zij
onstuimig, „tegen zijn eigen kind, toen zij
vergeving vroeg voor iets. dat alleen een
fout was in zijn oogen met den man te
trouwen, die zij liefhad? Toen ze geld noo
dig had voor voedsel r- voedsel, hoort u!"
En de zachte meisjesstem klonk bijna als
een schreeuw.
„Denkt u, dat ze het verdiende op drie-
en-twintigjarigen leeftijd te sterven
denkt u dat?" vervolgde Rosalie, in toome-
looze opwinding, naar het jonge gezicht bo
ven het bed wijzend.
„Lieve juffrouw Rosalie", begon de advo
caat, ietwet hulpeloos.
„Zeg geen lieve dit of dat tegen my",
protesteerde het meisje stug. „Als u zich
een vriend noemt van den man. die zijn
kir>d hier liet sterven, bent u haast even
slecht als hij." (Wordt vervolgd).
Geïsoleerd® sehepen in een ze© van water. - Doo» de derde overstrooming van de Maas in één maand tijds zijn de schippers, di©
te Roermond op vraeht wachten, sterk gedupeerd, daar de schepen van den vasten wal afgesloten liggen
Adolf Hitler tijdens zijn bezoek aan de
internationale automobielententoon-
stelling te Berlijn
In de Apollo-hal te Amsterdam zijn Maandagmiddag de tenniswedstrijden voor oetenmeesiers
om het kampioenschap van Nederland aangevangen Een groepfoto van de deelnemers,
Reehts: A. Waasdorp, die zijn titel in deze wedstrijden verdedigt