Installatie burgemeester van Castricum. De ski-looper Emile Altais, een der Fransche deelnemers aan de internationale wintersportwedstrijden te Chamonix, wordt na zijn overwinning in den afdalings wedstrijd gelukgewenscht Koning Leopold van België verlaat de St. Gudule te Brussel na de plechtige H. Mis bij de viering van den verjaar dag der Pauskroning Doordat op de laatste veilingen groote massa's Langendijker kool zijn .doorgedraaid doen da koeien op de boerderijen zich thans te goed aan dit voor hen zoo bijzondere maal Het nieuwe hoofdbureau van politie te Rotterdam nadert zijn voitooiïng. Een kijkje op het bouwwerk aan het Haagscheveer De nieuwbenoemde burgemeester van Castricum, mr. C. A. F. H. W. B. van den Clooster baron Sloet tot Everlo, is Maandag geïnstalleerd. Een overzicht tijdens de zanghulde van de Castricumsche schooljeugd. Naast den burgemeester zijn moeder Het nieuwe Volkshuis in het East End van Londen is door den Koning en de Koningin van Engeland met een bezoek vereerd. Een snapshot bij de aankomst der vorstelijke gasten FEUILLETON WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Naar het Engelsch door THEA BLOEMEKS. (Nadruk verboden). 33) Er was op dat oogenblik niemand. Rosa lie stond langzaam op en ging tot aan den voet van den berg. Toen greep haar plot seling het verlangen aan, om haar moe ders graf te bezoeken. Ze wist, dat ze het eigenlijk niet doen moest, dat de klim naar boven te inspannend voor haar was. Maar ze kon haar verlangen niet onderdrukken en begon langzaam den heuvel te bestij gen. Eindelijk bereikte ze den top en daar stond de jonge pelsjager met ontbloot hoofd in de zon en verzorgde de weelde van bloe men, die het graf tooiden. Het bloed vloog haar naar de wangen en Ronald schrok, toen hij dat slanke fi guurtje zoo onverwacht voor zich zag. „Waarom kom je hier?" vroeg hij haast streng. „Ik kon het niet laten", antwoordde Ro salie eenvoudig. „Nu, ga hier dan uitrusten." De pelsjager trok zijn jas uit en vouwde die zoo, dat ze er op kon zitten. „Wat heb je moed er's graf prachtig ver zorgd, Ronald", zei ze na een poosje. „Dat spreekt immers vanzelf....** Rosalie keek naar de witte bloemen en voelde plotseling de onweerstaanbare be hoefte om Ronald té vertellen van het vreeselijke tooneel waarvan ze getuige was geweest. Dus verhaalde ze hem alles, wat was voorgevallen in het huis, waarin het lijk van Dick Bryce's slachtoffer zich zoo goed als zeker nog steeds moest bevin den. Ronald luisterde zonder een woord te zeggen; er vertrok zelfs geen spier van zijn gezicht en Rosalie, die hem toch zoo goed kende, giste niets van de krankzinnige woede, die als een losgebroken demon in zijn binneste raasde. „Morgen ga ik uit Glenconnel weg", zei bij, „en ik kom niet terug eer ik den schurk, die deze laffe misdaad op zijn ge weten heeft, heb gevonden. De man, die myn huis in brand gestoken heeft, de gra ven van kinderen geschonden en het meisje geslagen, dat ik boven alles liefheb, zal zijn straf niet ontloopen." De dreigende schittering in zyn oogen maakte Rosalie haast bang, maar zijn toorn was zoo gerechtvaardigd, dat ze niet kon nalaten hem er om te bewonderen en de bekentenis, die hem ontvallen was, wekte een gevoel in haar, dieper en heerlijker dan iets wat ze zich uit haar vroeger leven kon herinneren. Een vuurroode blos kleurde haar gezicht en een zachte, droomerige glans kwam in baar oogen. Voor die twee jonge zielen stond, daar boven op den bergtop, naast het graf van een edele vrouw, de wereld even stil. Het was Ronald's plan niet geweest, zoo spoedig al te spreken. Maar in de opwin ding en de vervoering van het oogenblik had hij zyn geheim verraden en zijn harts tocht overweldigde het meisje bijna. „Rosalie zeg me, of je me kunt lief hebben of je ooit met me wilt trou wen", fluisterde Ronald heersch. Als eenig antwoord vleide Rosalie zich vol vertrouwen in de krachtige armen, die zich om haar heen legden. Er was een on metelijk verschil tusschen haar liefde voor dezen nobelen, fermen jongen en de vluch tige gevoelens, die ze gekoesterd had, voor dien ander, die niets gehad had om haar te winnen, dan zijn uiterlijk. Deze liefde zou een heel leven duren, zou altijd frisch en nieuw blijven en toen ze de stralend-gelukkige oogen tot hem op sloeg, bedekte hij haar gezicht met vurige kussen. „Als ik Dick Bryce mores heb geleerd", viel Ronald plotseling uit „zal ik harder werken dan ik ooit in mijn leven gedaan heb, om je een tehuis te kunnen aanbie den, zoo'n kleine prinses waardig." En vol teederheid rustte zijn blik op haar mooi, levendig gezichtje. „O, Ronald, moet je werkelijk dien vree- selijken man achterna? Ik ril als ik er aan denk. Hij is zoo verschrikkelijk slecht.... ik ben zoo bang, dat hij je kwaad kan doen. Is het niet genoeg als je de politie op zyn spoor brengt?" „Nee, dat is niet genoeg, ik moet hem zelf eerst onder handen nemen, meisje. Als ik met hem afgerekend heb, kan het recht zijn loop nemen." Ronald bekeek zijn gebald en vuist met een critischen glimlach, maar zijn oogen waren hard en onverzoenlijk. „Totdat ik terugkeer om je te halen ben je vrü, Rosalie begrijp je wat ik bedoel? De tijd, dat ik weg ben, kun je gebruiken om na te denken en als je bij mijn terug keer nog zonder twijfel of aarzeling „ja" kunt zeggen, zal ik de gelukkigste ster veling op, aarde zijn." „Of je één of twintig jaar wegblijft, zal geen verandering brengen in mijn gevoel, liefste". En toen Rosalie dat laatste woord uitsprak, werd ze haast gesmoord in zijn omarming. „Ik weet zeker, dat je heel wat geschik ter bent voor onze Rose dan die andere, die gepolijste snoeshaan, maar het is nog te vroeg voor haar om aan zulke dingen te denken, jongen", zei Charley, toen Ronald op zijn eenvoudige manier aanzoek deed. Maar er is geen man, aan wien ik haar liever zou gunnen dan aan jou", en bij die erkenning drukte de oude gouddelver hem stevig de hand. „Ik wil Rosalie niet binden vóór ik haar een behoorlijk tehuis kan aanbieden, Char ley, maar ik achtte het mijn plicht om je te zeggen, wat mijn gevoelens voor haar zijn da's alles", antwoordde Ronald. „Daar heb je gelijk aan, jong", hernam Chicago Charley, blij dat er niets defini tiefs was afgesproken, en in zijn hart even eens blij dat de jonge pelsjager Glenconnel voor een tijdje zou verlaten. Hij was bijna jaloersch als het zijn kleine Rose betrof. Alle goudgravers en mijnwerkers hecht ten hun goedkeuring aan Ronald's plan om Dick Bryce op te sporen en enkelen wilden met hem mee, om ook wat van de pret te hebben zooals ze het uitdrukten. „Om de pret is het niet begonnen, jon gens", wees Ronald Kerslake met fonkelen de oogen hun verzoek af. En na de noodige toebereidselen, vertrok hij den volgenden morgen om alleen de taak der gerechtigheid, die hij op zich had genomen, te volbrengen. HOOFDSTUK XX. „Rosalie, waar is mijnheer Kerslake heengegaan?" vroeg Sadie den volgenden morgen. Zij was in de kleine blokhut en deed of ze aan het opruimen was. „Ga even zitten, Sadie, dan zal ik het je vertellen", zei Rosalie vriendelijk. f]r was een blos op haar wangen en ze zag er heel tevreden en geluKkig uit. Zij had medelijden met het meisje, dat het leven zoo somber en vreugdeloos inzag. Zij had zoo gehoopt dat de dingen, waar ze zelf zooveel van hield, bergen, bosch en water Sadie eenige vergoeding zou heb ben gegeven voor alles wat ze moest mis sen. Maar Sadi's gezicht stond donker, terwijl ze op den dichtsbyzijnden stoel ging zitten. De zon scheen door de deuropening op haar bleeke wangen en de donkere, norsche oogen Rosalie, vol medelyden, sprong op en sloeg haar arm om den hals van het andere meisje. „Raak me niet aan! O, ik zou je wel kun nen slaan", viel Sadie met gesmoorde stem uit. „Zonder jou zou ik hier niet zyu Doe nu maar niet, of je me graag hier hebt. jij min mijnwerkerskind. Vertel me maar lie ver waar die ellendige bemoeial is!" Sadie was volkomen uit haar evenwicht. Ze had vrijwel den heelen nacht wakker gelegen, in opstand tegen haar lot en tob bend over haar duistere toeko;rst. Nu had ze hevige hoofdpijn en haar uitgeputte ze- nuwesn maakten een furie van haar. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5