Een geschenk voor het vorstelijk echtpaar. De burgeroorlog in Spanje. - Recruten der nationalistische H. K. H. Prinses Juliana bewondert de historische bezienswaardigheden van troepen oefenen op het plein der cavalerie-kazerne te Kra|cau tijdens het verblijf van het jeugdig vorstelijk echtpaar in die stad Salamanca Ook de Spaansche jeugd brengt haar aandeel in den burgerkrijg. Een jeugdig aanhanger der nationalistische troepen blaast tijdens de recruteering te Salamanca het appèl voor zijn makkers Op de Wester- schelde ishet Fran- sche s s. .Condé" in aanvaring ge komen met het Zweedsche s.s. „Bullaren". Beide schepen liepen cnstige schade op Eén der twee paarden, die door de Prov. Ver ter Bevordering der Paardenfokkerij te Warthuizen (Gr.) als huwelijksgeschenk aan H. K. H. Prinses Juliana en Z K. H. Prins Bemhard zijn aangeboden Een interessant instrument op de tentoonstelling betreffende de optiek, welke in Horticultural Hall te Londen geopend is FEUILLETON WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Naar het Engelscb dcor THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 23) Rosalie stak zenuwachtig de hand in het zakje, dat de loten bevatte. Ze begeerde allerminst een der gelukkigen te zijn; ze wist van geen enkel onderwerp genoeg af om er over te kunnen spreken, meende ze, en om daar heel alleen op het podium te staan, critisch aangestaard door zooveel paren vreemde oogen, zou een beproeving zijn voor haar bescheiden aard. „O hemel, ik heb er een!" Rosalie liet haar lot aan haar buurvrouw zien. „Het goudgraverskind heeft een num mer", ging het als een loopend vuurtje door de rijen meisjes en de arme Rosalie was doodongelukkig, niet anders verwachtend dan een gek figuur te zullen slaan. Met een hooge kleur smeekte ze juffrouw Cleve- dale een ander in haar plaats tc laten optre den. „Er zijn er zooveel, die vrienden in de zaal hebben. Ik weet niets, en er is hier niemand die ik ken." De directrice, door het gezelschap uit Glenconnel in vertrouwen genomen, glim lachte zacht, maar ze zei met vriendelijke beslistheid: „Het spijt me. maar ik mag niet afwijken van den vasten regel, Rosalie" Rose was nummer zes. Stuk voor stuk beklommen de meisjes het met bloemen versierde podium en hun pogingen, goed of minder geslaagd, werden met hartelijk ap plaus begroet. Enkelen brachten het er goed af, zooals Sadie Brown, die, vlot en zelfverzekerd, - een toespraak van tien mi nuten hield over den dood van Julius Cae sar. Iedereen was dan ook overtuigd, dat de veel begeerde gouden beker aan de mollion- nairsdochter ten deel zou vallen. Blozend en schuchter, met angstige oogen, trad de trots van Glenconnel als laatste naar het midden van het podium. Haar groote, grijze oogen gleden over de aanwezigen en het publiek voelde zich di rect tot haar aangetrokken. Plotseling geschiedde het wonder, een unicum in de annalen van St. Columbus- College. „Rose, Rose!" klonk het. De menschen keken om en zagen tien forsche, gebruinde kerels, met van vreug de glinsterende oogen, wuiven tegen het witte figuurtje op de verhooging. „Dat zijn gouddelvers zeker kennissen van haar", werd er gefluisterd en de be langstelling in Rose vedubbelde. Opeens was het Rosalie of ze in die heele volle zaal slechts één gezicht zag, het ge zicht van den jongen peljsager, en ze voel de een vreemde, geïnspireerde kracht, die uit ongekende diepten van haar wezen op steeg en allen schroom van haar deed af vallen. „Stil! Ze begint!" Rosalie had de duidelijke, doordringen de stem van diegenen, die in de stilte le ven, en tot in alle uithoeken van de zaal was die stem verstaanbaar. Dat gezicht, dat zich losgemaakt had uit die honderden andere gezichten, scheen een gouden visioen in haar geest te tooveren: het heerlijke land van Glenconnel, al het geluk van haar jeugd, al de vriendschap van die brave, hardwerkende, sterke ke rels. En het visioen ontboeide haar tong. „Ik vrees, dat ik niets kan zeggen wat ik uit böeken geleerd heb, maar als u iets wilt hooren over de mannen, die dagelijks hun leven voor u wagen, dan kan ik u van hen vertellen, want zoolang ik mij kan her inneren, heb ik in hun midden gewoond. Ze sprak zoo rustig, bescheiden en zonder jacht naar effect, dat ieder geboeid luiste ren moest en de menschen de oogen niet van het allerliefste meisje konden afwen den. De tien minuten, waarop Rosalie recht had, verstreken, ook de volgende tien, maar de voorzitter was zelf zoo gefasci neerd, dat hij vergat op zijn zilveren bel te tikken. Rosalie vertelde zelfbeleefde gebeurtenis sen en heldendaden van de mannen. Eens klaps, beseffend, dat de tijd misschien om was, brak ze af, maar er klonken kreten van: „Ga door! Niet ophouden!" uit de zaal. Eindelijk zweeg ze. Chicago Charley stond op en zijn zware stem beefde van ont roerden trots en glorie toen hij riep: „Zing voor ze. Rose, dan zullen ze nog eens wat hooren!" Het onceremonieel optreden der zonver brande gasten scheen niemand meer te er geren. Rosalie keek naar Ronald, wiens gezicht straalde. Ze zag ook oude Rob Cameron, weggedoken in zyn stoel. zijn gelaatstrek ken een en al spanning en verlangen. Met een blik op de gretige gezichten voor zich, 1 zette Rosalie Rob's lievelingslied in, een oude Iersche ballade. Toen de frissche stem wegstierf, bleef het een oogenblik stil, zoo waren de hoorders in een greep van betoovering. Maar ten slotte donderde een storm van bijval door de zaal ieder stond op en juichte. En nog voor het ap plaus was weggestorven, zag het publiek den ouden gouddelver, die straks geroe pen had. opstaan. De wonderen van dien avond schenen nog niet ten einde. De jongens van Glen connel zaten met. open mond. Zoo iets had den ze achter Chicago Charley nooit ge zocht. „Ik ben niet knap in het afsteken van mooie redevoeringen, maar nu onze Rose u over de mannen uit Glenconnel heeft ver teld, is het mijn beurt om wat van haar te vertellen." Iedereen zat met gespitste ooren, iets der gelijks hadden ze nog nooit beleefd. Chi cago Charley vervolgde: „We zouden allemaal ons leven over heb ben voor dat kleine meiske, en zy voor ons, denk ik. Er bestaat niemand, die zoo dap per en trouw is als zij, niet in den Yukon en nergens." En hij deed op zijn ongekunstelde manier verhalen over Rosalie's moed en offervaar digheid. die de hoorders diep troffen en tot het einde toe geboeid hielden. Toen hy ging zitten, barstte het gejuich opnieuw los en de voorzitter stond op. met den begeerden gouden beker in de hand. „Ik vermoed, lieve Roos van Glenconnel" sprak hy op hartelijken toon. „ik vermoed, dat iedereen 't wel met me eens zal zijn, dat er geen meisje in St Columbus-College is. die dit meer verdient dan jij". En de zaal daverde weer van de toejui chingen toen Rosalie, verlegen en verrast, nogmaals op het podium trad. Na de toespraak van den voorzitter werd juffrouw Clevedale's prijs „Voor vorderin gen en vlyt" aangeboden en als in een droom nam Rosalie de gelukwenschen -in ontvangst. De meisjes van haar klas dron gen om haar heen in een impulsief ver langen hun onvriendelijk gedrag goed te maken en zelfs juffrouw Farwcett glim lachte minzaam. Alleen Sadie Bronw, die verwacht had het middelpunt der algemee- ne bewondering te zullen zijn, hield zich mokkend apart. „Ik haat haar", dacht ze bitter en ze wierp donkere blikken op het veelgesma de gouddelverskini. Chicago en de rest van het gezelschap uit Glenconnel zouden een paar dagen in een hotel gaan logeeren en zijn verlieten met trots en blydschap in het hart de groo te kostschool met de afspraak, den volgen den morgen terug te komen. Het was na middernacht, toen Rosalie in bed stapte, maar na al de emoties van den avond kon ze niet inslapen en daarom deed ze een warme kimono om en ging in een gemakkelijke stoel zitten. Het groote school gebouw lag donker en stil. Plotseling vin gen de scherpe ooren van het meisje het geluid van voetstappen, die zachtjes door de gang klonken. Wie kon het zijn? Blijkbaar iemand, die moeite deed om niec gehoord te worden. Rosalie ging naar het venster en keek naar buiten, 'n Wit figuurtje bewoog zich over het grasveld, bleef een oogenblik staan bij het beeld van Columbus en bukte, om schoenen aan te trekken. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5