De J. P. Coen-herdenking te Hoorn.
Met het weinige, dat rij konden edden keeren de mwoneis van die streken irv
Spanje, waar d© strijd is uitgewoed, naar hun haardsteden terug. - Per wagen
ep weg naar huis
In tegenwoordigheid van vele autoriteiten werd Maandag bij het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen te Hoorn
tijdens de officieel© herdenking door minister-president dr. H. Colijn een krans gelegd. - De autoriteiten. In het
midden dr. H. Colijn en mr. H. C. Leemhorst, burgemeester van Hoorn
De plechtige herdenking van den 350sten geboortedag van Jan Pieterszoon Coen. Een overzicht in de Groote Kerkte Hoorn tijdens
de rede van minister-president dr. H. Colijn
In de Morschpoortkazerne te Leiden
had Maandag de beëedigmg plaats van
een zevental nieuwbenoemde reserve
tweede luitenants. Een foto tijdens de
plechtigheid
Baron van Heemstra, deelnemer aan de Rallye van Monte Carlo, aan
het eindpunt van de Sterrit
FEUILLETON
WAT HET SCHILDERIJ
VERBORG
Naar het Engelsen
dcor
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
21)
Rosalie haalde diep adem, keek juffrouw
Clevedale recht in het gezicht en sprak:
„Ik zeg het liever niet, juffrouw."
„Dan moeten jullie allemaal gestraft wor
den. Een week lang heeft de klas geen vrij
uur", besiistte de directrice streng en Ro
salie, de vijandige blikken van de anderen
voelend, beet zich op de lippen.
Sadie Brown was iets minder bleek en
haar hart bonsde niet zoo heftig meer.
„Ik zai de meisjes als vergoeding heer
lijk Cracteeren", besloot ze bij zichzelf.
„Het nieuwe kind is een kat en ik ge
loof er niets van, dat iemand haar werk
bedorven heeft, anders had ze het wel
gauw verteld, nietwaar Sadie?" gaf een der
vriendinnen bij het wisselen van het les
uur als haar meening te kennen.
„Het is hier snikheet", zei ze, om haar
vurigen blos te verklaren.
„Denk jij ook niet?" hield het andere
meisje aan.
„Beken eerlijk, wees niet zoo gemeen",
fluisterde de stem van het geweien Sadie
in, maar ze nam haar toevlucht tot hef
gewone middel van de lafaard een leu
gen.
„Hoe kan ik dat nu weten.
HOOFDSTUK XII.
Rosalie drentelde doelloos- het school
plein op en neer; zielsongelukkig voelde ze
zich.' Telkens weer keerden haar gedachten
vol heimwee terug naar het vrije leven in
de bergen, met het opwekkend gezelschap
van delvers en houthakkers.
Niemand van ie klasgenooten geloofde,
dat „het goudgraverskind", zooals ze Ro
salie gedoopt hadden, zoo edelmoedig zou
zijn geweest om een ander in bescher
ming te nemen natuurlijk had die onbe
holpen gans zelf haar papier volgesmeerd
en de dertien gestraften waren hevig ver
bitterd.
„Dat moeten we haar betaald zetten",
was de algemeene opinie.
Sadie Brown trachtte haar geweten te
sussen door doozen bonbons onder de
meisjes te distribueeren en voorbereidin
gen te treffen voor het heerlijke, geheime
festijn, dat ze hun zou aanbieden.
Het dure lekkers en het genoeglijke voor
uitzicht leidde de aandacht der meisjes van
Rosalie af en ze werd aan haar lot overge
laten tot de gedenkwaardige avond aan
brak. Het was al over tienen en de lich
ten in St. Columbus-College moesten om
half tien uit Op de ruime zolder, waar hel
feest gegeven zou worden, en die nooil
werd gebruikt zoodat niemand op het
idee zou komen dat er iets niet in den
haak was lag Rosalie's kamer. Charley
had het beter gevonden zijn pleegkind, dat,
zoolang ze niet aan het nieuwe leven ge
wend was, een eigen kamer kreeg en men
vertrouwde dat ze haar licht op den vast-
gesteldeh tijd uitdeed. Op de slaapzalen
zorgde een leerares daarvoor.
Overal in het schoolgebouw heerschte
diepe stilte en de gasten, die in kimono en
pantoffels door de gangen slopen, hadden
in het donker veel van feestverschijnin-
gen.
„Ssst, maak niet zoo'n leven. Hier is de
deur, ga er in", fluisterde Sadie, aan het
hoofd van de stoet.
De vriendinnen scuuifelden zachtjes bin
nen, maar toen ze de uitstalling van uitge
zochte heerlijkheden zagen, hadden ze de
grootste moeite om een luidruchtige uiting
van geestdrift te smoren Een emmer aard
beienijs. geflankeerd door een enormen bak
slagroom, vormde het glanspunt van de
verrukkelijke contrabande, die Sadie han
dig hierheen gesmokkeld had
Het verwende meisje, door de anderen
overstelpt met een stortvloed van dankbe
tuigingen en opgewonden door het heime
lijke avontuur, dacht geen seconde aan hel
voorval, waarin ze zoo'n leelijke rol had
gespeeld en flapte zelfs uit:
„Ik ben benieuwd wat het goudgravers
kind zou zeggen als ze hier was."
„Zeg, haar kamer is hier vlak onder
kunnen we haar nog geen poets bakken?"
stelde een der meisjes plotseling voor.
„Och, laat haar loopen", meende een an
der schouderophalend.
„Ben je mal? Door haar schuld moeten
we een heele week tinner blijven en daar
zal ze voor boeten. Maar wat kunnen we
doen?"
De hoofden werden fluisterend bijeenge
stoken, maar het duurde een heelen tijd
voor het groote idee geboren we-d.
„Ik weet het" zei er een eindelijk. „Daar
ginds staal een groote kan water en dil
luik komt in haar kamer uit. Laten we hei
stalletjes opendoen en haar natgieten ter
wijl ze slaapt, want ze ligt nu natuurlijk
al lang in bed."
Het plan vond algemeene, giechelende in
stemming.
„Wie zal het doen?" was de volgende
vraag.
Ze zwegen en keken elkaar aan.
„Sadie", opperden een paar.
„Neen, die het bedacht heeft, moet het
doen, maar we helpen allemaal een handje",
vond de test.
Olive Judge, die met het plan op de prop
pen was gekomen, werd dus aangewezen
om Rosalie in bed nat te gooien.
De onderdrukte opwinding steeg ten top,
toen de waterkan werd aangesleept en het
luik voorzichtig geopend.
„Hé, ze is nog niet in bed", fluisterde
Oüve verbaasd, toen het licht in Rosalie's
kamer, dat ze blijkbaar nie* op tijd had uit
gedaan, op den half-donkeren zolder zicht
baar werd.
„Maar ze slaapt toch", verklaarde een der
meisjes. Rosalie ontdekkend, die vlak on
der het luik aan de schrijftafel zat, het
hoofd op de armen, vast in slaap.
„Nou, dat treffen we", zei een der meis
jes zacht tot Olive.
Maar Oüve luisterde niet haar oogen
waren strak gevestigd op een onvol tooiden
brief, die vóór Rosalie op tafel lag. De let
ters waren zoo groot, dat ze alles gelezen
had voor ze het besefte.
„Lieve Oom Charley", begon de brief.
..Ik kon u niet eerder schrijven omdat ik
zooveel te doen had, maar de meisjes zijn
allemaal erg aardig voor me. dus u hoeft
zich geen zorgen over mij te maken. Ik mis
u en de jongens erg en soms droom ik
's nachts, dat ik weer bij u ben. Zeg tegen
Ronald.
H.er hielden de groote. kinderlijke let
ters op en Olive voelde een brok in haar
kee, Geen halve minuut i> ter was het luik
dicht.
„Laat het kind met rust", beval ze kort
af, anders zeg ik alles van deze fuif te
gen juffrouw Clevedale. Het kan me niet
schelen of ik straf krijg."
„Wat bezielt jou ineens? Ben je plotse
ling zoo dol op dat goudgraverskind",
hoonde er een.
„Waarschijnlijk zou ik dol op haar zijn
als ik haar beter kende en het zou me niets
verbazen als ze de waarheid heeft gespro
ken, toen ze juffrouw Fawcett van het vol-
gekladde proefwerk vertelde.'
„Zeg, laten we naar bed gaan", gaapte
een meisje.
Zwijgend droop het gezelschap af en Ro
salie's slaap werd niet gestoord.
Rosalie droomde van Glenconnel. De ri
vier zong haar eindeloos lied en stroomde
langs haar heen; he* woud, vol ruischende
boomen, schonk haar een gevoel van na-
melooze vrede en de stem van den pelsja
ger klonk in haar ooren
HOOFDSTUK XIII
Zonder dat ze het merkte werd Rosalie
door de directrice en verschillende leera-
ressen onder belangstellende observatie
gehouden.
„Ze is schrander en ijverig en ik ben
zeer voldaan over haar vorderingen"
schreef juffrouw Clevedale aan Chicago
Charley. De jongens van Glenco uiel lazer
den brief en dachten tevreden dat hun of
fer niet vergeefs gebracht werd, al mister,
zij Rosalie's zonnige t genwoordigheió
meer dan zij wilden bekennen.
(Wordt vervnledY.