Een bootenhuls In en onder water. Een Interessant snapshot van de ©verstrooming langs de Theems bij Maidenhead De delegatie van den Sultan van Djokjakarta bracht Woensdag een bedoek aan een der Amsterdamsche diamantslijperijen, Het gezelschap tijdens de bezichtiging Vice-admiraal J. de Graaft, die van 1934 tot 1936 chef van den Marinestaf was, is benoemd tot Hooge Commit saris van Danzig Op weg naar de groeve. Te Schiedam had Woensdag de begrafenis plaats van den hees- J. Maltha, den werktuigkundige, die bij de ramp van de P.H. MAG. bij Senlis in Frank ijk om het leven kwam De scherm wedstrijden van den K O.O.S. te Groningen. Even een trekje na een partij Op de begraafplaats Crooswijk te Rotterdam is Woensdag het stoffelijk overschot van den werktuigkundige A. Hoeven, die bij de ramp van de P.H. M.A.G. bij Senlis om het leven kwam, ter aardebesteld. Op weg naar de groeve Aan de groeve bij de teraardebesteU ting van dén sportvlieger J.~B. A. Tissot te den Haag, siaehtotfer der ramp van de P.H. -MAG. nabij Senlis FEUILLETON WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Naar bet Engelsch «dcor THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 17) „Je zult er nu wel gauw genoeg van heb ben je brommerige oom Charley te ver plegen, hè Rose?" vroeg hij op schertsen den toon, maar er klonk toch iets in, dat Rosalie in een wip aan zijn bed deed staan. Haar zachte krullen vielen over het gezicht en de handen van den ouden goudgraver, toen ze zich over hem heenboog en terwijl hij het haar van haar voorhoofd streek, deed Chicago Charley haar het voorstel, waarover hjj al dagen had gepiekerd. „Rose, de jongens en ik vinden dat het tijd wordt, om aan je opvoeding te den ken. Je wilde wegloopen en je ouden oom. Charley in den steek laten en voor ge trouwde vrouw gaan spelen, wat?" Over Rosalie's wangen trok een donkere blos. Toen, met een tikje angst in haar stem: „Wat bedoel je er mee, dat de jongens aan mijn opvoeding willen denken? Betee- kent het dat ik van hier weg moet?" „Dat zal ik je vertellen, meisje", ant woordde hy aarzelend. „Je blijft niet altijd een kind. Op een goeden dag zul je een vol wassen vrouw zijn, en al ben je ook een lieve dochter voor ons. Rose, je bent toch aiet van ons slag, weet je. Wij zijn maar gewone lui en dat willen we we! weten ook maar je vader was anders. Hij sprak als een groote mijnheer en je moeder God zegene haar was van top tot teen een dame." „O, ja, oom, dat weet ik." Rosaiie's oogen werden vochtig bij- de gedachte aan de lieve moeder, wier brief het eenig kostbaar aandenken van haar zij verloren had. „Je kunt je haar immers niet meer her inneren, arm kind", meende Chicago Char ley verbaasd. „Neen, maar ik haalde haar portret van de wand en vond tusschen de lijst verbor gen een brief, oom. Ik heb dien maar twee maal gelezen en sommige dingen ben ik vergeten. Ik verloor hem toen ik dien nacht door het bosch liep. Er waren een heeleboel papieren bij. Ronald Kerslake en ik hebben de plek wel driemaal afgezocht, maar ik heb hem niet teruggevonden." „Weet je niet hoe je moeder voor haar huwelijk heette. Rose?" Rosalie's voorhoofd trok in rimpels. „Ik heb al zoo vaak geprobeerd me den naam te herinneren, maar het lukt niet. Ik weet alleen, dat mijn grootvader een rijke Ier is met een titel, en toen mijn arme moe der hem hulp vroeg, stuurde hij haar een afschuwelijke brief, die haar hart brak, het harteloo2e monster. Ik haat hem, ik haat hem!" Rosalie's onstuimig Xersch bloed kookte als ze er aan dacht, wat haar moeder gele den moest hebben. „Oom Charley" ging ze heftig voort „als opvoeding piaakt, dat een man zijn eigen dochter zoo behandelt, laat me dan maar a!tyd_in den Yukon blijven bij u en de jongens." „Kalm aan, kindje. Opvoeding en rijkdom maken niet alle menschen gelijk. Je moe der was er toch niet minder om, omdat ze een uitstekende opvoeding had gehad?" „Nee", erkende Rosalie. „Wel, je moeder zou het prettig vinden als we een dame van je maken het goud van Glenconnel stelt ons er toe in staat goud. dat eerlijk verdiend is, korrel voor korrel." Dien avond was er een plechtige samen komst in het kleine blokhuis. Er waren zes goudgravers bijeen, die aanspraak maakten op een „aandeel" in Rosalie en ze waren het er óver eens, dat ze voor haar opvoe ding naar de beste school moest worden ge zonden, die er" té vinden was-. „Ik heb al zestienjaar voor het meisje gespaard", liet de oude Rob Cameron zich hooren en haalde een' goed gevuld zakje met klompjes goud te voorschijn," „Ik geef een jaar winst voor petitie Ro se", verklaarde Jean Bonteau, de herber gier. „Hier is al-wat ik gespaard heb voor een reis naar het oude vaderland", zuchtte Mickey O'Hara, en legde een flinken bun del stofgoud op tafel. Toen alle bedragen opgeteld waren, bleek dat er meer dan genoeg-was om Rosalie naar een kostschool te Sturen, onverschil lig welke financieele offers het zou ver gen. Charley stond er op, dat er een school in Chicago zou worden' gekozen 'en toen de jongens bezwaren aanvoerden tegen den grooten afstand, protesteerde hij, dat Rose hun toch zeker een paar dollars reisgeld waard was. „We zullen onze Rose een stel kleeren ge ven, dat ze met het rijkste meisje kan wed ijveren". grinnikte Charley. Dus koos de oude goudgraver, die om onverklaarbare redenen zich verbeeldde een goeden smaak te hebben op het gebied van meisjestoilet ten, kleurige zijden japonnen, hoeden en mantels en schoenen met zilveren gespen voor Rosalie's uitzet. „Het kan me geen zier schelen, wat ik draag, oom Charley; ik bleef duizendmaal liever hier bij jullie, hier in dit mooie, za lige land", zei Rosalie meer dan eens en ze meende het uit den grond van haar hart. Ze vond het niet alleen afschuwelijk om van den Yukon weg te gaan, maar zag ook ver schrikkelijk tegen de kostschool zelf op. „Ik weet niet hoe ik met de andere meis jes moet omspringen. Ik heb nooit met meisjes omgegaan en ze lachen me mis schien uit en wegloopen kan ik niet, want ik heb oom Charley beloofd om te blijven", vertelde ze den pelsjager, die nog steeds in Glenconnel vertoefde. Ronald was algemeen bemind bij de jon gens. De mannen van het Westen liepen niet met hun gevoelens te koop, maar als ze een vreemde in hun midden opnamen, zooals ze het den jongen Kerslake deden, is het niet voor een uur of een dag Aan zijn moeder vertelde hij van zijn liefde voor Rosalie en Agatha Kerslake sloeg het meisje thans gade met den scher pen blik van de vrouw, die voor alles be dacht is op het geluk van haar zoon. „Er kan een flinke vrouw uit Rose groeien, Ronald, maar voor haar eigen bestwil moet ze hier vandaan", verklaar de ze. Op een middag ging Rosalie Ronald ia het bosch eten brengen. Hij bezig met het hakken van kostbaar hout en kon zijn werk niet in den steek laten. Hij was een toon beeld van gezonde, mannelijke kracht, zooals hij daar stond met zijn blauwe hemd open aan den hals, waarom achteloos een roode zakdoek geknoopt was. Ze kon haar gevoel niet onder woorden brengen, maar ze was zich bewust dat de jonge jager een groote aantrekkingskracht voor haar be zat en ze besefte, hoezeer ze hem zou mis sen in een eenzamen tijd, die voor haar Lag. Toen Ronald haar zag aankomen, haar guitig gezicht ernstig en de aardige mond verdrietig, greep een haast onweerstaan baar verlangen hem aan om haar in de ar men te sluiten en te zeggen: „Blijf, kleine Roos van Glenconnel, blijf bij ons en laat ik je leeren wat liefde is." Maar nog niet nog niet", waarschuw de een stem binnenin hem en de zelfbe- heersching gaf zijn opgewekt gezicht een byna strenge uitdrukking toen het meisje bij hem was. Hier is je eten, Ronald", begon Rosalie. „Dank je wel. Rose", was alles wat hy kon uitbrengen. Hij zou haar afwezigheid ieder uur, iedere minuut, iedere seconde pijnlijk voelen, daarover was hij niet in twijfel. „Ronald, waarom ben je zoo stil? Is er iets gebeurd of ben je boos op me?" vroeg Rosalie, die gewend was aan grapjes en plagerijen, zoodra ze onder de jongens ver scheen. „Boos op jou, Rosalie?" Er was een ver raderlijke trilling in zijn stem. „Op jou ben ik nooit boos. Rose". „Dan zul je ook wel iets voor me wil len doen, hè Ronald? (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5