Het bombardement van Melilla. - m m - HP tSPW Seicbofie Coulant -v- De uitwerking van het bombardement der bommenwerpers van de Spaan- sche regeeringstroepen op de haven van de Marokkaansche stad Melilla. De brandweer poogt het vuur te blusschen I.1GHE N°!4 OUVERU AU PUBUC PT.E de VANVES Place BlÈNVEflÜE Koning Leopold van België bracht Donderdagavond een bezoek aan het Nederlandsch Gezantschap te Brussel. Links de Nederlandsche-gezant mr, L A. N. Patijn Mr. dr. H. H. A. van Gybland Ooster- hotf, secretaris van den Ondernemers- raad voor Suriname, is te Roermond - overleden »3 kW* t f *1 De nieuwe lijn van den Parijschen ondergrondsche, n.l. van Bienvenue naar Porte de Vanves, is deze week door het gemeentebestuur der Fransche hoofdstad officieel in dienst gesteld De ministers Deckers en Gelissen als gasten van de Zweedsche regeering in het departement van Burtenlandsche Zaken te Stockholm Ter eere van het vorstelijk bezoek werd te Krynica in Polen een .monument" uit ijs vervaardigd, voorstellende een Hollandsch boerinnetje FEUILLETON WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Naar het Engelsch door TIIEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 13) Maar Dick's zenuwen konden niet meer verdragen en hij zakte in elkaar juist toen de laatste kogel aansuisde. Die onver wachte beweging kostte hem een pink.... „Wat heeft dit te beteekenen?" vroeg hij zwak, het gekwetste lichaamsdeel bekij kend. „Het beteekent, dat je een pink bent kwijtgeraakt, jongenlief; hier, neem een slok brandewijn '"«et was je eigen schuld je hebt mijn laatste schot op een on hebbelijke manier bedorven", antwoordde de jongste broer. En op een toon, die iets berouwvols had, ja, bijna hartelijk klonk, vervolgde hij: „Zoek je een baan, kameraad, werk genoeg in Grenville je kunt bij ons wo nen, als je wilt." De wond had niet erg gebloed en de brandewijn schonk Dick nieuwe kracht. Maar toen hij goed besefte, dat zijn linker hand voor goed verminkt was, sprong hij met een gruwelijke verwensching op en liep weg, door het drietal nagestaard. „Loopt misschien naar huis, naar zijn moesje?" vroeg een hunner, toen Dick in het woud verdwenen was. „Zoolang hfj dat meisje met rust laat, kan hij gaan waar hij wil", sprak Mark. „Komaan, jongens, we trekken weer naar huis toe." Uitgehongerd en doodelijk vermoeid be reikte Dick Bryce Houten Hoeve". Hij sloeg een ruit in, klom naar binnen, stak het houtvuur aan? en uitgeput als hij was, viel hij in een diepen slaap, te moe om di rect te eten. Hij iroomde van Rosalie, Chi cago Charley, den jongen jager en zijn moeder en de drie broers uit Alaska. Hij had in zijn slaap em gevecht op leven en dood met Ronald Kerslake en ontwaakte ten slotte doordat hij een brandend hout blok door de kamer had geschopt. De cocosmat op den vloer begon al te smeulen en hij stond vlug op om het vuur uit te trappen. Daarna zocht hij iets te eten en toen zijn honger gestild was, kreeg hij opeens een idee. Hij werkte haastig de rest van zijn maal naar binnen en maakte vervolgens midden in het vertrek een sta pel van kussens, stoelen, tafels en bedde- goed. Plotseling klonken buiten schreden, de deur ging open an een man trad binnen. „Wie ben je?" snauwde Dick Bryce woe dend tegen den onbekende. „Datzelfde kan ik van jou vragen, vrind. Wie ben je en wat moet je? Zoover ik weet woont Ronald Kerslake hier. Ik heb ook nog een rekening met hem te vereffenen. En hij wierp een veelbelovenden blik op den stapel beddegoed en huisraad. Dick Bryce keek uem eens oplettend aan. Het was een man van een jaar of veer tig en zijn kaalgeschoren hoofd verried, dat hij nog niet lang geleden uit de ge vangenis ontslagen was. „Wat heb je teger Kerslake?" wilde Dick weten. „Vijf jaren in Sing-Sing dat heb ik tegen zijn vader en het is de zoon, die er voor zal boeten. Ik heb in die vijf jaren een plan uitgebroed en dat zal uitgevoerd worden ook. Maar wie en wat ben jij?" „Ik ben een Engelschman, de rest gaat je niet aan", klonk net kortaf. „Heb jij ook iets tegen den ouden Kers lake en zijn zoon?" Als antwoord hield Dick het stompje van zijn pink op, waarvan het verband was af gegleden. „Dat heb ik tegen hem en ik zal het hem, en allen die hem lief zijn, betaald zetten." Seth Harper, want de onverwachte be zoeker was niemand anders, greep Bryce's hand in zijn vuile knuist. „Geef me 'n poot, vrind. Je bent een man." „Als je de man bent, waarvoor ik je houd, zal dat niet in je nadeel zijn", was het wederwoord. „Daar zal ik zelf wel voor zorgen", ver klaarde Harper droogjes. „Hoor brave, 'n paar meter hier vandaan heb ik twee vrienden uit Sing-Sing, die ook nog een appeltje met de Kerslake's te schillen hebben. Zij zullen mij 'helpen het dynamiet te leggen.ik ben namelijk van plan de zaak in de lucht te laten vlie gen." „Hm. Dan wil ik je 'n beter voorstel doen. Die idioot is verliefd op een meisje in Glenconnel het meisje, dat ik hebben wil en hebben zal ook daarom moet hij uit den weg. Ik geef je tweehonderd dol lars als je met me meegaat ,een doek met chloroform over zijn mond houdt terwijl hij slaapt en tegen den tijd dat we hem dan hier hebben in ie Slangenkreek, zijn die vrienden van jou met hun werk klaar. Wat zeg je er van?" „Ik zeg, geef op de dollars. Dan gaan we er heen", was het schorre bescheid van den ex-gevangene. Dick Bryce telde het geld in de gegroef de, eeltige palm, de twee makkers, die uit Sing-Sing waren meegekomen, kregen hun instructies, waarna Dick en Harper hun paarden zadelden en het pad afreden, dat naar Glenconnel voerde. Veel werd er onderweg niet gesproken. Seth Harper was zich amper bewust dat hij gezelschap had, want zelfs zijn verhar de ziel dronk met dankbaarheid het gevoel van vrijheid in na vijf lange jaren van ge vangenschap, en toen opeens een vogel zijn jubelend lied liet weerklinken, wekte dit zulk een vloed van herinneringen, dat hij den adem inhield en een geluid, dat veel van een snik had, bem ontsnapte. „Wat is er. Voel je je niet goed?" vroeg Dick Bryce, die geen idee had wat er in den ander omging, kort. „Mij scheelt niks", zei Harper norsch. Maar de begeerte om zijn hart bij iemand uit te storten, werd zoo sterk, dat hij zich niet langer kon inhouden. Hij schraapte zijn keel. „Hoorde je dien vogel zingen?" vroeg hij, met zijn duim over den schou der wijzend. „Ja, wat zou lat?" flapte Dick onver schillig uit. „Dat waren de lievelingsvogels van mijn kleine meid. Die vogel herinnerde me aan haar." „Leeft ze nog?" vroeg Dick Bryce, meer om den man aan de praat te houden dan uit belangstelling. „Neen, ze is dood, dat heeft die duivel van een Kerslake op zijn geweten. Hij nam me gevangen, juist toen ze ziek lag, en omdat ik niet voor d'r kon zorgen, stierf ze: ze had geen moeder meer, moet je we ten. Ik smeekte om een maand uitstel, om d'r op te kunnen passen, maar hij wilde het niet toestaan en later kwam er iemand in de gevangenis, die vertelde, dat ze Kil- doon verlaten had voor goed. En nu weet je waarom ik me op Ronald Kerslake 'wil wreken." En Harper's gezicht kreeg zoo'n harde uitdrukking, dat zijn metgezel zichzelf ge- lukwenschte met zoo'n bondgenoot uit dui zenden. Doch nij zei alleen: „Ik begrijp het" en de beide mannen reden voort door de snel invallende duisternis. Zij had den uren lang gereden, toen Dick Bryce Rosalie bij de schacht van Chicago Carley's mijn vond. In haar ontzetting zag- het meisje de tweede gedaante niet, die zich in de scha duwen verborgen hield, evenmin dat een hand het bundeltje papieren greep, dat ze had laten vallen. „Laat me los laat me los, lafaard", hijgde Rosalie en haar oogen fonkelden Vein woede. „Ditmaal niet. mijn kleine Canadeeeche roos." Harper trad snel op hem toe en legde een zware hand op Dicks schouder. „Met vrouwen wordt niet gevochten niet als Seth Harper er bij is. Laat dat meisje los", commandeerde hij barsch, en met een snellen, behendigen greep bevrijd de hij Rosalie uit Dick Bryce's greep. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9