Ondernemingsraad van Ned Indië welk
lichaam Woensdag aan de Indische
vorstelijke gasten te den Haag een
d'ne» aanbood
3)e
De huwelijksgeschenken, welke H. K. H Prinses Juliana en Z. K. H.
Prins Bernhard ontvingen, zijn in een der zalen van het paleis Noord
einde te den Haag ter bezichtiging gesteld, van welke gelegenheid
Woensdag reeds druk gebruik gemaakt werd
De strijd om Madrid. Spaansche regeeringssoldaten in het
centrum der stad, gereed om zich naar het tooneel van den
strijd te begeven
De Fransche minister van Marine, Gasnier-Duparc. verlaat tijdens zijn
inspectie tocht langs de havens van Noord Afrika, het doodenmonument
te Algiers, aan den voet waarvan hij een krans legde
Het m.s. .Maetsuycker voor rekening der Kon. Paketvaart Mij. bij de Ned. Dok Mij. te Amsterdam
gebouwd, vertrok Woensdag naar zee om een driedaagschen technischen proeftocht te maken
De uit de 13de eeuw dateerende kerk
te Meerssen (L.) wordt verbouwd In
de 15de eeuw werd het bouwwerk door
brand voor een groot gedeelte verwoest
FEUILLETON
WAT HET SCHILDERIJ
VERBORG
Naar het Engelsch
dcor
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
5)
„Wat krankzinnig van je dit gedeelte te
kiezen! Waarom heb je dat gedaan?" vroeg
ze scherp, terwijl ze op haar onderlip beet,
en een donderend neerstortende water
massa ontdook, die in het donker dubbel
huiveringwekkend leek.
„Ik wou de „Slangen-Kreek" zien te be
reiken en Kildoon, waar ze jouw kennen,
vermijden", antwoordde de man norsch. Hij
vond het afschuwelijk, dat zoo'n tenger
meisje beter kon roeien dan hij.
Rosalie antwoordde niet; ze had al haar
aandacht en energie noodig om de kleine
boot veilig over de verraderlijke plekken
te sturen. Een half uur lang hoorden ze
mets anders dan het gefladder van den
nachthavik en het klagend geschreeuw van
de andere vogels, die over hun hoofden
vlogen.
De sterren verbleekten en verdwenen.
Een licht briesje woei uit het Oosten; de
eerste grijze tinten van den dageraad ver
toonden zich aan den hemel en die dieren
ontwaakten.
Totaal uitgeput door het roeien, het ge
mis aan slaap en voedsel, stuurde Rosalie
de kano moeizaam naar een veilige aan
legplaats en toen Dick Bryce haar hielp
uitstappen, viel zij zonder een woord te
zeggen in zijn armen flauw. Hij legde haar
neer onder een hoogen boom en goot wat
brandewijn uit zijn veldflesch tusschen haar
lipped. Na eenige oogenblikken ging Ro
salie, totaal versuft en bedroefd, overeind
zitten, 't Avontuur .ad zijn bekoring reeds
voer haar verloren en haar eerste ge
dachte gold niet den man haar haar zijde,
maar oom Charley, den ruwen, goedhar-
Lgen mijnwerker, die haar heele leven van
haar had gehouden.
„Is liefde zooals dit? Maakt het je on
gelukkig, zoodra er iets verkeerd gaat?"
vroeg ze zich af en haar mondhoeken gin
gen treurig naar beneden.
Dick was koud, hongerig en kribbig en
heflemaal niet in een stemming om den
verliefden minnaar te spelen. Al het voed
sel dat hij bij zich had, was door het
schuim van de watervallen kletsnet en on
eetbaar geworden. Er was alleen brande
wijn en daar dronk hij dan ook gretig van.
Rosalie had wel eens een paar mijnwer
kers dronken gezien en toen de alcohol
Dick Bryce naar het hoofd steeg, werd ze
bleek van schrik.
„Breng me naar Oom Charley terug, ik
wil heelemaal niet trouwen. Ik wil alleen
naar Glenconnel terug", riep ze, terwijl ze
zijn mouw vastgreep, maar hij keek haar
verstrooid aan en glimlachte dom.
„Kan niet, schat, boot is weg voor de
mop afgestooten, hahaha!" en Dick Bryce
lachte om de grap, die hij zelf prachtig
vond.
Rosalie keek naar de plek, waar de kano
had gelegen en ze zag. dat hij werkelijk los
gesneden was en nu als een kurk op de
toppen van de schuimende golven dreef.
Een gevoel van totale verlatenheid en
ellende maakte zich van het meisje mees
ter.
„Moeder moedertje ik heb u noo
dig ik heb u zoo vreeselijk noodig", snik
te Rosalie, terwijl ze zich voorover in het
gras liet vallen. Na een poosje vielen haar
vermoeide oogen dicht en Rosalie sliep.
Dick Bryce stond een oogenblik met de
handen in de zakken op haar neer te kij
ken. een oomme glimlach op de lippen, en
onvast waggelend op zijn beenen. Toen
draaide hij zich om en wandelde het struik
gewas in Hij had nog maar enkele stap
pen gedaan, toen hij de wenkbrauwen
fronste van ergernis.
Hij hoorde iemand zingen:
„Ken jp John Pel, met zijn jasje zoo hel,
Ken je John Pel. ken je hem wel."
De woorden werden gezongen door een
heldere 'enor, waarin een flauw Schotsch
accent iel te bespeuren.
Dick Bryce had nog het flauwste besef
dat hij n-\ar Rosalie terug moest. Juist toen
hij daar, was, kwam Ronald Kerslake, ge
volg door zijn hond, te voorschijn Hij was
een knappe, jonge reus met een eerlijk,
open gezicht en de heldere, onbevreesde
oogen van den jager op grof wild.
In de lange en koude wintermaanden
deed hij zijn werk en hij deed het goed,
maar ook 's zomers bleef hij in „De Hou
ten Hoeve", het eenige huis in de Slan
gen-Kreek. dat hem dierbaar was, omdat
zyn moeder er woonde.
Zij begon nu oud te worden, maar het
leven in de wildernis, waar zelden men-
schen kwamen, was voor haar als een
droom van vrede en schoonheid, Agatha
Kerslake was in beschaafde kringen op
gevoed, maar dit had haar niet weerhou
den om haar man te volgen naar de on
bekende Yukon en haar deel in dat zwa
re leven te dragen tot hij stierf.
Als moeder had Agatha Kerslake het niet
gemakkelijk gehad, want in de schaduw van
het eindclooze woud lagen naast elkaar
twee kleine graven, met een kruis en
witte bloemen versierd, en Ronald was
haar jongste en eenige zoon.
Hij was bijna vier en twintig, maar het
leven in de buitenlucht en het zware werk
deden hem wel drie of vier jaar ouder lij
ken.
Toen hij om de bocht van de kreek
kwam, zag Dick Bryce, dat hij gekleed
was als de meeste Yukon-jagers, behalve
den breedgeranden Cowboy-hoed, die een
paar heldere, blauwe oogen beschaduwde.
Zijn leeren hemd, achteloos openstaand,
toonde een door de zon gebruinden. ge
spierden nek; stevige, leeren laarzen reik
ten tot over zijn knieën, en een revolver
hing aah zijn heup.
Dick Bryce keerde zich naar den vreem
deling toe met een schaapachtigen grijns.
„Goedenmorgen mooi weer om te
hooien bijzonder", mompelde hij. Hij
had een vaag idee, dat de nieuw aange
komene. die hem met open mond vol ver
bazing aankeek, een Engelsche boerenzoon
was.
Ronald Kerslake floot binnensmonds. Hij
taxeerde de bijzonderheden van Bryce's
stadsche kleeding, zijn blanke handen en
net geschoeide voeten met één oogopslag.
„Hoe ben je hier terecht gekomen, vreem
deling en hoe ber. je er in geslaagd de
rivier op te roeien? Je bent niet van
Grenville of Sorel gekomen, want dan zou
je die keurige schoentjes niet meer aan
hebben. Je kleeren zijn ook nat van het
schuim, en de jonge jager legde een stevi
ge hand op Dick Bryce's schouder.
Zijn stem verried een goede opvoeding,
en zijn accent deed Dick Bryce's benevelde
brein een beetje opklaren.
„Je bent uit Oxford ik ook, geef me
de vijf', stotterde hij, een onvaste hand
uitstekend.
„Een dronkenlap met zulke verwijfde
handjes een hand geven, dat nooit", ant
woordde Ronald minachtend.
Dick leunde tegen een boomstam en nam
zijn hoed af voor een vogel, die luid voor
zijn wijfje zong. Toen de jager zijn geba
ren met de oogen volgde, zag hij plotse
ling den zoom van een witten rok en een
kleinen, stevig geschoeiden voet. Woedend
duwde hij Bryce or zij.
„Misselijke aap'" Die woorden snauwde
hij hem toe, terwijl hij naar Rosalie's
bleeke gezicht keek. dat nog nat was van
tranen. Een paar heldere druppels glin
sterden aan haar donkere oogwimpers, en,
ofschoon ze vast sliep, schokten diepe snik
ken haar tengere gestalte.
Ronald Kerslake had in zijn leven maar
één vrouw gezien en aan haar schoot had
hij geleerd eerbied te hebben vooi al wat
goed en mooi is. Zoodra hij de tengere
gestalte in het gras ontdekte, nam ham hij
zijn hoed af.
„Jij fielt", zei hij, zich weer den
grinnikenden kerel aan zijn zijde wen
dend. „Wie is zij? Denk er om, dat je de
waarheid zegt", vo«_gde hij er aan toe, ter
wijl hij dreigend zijn vuisten balde.
De frissche lucht en de ontnoetine met
den pelsjager hadden Bryce eenigszins ont
nuchterd.
(Wordt vervolgd).