Troependéfilé te den Helder.
kt*, tlu!U~
3)e ÊcictocJve 0ou^omt
Prinses' Armgard (midden), moeder van Z. K. H. Prins Bemhard, bij het veriaten van de Cineac op het Buitenhof te
den Haag,
zij Vrijdagmiddag in gezelschap van den Hertog en Hertogin van Mecklenburg een bezoek bracht
Voor vice admiraal 1*. L. Kruys werd
Vrijdag te den Helder een défilé ge
houden ter eere van het huwelijk van
H. K. H. Prinses Juliana met Z. K. H.
Prins Berhhard
Zeil am See is het groote Oostén-
rijksche trainingsoord voor de ski-sport.
De leeraren n. nhop.or Kpf cnoeuwdek
'/ii- -
Aan de ski-wedstrijden op de groote springschans te
Garmisch Partenkirchen namen deze week tal van bekende
figuren uit de ski-sport deel. Een der springers in actie
De Graat van Athlone bracht Vrijdag een bezoek aan de Mission ot Seamen
aan den Pieter de Hooghweg te Rotterdam. De hooge gast bezichtigt het
inter ieur
De akte van het vorstelijk huwelijk werd onderteekend door H. K. H. Prinses
Juliana, Z. K. H. Prins Bemhard, H. M. de Koningin, Prinses Armgard en
de getuigen
FEUILLETON
WAT HET SCHILDERIJ
VERBORG
Naar het Engelsch
door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
HOOFDSTUK
Op een open plek in het dennenbosch,
dat een deel vormt van de groote Yukon,
stond een jong meisje, de handen gevuld
met die prachtige, vlammend-roode lelies,
die allen in de Rockies groeien.
Haar bevallig figuurtje had nog de tee-
re gratie der jeugd; de groote, peinzende
oogen, met de lange, donkere wimpers,
veerrieden haar Keltische afkomst.
Rosalie Moran had geheel haar korte le
ven doorgebracht bij de houthakkers en
mijnwerkers van Glenconnel en toch hoorde
zü daar eigenlijk bij niemand.
„De roos van Glenconnel". zooals ze mij
len in het rond genoemd werd, was vijftien
jaar tevoren in het kamp gekomen, toen
ze ongeveer twaalf maanden oud was.
Haar vader was, als velen, door de goud
koorts aangegrepen en droomde van vlug
rijk worden, wat hij echter nooit beleefd
had.
Zijn vrouw, die van een oude Iersche fa
milie afstamde, had het harde kample
ven niet kunnen volhouden; een door pijn-
boomen beschaduwd plekje op de berg
helling was weldra haar rustplaats ge
worden en dat was alles wat Rosalie van
haar moeder jezat.
„Zul je goed op .n'n kindje passen? Mijn
ziel zal geen rust vinden als zij verwaar
loosd wordt!" Dat waren Mary Moran's
laatste woorden, en het kindje met de
groote oogen, dat ze in de armen hield,
begon erbarmelijk te huilen, omdat de
moeder het zoo stijf vastklemde.
„We zullen goed voor haar zorgen, lie
veling", beloofde haar man, en hij zou ook
zeker zijn belofte gehouden hebben, als hij
niet twee dagen later was verongelukt.
„Wat moeten we met het kind begin
nen, jongens?" zuchtte Chicago Charlie,
die zelf eens een dochtertje had bezeten. Hij
keek eens rond in den kring van mannen,
die dag in dag uit zwoegden in het reus
achtige bosch, waarvan het grootste deel
nog nooit door een mensch was betre
den.
Rosalie stond midden in den kring, een
klein, dik vingertje in den mond, niet be
seffend, dat er op dit moment over haar
toekomst werd beslist.
„We zouden wat bij elkaar kunnen bren
gen om het wurm naar een bewaarschool
te sturen, in de stad", opperde een van
de mannen.
„Jammer, dat Moran geen familie heeft",
merkte een ander nadenkend op.
„Laat die familie naar de wip loöpên! Dat
kind hoort bij ons gesnapt, jongens? Ze
gaat niet naar een of andere liefdadige in
stelling, ze blijft hier; begrepen, alle
maal? Ik weet, waar zuigelingen van leven;
melk, melk, en nog eens melk niets dan
melk, altijd maar weer. Denk maar niet,
dat Chicago Charlie zoo dom is als hij
lijkt!" Hij lachte. Chicago Charlie was een
ruwe kerel, maar hij had een goed hart
en was zeer gevoelig; hoewel hij dat voor
geen geld had willen bekennen.
„Nee, maar dommer dan hij lijkt", lach
te Jean Bonteau, de Fransch-Canadees, die
de herberg hield, terwijl hij al zijn wit
te tanden in een breeden grijns liet zien.
„Jij stom uilskuiken, wat weet je van
kinderen af? Ben ik niet zelf vader ge
weest?" bulderde Charlie, terwijl hij een
beweging maakte om -Rosalie op den grond
te zetten.
Maar de kleine rose vingertjes hadden
zijn neus vastgegrepen, en twee verbaas
de oogen staarden hem aan.
Dat besliste! Chicago Charlie vergat
kwaad te worden op Jean Bonteau, en ter
wijl hij zijn lippen afveegde voordat hij
het fluweelen wangetje van het kind be
roerde, hield hij het kleine lichaampje te
gen zich aan en zei met vochtige oogen en
trillende stem: „Jongens, we houden
haar!"
De mannen teekenden flink in voor een
hopeloos onpractische uitrusting, die be
stond uit de dunste, helst gekleurde zijden
kleertjes met kant afgezet, door Chicago
Charlie zelf na een inspannenden roei
tocht van vier dagen in een berkenhouten
kano in de dichtstbijzijnde stad gekocht.
„Ik weet een eenvoudige, verstandige
vrouw, jongens, die wel op ons kind zal
willen passen", zei Charlie. „Ik ga morgen
naar haar toe om te vragen of ze hier wil
komen."
Toen Mary Cartwright er in had toege
stemd om voor de kleine Rosalie te zorgen,
bouwden de mannen een prachtig blokhuis
voor hen beiden aan den voet van de
Rockies en het eerste was Rosalie 's mor
gens zag, was een rij hooge, purperen ber
gen, die hun massie-e toppen trotsch ver
hieven tegen het prachtige blauw van den
Canadeeschen hemel.
Zij haalden om beurten meubels, hon
derden mijlen de rivier op, en lieten later
tweemaal in de /eek een geestelijke van
de Kildoon-nederzetting komen, om Ro
salie te leeren lezen en schrijven.
En zoo groeide Rosalie op, vrij als de
vogels, die ze zoo gaarne voederde en on
bevreesd als een jonge tijger.
En hoeveel hielden die ruige mannen van
haar en zij van hen! Als haar moeder haar
zien en begrijpen kon, zou haar ziel ze
ker rust kunnen vinden.
Op Rosalie's zestienden verjaardag ge
beurde er iets, dat haar geheele levens
loop zou veranderen. De kampmannen had
den haar alle mogelijke soorten cadeaux
gegeven en Chicago Charlie had haar in
verrukking gebracht met een gouden hor
loge, dat ze. telkens en telkens weer kuste.
Rosalie was het bosch ingegaan om bloe
men te plukken. Ze wierp haar lange, don
kere krullen naar achteren en begon te
zingen, zoo lieflijk als een nachtegaal in
de eerste overweldigende blijdschap van
de lente, en terwijl de noten hooger en
hooger zweefden naar het blauw van den
oneindigen hemel, zweeg het geroep van
de koekoek in het woud en het eenzame
gejank van de coyote, ver beneden in de
vallei.
Rosalie's oogen volgden de lijn der wui
vende boomtoppen, tot waar hun donke
re pluimen zich zwart afteekenen tegen
het azuurblauw van den hemel. Daarach
ter lag de uitgestrekte woesten streek,
waar de reusachtige eland, beren, wolven,
bevers en een massa kleinere dieren leef
den.
Alles was stil en Rosalie voelde zich met
ontzag vervuld, zooals steeds, wanneer ze
opkeek naar de bergen, die zich grootsch,
grimmig en plechtig boven haar verhie
ven.
Plotseling hoorden haar geoefende ooren
het geplas van riemen co het water van de
Kama-rïvier. Zij schrok op, bang en ver
baasd. Wat kon dat zijn? De rivier was op
sommige gedeelten donker en glad, maar
op andere plaatsen zeer gevaarlijk, en de
bergstroomen en stroomversnellingen, die
van de Rockies naar beneden schuimden,
hadden al vele ongelukken veroorzaakt,
zooals de eenzame graven op de oever van
de Kama konden getuigen.
Met de vlammendroode bloemen in haar
hand gekneld, vloog Rosalie het met den-
hennaalden bedekte pad af en baande zich
een weg naar den oever van de rivier.
Er was geen mensch te zien, want de
mijnwerkers en houthakkers waren allen
aan het werk, doch toen Rosalie de bloe
men liet vallen en in de verte tuurde, zag
ze een jongeman in een kano, die wild
vocht om vrij te komen, uit den maalstroom
die hem naar beneden zoog. Ze maakte
een kano los. die aan den oever gemeerd
lag terwijl ze luidkeels tegen den jonge
man schreeuwde. Rosalie kende geen vrees
en kon roeien als de beste. Dick Bryce zag,
toen hü een seconde opkeek, een jong
meisje snel naar hem toekomen terwijl ze
de stroomversnellingen ontweek, alsof ze
elke rimpel van het water kende.
(Wordt" vervolgd).