Aankomst van buitenlandsche gasten
Links- de Vorst ven Waldeck, Erthertogin ven Oldenburg, Hertogin Eilika van Oldenburg, en rechts: de Groot,
hertogin van Oldenburg en Erthertog van Oldenburg, die Maandag ter bijwoning van het vorstelijk huwelijk In de
Residentie arriveerden
Het Nationaal Jongeren Verbond heelt Maandagavond te den Haag een krans gelegd aan den voet
van het Juliana van Stolberg monument. De voorzitter, mr. T. A. Baud, tijdens het verrichten van de
oleehtigheid
Door een comité, gevormd uit de Haagsche burgerij, zijn Maandag aan het regiment grenadiers en jagers te den Haag t
diepe trommen aanaeboden. die door de tamboers bij parades e.d. gebruikt zullen worden
De Nederlandsche Banketbakkersvereeniging biedt het vorstelijk bruidspaar een
huwelijkstaart aan, welke vervaardigd is in de Vakschool voor Banketbakkers te
Amsterdam
Voor de studentensociëteit .Nia in de barpnatistraat te Amsterdam is Maandag door oen
garnizoenscommandant de eerewacht geïnspecteerd, welke bij het vorstelijk huwelijk door de
Koninklijke Studenten Weerbaarheid gevormd zal worden
Hertogin Eilika van Oldenburg, oudste
petekind van H. K. H. Prinses Juliana,
die bij het vorstelijk huwelijk te den
Haag tegenwoordig zal zijn
FEUILLETON
HELGA'S WEDDENSCHAP
Uit het Noorsch
door
SIGRID BOO.
(Nadruk verboden).
42)
Den eersten dag reeds had ik in de ga
ten, dat het ontbijt het critieke moment van
den dag was. Overleefde men dit, dan was
men voor het verdere van den dag veilig.
Ieder oogenblik werd ik binnengeroepen
om terecht te staan voor de verschillende
eetwaren. Het ei was te zacht gekookt, de
koffie was bocht, het brood rook naar den
vorm, de boter leek oude likdoornzalf, de
worst smaakte naar afgetrapte schoenzo
len, zelf zag ik er uit als een kruising van
een slang en een ezel. Toen hij tot de ont
dekking kwam dat de kinderen in de keu
ken aten, sprong hij vrijwel uit zijn vel.
Ja, dat was schitterend, de kinderen in de
keuken bij de meid, om van haar te lee-
ren eten als een varken. Oogenblikkelijk
binnen komen, aan tafel. Maar stuk voor
stuk kwamen ze terug, huilend, wegge
stuurd door een woedenden vader om
hun slechte manieren. Mevrouw durfde
zich niet te vertoonen.
Ik hield het niet langer uit, de voor
vallen tijdens het ontbijt gade te slaan,
maar ging de salon in om de meubelen
een beurt met den stofzuiger te geven. Het
was Vrijdag. Ik was nog niet eens goed be
gonnen, voor Pontus de schuifdeuren open-
smeet en me toesiste: Zeg es ben je van
plan me te vermoorden?
Nu was ik ook kwaad en antwoordde
dat het dan in dit geval uit zelfverdeging
zou zijn. Wa-wa-wa? stamelde hij en
kon van woede en drift niet uit z'n woor
den komen. Ik was er zeker van, dat hij
een beroerte zou krijgen. Maar wonderlijk
genoeg kwam er niets meer, later zou
ik te weten komen waarom. Hij had een
idee gekregen. Het dagelijksche verhaal
was een juweel van het zuiverste water,
een kostelijke satire op de moderne dienst
bode; ik weet zeker, dat je het gelezen
hebt en innige sympathie gevoelde voor
den goedigen, en gemoedelijken verteller,
die overgeleverd was aan de willekeur van
zoo'n brutaal mirakel.
Na zijn vertrek genoten we van de stilte
na den storm. Uit de een of andere ge
heime schuilplaats kwam mevrouw voor
den dag en de kinderen durfde nu wat te
zeggen. Tegen het middageten echter werd
iedereen opnieuw zenuwachtig. Pontus zou
biefstuk hebben en frambozen met room;
wij kregen makreel en bessenvla. Mevrouw
was bleek van angst, dat de biefstuk niet
malsch zou zijn, en we behandelden hem
als een pasgeboren kind, toen is op tafel
gezet werd.
Beiden tuurden we angstig naar de deur,
toen de heer des huizen binnentrad, en ont
dekten tot onze opluchting, dat de orkaan
in kracht opgenomen was. Zoo stormachtig
als het ontbijt was het middagmaal dus
niet; maar toch was het dreigend en som
ber. Eerst na z'n middagdutje begon hij te
praten als een gewoon mensch. Toen hij te
gen den avond m de keuken kwam om een
doosje lucifers, was hij zoover bijge
draaid, dat hjj zei, „h'm, juffrouw", ter
wijl hij langs me liep. Na het avondeten
verliet hij de huiselijke arke en wierp zich
neurieend in het volle leven met openhan
gende demi en een sigaar in den mond. De
kinderen gingen naar bed. Mevrouw haal
de haar stopmand voor den dag. Ze leek
een verlepte anjer: waarom juist een an
jer weet ik heusch niet. Zelf zat ik aan
het raam van mijn kamertje en probeerde
een vreemde innerlijke onrust te onder
drukken, die me den laatsten tijd heeft
aangegrepen Maar geen Amerikaansche
leefregel hielp me, geen daverende leuzen,
geen goel verstand, geen heldere logica.
Het was een warme Juliavond; in lichte
japonnetjes wandelden de dames op straat,
gearmd met hun vriend, en ginds in het
park stonden stil de boomen met hun
machtige kronen onder een opaalkleurigen
hemel.
De volgende ochtend geleek den eersten,
behalve dan. dat Pontus een heel andere
collectie scheldwoorden bezigde. Zijn vrouw
die den dag tevoren een uwe suffert was,
werd thans bevorderd tot afgedankt kar-
repaard, en ik was niet langer een krui
sing tusschen een slang en een ezel, maar
een idioot tot de vijfde macht.
Terwijl hij rijn ergsten toorn over ons
liet woeden, werd hü opgebeld door den
hoofdredacteur en daarbij onderging zijn
wezen een algeheele verandering. Hij stond
te buigen als een knipmes, z'n stem was
vleiend en honingzoet. Zeker, zeker, een
heerlijke ochtend, meneer, men voelt zich
als herboren, een nieuw en beter mensch,
zeker, zeker. Maar hij had den hoorn nog
niet op het toestel gelegd, of hij vloog me
aan: Lacht u? Lacht u mij uit, vlak in
m'n gezicht? Durft u hier te lachen in friijn
htsis? Brutaal ezelsveulen, D'r uit. M'n
huis uit! Lach ergens anders slangenge-
broed dat je bent, maar niet in mijn huis.
Scheer je weg. Laat me je niet meer zien!
Ik kon maar nauwelijks zelf aan het
woord komen; maar iets wilde ik toch zeg
gen voor ik me aan z'n bevel hield: Aan
gezien het dagelijksche zoeken naar een
idee u van uw verstand berooft, zei ik
wil ik u hierbij een idee aan de hand doen,
zoodat u een dag later naar een inrichting
voor zenuwlijders kunt gaan.
Wa wa Hij tastte de tafel
af naar schalen en borden, om me die naar
m'n hoofd te gooien; haar ik liet me niet
van m'n stuk brengen.
Schrijf es voor één keer een stuk
met een tragische pointe; schrijf over den
geestigsten man van de wereld, die het
meest treurige thuis heeft; schrijf er over,
op hoeveel de kostelijke grappen van dien
geestigen man komen: een verdrukte,
ongelukkige vrouw, verdrietige, stille,
gekoeionneerde kinderen
Hier moest ik ophouden, want nu zwaai
de hij dreigend de melkkanHij stel
de er zijn vrouw verantwoordelijk voor,,
dat ik vóór den middag uit huis zou zijn.
Dus hadden we dit ook weer gehad; an-
derhalven dag. Mevrouw zei niets, toen ik
m'n koffer begon te pakken, ze was wel
gewend aan zulke dingen. Later mompel
de ze zooiets van dat ze het ook al zonder
meisje had geprobeerd, maar dat het niets
gaf: haar men bleef er precies even ze
nuwachtig om. Ik had diep medelijden met
haar. Het wonderlijkste van alles is, dat ik
er van overtuigd ben dat ze, ondanks alles,
van hem houdt. En dan zeggen ze nog, dat
er geen engelen op aarde zijn.
Dus stond ik weer op straat. Nu was
ik werkelijk als een van de dienstmeisjes,
waar altijd glossen over gemaakt worden.
Slechts anderhalven dag was ik in m'n
laatste betrekking.
Op dit oogenblik dacht ik er heusch over,
naar huis te gaan. Weddenschap of geen
weddenschap er mankeerden nog maar
drie weken aan, en ik dacht dat het co
mité wel zoo goed zou willen zijn, me die
kwijt te schelden. Maar gisteren gebeurde
er iets, wat me van besluit deed veran
deren.
Heel toevallig ontmoette ik mevrouw
Bech op straat. Ze was tamelijk zenuw
achtig. „Stel je voor Helga, ons nieuwe
kamermeisje heeft haar been gebroken, en
we hebben vijf logé's en zitten midden in
de weck; kunt u me ook zeggen, waar ik
zoo gauw iemand vandaan haal?"
Ik had een gevoel, of ik bijna de lucht
inging, toen ze me dat zei. Ik was zoo
vreeselijk blij, dat het me pijn deed tot
in m'n grooten teen. Het is wel niet noo-
dig te zeggen, dat ik er reuzenspijt van
heb gehad, ooit te zijn weggegaan van
Vinger. Kun je begrijpen, hoe ik zooiets
doms heb kunnen doen? Dat was je het ge
luk al gauw uil handen te laten g'ijden.
Hier hebt u die iemand, zei ik tegen
mevrouw Bech. Ik snak er naar, m'n
japonnetje weer aan te trekken. Wanneer
gaan we?
Mevrouw Bech vloog me haast om den
hals en noemde me een barmhartige Sa
maritaan, zonder m'n egoistische beweeg
redenen te vermoeden. Vanmiddag komt
Lotten ons met de auto halen. Ik ben zoo
blij. Ik voel me nu weer sterk. Ik zal hem
wel aan z'n verstand weten te brengen,
dat hij het verkeerd heeft ingezien. En als
het niet lukt, schaak ik uem doodgewoon.