Een folkloristisch spel S)e £cicbcJie@ouWirt Te Zaandam had Vrijdag de generale repetitie plaats van een folkloristisch spel .een oud Zaansche bruiloft", dat ter gelegenheid van het Vorstelijk Huwelijk zal worden opgevoerd. Een aardig detail Ook in Amsterdam zijn verschillende gebouwen 's avonds feestelijk verlicht. Het door floodlight beschenen bekende .Huis met de hoofden" aan de Keizers gracht biedt een fraaien aanblik Tegelijk over de hindernis tijdens de groote steeplechase, welke deze week te Newbury gereden werd De Rotterdammers kunnen nu hun handen warmen. Van gemeentewege zijn op verschillende punten in de stad vuurpotten geplaatst De .Ibis" is Donderdag met de Nieuwjaarspost uit Ned. Indië op Schiphol teruggekeerd. De commandant van de Indische landmacht, luit.-generaal M. Boerstra (links) kwam met het toestel mee Albert van Dalsum als Gysbrecht van Aemstel en M. van Warmelo als Willibrord in de .Gysbrecht", waarvan traditiegetrouw in den Stadsschouw burg te Amsterdam bij de Amsterdamsche Tooneelvereeniging op Nieuwjaars- dag de opvoering ging FEUILLETOH FRGA'S WEDDENSCHAP Uit het Noorsch SIGRID BOO. (Nadruk verboden). Oslo, 20 Juli. Zestiende rapport. Lieve Grete! Het vlotte niet meer op Vinger. Ik zou melancholiek gaan worden, en dat staat me niet, past niet by m'n neus, dus dat moet ik tot iederen prijs voorkomen. Nu ben ik zoo opgewekt en stralend blij. Ik meen er gens gelezen te hebben, dat handelend op treden het eenige is in oogenblikken van moedeloosheid. Dus zei ik m'n betrekking op. Mevrouw Bech was bijzonder vriende lijk en regelde het zoo, dat ik met ^en paar dagen kon gaan. Ik neem aan dat ze het wat moeilijk vond, me haar dienst te heïben, nadat ze wist wie ik was. In ieder geval commandeerde ze me niet meer zoo als eerst, maar dat was niet mijn schuld. Het kwam juist goed uit voor me. Moe der had n.L geschreven, dat ze graag een week met me samen wilde zijn in Oslo, voor ze met haar gemaal een reis naar de Noordkaap ging maken. Toch verlangde ik iat er een wonder zou gebeuren waardoor mijn aanwezigheid op Vinger absoluut noodzakelijk was. Ik verlangde een heele- boel. Als ik me terugtrok in m'n binnen kamer, schrok ik zelf van al m'n verlan gens. Doch er gebeurde niets om mijn vertrek e verhinderen. De bliksem sloeg niet in en legde het kamermeisje neer, geen aard beving verscheurden den bodem en ver slonden haar. De familie viel niet voor mij op de knieën en smeekte me niet onder tranen, te blijven. Mevrouw Bech werd niet ziek en had mijn zorgen niet noodig om te ontsnappen aan een wissen dood. Meneer Bech sloeg niet met de vuist op ta fel om te verklaren, dat alles verkeerd zou loopen op Vinger, als Helga er niet was. Hans kwam den laatsten avond niet naar de bank in den tuin, hoewel ik zoo zat, dat hij me kon zien, vanuit het raam. Hij was met geen mogelijkheid af te brengen van de eenmaal opgevatte mee ning, dat het alles een klucht ten mijnen behoeve was geweest. Dat heb ik nu van mijn dwazen angst voor ernst. Eenmaal, dat hij langs me heen liep zei ik: Zal ik verplicht zijn, me te onderwerpen aan een dwaas idee? Naderhand bedacht ik, dat zoo'n opmerking hem enkel maar kon ver sterken in zijn verkeerde opvattingen. Het was midden-zomer, toen ik wegging van Vinger, heerlijker dan ooit. De hooi oogst was begonne, weelderige boomen- kronen wierpen breede, koele schaduwen over het grasland, de lucht trilde van geu ren en zomergeluiden. Ik krijg bijna een brok in m'n keel als ik er aan denk. Het viel me zwaar, afscheid te nemen van Laurense; haar amazone-gestalte was mij een vaste hots geworden in dit wankele aardsche bestaan. Ze gaf me een gehaakt tusschenzetsel voor een laken, wat ik al tijd als jen dierbare herinnering zal bewa ren. De autotocht naar het station had me een kansje kunnen geven. Maar op 't laat ste oogenblik kwam Lotten cp het idee, me weg te brengen. Het was heel erg aardig, maar mijn kans werd er nihil door, en een oppervlakkig praatje op het station was alles. Dus klauterde ik m'n coupé in en schud de de zorgen van me af. Ik nam m'n intrek in een hotel. Den volgenden dag haalde ik moeder van den trein. Moeder was mon dain, knap en chic, buitensporig levendig en wat zenuwachtig. De menschen keken haar na, in het eerst stonden we vry vreemd tegenover elkaar. Evenals bij alle vorige aanleidingen, was ik ook nu onder den indruk van het wonderbaarlijke feit dat deze jonge, elegante vrouw, die in een wolk van bont en zijde uit den trein stap te, mij ter wereld heeft gebracht. Een on handig stoethaspel als mij! Het is mal. Soms ben ik er werkelijk trotsch op, op een anderen keer vind ik het beslist ab normaal. We verhuisden naar een deftiger hotel. Moeder zei, dat ze me wel wat te ernstig vond. Ik vroeg, of ze me dat zwart op wit wilde geven. Ze had een massa beeldige cadeaux voor me meegebracht, die ten deele geschikt wa ren voor een kind van tien jaar, zoo moeilijk is het iemands ontwikkeling van een afstand te volgen. Moeder is lief en vriendelijk, innemend, met een warm en licht ontvankelijk gemoed. Jammer, dat een heel kleine stad zich heeft uitgesloofd, mij sceptisch te maken tegenover haar. Het is afschuwelijk en vermoeiend, wanneer men voortdurend critisch staat tegenover z'n eigen moeder. Ik hou van haar, doch in mijn liefde mengt zich smart, en dat hoort niet zoo, dat men met smart z'n moeder liefheeft. Onze gesprekken zijn een onop- houdelijkelyk omzeilen van pijnlijke pun ten, een eindeloos laveeren tusschen stee- nen des aanstoots; ons samenzijn is een aan eenschakeling van moeilijke situaties. Het klinkt komisch natuurlijk maar steeds hoop ik en verlang ik er naar, soms héél erg, dat ze een ouderwetsche opvatting van de dingen zal hebben, een ouderwetsche beschouwing zal uitspreken, een streng oordeel zal vellen, zich moreel geschokt zal voelen; kortom, dat zij juist datgene zal doen en zeggen, wat ik bespottelijk vind van tante Aleksandra. Het is net of ik be wijzen bijeen probeer te zoeken tegen de kleine-stads-opvatting; en ik haat me zelf, dat ik me daar niet van kan losmaken en er niet boven sta. Moeder lachte om de weddenschap, nam m'n handen en bekeek m'n nagels, lachte nog eens en zei: —Hoe heb je het kunnen doen. Later kwam ze er op terug en meen de, dat ik zoo iets niet in m'n hoofd gekre gen zou hebben, als ik een moeder bij me had gehad, waarop ze een beetje huilde. Ze kon niet begrijpen, dat ze mij nooit zag huilen en vond, dat de tegenwoordige jeugd enkel won aan eerlijkheid en nuch terheid ten koste van gevoel en warmte. Een Fransch zakenman, een waar mata dor, dien moeder op reis had 'eeren ken nen, bracht ons een bezoek. De overgang van kamermeisje tot luxe-vrouw was groot en den eersten avond dat we samen sou peerden, zei ik zoo goed als niets, telde al leen hoeveel sigaretten moeder rookte. Toen we op onze kamers waren, toonde moeder zich zeer ontevreden met me. Ze vond me stijf en provinciaal in m'n optreden en meende, dat onze cavalier geen notitie had genomen van mij Nu ze eenmaal een vol wassen dochter had, wilde ze niet, dat iemand me over 't hoofd zou zien, zei ze Den volgenden dag deed ik m'n best, me beter te houden in m'n hart tamelijk boos over dat woord „provinciaal" en het ging uitstekend. Maar ook dat was blijkbaar niet wat het had moeten wezen. In gedachten verzonken zat moeder aan m'n bed en zei, dat de ergste straf voor een moeder was, haar gebreken en fouten te zien bij haar eigen kind; en ze zei, dat ik moest trachten, op m'n vader te lijken. 's Nachts werd ik ziek van al de kreeft, die ik gegeten had, en was doodonpasse- lijk. Moeder vroeg me den volgenden och tend, waarom ik haar niet had geroepen. 1 Uit de grap antwoordde ik, dat ik haar schoonheidsslaap niet had willen versto ren. Daarop begon ze te schreien. Dat was wel het duidelijkste bewijs, meende ze, dat ik haar niet echt als m'n moeder be schouwde. Als tante Aleksandra geslapen had in de kamer naast de mijne, dan zou ik die zeker geroepen hebben, daarvan was ze overtuigd; en tante Aleksandra zou den heelen nacht rondgeloopen hebben in haar nachtjapon op pantoffeltjes en me warme compressen hebben gegeven en kamfer- druppels. Den ganschen ochtend huilde ze. Het was moeilijk, tusschen de klippen door te zeilen. Een anderen keer was zij degene, die een aanvaring «prou. ^dKie. In een boek vond ze een kiekjt van Hans. en vroeg wie dat was; een knappe vent! Toen ik antwoordde, dat hij de chaufeur was op Vingergaard, zei ze: Trouw alsjeblieft niet met hem, want dan krijg ik er maar weer de schuld van. Dat kon ik zoo niet laten passeeren. Verder zei ik haar, dat zij me ook heele- maal niet hebben wou Je tobt toch niet over hem? zei moeder Stel je voor, ik tob ben over iemand, ik, die zoo vroolijk was, in zoo'n stralend humeur. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9