28ste Jaargang ZATERDAG 12 DECEMBER 1936 No. 8597 3) e CeidócHeSoii/fcant DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN )F ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij Toornig et ~'ing: Voor Leider 19 cent pet week 2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 rent per week 2.60 per kwartaal Franco per post 2.95 per kwartaal Hei Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonnè's ver krijg Laar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, by vooruitbetaling. - Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeeüngen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop: f 0.50 CULTUUR Een pleidooi voor de nationale cultuur1) XIII. Als no. 9 van zijn eerste jaarserie deed het Thijmfonds een boek van Gerard Knu- velder verschijnen, getiteld ,Volk en Staat". Men moet erkennen, dat het jonge, Katholieke boekenfonds hier een dubbel- gelukkige keuze gedaan heeft. Vooreerst was het juist gezien, in de eerste jaargang reeds een boek over juist dit onderwerp in te schuiven (een onderwerp, dat op onmis kenbare actualiteit kan bogen); daarbij werd een auteur gekozen, die wat inzicht en belezenheid betreft omtrent dit vraag stuk onder de Nederlandsche Katholieken een ik geloof haast wel eenige positie in neemt. Men verwacht daarom van zoo'n auteur over een dergelijk onderwerp een goed boek. En een goed boek is het inder daad geworden. De groote moeilijkheid, waarvoor de schrijver van bóek als het onderhavige zich altijd geplaatst ziet, is het feit, dat zijn geschrift niet voor vakkringen be stemd is en dus niet te vakmatig mag wor den opgezet, zich moet weten los te ma ken van een woordgebruik, dat slechts voor den vakman verstaanbaar is. HeV is nooit gemakkelijk, hier de juiste^ midden weg te vinden; over het algemeen lijkt me het boek van Knuvelder ook op dit punt geslaagd. Iedere meer ontwikkelde, die er eenige avonden van studie voor over heeft, zal het kunnen lezen. En daarbij is 't van belang op te merken, dat Knuvelder ge woonlijk verstaanbaarder is, als hij zelf aan 't woord blijft, dan wanneer hij begint te citeeren. Ik denk hier in 't bijzonder aan citaten van Platenburg (p. 28—31) en Hommen (p. 39), die de leesbaarheid van het boek werkelijk niet verhoogen. Maar dit zijn ten slotte onderdeelen: over het algemeen is hetgeen hier betoogd wordt in klare termen geformuleerd. De vraag, die de schrijver in dit boek voornamelijk wil belichten, is deze: welke moet de verhouding zijn tusschën wat men volk of natie, en wat men staat noemt. Volk en staat zijn n.l. twee begrippen, die elkander allerminst dekken. Het volk, de natie is meer natuurlijk, d.w.z. door de natuur Zelf gegeven, vrucht van een na tuurlijk ontwikkelingsproces. De staat is meer kunstmatig: zij wordt van boven af, door het ingrijpen van een eenling of van enkelen geconstitueerd. De staat wordt óók door de natuur van den mensch ge- eischt: hij is immers van nature bestemd om in gemeenschap te leven en dat eischt vanzelf staatsgezag, een hooger gezag, dat de verschillende belangen binnen de juiste eenheid uitweegt en te samen bindt. Maar terwijl de natie, het volk veel meer vrucht is van spontane, natuurlijke krachten (al speelt ook hier de zedelijke gerichtheid een rol), komt de staat slechts door het bijzonder ingrijpen van.den vrijen wil tot stand. Daarom zien we het dan ook ge beuren, dat staat en natie lang niet altijd samenvallen. Veelal heeft men met z.g. polynationale staten te doen, staten, bin nen wier grenzen meerdere naties, meer dere volken vereenigd zijn. België b.v. is een polynationale staat; het omvat Vla mingen, Walen en Duitschers. Ook Neder land is een polynationale staat. Binnen het Nederlandsche staatsverband vindt men immers niet slechts de Nederlanders, die aan de Noordzee gevestigd zijn: ook de 48 volkeren van de Oost-Indische archipel en die van Suriname en Curasao behooren ertoe. En de groote vraag is nu juist deze: welke houding moet de staat tegenover de binnen haar grenzen levende naties aannemen? Is het te rechtvaardigen, dat de staat, uit zucht naar eenvormigheid, de nationale verschillen tracht te nivelleeren, of met geweld te onderdrukken? De Tho mistische wijsbegeerte beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij ziet in het nationale, het volksche een waarde, die uit de natuur der menschen voortspruit en die dus door God in de natuur der menschen gelegd is. En het van God gegevene kan men nim mer ongestraft miskennen: de onderdruk king van den zielseigen volksaard zal zich vroeg of laat wreken. De staat, die er daar om naar streeft de eigen aard van de bin nen haar grenzen levende nationaliteiten te onderdrukken, handelt dwaas. Zij strooit met eigen handen de zaden van revolutie en ontbinding onder haar burgers uit. Daarentegen zal erkenning en bevorde ring van de eigen volksaard den staat zei ven tot zegen strekken; het verrijkt en verdiept de krachten, waaruit de staat moet worden opgebouwd. En een volk, dat bin nen zijn staatsverband erkenning en vrije ontplooiing van zijn krachten vindt, zal als zoodanig nimmer naar revolutie nei gen. Zeer juist wordt door Knuvelder opge merkt, dat heel deze kwestie samenhangt met het algemeene vraagstuk, dat in onzen tijd de wereld beheerscht, over de grenzen tusschen gezag en vrijheid, dwang en ont houding daarvan. En We zouden hier ter loops willen aanteëkenen, dat de oplossing van dit vraagstuk geformuleerd moet wor den in dier voege, dat het gezag slechts moet dwingen in de richting, die den vrijen onderdaan zeiven tot zegen strekt en dus ook rekening houdt met de natuur lijke aanleg, de natuurlijke ontwikkelings mogelijkheden, die hem door den Schep per zijn meegegeven. Dat wil niet zeggen, dat het gezag den onderdaan zijn zin maar moet laten doen; èn het persoonlijk wei- Zijn van dien onderdaan èn het algemeen welzijn zullen heel vaak eischen, dat de onderdaan dien „zin" zonder meer ver loochent. In beide gevallen is de dwang van de overheid een zegen voor den on derdaan. Vaak zal de overheid zuiverder dan de onderdaan zelve erkennen wat goed voor hem is; deze zal bovendien nooit vol ledig tot zijn recht kunnen komen, wan neer hij geen rekening wil houden met de eischen, die men hem als onderdeel van een geheel kan stellen. Hij is op zijn maT nier voor het geheel verantwoordelijk. En viel het geheel, dan zou ook zijn eigen val vroeg of laat onvermijdelijk zijn. Men vergeve ons voor een enkele maal deze meer wijsgeerige uitweiding: de aard van de stof brengt het mee. We kun nen nog opmerken, dat ook de kwestie van nationale oogenblik 'n oogenblik ter sprake komt. Knuvelder haalt een interessant ci taat van Prof. Cobbenhagen aan en weet er een belangwekkende commentaar aan vast te knoopen. Graag hadden we nog ééne vraag be handeld gezien. Knuvelder zegt, dat het de ideale toestand is, wanneer natie en staat samenvallen; wanneer dus binnen een staat niet .meerdere naties door den staats- band vereenigd zijn, maar een enkele na tie zich tot staat, de nationale staat, heeft georganiseerd. Het leek ons, met het oog vooral op meerdere, moderne stroomin gen, wenschelijk, dat ook de vraag beanU woord werd: in hoeverre het voor een na tie noodig of nuttig is, dat de leden van die natie niet over meerdere staten ver deeld, maar allen binnen hetzelfde staats verband vereenigd zijn. Met een technische term zou men kunnen zeggen: in hoeverre het Irredentisme te rechtvaardigen is. Vooral waar dit door sommige richtingen als eisch van nationale politiek gesteld wordt, ware het dienstig geweest, deze vraag aan een rustig, objectief onderzoek te onderwerpen. Het laatste hoofdstuk van dit boek be vredigt eigenlijk het minst. Het handelt over „Natie en Godsdienst" en Knuvelder wil hier de ongegronde en verderfelijke theorieën rechtzetten, die door het Duit- sche nationaal-socialisme worden voorge staan, speciaal zooals ze in het laatste boek van Rosenberg: Gfestaltung der Idee zijn geformuleerd. Wat Knuvelder hier tegen de beweringen van Rosenberg inbrengt, kan men niet direct onwaar noe men en eigenlijk raakt hij de punten, waarover het gaat, allen wel even aan: maar het maakt tooh een eenigzins ver warde indruk, omdat hij te weinig het be slissende beginsel gebruikte, dat in deze kwestie alles verhelderen moet, het be ginsel nl. van den onoverbrugbaren afstand, die ligt tusschen de natuurlijke en de bo vennatuurlijke orde. Want de meest fun- damenteele fout, die Rosenberg maakte, is deze: dat hij de bovennatuurlijke orde geloochend heeft. Rosenberg gaat ervan uit, dat er een rassenziel bestaat, die zich in een volk openbaart (terloops zij opgemerkt, dat hij de begrippen ras en volk niet vol doende uit elkaar houdt). Aan het wezens- eigene van die rassenziel mag men niet raken, men moet haar om zoo te zeggen zich onbelemmerd laten ontwikkelen. En die rassenziel zal noodzakelijkerwijze een bij haar wezen aangepaste godsdienst voortbrengen, die men te eerbiedigen heeft. Het Christendom nu is wezensvreemd aan de Germaansche ziel. Dus moet het Chris tendom in Duitschland verdwijnen. Wanneer men nu een heele hoop quasi- wetenschappelijke oppervlakkigheden van Rosenberg buiten beschouwing laat, dan zal men kunnen erkennen, dat de ver schillende volkeren hun eigen wezensaan- leg bezitten, hun heel bijzondere ziele- structuur, die uit een aantal niet zoo licht te ontleden factoren, ook min of meer uit rashoedanigheden resulteert. Deze we- zensaanleg is een natuurlijke waarde, die men niet onderschatten moet (zooals men niets in het werk van den Schepper on derschatten moet). Maar nu komt het Christendom. Dit be weegt zich niet meer in de natuurlijke orde, 't is naar zijn diepsten aard bo v e n- natuurlijk, het deelt den mensch een rijkdom mee, waarvan geen enkele ge schapen natuur, ook de hoogste hemelgeest niet, had mogen en durven droomen: want het maakt hem op een onuitspreke lijke wijze deelachtig aan het ongeschapen Leven van God zelf. Dit bovennatuurlijk leven beteekent geen vernietiging van de natuur; integen deel, het veronderstelt de natuur en heft haar op. Het kan alle natuurlijke schatten van den mensch gebruiken, mits deze bin nen de behoorlijke grenzen worden aange wend; het zal deze schatten in een hooger licht heffen, omdat het ze tot symbolen maakt van een hoogere, goddelijke wereld, den hemel zelf. Van dit bovennatuurlijke karakter van het Christendom heeft Rosenberg niets begrepen; hy drong niet door tot de diep ste kern ervan; hij zag niet, hoe het boven tijden en volkeren en culturen uitrijst; hij meende het te moeten beschouwen als het godsdienstig systeem van een mengsel van onwaardige rassen en het als zoodanig te moeten verwerpen. Maar wie het Christendom in zijn eigen lijke bovennatuurlijke waarde heeft lee- ren zien, die weet dat Kerstening voor alle volken hun hoogste verrijking betee kent en dat juist de Christelijke roeping van een volk zijn hoogste adelbrief is. En die beseft ook, wat een belachelijke dwaas heid, maar tegelijkertijd welk een smarte lijke verarming het voor een volk in houdt, wanneer men dat volk met een na tionale godsdienst wil „verrijken". Neen, ontkerstening is een roof, de roof van de bovennatuur, de roof van dat overmatig heerlijke, dat onuitsprekelijke leven, vol heid van grenzelooze glansen, onpeilbare zee van Liefde, die ons uit den schoot van God zeiven wordt meegedeeld. We wilden dat hier graag eens uiteen zetten. omdat we meenen. dat zóó het hel derst de tegenstelling tusschen de phan- tasieën van Rosenberg en de grondige leer van het Christendom wordt doorzien. Alles te zamen kunnen we het klare boek van Knuvelder signaleeren als een waardevolle bijdrage voor de studie der Katholieke. Thomistische staatsleer. Wie zich wat dieper rekenschap wil geven over de problemen, die met het staa'sbestel sa menhangen, doe er zijn voordeel mee. Zoeterwoude, 10 Dec mber '36. Dr. HENRI VAN ROOIJEN, kruisheer. 1) Gerard Knuvelder. Volk en Staat. Uitgeverij „Vox Romana" (Het Thijmfonds). Rotterdam 1936. 1.90 en 2.60). ^'.-Jarige Priesterfeesten HOOGLEERAREN TE WARMOND. Maandag herdenken twee professoren van het Theologicum te Warmond hun 12 y«-jarig Priesterfeest, n.l. Prof. A. H. P. Cleophas en Prof. C. G. van Trigt. Prof. van Trigt, die kerkelijk recht do ceert, werd na zijn priesterwijding be noemd tot kapelaan te Langendijk, waar hij slechts 1 jaar werkzaam was. Van hier werd hij benoemd tót leeraar aan het Klein-Sarninarie „Hageveld" te Heemstede. In 1933 volgde zijn benoeming als op volger van Prof. J. Visser tot hoogleeraar in het kerkelijk recht aan het Theologi cum te Warmond. Prof. van Trigt staat zoowel bij zijn col lega's als bij zijn studenten in hooge waar deering om de eigenschappen van zijn persoon en om de wijze waarop hij zijn professoraat uitoefent. Prof. Cleophas werd na zijn priesterwij ding benoemd tot kapelaan te Hoek van Holland en vervolgens te Rotterdam (An- tonius Abt), waarna hij in 1932 werd be noemd tot hoogleeraar in de sociologie, catechetiek en homeletiek. Bij zijn hoogleeraarschap werd Prof. Cleophas na eenigen tijd ook benoemd tot adviseur van de sociale standsorganisaties te Leiden, R. K. Vrouwenbond, Hanze, R. K. Volksbond, en van den R. K. Bond van Gezinshoofden. Tevens werd hij geestelijk adviseur van den Katholieken Ned. Boeren- en Tuindersbond en van den R. K. Dioc. Land en Tuinbouwbond in het Bisdom Haarlem. Maandag van 12.30 tot 3 uur zal er ge legenheid bestaan om aan den jubilarissen gelukwenschen aan te bieden. Wij vestigen er hierbij de aandacht op, dat de kapel van het Theologicum te War mond te weinig plaats biedt om ook an deren dan de studenten en de familiele den der jubilarissen Maandag tot bijwo ning van de plechtige Hoogmis te kunnen toelaten. Wegens plaatsgebrek is het on mogelijk, dat buitenstaanders de plechtig heden in de kapel kunnen bijwonen. PROF. A. H. P. CLEOPHAS. Geest. Adviseur van vele sociale Organisaties. Tusschen theorie en practijk wordt vaak een tegenstelling gedacht men plaatst dan menschen van de theorie tegenover menschen uit de practijk. Deze tegenstel ling behoort et n i e.t te zijn: theorie is grondslag en leiddraad voor de practijk; er practijk is uitwerking en beleving van de theorie. Maar men treft die tegenstel ling toch nog als 'ns aan. Menschen van de theorie leeren het nog al 'ns anders, dan menschen van de practijk het doen, en om gekeerd. In Prof. Cleophas is vereenigd theorie en practijk van de Sociologie, en tusschen beide is een vruchtbare wisselwerking. Hij is de docent in de Sociologie voor de toe komstige priesters in het Haarlemsche dio cees, hij is de geestelijke adviseur van vele organisaties, de raadsman in tallooze kwes ties, groot en klein, uit de practijk van het dagelijksch leven. Professor Cleophas vereenigt dus in zich die schijnbare tegenstrijdigheid van theorie en practijk, zooals hij in zijn per soon combineert de eveneens s c h ij n b a- re tegenstrijdigheid van vasthoudendheid en soepelheid! Wie met prof. Cleophas in relatie treedt en met hem praat over een of andere kwestie komt al heel gauw tot de erkenning, dat deze persoonlijkheid stoer-vasthoudend is in wat zijn beginsel eischt, maar dat hij niet tot beginsel- kwestie opjaagt, wat louter persoonlijke meening is, en dat hij in vrije kwesties eigen opvatting -volstrekt niet wil opdrin gen en daarin heel soepel is. 'n Ideaal geestelijk adviseur! Prof. Cleophas woont in Warmond, stu deert en doceert in Warmond, maar vele van zijn avonden brengt hy door in het Leidsche Katholieke organisatie-leven. Zyn koperen priesterfeest wordt alleen gevierd in den intiemen kring van het Se minarie, maar toch toch moet van uit Katholiek Leiden uitgaan een hartelijke ge- lukwensch, als uiting van genegenheid, van dankbaarheid voor den persoon en den ar beid van dezen priester, die een groot deel van het Leidsche Katholieke organisatie leven mede-leidt en mede-stuwt in dezen ailerbelangrijksten tijd. God blijve prof. Cleophas schenken den grooten zegen van een benijdenswaardige lichamelijke gezondheid en lichamelijke kracht, waardoor hij zijn zoo omvangrijken, veel inspanning eischenden geestes-arbeid zal kunnen blijven verrichten, zooals op heden! RECTOR H. L. J. M. SONDAAL Redacteur van „Sint Bavo". De rector van „Duinzigt" te Oegstgeest viert Maandag zijn 12 y3-jarig priesterfeest. Waar rector Sondaal nog slechts kort ge leden hersteld is van een langdurige, ern stige ziekte, stemt dit feest op heel bijzon dere wijze tot dankbaarheid. Tot dank baarheid voor de velen, die den jubilaris kennen en dus waardeer en om zijn pries terlijken ijver, zijn onder alle omstan digheden onverstoorbare opgeruimdheid en levendige frischheid van geest, welke niet anders kan zijn, dan een uiting van diepen godsdienstzin. Rector Sondaal is secretaris van het Lief dewerk voor de arme parochies in het Bis dom Haarlem en redacteur van „Sint Ba vo". Als zoodanig moet de overgroote meerderheid der Katholieken in ons Bis dom hem kennen uit het vele, wat hij zelf in „Sint Bavo" schrijft, de vele rake, pitti ge en geestige artikelen. Zelf fijn-voelend mensch, weet hij vaak in zijn tijdschrift „Sint Bavo" het hart te treffen en te ont roeren, de oogen te openen voor de ware schoonheid, waarvan hij zelf heeft genoten. Rector Sondaal, die in retraite is, komt Zondag op „Duinzigt" aan en zal daar door de kinderen worden verwelkomd, waarna hij een plechtig Lof zal celebreeren. Daar na heeft een huldiging plaats door de in- wonenden van „Duinzigt". Maandag zal de Jubilaris een plechtige H. Mis opdragen voor de inwonenden. Van 34 uur is er gelegenheid den rector te feliciteeren. Moge de jubilaris in de toekomst een bestendige goede gezondheid genieten, op dat hy zijn vele talenten kunne gebrui ken ten zegen van zeer velen in ons Haar- lemsch diocees. KAPELAAN J. H. D. HOFSTEDE. Te Roelofarendsveen. 14 December as. zal het 12 1/2 jaar gele den zyn, dat de weleerw. heer J. H. D. Hof stede de H. Priesterwijding mocht ontvan gen. Hoewel nog slechts ruim een jaar al hier werkzaam heeft kapelaan Hofstede bij velen sympathie verworven en niet het minst bij de talrijke vereenigingen, waar over hij adviseur is. Daarom is uit de voor naamste vereenigingen een comité ge vormd om den jubilaris op Zondag 13 De cember e.k. in intiemen kring te huldi gen. Om 6.30 uur en 8 uur des morgens is er algemeene H. Communie tot intentie van den Jubilaris. Om 10 uur plechtige Hoog- Dit nummer bestaat uit vijf bladen, w.o. geïllustreerd Zondagsblad. VOORNAAMSTE NIEUWS BUITENLAND. Afscheidsrede van den ex-koning van Engeland. Vannacht heeft hij het land ver laten. Staatsrechtelijke gevolgen in Ier land (2de blad). De besprekingen in den Volkenbonds raad over den Spaanse hen burgeroorlog (2de blad). Herleefde nazi-activiteit in Oostenrijk (2de blad). Gerucht, dat de vermiste Fransche vlie ger Mermoz zou zijn teruggevonden, wordt niet bevestigd (Lüchtv., 2de blad). BINNENLAND. De Moerdijk-brug is hedenmiddag door II.M. de Koningin geopend (1ste blad). De ondertrouw van de Prinses (2de blad). Bizonderheden over de verbouwing van het Paleis te Socstdijk (2de blad). mis uit jT^'^baarheid door den Jubilaris op te dragee met assistentie en feestpreek door den weleerw. heer C. Broers, kape laan te Alphen aan den Rijn. Na de H. Mis feestcantate door het zangkoor. Om 12.30 uur huldiging van den Jubilaris door het Huldigingscomité en van 34 uur re ceptie in de St. Pancratiuszaal. Om 7 uur tot sluiting plechtig Lof met Te Deum èn Danklied. DIRECTEUR A. VOLLAERTS. Huldiging door „De Graal" op 14 Dec. te Amsterdam. „De Graal" maakt zich op om haar direc teur te huldigen, die Maandag a.s. zijn ko peren priesterjubileum viert. Maandag 14 December zal het 12 jaar geleden zijn, dat de zeereerw. zeergel. heer Aug. Vollaerts uit de handen van Z. H. Exc. Mgr. A. J. Callier z.g. de H. Priester wijding ontving. In Augustus 1933 werd de jubilaris door wijlen Mgr. J. D. J. Aen- genent, den stichter van „De Graal", tot di recteur van het Diocesane Vrouwelijke Jeugdwerk benoemd en reeds meer dan drie jaren heeft hij zyn werkkracht aan dit Apostolaat gegeven. Insiders weten het best, wat dit beteekent, hoeveel moeilijkheden directeur Vollaerts bij zijn arbeid te over winnen had en hoe zijn persoonlijk oordeel dikwijls op kritieke momenten den door slag moest geven. Als alle groeiende en nieuwe bewegingen heeft ook „De Graal" vele bezwaren moe ten overwinnen en het is ongetwijfeld voor een niet gering gedeelte aan de toewijding van haar directeur te danken geweest, dat deze moeilijkheden in feite ook overwon nen konden worden. Directeur Vollaerts had hierbij steeds het volledig vertrouwen van zijn Bisschop, Dien hij op deze wijze in meer dan een opzicht terzijde stond. Op zijn feestdag zal directeur Vollaerts des morgens een plechtige H. Mis celebree ren in de kapel van het Klein-Saminarie Hageveld, waar hij leeraar is in de Kerk muziek en de leiding heeft van de Schola Cantorum. Des avonds wordt hij gehuldigd in het Parkhotel te Amsterdam, waar afgevaar digden van alle afdeelingen van „De Graal" zullen samenkomen. Al zal het aantal aan wezigen uiteraard groot zijn, het belooft een intieme avond te worden, geheel in de prettige sfeer, waarvan „De Graal" blij kens de traditie het monopolie schijnt te be zitten. De zeereerw. zeergel. heer Aug. Vollaerts werd in 1899 te Haarlem geboren en was na zijn priesterwijding achtereenvolgens kapelaan te Weesp en te Schiedam (paro chie van het H. Hart). In 1928 werd hij tot leeraar aan het Klein-Seminarie te Heemstede benoemd, waar hij reeds spoe dig als opvolger van deken J. C. W. v. d. Wiel, belast werd met de leiding van de Schola Cantorum en met het onderwijs in den Kerkelijken Zang. Toen hij in den zo mer van 1933 tot directeur van het Dioce sane Vrouwelijk Jeugdwerk werd benoemd, werd hij voor een groot gedeelte van zijn leeraarschap ontheven. „Tijd".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 1