28ste Jaargang
ZATERDAG 12 DECEMBER 1936
No. 8597
3) e CeidócHeSoii/fcant
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
)F ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij Toornig et ~'ing:
Voor Leider 19 cent pet week 2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 rent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Hei Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonnè's ver
krijg Laar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, by
vooruitbetaling. - Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeeüngen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop: f 0.50
CULTUUR
Een pleidooi voor de
nationale cultuur1)
XIII.
Als no. 9 van zijn eerste jaarserie deed
het Thijmfonds een boek van Gerard Knu-
velder verschijnen, getiteld ,Volk en
Staat". Men moet erkennen, dat het jonge,
Katholieke boekenfonds hier een dubbel-
gelukkige keuze gedaan heeft. Vooreerst
was het juist gezien, in de eerste jaargang
reeds een boek over juist dit onderwerp in
te schuiven (een onderwerp, dat op onmis
kenbare actualiteit kan bogen); daarbij
werd een auteur gekozen, die wat inzicht
en belezenheid betreft omtrent dit vraag
stuk onder de Nederlandsche Katholieken
een ik geloof haast wel eenige positie in
neemt. Men verwacht daarom van zoo'n
auteur over een dergelijk onderwerp een
goed boek. En een goed boek is het inder
daad geworden.
De groote moeilijkheid, waarvoor de
schrijver van bóek als het onderhavige
zich altijd geplaatst ziet, is het feit, dat
zijn geschrift niet voor vakkringen be
stemd is en dus niet te vakmatig mag wor
den opgezet, zich moet weten los te ma
ken van een woordgebruik, dat slechts
voor den vakman verstaanbaar is. HeV is
nooit gemakkelijk, hier de juiste^ midden
weg te vinden; over het algemeen lijkt me
het boek van Knuvelder ook op dit punt
geslaagd. Iedere meer ontwikkelde, die er
eenige avonden van studie voor over heeft,
zal het kunnen lezen. En daarbij is 't van
belang op te merken, dat Knuvelder ge
woonlijk verstaanbaarder is, als hij zelf
aan 't woord blijft, dan wanneer hij begint
te citeeren. Ik denk hier in 't bijzonder
aan citaten van Platenburg (p. 28—31) en
Hommen (p. 39), die de leesbaarheid van
het boek werkelijk niet verhoogen.
Maar dit zijn ten slotte onderdeelen:
over het algemeen is hetgeen hier betoogd
wordt in klare termen geformuleerd.
De vraag, die de schrijver in dit boek
voornamelijk wil belichten, is deze: welke
moet de verhouding zijn tusschën wat men
volk of natie, en wat men staat noemt.
Volk en staat zijn n.l. twee begrippen, die
elkander allerminst dekken. Het volk, de
natie is meer natuurlijk, d.w.z. door de
natuur Zelf gegeven, vrucht van een na
tuurlijk ontwikkelingsproces. De staat is
meer kunstmatig: zij wordt van boven af,
door het ingrijpen van een eenling of van
enkelen geconstitueerd. De staat wordt
óók door de natuur van den mensch ge-
eischt: hij is immers van nature bestemd
om in gemeenschap te leven en dat eischt
vanzelf staatsgezag, een hooger gezag, dat
de verschillende belangen binnen de juiste
eenheid uitweegt en te samen bindt. Maar
terwijl de natie, het volk veel meer vrucht
is van spontane, natuurlijke krachten (al
speelt ook hier de zedelijke gerichtheid
een rol), komt de staat slechts door het
bijzonder ingrijpen van.den vrijen wil tot
stand. Daarom zien we het dan ook ge
beuren, dat staat en natie lang niet altijd
samenvallen. Veelal heeft men met z.g.
polynationale staten te doen, staten, bin
nen wier grenzen meerdere naties, meer
dere volken vereenigd zijn. België b.v. is
een polynationale staat; het omvat Vla
mingen, Walen en Duitschers. Ook Neder
land is een polynationale staat. Binnen het
Nederlandsche staatsverband vindt men
immers niet slechts de Nederlanders, die
aan de Noordzee gevestigd zijn: ook de
48 volkeren van de Oost-Indische archipel
en die van Suriname en Curasao behooren
ertoe. En de groote vraag is nu juist deze:
welke houding moet de staat tegenover
de binnen haar grenzen levende naties
aannemen? Is het te rechtvaardigen, dat
de staat, uit zucht naar eenvormigheid, de
nationale verschillen tracht te nivelleeren,
of met geweld te onderdrukken? De Tho
mistische wijsbegeerte beantwoordt deze
vraag ontkennend. Zij ziet in het nationale,
het volksche een waarde, die uit de natuur
der menschen voortspruit en die dus door
God in de natuur der menschen gelegd is.
En het van God gegevene kan men nim
mer ongestraft miskennen: de onderdruk
king van den zielseigen volksaard zal zich
vroeg of laat wreken. De staat, die er daar
om naar streeft de eigen aard van de bin
nen haar grenzen levende nationaliteiten
te onderdrukken, handelt dwaas. Zij strooit
met eigen handen de zaden van revolutie
en ontbinding onder haar burgers uit.
Daarentegen zal erkenning en bevorde
ring van de eigen volksaard den staat zei
ven tot zegen strekken; het verrijkt en
verdiept de krachten, waaruit de staat moet
worden opgebouwd. En een volk, dat bin
nen zijn staatsverband erkenning en vrije
ontplooiing van zijn krachten vindt, zal
als zoodanig nimmer naar revolutie nei
gen.
Zeer juist wordt door Knuvelder opge
merkt, dat heel deze kwestie samenhangt
met het algemeene vraagstuk, dat in onzen
tijd de wereld beheerscht, over de grenzen
tusschen gezag en vrijheid, dwang en ont
houding daarvan. En We zouden hier ter
loops willen aanteëkenen, dat de oplossing
van dit vraagstuk geformuleerd moet wor
den in dier voege, dat het gezag slechts
moet dwingen in de richting, die den
vrijen onderdaan zeiven tot zegen strekt
en dus ook rekening houdt met de natuur
lijke aanleg, de natuurlijke ontwikkelings
mogelijkheden, die hem door den Schep
per zijn meegegeven. Dat wil niet zeggen,
dat het gezag den onderdaan zijn zin maar
moet laten doen; èn het persoonlijk wei-
Zijn van dien onderdaan èn het algemeen
welzijn zullen heel vaak eischen, dat de
onderdaan dien „zin" zonder meer ver
loochent. In beide gevallen is de dwang
van de overheid een zegen voor den on
derdaan. Vaak zal de overheid zuiverder
dan de onderdaan zelve erkennen wat goed
voor hem is; deze zal bovendien nooit vol
ledig tot zijn recht kunnen komen, wan
neer hij geen rekening wil houden met de
eischen, die men hem als onderdeel van
een geheel kan stellen. Hij is op zijn maT
nier voor het geheel verantwoordelijk.
En viel het geheel, dan zou ook zijn eigen
val vroeg of laat onvermijdelijk zijn.
Men vergeve ons voor een enkele maal
deze meer wijsgeerige uitweiding: de
aard van de stof brengt het mee. We kun
nen nog opmerken, dat ook de kwestie van
nationale oogenblik 'n oogenblik ter sprake
komt. Knuvelder haalt een interessant ci
taat van Prof. Cobbenhagen aan en weet
er een belangwekkende commentaar aan
vast te knoopen.
Graag hadden we nog ééne vraag be
handeld gezien. Knuvelder zegt, dat het de
ideale toestand is, wanneer natie en staat
samenvallen; wanneer dus binnen een
staat niet .meerdere naties door den staats-
band vereenigd zijn, maar een enkele na
tie zich tot staat, de nationale staat, heeft
georganiseerd. Het leek ons, met het oog
vooral op meerdere, moderne stroomin
gen, wenschelijk, dat ook de vraag beanU
woord werd: in hoeverre het voor een na
tie noodig of nuttig is, dat de leden van
die natie niet over meerdere staten ver
deeld, maar allen binnen hetzelfde staats
verband vereenigd zijn. Met een technische
term zou men kunnen zeggen: in hoeverre
het Irredentisme te rechtvaardigen is.
Vooral waar dit door sommige richtingen
als eisch van nationale politiek gesteld
wordt, ware het dienstig geweest, deze
vraag aan een rustig, objectief onderzoek
te onderwerpen.
Het laatste hoofdstuk van dit boek be
vredigt eigenlijk het minst. Het handelt
over „Natie en Godsdienst" en Knuvelder
wil hier de ongegronde en verderfelijke
theorieën rechtzetten, die door het Duit-
sche nationaal-socialisme worden voorge
staan, speciaal zooals ze in het laatste
boek van Rosenberg: Gfestaltung der
Idee zijn geformuleerd. Wat Knuvelder
hier tegen de beweringen van Rosenberg
inbrengt, kan men niet direct onwaar noe
men en eigenlijk raakt hij de punten,
waarover het gaat, allen wel even aan:
maar het maakt tooh een eenigzins ver
warde indruk, omdat hij te weinig het be
slissende beginsel gebruikte, dat in deze
kwestie alles verhelderen moet, het be
ginsel nl. van den onoverbrugbaren afstand,
die ligt tusschen de natuurlijke en de bo
vennatuurlijke orde. Want de meest fun-
damenteele fout, die Rosenberg maakte,
is deze: dat hij de bovennatuurlijke orde
geloochend heeft.
Rosenberg gaat ervan uit, dat er een
rassenziel bestaat, die zich in een
volk openbaart (terloops zij opgemerkt,
dat hij de begrippen ras en volk niet vol
doende uit elkaar houdt). Aan het wezens-
eigene van die rassenziel mag men niet
raken, men moet haar om zoo te zeggen
zich onbelemmerd laten ontwikkelen. En
die rassenziel zal noodzakelijkerwijze een
bij haar wezen aangepaste godsdienst
voortbrengen, die men te eerbiedigen heeft.
Het Christendom nu is wezensvreemd aan
de Germaansche ziel. Dus moet het Chris
tendom in Duitschland verdwijnen.
Wanneer men nu een heele hoop quasi-
wetenschappelijke oppervlakkigheden van
Rosenberg buiten beschouwing laat, dan
zal men kunnen erkennen, dat de ver
schillende volkeren hun eigen wezensaan-
leg bezitten, hun heel bijzondere ziele-
structuur, die uit een aantal niet zoo licht
te ontleden factoren, ook min of meer uit
rashoedanigheden resulteert. Deze we-
zensaanleg is een natuurlijke waarde, die
men niet onderschatten moet (zooals men
niets in het werk van den Schepper on
derschatten moet).
Maar nu komt het Christendom. Dit be
weegt zich niet meer in de natuurlijke
orde, 't is naar zijn diepsten aard bo v e n-
natuurlijk, het deelt den mensch een
rijkdom mee, waarvan geen enkele ge
schapen natuur, ook de hoogste hemelgeest
niet, had mogen en durven droomen:
want het maakt hem op een onuitspreke
lijke wijze deelachtig aan het ongeschapen
Leven van God zelf.
Dit bovennatuurlijk leven beteekent
geen vernietiging van de natuur; integen
deel, het veronderstelt de natuur en heft
haar op. Het kan alle natuurlijke schatten
van den mensch gebruiken, mits deze bin
nen de behoorlijke grenzen worden aange
wend; het zal deze schatten in een hooger
licht heffen, omdat het ze tot symbolen
maakt van een hoogere, goddelijke wereld,
den hemel zelf.
Van dit bovennatuurlijke karakter van
het Christendom heeft Rosenberg niets
begrepen; hy drong niet door tot de diep
ste kern ervan; hij zag niet, hoe het boven
tijden en volkeren en culturen uitrijst; hij
meende het te moeten beschouwen als het
godsdienstig systeem van een mengsel van
onwaardige rassen en het als zoodanig te
moeten verwerpen.
Maar wie het Christendom in zijn eigen
lijke bovennatuurlijke waarde heeft lee-
ren zien, die weet dat Kerstening voor
alle volken hun hoogste verrijking betee
kent en dat juist de Christelijke roeping
van een volk zijn hoogste adelbrief is. En
die beseft ook, wat een belachelijke dwaas
heid, maar tegelijkertijd welk een smarte
lijke verarming het voor een volk in
houdt, wanneer men dat volk met een na
tionale godsdienst wil „verrijken". Neen,
ontkerstening is een roof, de roof van de
bovennatuur, de roof van dat overmatig
heerlijke, dat onuitsprekelijke leven, vol
heid van grenzelooze glansen, onpeilbare
zee van Liefde, die ons uit den schoot van
God zeiven wordt meegedeeld.
We wilden dat hier graag eens uiteen
zetten. omdat we meenen. dat zóó het hel
derst de tegenstelling tusschen de phan-
tasieën van Rosenberg en de grondige leer
van het Christendom wordt doorzien.
Alles te zamen kunnen we het klare
boek van Knuvelder signaleeren als een
waardevolle bijdrage voor de studie der
Katholieke. Thomistische staatsleer. Wie
zich wat dieper rekenschap wil geven over
de problemen, die met het staa'sbestel sa
menhangen, doe er zijn voordeel mee.
Zoeterwoude, 10 Dec mber '36.
Dr. HENRI VAN ROOIJEN,
kruisheer.
1) Gerard Knuvelder. Volk en
Staat. Uitgeverij „Vox Romana" (Het
Thijmfonds). Rotterdam 1936. 1.90 en
2.60).
^'.-Jarige
Priesterfeesten
HOOGLEERAREN TE WARMOND.
Maandag herdenken twee professoren
van het Theologicum te Warmond hun
12 y«-jarig Priesterfeest, n.l. Prof. A. H. P.
Cleophas en Prof. C. G. van Trigt.
Prof. van Trigt, die kerkelijk recht do
ceert, werd na zijn priesterwijding be
noemd tot kapelaan te Langendijk, waar
hij slechts 1 jaar werkzaam was. Van hier
werd hij benoemd tót leeraar aan het
Klein-Sarninarie „Hageveld" te Heemstede.
In 1933 volgde zijn benoeming als op
volger van Prof. J. Visser tot hoogleeraar
in het kerkelijk recht aan het Theologi
cum te Warmond.
Prof. van Trigt staat zoowel bij zijn col
lega's als bij zijn studenten in hooge waar
deering om de eigenschappen van zijn
persoon en om de wijze waarop hij zijn
professoraat uitoefent.
Prof. Cleophas werd na zijn priesterwij
ding benoemd tot kapelaan te Hoek van
Holland en vervolgens te Rotterdam (An-
tonius Abt), waarna hij in 1932 werd be
noemd tot hoogleeraar in de sociologie,
catechetiek en homeletiek.
Bij zijn hoogleeraarschap werd Prof.
Cleophas na eenigen tijd ook benoemd tot
adviseur van de sociale standsorganisaties
te Leiden, R. K. Vrouwenbond, Hanze,
R. K. Volksbond, en van den R. K. Bond
van Gezinshoofden.
Tevens werd hij geestelijk adviseur
van den Katholieken Ned. Boeren- en
Tuindersbond en van den R. K. Dioc. Land
en Tuinbouwbond in het Bisdom Haarlem.
Maandag van 12.30 tot 3 uur zal er ge
legenheid bestaan om aan den jubilarissen
gelukwenschen aan te bieden.
Wij vestigen er hierbij de aandacht op,
dat de kapel van het Theologicum te War
mond te weinig plaats biedt om ook an
deren dan de studenten en de familiele
den der jubilarissen Maandag tot bijwo
ning van de plechtige Hoogmis te kunnen
toelaten. Wegens plaatsgebrek is het on
mogelijk, dat buitenstaanders de plechtig
heden in de kapel kunnen bijwonen.
PROF. A. H. P. CLEOPHAS.
Geest. Adviseur van vele sociale
Organisaties.
Tusschen theorie en practijk wordt vaak
een tegenstelling gedacht men plaatst
dan menschen van de theorie tegenover
menschen uit de practijk. Deze tegenstel
ling behoort et n i e.t te zijn: theorie is
grondslag en leiddraad voor de practijk; er
practijk is uitwerking en beleving van de
theorie. Maar men treft die tegenstel
ling toch nog als 'ns aan. Menschen van
de theorie leeren het nog al 'ns anders, dan
menschen van de practijk het doen, en om
gekeerd.
In Prof. Cleophas is vereenigd theorie en
practijk van de Sociologie, en tusschen
beide is een vruchtbare wisselwerking. Hij
is de docent in de Sociologie voor de toe
komstige priesters in het Haarlemsche dio
cees, hij is de geestelijke adviseur van vele
organisaties, de raadsman in tallooze kwes
ties, groot en klein, uit de practijk van het
dagelijksch leven.
Professor Cleophas vereenigt dus in zich
die schijnbare tegenstrijdigheid van
theorie en practijk, zooals hij in zijn per
soon combineert de eveneens s c h ij n b a-
re tegenstrijdigheid van vasthoudendheid
en soepelheid! Wie met prof. Cleophas in
relatie treedt en met hem praat over een
of andere kwestie komt al heel gauw tot
de erkenning, dat deze persoonlijkheid
stoer-vasthoudend is in wat zijn beginsel
eischt, maar dat hij niet tot beginsel-
kwestie opjaagt, wat louter persoonlijke
meening is, en dat hij in vrije kwesties
eigen opvatting -volstrekt niet wil opdrin
gen en daarin heel soepel is. 'n Ideaal
geestelijk adviseur!
Prof. Cleophas woont in Warmond, stu
deert en doceert in Warmond, maar vele
van zijn avonden brengt hy door in het
Leidsche Katholieke organisatie-leven.
Zyn koperen priesterfeest wordt alleen
gevierd in den intiemen kring van het Se
minarie, maar toch toch moet van uit
Katholiek Leiden uitgaan een hartelijke ge-
lukwensch, als uiting van genegenheid, van
dankbaarheid voor den persoon en den ar
beid van dezen priester, die een groot deel
van het Leidsche Katholieke organisatie
leven mede-leidt en mede-stuwt in dezen
ailerbelangrijksten tijd.
God blijve prof. Cleophas schenken den
grooten zegen van een benijdenswaardige
lichamelijke gezondheid en lichamelijke
kracht, waardoor hij zijn zoo omvangrijken,
veel inspanning eischenden geestes-arbeid
zal kunnen blijven verrichten, zooals op
heden!
RECTOR H. L. J. M. SONDAAL
Redacteur van „Sint Bavo".
De rector van „Duinzigt" te Oegstgeest
viert Maandag zijn 12 y3-jarig priesterfeest.
Waar rector Sondaal nog slechts kort ge
leden hersteld is van een langdurige, ern
stige ziekte, stemt dit feest op heel bijzon
dere wijze tot dankbaarheid. Tot dank
baarheid voor de velen, die den jubilaris
kennen en dus waardeer en om zijn pries
terlijken ijver, zijn onder alle omstan
digheden onverstoorbare opgeruimdheid
en levendige frischheid van geest, welke
niet anders kan zijn, dan een uiting van
diepen godsdienstzin.
Rector Sondaal is secretaris van het Lief
dewerk voor de arme parochies in het Bis
dom Haarlem en redacteur van „Sint Ba
vo". Als zoodanig moet de overgroote
meerderheid der Katholieken in ons Bis
dom hem kennen uit het vele, wat hij zelf
in „Sint Bavo" schrijft, de vele rake, pitti
ge en geestige artikelen. Zelf fijn-voelend
mensch, weet hij vaak in zijn tijdschrift
„Sint Bavo" het hart te treffen en te ont
roeren, de oogen te openen voor de ware
schoonheid, waarvan hij zelf heeft genoten.
Rector Sondaal, die in retraite is, komt
Zondag op „Duinzigt" aan en zal daar door
de kinderen worden verwelkomd, waarna
hij een plechtig Lof zal celebreeren. Daar
na heeft een huldiging plaats door de in-
wonenden van „Duinzigt".
Maandag zal de Jubilaris een plechtige
H. Mis opdragen voor de inwonenden. Van
34 uur is er gelegenheid den rector te
feliciteeren.
Moge de jubilaris in de toekomst een
bestendige goede gezondheid genieten, op
dat hy zijn vele talenten kunne gebrui
ken ten zegen van zeer velen in ons Haar-
lemsch diocees.
KAPELAAN J. H. D. HOFSTEDE.
Te Roelofarendsveen.
14 December as. zal het 12 1/2 jaar gele
den zyn, dat de weleerw. heer J. H. D. Hof
stede de H. Priesterwijding mocht ontvan
gen. Hoewel nog slechts ruim een jaar al
hier werkzaam heeft kapelaan Hofstede bij
velen sympathie verworven en niet het
minst bij de talrijke vereenigingen, waar
over hij adviseur is. Daarom is uit de voor
naamste vereenigingen een comité ge
vormd om den jubilaris op Zondag 13 De
cember e.k. in intiemen kring te huldi
gen.
Om 6.30 uur en 8 uur des morgens is er
algemeene H. Communie tot intentie van
den Jubilaris. Om 10 uur plechtige Hoog-
Dit nummer bestaat uit
vijf bladen, w.o. geïllustreerd
Zondagsblad.
VOORNAAMSTE NIEUWS
BUITENLAND.
Afscheidsrede van den ex-koning van
Engeland. Vannacht heeft hij het land ver
laten. Staatsrechtelijke gevolgen in Ier
land (2de blad).
De besprekingen in den Volkenbonds
raad over den Spaanse hen burgeroorlog
(2de blad).
Herleefde nazi-activiteit in Oostenrijk
(2de blad).
Gerucht, dat de vermiste Fransche vlie
ger Mermoz zou zijn teruggevonden, wordt
niet bevestigd (Lüchtv., 2de blad).
BINNENLAND.
De Moerdijk-brug is hedenmiddag door
II.M. de Koningin geopend (1ste blad).
De ondertrouw van de Prinses (2de
blad).
Bizonderheden over de verbouwing van
het Paleis te Socstdijk (2de blad).
mis uit jT^'^baarheid door den Jubilaris op
te dragee met assistentie en feestpreek
door den weleerw. heer C. Broers, kape
laan te Alphen aan den Rijn. Na de H.
Mis feestcantate door het zangkoor. Om
12.30 uur huldiging van den Jubilaris door
het Huldigingscomité en van 34 uur re
ceptie in de St. Pancratiuszaal. Om 7 uur
tot sluiting plechtig Lof met Te Deum èn
Danklied.
DIRECTEUR A. VOLLAERTS.
Huldiging door „De Graal" op 14 Dec. te
Amsterdam.
„De Graal" maakt zich op om haar direc
teur te huldigen, die Maandag a.s. zijn ko
peren priesterjubileum viert.
Maandag 14 December zal het 12 jaar
geleden zijn, dat de zeereerw. zeergel. heer
Aug. Vollaerts uit de handen van Z. H.
Exc. Mgr. A. J. Callier z.g. de H. Priester
wijding ontving. In Augustus 1933 werd de
jubilaris door wijlen Mgr. J. D. J. Aen-
genent, den stichter van „De Graal", tot di
recteur van het Diocesane Vrouwelijke
Jeugdwerk benoemd en reeds meer dan
drie jaren heeft hij zyn werkkracht aan dit
Apostolaat gegeven. Insiders weten het best,
wat dit beteekent, hoeveel moeilijkheden
directeur Vollaerts bij zijn arbeid te over
winnen had en hoe zijn persoonlijk oordeel
dikwijls op kritieke momenten den door
slag moest geven.
Als alle groeiende en nieuwe bewegingen
heeft ook „De Graal" vele bezwaren moe
ten overwinnen en het is ongetwijfeld voor
een niet gering gedeelte aan de toewijding
van haar directeur te danken geweest, dat
deze moeilijkheden in feite ook overwon
nen konden worden. Directeur Vollaerts
had hierbij steeds het volledig vertrouwen
van zijn Bisschop, Dien hij op deze wijze
in meer dan een opzicht terzijde stond.
Op zijn feestdag zal directeur Vollaerts
des morgens een plechtige H. Mis celebree
ren in de kapel van het Klein-Saminarie
Hageveld, waar hij leeraar is in de Kerk
muziek en de leiding heeft van de Schola
Cantorum.
Des avonds wordt hij gehuldigd in het
Parkhotel te Amsterdam, waar afgevaar
digden van alle afdeelingen van „De Graal"
zullen samenkomen. Al zal het aantal aan
wezigen uiteraard groot zijn, het belooft
een intieme avond te worden, geheel in de
prettige sfeer, waarvan „De Graal" blij
kens de traditie het monopolie schijnt te be
zitten.
De zeereerw. zeergel. heer Aug. Vollaerts
werd in 1899 te Haarlem geboren en was
na zijn priesterwijding achtereenvolgens
kapelaan te Weesp en te Schiedam (paro
chie van het H. Hart). In 1928 werd hij
tot leeraar aan het Klein-Seminarie te
Heemstede benoemd, waar hij reeds spoe
dig als opvolger van deken J. C. W. v. d.
Wiel, belast werd met de leiding van de
Schola Cantorum en met het onderwijs in
den Kerkelijken Zang. Toen hij in den zo
mer van 1933 tot directeur van het Dioce
sane Vrouwelijk Jeugdwerk werd benoemd,
werd hij voor een groot gedeelte van zijn
leeraarschap ontheven. „Tijd".