HELGA'S WEDDENSCHAP
H. K. H. Prinses Juliana naar Berlijn.
FEUILLETON
Uit het Noorsch
door
SIGRID BOO.
(Nadruk verboden).
20)
Met luide stem zeide de onderwijzer Op-
stad: Nu gaat de sprei, en draaide de
trommel onder ademlooze stilte.
Daar klonk een opmerking van de ach
terste bank: Ik meen anders, dat ie er
nog hangt.
Gelach. Zelfs Opstad verwaardigde
zich, welwillende te glimlachen.
Het trekken ging vlug in z'n werk, en
de hoop, iets te winnen, werd geringer.
Nu wordt een kinderwagen verloot! riep
Opstad, en een donkerblauwe, wat ouder-
wetsche, maar keurig mooie kinderwagen
werd naar voren geduwd, opdat iedereen
dien zou kunnen zien. Het gerucht ver
spreidde zich, dat dit een geschenk van
den dorpswinkelier was, die indertijd een
kleine partij kinderwagens had ingesla
gen.
No. 112, Laurense Mobakke.
Luid gejuich in de zaal. Openlijk com
mentaar van de achterste bank: Nou
komt de rest ook wel. Laurense kreeg een
gloeiende kleur en wist zich geen raad.
Maar ik heb geen lot genomen op den
wagen, zei ze, verlegen, hulpeloos.
Een bijdehand, jong ventje reed den wa
gen naar ons toe en overhandigde hem
met een buiging. Opnieuw daverend ge
lach. Ook Opstad glimlachte tegen ons:
een eerlijke glimlach, zonder bijgedach
ten.
Gelukkig werden nu de gordijnen af
geroepen, wat de aandacht van ons en
onzen kinderwagen afleidde. Het feit, dat
twee ongehuwde vrouwspersonen weg
trokken met een kinderwagen tusschen
zich in, was blijkbaar iets, wat sterk sprak
tot het gevoel voor humor van de aan
wezigen. Dit is het ergste, wat me ooit is
overkomen, fluisterde Laurense wanhopig
en liet na een oogenbnik het voortduwen
van den wagen heelemaal aan mij over.
Toen we er de deur mee uit zouden gaan
kwam Opstad ons te hulp. Hij ook per
mitteerde zich een kleine opmerking:
Een dergelijk voorwerp kan altijd van pas
komen. Zooiets mocht hij zich toch wel
veroorloven. En nog eens weer glimlach
te hij tegen ons, een glimlach die, zooals ik
begreep, volkomen rein en welwillend
was.
En zoo draafden wij naar huis in den
donkeren avond, met onzen kinderwagen.
Laurense zat hopeloos in de put, en tel
kens weer moest ik herhalen, dat het toch
heusch geen schande was. Ik had nog
nooit gehoord, dat het ook maar in het
minst compromitteerend was voor een on
getrouwde vrouw een kinderwagen uit de
loterij te trekken.
Och nee, schgnde? zei Laurense.
Maar het is zoo vervelend. Begrijp jij nu,
hoe ter wereld ik aan een lot op dat ding
gekomen ben?
Het liefst had Laurense den wagen het
duistere bosch willen inrijden en hem
daar laten staan; doch haar zin voor eco
nomie zeide haar, dat dit niet aanging en
dat je zoo niet mocht doen met een ding
van waarde, een ding waar de een of
ander misschien nog pleizier van zou kun
nen hebben. Nee, er zat niets anders op,
dan den wagen voorloopig mee naar huis
te nemen.
Maar als we hem niet behoorlijk ver
stoppen, zei Laurense somber, zal Ola er
me m'n heele leven mee blijven plagen.
Dat dit een hard en wreed lot zou zijn,
begreep ik ook, en zoo staken we de kop
pen bijeen, om een goede bergplaats te be
denken. Na heel wat heen en weer praten
raakten we het er over eens, dat het kleine
afgeschutte hokje in de garage buitenge
woon geschikt was. Toen de garage nog
voor rijtuigen gebruikt werd hing daar
waarschijnlijk het paardentuig, nu stond
er vrijwel niets.
Aldus geschiedde. Zonder door iemand
te worden gehoord, bemachtigde ik den
sleutel en opende de garage. Licht wilden
we niet maken, om niet noodeloos de op
merkzaamheid te trekken, maar het was
allesbehalve gemakkelijk, dan wagen in het
pikkedonker tusschen den anderen rom
mel door te loodsen. Voor ik er op ver
dacht was, stootte ik tegen een stapel lee-
ge benzineblikken, die met oorverdoovend
lawaai ondersteboven vielen en naar alle
kanten rolden.
Het scheen me toe, dat het helsche spek
takel alle menschen binnen een mijl af
stand moest wekken, en het bloed ver
stijfde in m'n aderen. Er kwam geen einde
aan de herrie, want telkens weer besloten
andere benzineblikken naar beneden te
kletteren, er waren er blijkbaar een
massa. Ik keek om en zocht Laurense. Ze
was verdwenen. Weg, foetsie. Harteloos had
ze mij en den kinderwagen in den steek
gelaten. Daar hoorde ik iemand aankomen.
Er was natuurlijk volstrekt niets tegen,
dat ik rustig zou blijven staan met m'n
kinderwagen; maar het is zoo wonderlijk,
als je eenmaal begonnen bent, de zaak
dramatisch op te vatten, dan ga je onwil
lekeurig op die manier door. Dus kroop ik
weg achter de auto's als iemand, die wer
kelijk iets te verbergen heeft. Aan de stap
pen kon ik hooren dat het Frigaard was,
die er aankwam. Ik was het niet met me
zelf eens, of dit het best dan wel het aller
ergste was, wat me kon overkomen. Hij
stapte de garage binnen, knipte het licht
aan en bleef een oogenblik stokstijf staan;
hoogst waarschijnlijk had de verlaten kin
derwagen te midden der omvergerolde
benzineblikken zijn aandacht getrokken.
Maar lang kon ik niet onopgemerkt blijven.
Toen ik even later opkeek, zag ik recht
in een streng en boos gezicht.
Wat ter wereld voert u hier uit?
vroeg hij norsch.
Ziet u dan niet, dat ik hier alleraf-
schuw^lijkst zit, zei ik, nooit ontmoet
een mensch ook maar het kleinste beetje
medegevoel.
Waar is de andere?
De andere?
De ander dan!
De ander?
Ja, u zit hier toch zeker mei in uw
eentje?
Op dergelijke insinuaties geef ik geen
antwoord, zei ik, en stond vol waardig
heid op, hoewel het hart me als lood in de
borst woog, want het leek wel, of we me
kaar nooit zouden leeren begrijpen. En wat
denk je, dat hij daarop zei? Ineens, zoo
maar, zei hij:
Waarom kunt i tegen mij niet eens
een beetje aardig zijn?
Maar u bent niet aardig tegen mij,
zei ik.
Neen, het is uw schuld.
Neen, de uwe.
En zoo bleven we aan het kibbelen idioot
allebei, tot we op het laatst moesten
lachen. En als we naar den kinderwagen
keken, lachten we nog meer. Natuurlijk
kreeg hij het heele verhaal van „den raad
selachtige kinderwagen" of „het mysterie
van de garage". Er is niets zoo bevrijdend
en verzoenend in de verhouding tusschen
twee menschen als gezamenlijk hartelijk te
lachen. En ik, die eigenlijk dacht, dat hij
niet lachen kon.
Ook dien keer vergaten we den tijd, en
ik weiger te zeggen, hoe laat het was, toen
we eindelijk uitgelachen waren. Toen we
het erf opkwamen, stond Ytter daar en
rookte een sigaar; het had er allen schijn
van, of hij een late avondwandeling ge
maakt had.
Aha! zei hij luid en veelbeteekenend,
toen we langs hem gingen.
Maar nu kon ik eenvoudig niet nog meer
misverstand verdragen; en zelfs al zou
Ola er Laurense tot uaar laatste levens
uur mee plagen, moest ik de groote ge
beurtenis van den avond opbiechten
het loten van den kinderwagen en alles,
wat daaraan vast zat.
Dit is het verslag over Februari. Ik hoop
dat je er van overtuigd bent, dat ik d>
overeenkomst tot de laatste letter houd.
Het ga je goed!
Je Helga.
(Wordt vervolgd).
S)e- £eidócli&6oii/fccmt
De crisis rond den Engeischen troon De Hertogin var
York met haar dochtertje Prinses Elizabeth verlaten pei
auto haar woning
H. K. H. Prinses Juliana en Z. D. H. Prins Bernhard vertrokken Zaterdag
avond met den nachttrein uit den Haag naar Berlijn, teneinde een kort
bezoek te brengen aan Prinses Armgard, de moeder van den Prins, die te
Berlijn ziek geworden is
Simpson (geheel rechts) gereed om in haar auto te stappen na haar
thoud te Vienne in Frankrijk, op doorreis naar Cannes. - (Per kabel
overgebrachte toto)
jhr. mr. F. van Rijckevorsei stelt een der vier zgn. „Verdekkerde molens
welke te Aarlanderveen in gebruik zijn genomen, in werking
Na afloop van een belangrijke kabinets
zitting in verband met de constitutio-
neele crisis, worden de ministers bij het
verlaten van Downing Street 10 door
de persfotografen onder .vuur" genomen