HELGA'S WEDDENSCHAP
De crisis rond den Engelschen troon.
FEUILLETON
Uit het Noorsch
door
SIGRID BOO.
(Nadruk verboden).
18)
Ik heb Laurense getroost met haar te
zeggen, dat een verloving bijna net zoo
besmettelijk is als roodvonk.
Maar ik heb haar niet verteld, dat An
dreas ondergeteekende gevrijd heeft, want
dan konden we wel eens aangebrand eten
en meer dergelijke catastrophen riskee-
ren. Het ongeluk het aanzoek bedoel
ik was niet te voorkomen.
Andreas is zóó onderwetsch dat hij
meent, dat men zulke dingen nog steeds
met woorden zegt. Verleden week Zondag
kwam hij in gala naar me toe; en een man
trekt niet z'n cheviot pak aan en een las-
tigen boord voor niemendal. Ja zie je, de
zaak was deze, dat hij of ik niet
gemerkt had Amdreas heeft z'n leven
lang op het land gewoond, dus kwam hij er
niet rechtstreeks mee voor den dag; maar
zeggen deed hij het, en hij toonde me bo
vendien twee spaarbankboekjes, een van
zevenhonderd kronen en een van twee
duizend. Was dat niet intens goeiig en
naief?
Het kwam er nu op aan, het blauwtje
zoo weinig pijnlijk te maken als eenigszins
mogelijk was en de mannelijke ydelheid
niet te kwetsen. Je begrijpt natuurlijk wel,
dat er geen sprake was van het breken
van een hart! Ik wendde al m'n list en
welbespraaktheid aan ja, je kunt er
van denken, wat je wilt, maar de waar
heid is, dat Andreas, toen we afscheid na
men, er vrijwel van overtuigd was, dat hij
te goed was voor de meeste vrouwen.
De kunstenaars logeeren nog steeds bij
ons, en hun aanwezigheid brengt heel wat
diners en bezoek mee, wat een massa extra
werk voor ons beteekent. Laurense mop
pert en zegt dat, als het zoo verder gaan
moet, ze net zoo lief meteen wegigaat;
maar dat heeft ze waarschijnlijk met re
gelmatige tusschenpoozen gezegd in de vijf
tien jaar, dat ze hier is, dus daar doet nie
mand iets op. Mevrouw Bech heeft intus-
schen één ding moeten leeren, haar
vrije Zondagen zijn onaantastbaar en kun
nen niet verzet worden, al kwam de ko
ning zelf op bezoek. Ze wordt trouwens
bejegend met alle respect, waarop ze als
oud, waardevol meubel aanspraak kan ma
ken; en zelfs al heeft ze het veel te druk,
dan zullen het alleen Amor en het huwe
lijk zijn, die haar wegkrijgen van Vinger-
gaard.
Frigaard studeert hard in z'n vrije uren
en is nergens te bekennen. Dat heeft vier
heele dagen geduurd; vanaf dat ik er aan
het ontbijt op pochte, dat Ytter me wilde
schilderen. Ik sneed niet op om op te
snijden, maar omdat ik er zoo verdraaid
giftig over was, dat Frigaard drie kwar
tier lang op Lottens kamer was gebleven,
enkel en alleen om een nieuw rolgordijn op
te hangen, wat met gemak in vijf minuten
klaar had kunnen zijn. Ik hoorde ze samen
lachen; Hij lacht haast nooit om iets, wat
ik zeg. En zoo ja, zoo begon ik toeval
lig den volgenden ochtend over Ytter.
Als doorhalingen niet zoo '?elijk en slor
dig stonden, dan zou ik dat „toevallig"
doorhalen. Maar ik lijk zeker op m'n groot
vader, den schout, die volgens overlevering
zoo pedant was, dat hij liever een brief
verzond met een foutieven inhoud dan
een sierlijk geschrijf te bederven door ver
beteringen.
Weet je, wat Frigaard zei, toen ik ver
telde, dat Ytter me schilderen wou?
Daar heeft Ytter een prachtig aan
loopje gevonden! zei hij.
Zooiets moet je verdragen. Laat ie vpor
mijn part in z'n eentje ergens zitten te
studeeren, tot hij grijze haren er van
krijgt. Ik zal geen hand uitstekend om het
hem te beletten.
Onder ons gezegd en gezwegen Yt
ter zei het wel degelijk als „aanloopje", na
zich eerst overtuigd te hebben, dat geen
lid der familie Bech in de buurt was. In
zooverre had Frigaard gelijk, doch daar
gaat het hier niet om.
Bij die gelegenheid antwoordde ik Yt
ter met de volgende vraag: Hoeveel
kamermeisjes hebt u het hof gemaakt, door
te zeggen, dat u ze schilderen wilde?
Toen lachte hij en zei: Het is ver
draaid aa.dig, met u te praten.
Waarop ik antwoordde: Maar het
moet zenuwsloopend zijn, zooals u voortdu
rend naar links en rechts kijkt of er ook
iemand aankomt.
Hij: Zoo jong en zoo gedesillusion-
neerd.
Ik: Zoo beroemd en toch zoo ordi
nair.
Hij: Bent u ergens bitter over ge
stemd?
Ik: Nee, u?
Hij: U begrijpt toch zeker wel, dat
een jong meisje er niet aardiger op wordt,
als ze zoo bijdehand is.
Op dat oogenblik kwam Astrid haar ka
mer uit en liep de gang door.
Ik (hardop): Net zoo u wilt, meneer.
Ik zal uw scheerwater in 't vervolg een
kwartier vroeger brengen.
Hij (zacht): Wat een varken! Wat
moet juffrouw Bech denken?
Ziehier de toon tusschen ons beiden, in
stilte dan. Officieel is het heelemaal geen
toon.
Hoe zou het in een roman gaan? Ja, het
eenvoudige en eerlijk kind uit het volk,
dat de slaapkamer van den schilder aan
kant maakt, zou hem inspireeren tot een
kunstwerk, een meesterwerk: „Meisje, dat
bed opmaakt" of „Meisje met toiletem
mer", waardoor hij op slag wereldberoemd
werd. Maar de werkelijkheid.
Hm, de werkelijkheid is romantischer
dan een boek, wordt beweerd. Het is mo
gelijk, zie je, het is mogelijk; maar ik kan
mezelf niet klein maken voor hem, al heeft
hij nog zulke treurige oogen. Frigaard,
bedoel ik. Dan moet ie in 's hemelsnaam
maar studeeren tot ie knapt. Als het maar
niet juist zoo'n verrukkelijke maneschijn
was en fijne sneeuw om te skiën.
Wat den tooneelspeler Stein betreft, den
grooten Stein, wiens sprekende gelaats
trekken bemind en aangebeden worden
door iedere bakvisch in ons land, in
het gewone leven schijnt hij nergens an
ders belang in te stellen dan in z'n eigen
persoon en z'n kleeren. Hij is meer dan
goed gekleed, hij is bijna aangekleed. Hij
heeft juist een ulster thuis gekregen, een
groote ruit, beige met bruin, die hij bij
zonder leuk vindt; en hij „houdt" van z'n
grijs-blauwe costuum, vischgraat, met
minder kan hij niet. Doch groote mannen
kunnen zich veroorloven belachtelijk te
zijn in sommige opzichten. Het is grappig,
hem over het theater te hooren spreken,
want het is net of hij meent, dat het thea
ter veel belangrijker is dan het leven zelf,
en dat is immers hopeloos paradoxaal. Dik
wijls zou ik me dolgraag in het gesprek
willen mengen tijdens het diner; je hebt
er geen idee van, hoeveel ze missen door
mijn zwijgen! Maar tot dusver heb ik me
zelf in bedwang weten te houden, al kan
ik nog steeds niet het onbeweeglijke, béte
gezicht zetten, dat den idealen bediende
kenmerkt.
Eenige dagen geleden kreeg ik een brief
van mevrouw Lisby. Ze begon zeer zake
lijk met een schadevergoeding te vragen
van kr. 15 voor een paar gaten in het
staaldraadmatras op het meidekamertje,
die er in mijn tijd in gekomen waren.
Verderop werd haar toon meer privé. Ze
stonden op het moment op het punt, een
groote villa in Sköyij te koopen. Zij en
haar man ke-den niet wennen aan dat
kille van die nieuwe bouwerij. Zij hiel
den van oude tuinen en groote boomen,
ze hielden van sfeer, van cultuur en tra
ditie, die hing in oude huizen. Doch na
tuurlijk wilde ze moderniseeren, waar het
practische leven dit eischte. Ze hoopte,
dat ze op orde zouden zijn tegen dat ik
in de stad kwam, dan moest ik ze be
slist opzoeken. De kinderen maakten het
gelukkig uitstekend. De twee oudsten
zouden nu muziekles krijgen, zoo gauw
ze een werkelijke goede Steinway had.
Vier kantjes in dienzelfden geest.
(Wordt vervolgd).
3)e Êcidóch&Öoii/fcamt
Het Belgische Roode Kruis heeft eenige ambulance auto's
naar Spanje gezonden. De auto's yóór het vertrek naar het
Zuiden
Zooals ze er bij honderdtallen thans te Madrid zijn. Een huis, dat door
bommen uit vliegtuigen der nationalisten geheel vernield werd
Op de binnenplaats van de Koninklijke stallen te den Haag worden de
paarden van den koninklijken stoet geoefend en aan muziek en geschreeuw
gewend. De viervoeters trekken langs het schetterend koper
De crisis rond den Engelschen troon. - De belangstellende
menigte voor Buckingham Palace te Londen, wachtend op
berichten en hopende den Koning te zien
Het Italiaansche
vrachtschip Tozeur
is op de rotsen van
het eiland Raton-
neaux bij Marseille
gestrand. De be
manning kon ge
red worden
De burgeroorlog in Spanje. Een pantserauto der regeerings-
troepen, die bij een uitval uit Madrid stukgeschoten werd en
achtergelaten moest worden