DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN STADS NIEUWS Het Zilveren Jubileum van den Hoofdredacteur 28ste Jaargang WOENSDAG 2 DECEMBER 1936 No. 8588 OF ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent pei weeii 2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal Franco per post 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verbuur, koop en verkoop: 0.50 TWEEDE KAMER De Minister over het Duitsch- Japansch ver drag en over de verstandhouding met Duitschland. Het werkloosheids-subsidiefonds Vergadering van gisteren. BUITENLAND SCHE ZAKEN. Voortgezet worden de algemeene be schouwingen over Hoofdstuk III der Rijks- begrooting 1937 (buitenlandsche zaken). De heer ZANDT (Staatk. Ger.) zegt, dat het recht en de gerechtigheid, zooals die te Genève worden nagestreefd, niet het recht vormen dat ons gegeven is van God. De heer VAN POLL (R.K.) bespreekt de geruchten inzake de geheime clausule betreffende Nederlandsch-Indië in het Duitsch-Japansche, z.g. tegen de Komin tern gerichte verdrag. DE MINISTER AAN HET WOORD. Het woord is thans aan den MINISTER VAN BUITENLANDSCHE ZAKEN, jhr. DE GRAEFF, die in de eerste plaats eenige opmerkingen maakt over de opzegging door Duitschland van het Rijnvaartverdrag. Het DuitschJapansche verdrag. Vervolgens gaf de Minister een antwoord op het door verschillende afgevaardigden gedaan verzoek om inlichtingen betreffen de 'n geheim aocoord dat tusschen Duitsch land en' Japan zou zijn gesloten, betreffen de een v.erdeeling tusschen beide landen van oecoriomische invloedsferen in den Oost-Indischen Archipel. Hij weet daarvan op dit oogenblik niet meer dan het bekende bericht in een En- gelsch blad. In de wonderlijke wereld, die wij thans beleven, is ten slotte alles moge lijk. Maar dat dit bericht, dat trouwens van officieele Japansche zijde is tegenge sproken, juist zou zijn. H ij beschouwt dit bericht als een puur ver- z i n sel. Mocht Nederland tottoe tre ding tot het verdrag worden uitgenoodigd, dan staat onze regeering daar a f w ij zend te genover. Dat sluit overleg met andere regeeringen en uitwisseling van gegevens over het communisme niet uit. Spr. vreest echter, dat een tegen het communisme ge richt verdrag zich in de eerste plaats kan richten tot den staat, waar het commu nisme hoogtij viert. De Volkenbond is nog altijd een nuttig instrument in vele opzichten, doch heeft juist in het afgeloopen jaar vele tekortkom mingen getoond. Het heeft geen zin te verklaren, dat de Volkenbond in het Ita- liaansch-Abessijnsche conflict ernstig heeft gefaald. Spr. gelooft niet in de mogelijkheid van spoedige herziening van het Pact, doch acht eveneens scheiding van het Pact en het Verdrag van Versailles gewenscht. Er kan geen sprake van zyn, dat Nederland den Volken bond den rug zou moeten toe keer e n. De betrekkingen tot België. Wat de betrekkingen tot België betreft was het ook voor den Minister een teleur stelling dat de onderhandelingen over de herziening van de verdragen van 1839 op dood spoor zijn geraakt. Beide regeeringen zijn het er over eens, dat het beter is de hervatting der onderhandelingen voorloo- pig te laten rusten. Ook spr. betreurt, dat het in de kwestie inzake het Maaswater tot een proces moest komen. Als Nederland het proces mocht winnen en dat geldt evenzeer voor België zegt dit niet, dat de regeeringen niet tot een minnelijke schikking bereid zouden zijn. Stopzetting van het proces ligt echter dan ook niet in de bedoeling, omdat men in elk geval het rechtsstandpunt wil ken nen. Inzake de erkenning van Sovjet-Rus land zegt spr., dat zoolang hij minister van buitenlandsche zaken zal zijn, van hem geen voorstel tot herstel van de of ficieele betrekkingen met Rusland te ver wachten is. De gebeurtenissen in Spanje. Inzake de non-interventie jegens Spanje is er voor de Nederlandsche regeering geen aanleiding, haar houding te verande ren. Wat de heer Schalker heeft gevraagd over den verkpop van vliegtuigen is reeds door den minister-president beantword naar aanleiding van vragen van den heer Polak in de Eerste Kamer. De Crilley. Air ways stonden als betrouwbaar bekend en men kan de Nederlandsche regeering niets verwijten als de vliegtuigen toch in Spanje terecht zijn gekomen. Tegenover de opmerkingen van den heer Westerman houdt spr. vol, dat de betrekkingen tot Duitschland niet te wenschen overlaten. Onze gezant te Berlijn is persona grata en algemeen geëerd en gezien om zijn begaafdheid en karaktervastheid. Inderdaad bestaat er bij een deel van het Nederlandsche volk geen vriendelijke stemming jegens Duitschland, doch dit zijn persoonlijke opvattingen. Dat is voor een deel te wijten aan degenen, die niet ophouden den lof te zingen van alles wat er in Duitschland gebeurt. Tegen beleedigende uitlatingen treedt de justitie op. Spr. verdedigt den Berlijnschen gezant tegen de aanvallen van den heer Wester man. Bij het afscheid van den gezant ver leende de Führer hem de hoogste daar te lande bestaande onderscheiding met een persoonlijk onderteekende oorkonde van erkentelijkheid en dank namens het Duit- sche volk. Tenslotte richt de Minister zich waar- deerend tot den heer Vliegen, die aan het slot van zijn rede efitelijk reeds afscheid van buitenlandsche zaken heeft genomen. Het begrootingshoofdstuk III wordt ver volgens z. h. s. goedgekeurd. ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. Aan de orde is Hoofdstuk VI der Rijks- begrootipg 1937 (Onderwijs, Kunsten en W étenschappen De heer SURING (R.K.) prijst het in dezen minister, dat hy niet, zooals vroe ger zoo dikwijls gebeurd is, met een ge heel nieuwe Onderwijswet wilde komen, maar heeft vortgebouwd op het werk van zijn voorganger. In verbetering van" de leerlingenschaal ziet spr. een middel zoo wel ter bestrijding van de werkloosheid onder de jongere leerkrachten als ter ver betering van het ondèrwijspeil. Nodzakelijk is uitbreiding van het bui tengewoon onderwijs en van het nijver heidsonderwijs. Hij noemt eenige cijfers inzake aantallen zwakzinnige kinderen, die behoefte aan buitengewoon onderwijs hebben. Hoewel spr. Bijbelkennis voor kinderen hoogst gewenscht acht, is hij van meening, dat de openbare school niet de geschikte instelling is voor het leervak bijbelsche ge schiedenis. Hij acht dit te behooren tot de onmogelijkheden, omdat ongeloovigen niet de geschikte personen zijn, om kinderen Bijbelkennis bij te brengen. De heer TIL ANUS (C.H.) constateert, dat de regeering erin geslaagd is, de onder- wijsbegrooting in vier jaar tijds met 17.4 millioen gulden omlaag te brengen; een verdienstelijke prestatie bij een zoo moei lijke materie. De heer ZIJLSTRA (A.R.) geeft toe, dat er bezuinigd is maar acht als geheel de be zuiniging toch onbevredigend. De lieer LOUWES (lib.) bepleit Bijbel onderricht op de openbare school als ver plicht leervak. Men zal den kinderen dan echter in de eerste plaats moeten leeren van de liefde en niet van den strijd. De heer FABER (S.D.) bepleit een betere aansluiting van het lager onderwijs aan het middelbare en voorbereidend hooger on- oerwijs. AVONDVERGADERING. WERKLOOSHEIDS-SUBSIDIEFONDS. Aan de orde is de begrooting van het werkloosheidssubsidiefonds voor 1937. De heer VAN DEN TEMPEL (S.D.) komt op tegen de meening van de regeering, dat de werkloosheidsuitgaven in de eerste plaats gemeentezorg zijn. De vergelijking met armenzorg gaat te deze niet op. De heer STEINMETZ (R.K.) komt er tegen op, dat gehandhaafd is de maatregel om de tekorten van het fonds door rente dragende voorschotten te dekken. Spr. oefent critiek op dezen drang op de ge meenten, waardoor ze worden meegesleept op een verkeerden weg, door het rijk in geslagen. De kapitaaldienst der gemeenten wordt tezwaar belast en de werkloozen- zorg gaat onevenredig op de budgetten der gemeenten drukken. De heer KOOIMAN (V.D.) kan den mi nister evenmin steunen op dit punt van zijn beleid. De heer 9MEENK (A.R.) acht de instel ling van een crisisdienst bij de gemeenten hoogst bedenkelijk. De heer IJSSELMUIDEN (R.K.) wijst op gelijksoortige bezwaren. Spreker betoogt dat verschillende gemeenten gedupeerd worden. Een gelijke behandeling voor alle is gewenscht. De behandeling bij nood- iijdendheiö is niet billijk, en dit wordt •voortdurend erger. De minister werke niet mede aan het noodlijdend verklaren van groote gemeenten. Welk een schade toch berokkent dit aan hun credietwaardigheid. De heer BAKKER (C.H.) wijst op de gunstige positie welke gemeenten hebben die weinig' werkloosheid kennen. Daardoor komt er een ongelijke behandeling. De door werkloosheid getroffen gemeenten onder vinden ei de gevolgen dubbel van. Aan den anderen kant zijn ook de armlastige ge meenten bevoorrecht. Dit klemt temeer daar de werkloosheid een zaak is niet van de gemeenten, maar van het geheele rijk. Het beste is, de lasten over alle gemeenten te verdeelen. De heer BIEREMA (Lib.) acht het niet juist dat gemeenten uit rentelooze voor schotten uitgaven bestrijden, die op den gewonen dienst behooren. De heer DONKER (S.D.) blijkt evenmin bevredigd en zet ook uiteen met welke moeilijkheden de gemeenten te kampen hebben. Rede van den Minister. MINISTER OUD zet nog eens uiteen dat werkloozenzorg niet in de eerste plaats Rijkszorg is. Rijk en gemeenten om van provincies niet te spreken verzorgen samen den openbaren dienst. Daarbij komt aan de orde de - verdeeling van de kosten, waarbij de ingezetenen zoo billijk mogelijk naar hun inkomen moeten worden belast. Doch als men de leden dezer Kamer hoort heeft men ten deze geen goed woord voor de Regeering. Spr. meent aanspraak te kun nen maken op meer waardeering van de zijde der gemeenten. De bedoeling van het Werkloosheidssubsidiefonds was geens zins alle werkloosheidslasten voor rekening van het Fonds te brengen. Van den aanvang af is het de bedoeling geweest dat het Fonds'zichzelf zou bedrui pen; niet, dat er tekorten zouden ontstaan, die van het eene jaar op het andere zouden worden overgeschreven. Maar de omstan digheden waren sterker dan spr., hij gaf veel te ruime bijdragen aan de gemeenten. In het gekozen systeem worden de te korten opgezameld in het Fonds. Het ren tedragend voorschot werd gekozen tenein de de gemeenten te prikkelen die voor schotten zoo gering mogelijk te doen zijn. Eerst moeten de gemeentebesturen zelf uit de begrooting halen wat er uit te halen is, daarna verleent het Rijk voorschotten. Men kan de gemeenten tenslotte niet van Den Haag uit besturen. Als geldleeningen kan men deze voor schotten niet beschouwen. Spr. ontkent dat de wet verbiedt rente dragende voorschotten te geven. Bij stijging van de opbrengst der belas tingen komt het Fonds er beter voor te staan en kunnen wellicht voorschotten wor den afgelost. Het woord „rentedragend" wil spr. voor- loopig uit de betrokken artikelen terug nemen, omdat de genoemde commissie de kwestie van terugbetaling der voorschot ten moet bekijken. Na re- en dupliek wordt de beraadsla ging gesloten. Een druk bezochte receptie Het zilveren Jubileum, dat onze Hoofd redacteur, de heer Th. B. J. Wilmer, gis teren vierde is door zeer velen in stad en lande aangegrepen om den Jubilaris blij ken te geven van groote sympathiè voor zijn persoon en van hooge waardeering voor zijn arbeid als Katholiek journalist. „De Tijd" schreef over den zilveren feesteling, dat hij, als hoofdredacteur van „De Leidsche Courant" de katholieke actie heeft vermenigvuldigd in stad en gewest. Hij bèhoort tot een der besten, die in onze uitstekende plaatselijke en pro vinciale pers leiding en voorlichting geven ook in die locale quaesties, wel ke de groote bladen moeten overlaten aan de voorvechters van ons beginsel op de afgelegen posten. En dat hij op deze wijze het vertrouwen heeft be wijst ook zijn voorzitterschap van de katholieke raadsfractie in de Sleutel stad. Even vlot als zijn pen is zijn oordeel, dat hij evenwel noch aan het kranten papier noch aan de vergaderzaal toe vertrouwt, eer hy het met voorzichtig heid getoetst en nog eens overwogen heeft. Door karakter en studie be hoort hij tot de journalisten van klas sieke vorming, die niet -te boud van een oordeel een vonnis maken, maar het opnemen in een evenwichtige hou ding- tot de menschen en de vraagstuk ken. En wat hij predikt met het woord heeft hij eerst voorgedaan met de daad. Bij de wenschen, die hem vandaag bereiken uit de kringen der kiezers, wier lijstaanvoerder sedert jaren deze nestor van den gemeenteraad is, en uit het katholieke vereenigingsleven zij ner vaderstad, dat hij zoo voortreffe lijk helpt stuwen en kanaliseeren, voe gen zijn collega's van de pers een ad muitos annos voor de verdere vrucht baarheid van zijn persapostolaat! Ook „De Gelderlander" wijdde een artikel aan „een zeer gewaardeerd colle ga" en schrijft van hem: Wilmer heeft zijn sporen in de ka tholieke journalistiek verdiend. Als journalistiek leider van het veel gele zen gewestelijk orgaan voor Leiden en Omstreken is hij „the right man in the right place". Door zijn gedegen, maar stijl gestelde artikelen heeft hij groo- ten invloed op zijn lezerskring uitge oefend en oefent hij dien invloed nóg uit. En daar hij een man is van diep katholieke overtuiging, met een helder verstand en een warm sociaal-voelend hart, is zijn invloed zegenrijk geweest en is het katholieke volksdeel van Lei den en omstreken, en niet minder ook het niet-katholieke deel, aan Wilmer grooten dank verschuldigd. „De Volkskrant", na het jubileum te hebben gememoreerd, vat de arbeid'van den jubilaris aldus samen: De zilveren jubilaris neemt in de rij zijner katholieke collega's een eervolle, een eigen plaats in. Hij onderscheidt zich door bezonkenheid en rustige kracht en zijn oordeel wordt ook elders dan in de journalistiek de heer Wil mer is o.m. lid van den Leidschen ge meenteraad op prijs gesteld. „De Residentiebode" neemt met instemming over hetgene, dat in ons blad over den jubilaris werd geschreven door verschillende autoriteiten en besluit zijn felicitatie, „aan dezen sympathieken col lega", met den wensch, waarmede allen zich zullen kunnen vëreenigen: Moge de heer Wilmer nog lang een vriend blijven der Katholieke journa listiek. DE RECEPTIE. De receptie, welke gisterenmiddag ten huize van den jubilaris werd gehouden, was zeer druk bezocht en getuigde van ve ler hartelijke en welgemeende belangstel ling in dit jubileum. Ter receptie kwamen Z.D.H. Mgr. H. J. M. Taskin, president van het Theologicum te Warmond, de hoogeerw. heeren Mgr. J. M. van der Tuyn, deken van Den Haag, J. H. Niekel, directeur van het Philosophi- cum, A. H. M. J. Homulle, deken van Lei den, P. J. Simons, deken van Beverwijk, de zeereerw. heeren pastoors S. Smitz O.F.M., pastoor I. Smeet O.F.M. (pastoor Beukers, die in t' buitenland vertoeft, had een tele gram gezonden), de hooggel. heeren prof. A. Cleophas, prof. Z. de Korte, dr. Henri van Rooyen, Kruisheer, drs. B. de Goede O.F.M., de zeereerw. heeren rector L. Beu- toch in goed verzorgden populairenne, districts-voorzitter van de K. J. C., rec- DE HEER EN MEVROUW WILMER WERDEN GISTEREN IN DE BLOEM17 TJ^S G^^T!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 1