HELGA'S WEDDENSCHAP 3)e £eicbcJie Gou^cwit Een reusachtige generator met speciale ommanieiing, ter zwaarte van niet minder dan 500 ton is op het oogenblik te Berlijn in aanbouw voor een Zuid-Amerikaansche mogendheid In de verbinding tusschen Nieuwediep en Marinehaven te den Helder wordt een nieuwe sluis gebouwd. Een foto van de werkzaamheden Tengevolge van den zwaren regenval in de afgeloopen dagen zijn in de omge/ing van Tongeren en Wyhe (O.) groote stukken land overstroomd dezen Bengaalschen tijger in Ouwe hands Dierenpark te Rhenen nu niet bepaald uit de oogen De Lord Mayor van Londen (link's) in gesprek met den Engelschen staats secretaris van Oorlog. Dutt Cooper ge durende den maaltijd, welke deze week te Londen door Cooper aan verschil lende autoriteiten werd aangeboden Een interessant transport Van het voormalig terrein van de Kon. Petroleum Mij. te Rotterdam werden Vrijdag twee groote tanks per drijvenden bok naar het nieuwe terrein te Pernis vervoerd. Een der gevaarten in de takels FEUILLETON Uit het Noorsch door SIGRID BOO. (Nadruk verboden). 7) En weer begon ze te fantaseeren over antieke meubels en Chesterfield fauteuils en parketvloeren en open haarden en een vleugel en ja, het duizelde me werke lijk. Ik bekeek het sober gemeubelde ver trek, waarin we op dit oogenblik bijeen waren, eens wat nauwkeuriger, en daarop zag ik naar de vrouw in het bed zou ze wel heelemaal snik zijn? Of was dit een manier om de realiteit te ontloopen, dat fantaseeren over dingen, die misschien voor de doorsnee-vrouw als het hoogste gelden. Maar ik was blijkbaar toch meer ver want aan tante Aleksandra, dan ik tot dusver geweten had, want stond ik daar niet en dacht, precies zooals tante gedaan zou hebben: ja, als jij den heelen langen lieven dag in je bed ligt en niets uitvoert, dan zul je lang moeten wachten op de fluweelen portières en je antieke kasten. Als antwoord op mijn overpeinzingen dook ze nog iets dieper onder de dekens en zag me met een lijdende uitdrukking aan. Ik moet beslist een dag of twee, drie te bed blijven om heelemaal uit te rusten, zei ze vermoeid. Het is onnoodig te zeggen, dat ik ab soluut verbluft was. Was het heusch mo gelijk voor een gezond, volwassen mensch. zoo maar in z'n bed te liggen? Het was niet te verwonderen dat alles, zij zélf in begrepen, er uitzag als ouwe rommel. Voor middageten hadden we pannekoe ken, meer niet. De vijf kronen waren al lang op, en van crediet was geen sprake in de winkels in de buurt, voor de oude rekeningen betaald waren. Dit scheen wer kelijk een slanke-lijn-kuur te zullen gaan worden voor de kinderen en voor mij, die niet, gelijk de vrouw des huizes, door bed- rust hun vet bewaren konden. Een van de kleine meisjes, Gerda, vertelde me in- tusschen met aandoenlijke oprechtheid, dat, als papa bij zijn thuiskomst maar in een goeie stemming was, we vast wel wat zou den krijgen. De meeste indrukken, die ik opdeed in dit, mijn nieuwe tehuis, wogen me als lood op de borst. Er viel niet aan te twijfelen, ik had gewanboft op een gruwelijke ma nier. Het was of ik beland was in een an dere wreedere wereld, en de eenige ver binding met de oude vormden de kinde ren. Als ze lachten en praatten en zongen, kwam ik als 't ware weer tot mezelf. Naar alle waarschijnlijkheid is de reden, dat ik niet op staanden voet m'n betrekking op zei, gelegen in de aanwezigheid van de kin deren en verder net gevolg van een ze kere koppigheid, die mij volgens anderen, van nature eigen is. Des avonds kwam de heer des huizes thuis en ik kan eigenlijk niet zeggen, dat de situatie hierdoor verbeterde of dat hij een sieraad was v.oor de omgeving. Hij was groot, met een dikken buik en bulderende stem en een dierlijk onheilspellende uit drukking in de oogen. Verder was hij moe van de zakenreis. Ik was nu al zoover in gewijd in de plaatselijke terminologie, dat ik het woord zakenreis wist te vertalen met boemelen. Gelukkig had hij met kaar ten gewonnen en niet verloren. Hij haalde eenige biljetjes uit z'n zak en met het geld kwam er leven in dei brouwerij. Leif, de oudste zoon, werd naar de winkel ge stuurd om bier en wat lekkers voor de bo terham. Gerda draafde naar den slager om biefstuk en uien, en ik zelf haalde in aller ijl het kookboek voor den dag want ik be greep, dat er nu gebakken en gebraden zou moeten worden. Mevrouw werd ook on rustig en veerde op door de zekerheid, dat er voor het oogenblil' geld was. Weliswaar kwam ze niet uit bed, maar ze riep me bin nen om me te zeggen, dat ze nu toch be sloten had tot een eétkamerameublement in mahonie. Ik antwoordde, dat mahonie heel voornaam en chic was, maar als men in aanmerking nam dat er kinderen waren O, dat deed er niets toe, viel ze me in de rede met een breed gebaar; de kin deren kregen e n eig t kinderkamer met meubels, die er tegen konden en een be hangsel met voorstellingen uit sprookjes. O, jawel, zeker. Als 'het zóó was, had ik niets tegen mahonie. Meneer Lisby vereerde rriij met de be naming: juffrouw. De biefstuk moet- van binnen rauw zijn, en met een massa uien, juffrouw! ver ordineerd hij. Merkwaardig genoeg was de biefstuk werkelijk goed eetbaar, en nadat meneer Lisby gegeten had en z'n potje Beiersch had gedronken, werd zrn kwaadaardig buldogge-gezicht vriendelnker. Tot ten laat ste z'n heele physionomie straalde. Hij kwam in de keuken op een stoel zitter. ter wijl ik afwaschte, maakte grapjes met de kinderen en wa voorkomend tegenover mij. Zoo gauw ik ~et~ kans toe zag, zei ik goeiennacht, trok me terug in m'n saumon- kleurig hok en deed de deur op slot. Mijn eerste dag als hulp in de huishou ding was ten einde! Ik had er dik en dik genoeg van, m'n armen en beenen waren doodmoe en ik had een licht gevoel in m'n hoofd. 1 van 365 is 364, misschien had ik 364 dergelijke dage- voor me. Dat ik ooit eenigszins gewend zou raken aan deze omgeving, leek me ondenkbaar. Zelfs in den slaap vervolgden de bezoekingen des daags me. Ik wrong dweilen in stinkende emmers, tot ik uitgeput wakker werd, om meteen weer in te slapen en te droomen, dat ik biefstuk bakte, die geen biefstuk was, maar de mollige handen van mevrouw Lisby, op een gasstel, dat geen gasstel was maar een mahonie buffet. In een van de wakende momenten tusschen de aanvallen van nachtmerrie besloot ik, den volgenden dag op te zeggen. Maar om de een of andere duistere re den, zoo duister dat ik die zelf niet be vroedde, deed ik dit toch niet. Met nieu wen moed begon ik te ploeteren en te boe nen, hoewel mevrouw Lisby veel liever zag, dat ik aan haar bed zat om naar haar ein- delooze verhalen te luisteren, dan dat ik ramen en vloeren schrobde. Tegen den mid dag stond ze tot m'n verwondering op. Ze moest loten koopen in de loterij, vertelde ze me, en verder moest ze naar een van de groote zaken in het centrum van de stad om te zien naar Perzische tapijten, waarvan ze een advertentie had gelezen. Perzische 1 Met minder konden ze het daar in huis niet doen! Ik begreep dat de loterij geweest was en nog steeds was de hoop van de familie. Ik kwam er achter, dat ze tien jaar gele den uit Denemarken gekomen waren, en het verbaasde me niet, dat ze nog altijd niet op streek waren! Het 'eed geen twijfel 1 ik was gekomen bij een moderne mevrouw Micawber, hoopvol gelijk David Copper- fields moederlijke vriendin, maar zonder haar groote aantal verzoenende iegenschap- pen. Toch bezat ze er enkele. Ze was vrien delijk en goedig. Hoogstwaarschijnlijk was ze al te goedig geweest en had ze haar echtgenoot van het begin af aan carte blanche gegeven. Eerlijk gezegd, Grete, ik zou geen mensch geweest zijn, als ik mevrouw Lis- by's gebluf niet met eenzelfde opschep perij had beantwoord. Uit m'n privé-rela- ties diepte ik de meest imponeerende op een oom-generaal strekte ieders familie tot eer. Dat ze, ondanks alles, niet geimpo- neerd werd, zal wel gekomen zijn, omdat ze mij even weinig geloofde als ik haar. Prachtverhoudingen! En ik kon de waar heid niet bekrachtigen door het noemen van namen ingevolge de voorwaarden der weddenschap. Zonder te groote snoeverij dorf ik be weren, dat de vloeren tamelijk schoon en de hoeken eenigermate opgeruimd waren gedurende den tijd, dat ik bij de Lisby's was. (Ik ben daar nu niet langer, begrijp je, maar hierover later meer). Maar een engel was ik niet waar je me trouwens ook wel nooit voor zult hebben aangezien.. Als mevrouw Lisby's deftige verleden en al het andere ongelooflijke, wat ik daar te hooren en te zien kreeg, me al te erg de keel uithing, sloot ik mezelf doodkalm op in m'n eigen salon en liet ze net zoo hard en zoo lang roepen als ze wilden. Daar zat ik dan een tijdje onbeweeglijk en zag er uit als een idioot. Dat is verrukkelijk als je moe bent. Probeer het eens maar doe je deur op slot en ga een flink eind van den spiegel af zitten. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9