ZATERDAG 21 NOVEMBER 1936 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 TWEEDE KAMER De Haagsche zedenzaak Min ster Van Schaik kalmeert de gemoederen Vergadering van gisteren Voortgezet wordt de behandeling van hoofdstuk IV (Justitie) der Rijksbegrooting voor 1937. De stakkerds! De heer SCHALKER (Comm.) wenscht een einde te zien gemaakt aan machtsvor ming van een bepaalde groep personen. Men mag zich niet op gelijke wijze richten tot de soc.-democraten en de communisten. Want te hunnen aanzien heeft er vaak pro vocatie plaats. De heer DUYS (partijloos) wenscht streng optreden tegen ontoelaatbare exces sieve uitingen. De politieke strijd moet met geestelijke wapens worden ge /oerd. Wat de z.g. zedenzaak betreft, hoopt spr., dat de Minister uitvoerig op de gestelde vragen zal ingaan. Minister van Schaik verdedigt zijn beleid. De Minister van Justitie, de heer VAN SCHAIK, constateert een storm om zijn hoofd. Een wetsontwerp betreffende de wettelijke verantwoordelijkheid van auto bestuurders is in voorbereiding. Wellicht wordt het nog in deze wetgevende periode ingediende. Een regeling betreffende het storten van waarborgsommen is in onderzoek. Een re geling voor de pensioenfondsen van be drijven is in voorbereiding. Wat handhaving van het gezag en optreden tegen excessieve uitingen be treft, met aantasting der geestelij :e vrijheid moet men voorzichtig zijn. Wie geestelijke vrijheid onderdrukt, loopt de risico, daar zelf de dupe van te worden. Misbruik onzer nationale vrij heden moet echter voorkomen worden. Maar waar begint eigenlijk het mis bruik? Op dit terrein zijn door de re geering de noodige maatregelen geno men, op verschillende wijze. En ach ter zijn we niet. De heer Colijn heeft nog onlangs medegedeeld, dat andere landen, met name Engeland, beginnen met wat wij reeds hebben. Meermalen worden er te dezer zaken aan het Dep. van Buitenlandsche Zaken inlichtingen ingewonnen. Dat er wel eens iets gebeurt, dat achteraf blijkt, beter anders te kunnen zijn behandeld, komt voor, maar de po litie staat vaak voor verrassingen. Over het algemeen treft haar geen ver wijt. Ongetwijfeld is de druk, dien de N. S. B. wel eens uitoefent, op de grens van het toe laatbare en ontoelaatbare. Het verstoren van vergaderingen wordt krachtig tegen gegaan. De aandacht is gevestigd op het toepassen van preventieve hechtenis onder bepaalde omstandigheden, doch ook hier mede moet groote voorzichtigheid worden betracht. Met verdubbelde waakzaamheid zal wor den gehandeld, waar de N. S. B. haar werk zaamheid in woord of geschrift aan den dag legt. Niet alles, dat afkeuring verdient, is strafbaar. Dit geldt ook voor anti-semie- tische uitingen. Inmiddels zal naar alle zij den worden opgetreden, waar het extre misme betreft. Het een lokt het ander uit en dus is vlug ingrijpen geboden. Politieke organisaties, die verboden zijn, worden soms weer opgericht na enkele wij zigingen. Daar is in onze wetgeving wei nig tegen te doen. Er zijn landen waar men analoge strafwetgeving kent, waardoor grensgevallen worden ondervangen. Thans valt de nieuwe organisatie van den jeugd storm buiten de strafwet. Veel wordt gedaan tegen onzedelijke lec tuur, maar alles is nu eenmaal niet te on dervangen. Er wordt ook zulke lectuur clandestien over de grens gebracht. Een flink pak slaag! Het denkbeeld der lijfstraffen ziet er denkbeeldig wel aardig uit (vroolijkheid), doch spr. is niet bereid, invoering er van te bevorderen. Spr.'s voornemen is, de jeugdgevangenis zoo goed mogelijk op te zetten. Een eigen college van regenten zal spr. overwegen. De werkkampen zijn nut tig; het werken in de natuur is beter dan verblijf in de gevangenis. Toch mag spr. niet verder gaan dan een proef; afge wacht moet, of de werkkampen niet zou den mislukken; het is niet zeker, dat ze paedadogisch nuttig werken. Spr. zal alles doen om de proef te steunen. Revisie van militaire strafvorderingen is een zaak, waar spr. zijn aandacht aan zal wijden. Omtrent preventieve hechtenis in afzondering heeft spr. verschillende be zwaren. De commissie tot voorbereiding van vreemdelingenrecht is diligent. De heer Schalker had het over systematische uit levering van vreemdelingen aan Duitsch- land; daar is eenvoudig geen woord van waar. Het kabinet is niet voornemens, terug te komen op zijn standpunt t.a.v. de loterij voor de Amsterdamsche tentoonstelling. Het overweegt, hoe deze op andere wijze tegemoet te komen. De Haagsche zedenzaak. Inzake het hoofdonderwerp van het de bat geeft spr. een toelichting op de me morie van antwoord. Spr. kan het feit der aanhouding en het strafonderzoek niet als lichtvaardig qualificeeren. Er moet gewaakt worden tegen vertroebeling der zaak. Tot de zaak geheel is afgewikkeld, is het niet mogelijk, zich een oordeel te vor men over velerlei beweringen. Van het verstrekken van eind gegevens zal eerst later sprake kunnen zijn. Spr kan niet voldoen aan den wensch, om de Kamer nadere inlich tingen te geven. Reeds de aard der ma terie gedoogt niet, in bijzonderheden te treden. Het gaat om een groot aan tal, samenhangende zaken. Dit zij met nadruk vastgesteld. Door de brochures wordt een andere indruk gewekt. In de als eenheid te beschouwen zaken is de toestand aldus: een deel der ver dachten wordt wel, een ander deel niet vervolgd. Het is ontoelaatbaar, het on derzoek van zulk een zaak in deze Ka mer te heropenen. Spr. zou geen inlichtingen omtrent het ingrijpen t.a.v. den hier bedoelden ver dachte kunnen geven, zonder die te men gen in zaken betreffende andere verdach ten. De Minister van Justitie kan dat niet doen. (Het protest der raadslieden van den hoofdverdachte bevat op zichzelf al ele menten, die spr. tot voorzichtigheid ma nen. Spr. heeft zooveel mogelijk verant woording aan de Kamer te doen. Deze zaak leent zich echter niet tot het geven van losse inlichtingen. Gegevens uit de pro- cesstukken kan spr. niet overleggen, j Wel wil spr. uiteenzetten, welk aandeel spr. en zijn ambtgenoot van Financiën heb ben gehad. Toen spr. inlichtingen kreeg van wat de politie op het spoor was geko men. heeft spr. dadelijk dien ambtgenoot gewaarschuwd. Beiden waren het toen volkomen eens omtrent de gedragslijn, jegens een verdienstelijk hoofdambtenaar. Of er aanleiding bestond, aanhouding te voor komen? ook hieromtrent waren spr. en minister Oud Let volkomen eens; zij mochten zich daar niet in mengen. Nu de loop van .zaken zoo is geworden, dat tegen een groot deel der verdach ten niet wordt opgetreden, is de vraag, of er niet te snel werd ingegrepen. Men denke echter ook eens aan de keerzijde van de medaille. Herhaling dient voorkomen. Ons menschelijk gevoel mag ons nu niet in den steek laten tegen den zoo zwaar getroffen hoofdambtenaar. De plaats gehad hebbende publicatie betreurt ook spr. Spre ker stelt zich voor, in overleg te treden met de pers om herhaling te voorkomen. Of die berichten van de politie kwamen? Spr. beschikt dienaangaande over geen materiaal. De nasporingen hebben dienaan gaande geen resultaat opgeleverd. Spr. is overtuigd, dat de berichten niet van de politie afkomstig waren. Tegen ontucht met minderjarigen moet streng worden opgetreden, doch de rechts zekerheid mag niet worden benadeeld. Uit de proteststukken is het duidelijk geworden dat het aan onderling overleg tusschen verschillende verdachten niet heeft ontbroken. Een arrestatie moet wor den gemeten naar de omstandigheden op het oogenblik der aanhouding. Lichtvaar dig is er ten deze niet opgetreden. Dat de verdachte in casu later weer in vrijheid is gesteld is geen bewijs van lichtvaardig heid bij de aanhouding. Blijkens het dossier waren er zeker mo tieven voor voorloopige aanhouding. Het is onjuist, te oordeelen naar de ver klaringen van één minderjarigen getuige. Er waren tal van andere aanwijzingen, ten deele al voor de aanhouding, en voor sommige verdachten ten deele leidende tot een bekentenis. Er is aanmerking gemaakt op het beleid van den rechter-commissaris. Verschillen de ambtenaren hebben verschillend tem perament. Dat ze allen de neiging zouden hebben, een verdachte schuldig te be schouwen, is niet juist. Er is geen aanlei ding voor nadere inlichtingen ten deze. De instelling van een soort raad van toe zicht is geen eenvoudige materie. Zeld zame gevallen moet men niet altijd aan grijpen om wettelijke maatregelen te ver langen. In het algemeen belang is hier gehan deld. Ruimte latend voor de mogelijkheid dat er op sommige onderdeelen dezer i strafprocedure aanmerking is te maken, verklaart spr. dat er met de belangen van particulieren hier niet roekeloos is omge sprongen. De heer VAN DER HEIDE (S.D.) zegt dat dit debat thans niet kan worden over zien en verzoekt dat er Dinsdag mede zal worden voortgegaan. Hiertoe wordt z. h. st. besloten. Aan de orde is afd. 2 (burgerlijke recht spraak). De heer DONKER (S.D.) maakt er aan merking op dat er leden van de rechter lijke macht zijn toegetreden tot een ille gale partij, hetgeen het vertrouwen in die macht niet bevordert. Eventjes lachen. De heer LINGBEEK (Herv. Ger.) klaagt wederom over eenzijdigheid van benoe mingen bij de rechterlijke macht. Herhaal delijk heeft de minister benoemingen ge daan buiten de voordracht om ten voor- deele van R. Katholieken. Elke dusdanige benoeming was verovering van een nieuw kasteel voor Rome. De Minister wenscht het katholieke percentage der rechters op zettelijk op te voeren. Dit is geen houding van een minister in een crisis-kabinet dat beloofd heeft, de geschilpunten niet te zullen toespitsen. Spr. komt nog eens terug op het Bossche geval: als een protestantsch rechter eens zoo gehandeld had tegen een katholieke vrouw, wat zou er dan van de zijde der katholieken zijn gebeurd? Spr. noemt partijdig de wijze waarop door leden der rechterlijke macht werd Hei minste tandbederf, jndien U poetst met wat goeds, dus met Tube 60 en 40 ct. Doos 20 ct. IVOKOL i ïsï. 74U6 gehandeld jegens katholieke priesters. In ons protesl-antsch Nederland moet volgens spr. daar krachtig tegen worden opgetre den. De heer KORTENHORST (R.K.) richt zich tegen dezen Nederlandschen John Knox. De heer LINGBEEK (boos): Ik ga weg, ik neem u niet serieus. (Spr. verlaat de zaal). Een verzuim van Katholieke juristen. De heer KORTENHORST dringt aan op verdraagzaamheid en komt op tegen po gingen om verdeeldheid te zaaien. Spr. waardeert dat opeenvolgende Ministers van Justitie ook R. K. gegadigden hebben benoemd, als daar geschikte krachten on der waren. De heer Lingbeek heeft de objectiviteit uit het oog verloren. Uit de cijfers blijkt inmiddels ook dat slechts weinig R. Kath. jongelieden neiging gevoelen, zich in de rechterlijke macht te bewegen. En toch is dat een mooie carrière. De heer TERPSTRA (A.R vraagt of de Minister het advies van den Hoogen Raad omtrent het lidmaatschap der N.S.B. door leden van de rechterlijke macht, aan de Kamer zal overleggen. De heer SCHALKER (Comm.) maakt een opmerking in dezelfde geest. MINISTER VAN SCHAIK zegt, dat het stellig niet juist is, (zooals de heer Don ker had beweerd), dat er geen soc.-dem. leden der rechterlijke macht zijn. Spr. weet niet precies, hoeveel, en t.a.v. de voogdijraden is de bewering zeker niet juist. In elk geval heeft er geen uitsluiting plaats van soc. democraten. Wat het lidmaatschap van leden der rechterlijke macht van de N S B. betreft, over de staande magistratuur heeft spr. meer te zeggen dan over de zittende. Sor. is ten deze waakzaam. Maar men mag niet zeegen dat het de rechterlijke macht aan obiectiviteit ontbreekt. Ove^egging van het advies van den Hoogen Raad zal sor. overwegen: zoo eenïgszins mogelijk, zal spr. het publiceeren. Tegen de oude beschuldigingen van den heer Lingbeek kan spr. zich niet steeds weer opnieuw gaan verzetten. Spr. bevoor deelt geen deel der bevolking. In zake be noemingen wordt met de meeste objecti viteit tewerk gegaan. Toevallig is echter den laatsten tijd het aantal R. Katholieken sollicitanten toegenomen. Bij afd. 7 (politie) bespreekt de heer VAN DIJK (A.R.) de vorming van één coros riiksoölitie. De MINISTER ziet niet in dat op den duur de corpsen niet zouden kunnen sa mensmelten. Het leger is toch ook één een heid. De vergadering wordt te 6 uur verdaagd tot Dinsdag a.s. één uur. rechtzaken DOODELIJKE AANRIJDING. Voor de Haagsche rechtbank heeft te rechtgestaan de automobielhandelaar W. A. de Z. in Den Haag, wien ten laste was ge legd, dat hij op 14 Juli j.l. met zijn auto I op den Prinses Julianaweg te V e u r rijden- j de, bij het passeeren van een anderen wa- i gen een van tegenovergestelde richting ko menden fietser, den 13-jarigen N. B. P. uit j K a t w ij k, heeft aangereden, met het ge- volg dat deze tegen den grond werd ge- j smakt en eenige oogenblikken daarna over- I leed. j Uit het verhoor van talrijke getuigen bleek, dat de gepasseerde auto, een wagen van de Sierkan, zelf een transportdriewie ler voorbij moest rijden en dat op dat mo ment dus drie voertuigen naast elkaar re den. Verdachte's auto reed daardoor geheel aan den linkerkant van den weg, hetgeen de noodlottige aanrijding ten gevolge had. Of het slachtoffer zelf met zijn fiets ge slingerd heeft of naar links was uitgewe ken, kon niet met zekerheid worden vast gesteld. De officier van justitie, jhr. van Asch van Wijck, merkte op, dat al zou ook het slachtoffer mede-schuldig zijn aan het on geluk, dit de schuld van verdachte niet op heft. Spr. achtte het rijden van verdachte hoogst roekeloos en meende, dat een hooge geldboete hier op haar plaats zou zijn. Hij eisohte 300 boete sub. 100 dagen hechtenis. Mr. S. L. F, de Hartogh achtte de schuld van verdachte geenszins bewezen en be toogde, dat men met de verklaringen van getuigen-fietsrijders voorzichtig moet zijn, daar zij dikwijls a priori een automobilist de schuld geven. Pleiter betoogde, dat het slachtoffer naar links moet zijn uitgeweken en zoo tegen de auto is gereden. Hij vroeg, voor het geval de rechtbank het schuldig over verdachte zou uitspreken, in verband met diens slechten financieelen toestand de boete zoo gering mogelijk te stellen. Uitspraak over 14 dagen. „N.R.Crt." GODSDIENSTLEERAAR VOOR ƒ30.000 OPGELICHT. Zijn oud-leerling voor de rechtbank. Gisteren behandelde de Amsterdamsche Rechtbank de strafzaak tegen den 20-ja- rigen „koopman" J. L., die zijn vroegeren godsdienstleeraar dr. L. D., heeft opge licht voor een bedrag van ruim f 30.000. De goedgeloovige man is het slachtoffer geworden van een brutaal bedrog en nog steeds is het een raadsel, dat hij het spel, dat zijn oud-leerling met hem dreef, niet heeft doorzien. De heer D. was vroeger directeur van de Nederlandsche Israëlietische Godsdienst armenschool en rabbijn te Amsterdam. Door een oneenigheid met het school- en kerkbestuur kreeg hij in het tweede half jaar van 1934 ongevraagd en tegen zijn zin ontslag uit zijn functies. De man had steeds een voorliefde gehad voor zijn oud-leerling L. en deze kwam kort na het ontslag bij hem met de me- dedeeling, dat er -en comité wa gevormd, dat voor „eerherstel" van dr. D. zou wer ken. Hierin zoo deelde de jongen mede hadden eenige „hooge heeren" plaats genomen. Hij noemde o.a. den burgemees ter van Amsterdam en een onzer ministers. Dat comité had echter geld noodig: er moesten personen worden „bewerkt". Het begon met ƒ450, door dr. D. beschikbaar gesteld en steeds weer kwam L. om geld. Telkens kwam hij met goede berichten, die evenwel steeds goed geld kostten. Het slachtoffer was medio 1935 reeds 20.000 kwijt geraakt. Ten slotte legde de ex-gods- dienstleeraar achterdocht aan den dag. Toen hij er met zijn pupil over sprak, zeide deze brutaalweg, dat hij de zaak ook niet erg vertrouwde. De tusschenpersoon, die gelden in ontvangst nam, zou plotseling weg zijn Zoowel mondeling als schriftelijk drong de jongen "er zelfs op aan, dat de politie in het geval zou worden gemengd. Im mers zoo zei hij ook hij had van de ƒ42.000, die hij uit floterij beweerde te hebben gewonnen, een groot deel aan het comité afgestaan. De leeraar weigerde echter: „Nooit zal ik de politie er in mengen". Dit was niet aan doovemansooren ge zegdHij kwam met een nieuw comité op de proppen. De bron vloeide opnieuw. De leeraar ruineerde zich volkomen: op be vel van „het comité" beleende hij zelfs zijn verzekeringspolis. De jongen zeide, deze beleeningskwestie te hebben bespro ken metden burgemeester van Am sterdam. De jongen vervalschte brieven endr. D. betaalde. Ten slotte wendde deze zich tot eenige z.g. „comitéleden", die van een comité niets wisten. Dit leidde tot arrestatie van den jongeman. Het geld had hij vrijwel geheel verbrast voorzoover hij het niet in enkele kleine ondernemingen had gestoken, waardoor nog enkele dui zenden zijn gered. Tegenover zijn aanstaan de schoonouders speelde hij den zuinigen koopman, doch te Antwerpen had hij met een andere vriendin mooi weer van het geld van den leeraar gespeeld. yerdachte wordt verdedigd door mr. I. Coopman en mr. Wilh. Loeb. Als eerste getuige hoert de rechtbank den bedrogën leeraar. Vtro. was vroeger zijn leerling, hij deed dikwijls tegen den zin van het schoolbestuur dienst als kwee- keling. Er ontstond een conflict en zoowel getuige als verdachte verdwenen van de school. In korte trekken geeft getuige dan het leugenverhaal weer van den verd. De jongen had steeds verhalen over verschil lende conferenties gedaan en daarbij ver telde hij bijzonderheden over leden van het kerkbestuur, 7ie zeer goed klopten. „De jongen moet zijn ingelicht" meent ge tuige. Is dat zoo, verd.? vraagt de president. Verd. zit, klein en gebogen in het ver dachtenbankje, hij huilt en mompelt een ontkennend antwoord. Spreekt hij altijd zoo verward en on verstaanbaar? Neen, zegt dr D., integendeel, hij was altijd erg welbespraakt. De leeraar zet zijn verhaal voort: Ik werd ook dikwijls over de zaak opge beld.... Pres.: Ja, dat deed verdachte. Getuige kan dat onmogelijk aannemen. Het waren steeds weer andere stemmen. Pres.: Ja, 't is niet prettig, te moeten erkennen, dat men er zoo is ingeloopen. De eerste periode had getuige 20.000 gekost. Later de periode van argwaan was weer voorbij had verd. brieven getoond en weer had getuige geld gegeven. Mr. Loeb stelt getuige dan eenige vra gen en naar aanleiding daarvan vertelt ge tuige, dat hij vele conferenties met den jongen heeft gehad, ook kwam hij dikwijls bij diens a.s. schoonouders. Uit brieven toont pl. aan, dat dr. D. al vóór het z.g. comité bestond, schreef over den burgemeester, zoodat dat geen „vondst" van verd. is geweest. „Alles wat de jongen, die dom en ach terlijk is, weet, weet hij van dr. D. zelf". Pres.: Vast staat, dat getuige door den jongen is benadeeld en daar gaat het om. De president verhoort dan verd. Deze legt een volledige bekentenis af. „Je bent een allerakeligst jongetje", con cludeert de president. „Wat ik gedaan heb, heeft me veel ver driet gedaan. Maar meneer D. heeft me over den burgemeester, de Koningin, den minister gesproken.... ar.ders zou ik er nooit aan gedacht hebben." Mr. Jutte: „En toen heb je er handig gebruik van gemaakt" Door de verdediging is décharge opge roepen de heer B. Sluis, secretaris van de Joodsche Gemeente. Deze verklaart, dat den jongen den toegang tot de school was ontzegd, omdat hij niet geschikt was als kweekeling op te treden. Getuige had de kinderpolitie gewaarschuwd om den verd. tegen zichzelf te besch rmen. De administrateur van het onderwijs der Joodsche Gemeente, de heer Klein, ver klaarde, dat verd. wel eens werkzaamhe den voor de school verrichtte. Een godsdienstleeraar verklaarde, dat verd. in zijn klas dikwijls tot zijn tevre denheid als kweekeling was opgetreden. Wat de reden van de verwijdering van den jongen van de school is het ontslag van dr. D. was geweest, kon getuige niet zeg gen. Verdachte had in zijn „goede dagen" ook de verdediging als getuige opgeroepen. „Er was een soort vereeniging, die later is ontbonden, toen werd een nieuwe ver eeniging opgericht, tot eerherstel van dr. D. Ik vertrouwde het zaakje ten slotte niet erg meer", verklaarde getuige. Het reclasseeringsrapport over verd. uit gebracht, luidt niet ongunstig. De Officier van Justitie mr. de Blécourt, zegt, dat hij zich gaarne refereert aan het oordeel van de rechtbank, doch z.i. is er geen reden tot het uitbrengen van een psychiatrisch rapport. De verd. heeft aan zijn slachtoffer een verhaal wijsgemaakt, dat deze absoluut geloofde. Wegens oplichting vordert spr. een ge- vangènisstraf van een jaar en vier maan den. JONGEMAN VERDACHT VAN CHANTAGE. Het O.M. eischt 2 1/2 jaar. De Rechtbank Amsterdam behandelde gisteren met gesloten deuren de strafzaak tegen P. J. A. S., motelbediende van be roep, die zich aan chantage zou hebben schuldig gemaakt. De man had uit Parijs een brief ge schreven aan een Haagschen meester in de rechten en ambtenaar, waarin hij hem om 500 vroeg daar hij anders naar de po litie zou gaan om te vertellen, dat de ambtenaar een strafbaar feit had begaan. Bovendien was hem een geval van heling ten laste gelegd. In den brief had verdach te o.m. geschreven: „Als u het geld niet stuurt, zal ik uw naatn en carrière breken. Dit is de laatste maal, dat ik u lastig val, want ik wil naar Afrika." De jongeman legde een bekentenis af. De Officier, mr. De Blécourt, requireerde twee en een half jaar gevangenisstraf. De verdediger mr. Th. Eskens, drong aan op het inwinnen van een reclasseerings- rapport daar verdachte nooit eerder is ver oordeeld. INBRAKEN IN HAARLEM EN OMGEVING. Tegen den dader twee jaar gevangenisstraf gevorderd. Enkele maanden geleden werd op vel schillende plaatsen te Haarlem en omge ving ingebroken. Aanvankelijk gelukte het de politie niet de daders te pakken te krij- dige opruiming onder de rijwieldieven kon gen, doch mede in verband met een gron den eenige inbraken ook worden opgehel derd. Naar aanleiding hiervan kon de po litie al spoedig enkele belangrijke arresta ties verrichten. Gisternamiddag stond nu voor de Haar- lemsche rechtbank een 36-jariige Haarlem mer terecht, wien ten laste was gelegd een inbraak gepleegd in den nacht van den 16den October in de Gijsbrecht van Aem- stelstraat in Haarlem-Noord. De bewoners waren tijdelijk afwezig. De buit viel niet mee: de inbreker kon slechts een jekker meenemen. De officier van justitie, mr. A. R. An- dringa, wees er op, dat de verdachte al zes maal eerder veroordeeld is; bovendien is wel komen vast te staan, dat hij geruimen tijd te Haarlem en omgeving heeft rondge zworven en in zijn levensonderhoud voor zag door in te breken. Zoo heeft hij o.m. nog ingebroken bij een dokter te Veisen, bij iemand te Heemstede, enz. Voor dit feit eischte het O.M. een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van het voorarrest. Mr. B. W. Stomps merkte op, dat de om standigheden den verdachte weer tot zijn slechte daden hadden gebracht en refereer de zich overigens aan het oordeel van de rechtbank. Uitspraak over veertien dagen. „Hbld." BESCHULDIGD VAN HET VERSPREIDEN VAN GODSLASTERENDE BROCHURES. Vrijgesproken. De rechtbank te Zutphen heeft uitspraak gedaan in de zaak tegen A. G. K. te Barne- veld. Het vonnis luidde nietigverklaring van de dagvaarding en vrijspraak van ver dachte. Verdachte had terechtgestaan, omdat hij Godslasterende brochures in het openbaar ten toon gesteld zou hebben. Hij was kring- leider van de N.S.B. en leider van een N. S.B.-vergadering te Apeldoorn. Op een ta fel in de zaal lagen brochures, waaronder ook die „Wordt uw kerk ook een paarden stal?" Mr. Frowein uit Arnhem had de dagvaar ding bestreden. De eisch- was veertig gul den boete of veertig dagen hechtenis. „Tel." Kunt U mij mïschien ook het recept geven van deze bouillon? Meneer wil zeker zijn vrouw 'n tip geven? Och, ziet u, hjj schijnt voortreffelijk geschikt te zijn om vliegen te vangen; er zwemmen er tenminste al drie in rondl (Lach. Kiste).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 6