ZATERDAG 21 NOVEMBER 1936
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
TWEEDE KAMER
De Haagsche zedenzaak Min ster Van Schaik kalmeert
de gemoederen
Vergadering van gisteren
Voortgezet wordt de behandeling van
hoofdstuk IV (Justitie) der Rijksbegrooting
voor 1937.
De stakkerds!
De heer SCHALKER (Comm.) wenscht
een einde te zien gemaakt aan machtsvor
ming van een bepaalde groep personen.
Men mag zich niet op gelijke wijze richten
tot de soc.-democraten en de communisten.
Want te hunnen aanzien heeft er vaak pro
vocatie plaats.
De heer DUYS (partijloos) wenscht
streng optreden tegen ontoelaatbare exces
sieve uitingen. De politieke strijd moet met
geestelijke wapens worden ge /oerd.
Wat de z.g. zedenzaak betreft, hoopt spr.,
dat de Minister uitvoerig op de gestelde
vragen zal ingaan.
Minister van Schaik verdedigt
zijn beleid.
De Minister van Justitie, de heer VAN
SCHAIK, constateert een storm om zijn
hoofd. Een wetsontwerp betreffende de
wettelijke verantwoordelijkheid van auto
bestuurders is in voorbereiding. Wellicht
wordt het nog in deze wetgevende periode
ingediende.
Een regeling betreffende het storten van
waarborgsommen is in onderzoek. Een re
geling voor de pensioenfondsen van be
drijven is in voorbereiding.
Wat handhaving van het gezag en
optreden tegen excessieve uitingen be
treft, met aantasting der geestelij :e
vrijheid moet men voorzichtig zijn. Wie
geestelijke vrijheid onderdrukt, loopt
de risico, daar zelf de dupe van te
worden. Misbruik onzer nationale vrij
heden moet echter voorkomen worden.
Maar waar begint eigenlijk het mis
bruik? Op dit terrein zijn door de re
geering de noodige maatregelen geno
men, op verschillende wijze. En ach
ter zijn we niet. De heer Colijn heeft
nog onlangs medegedeeld, dat andere
landen, met name Engeland, beginnen
met wat wij reeds hebben. Meermalen
worden er te dezer zaken aan het Dep.
van Buitenlandsche Zaken inlichtingen
ingewonnen.
Dat er wel eens iets gebeurt, dat
achteraf blijkt, beter anders te kunnen
zijn behandeld, komt voor, maar de po
litie staat vaak voor verrassingen.
Over het algemeen treft haar geen ver
wijt.
Ongetwijfeld is de druk, dien de N. S. B.
wel eens uitoefent, op de grens van het toe
laatbare en ontoelaatbare. Het verstoren
van vergaderingen wordt krachtig tegen
gegaan. De aandacht is gevestigd op het
toepassen van preventieve hechtenis onder
bepaalde omstandigheden, doch ook hier
mede moet groote voorzichtigheid worden
betracht.
Met verdubbelde waakzaamheid zal wor
den gehandeld, waar de N. S. B. haar werk
zaamheid in woord of geschrift aan den
dag legt. Niet alles, dat afkeuring verdient,
is strafbaar. Dit geldt ook voor anti-semie-
tische uitingen. Inmiddels zal naar alle zij
den worden opgetreden, waar het extre
misme betreft. Het een lokt het ander uit
en dus is vlug ingrijpen geboden.
Politieke organisaties, die verboden zijn,
worden soms weer opgericht na enkele wij
zigingen. Daar is in onze wetgeving wei
nig tegen te doen. Er zijn landen waar men
analoge strafwetgeving kent, waardoor
grensgevallen worden ondervangen. Thans
valt de nieuwe organisatie van den jeugd
storm buiten de strafwet.
Veel wordt gedaan tegen onzedelijke lec
tuur, maar alles is nu eenmaal niet te on
dervangen. Er wordt ook zulke lectuur
clandestien over de grens gebracht.
Een flink pak slaag!
Het denkbeeld der lijfstraffen ziet er
denkbeeldig wel aardig uit (vroolijkheid),
doch spr. is niet bereid, invoering er van
te bevorderen. Spr.'s voornemen is, de
jeugdgevangenis zoo goed mogelijk op te
zetten. Een eigen college van regenten zal
spr. overwegen. De werkkampen zijn nut
tig; het werken in de natuur is beter
dan verblijf in de gevangenis. Toch mag
spr. niet verder gaan dan een proef; afge
wacht moet, of de werkkampen niet zou
den mislukken; het is niet zeker, dat ze
paedadogisch nuttig werken. Spr. zal alles
doen om de proef te steunen.
Revisie van militaire strafvorderingen is
een zaak, waar spr. zijn aandacht aan zal
wijden. Omtrent preventieve hechtenis in
afzondering heeft spr. verschillende be
zwaren.
De commissie tot voorbereiding van
vreemdelingenrecht is diligent. De heer
Schalker had het over systematische uit
levering van vreemdelingen aan Duitsch-
land; daar is eenvoudig geen woord van
waar.
Het kabinet is niet voornemens, terug te
komen op zijn standpunt t.a.v. de loterij
voor de Amsterdamsche tentoonstelling.
Het overweegt, hoe deze op andere wijze
tegemoet te komen.
De Haagsche zedenzaak.
Inzake het hoofdonderwerp van het de
bat geeft spr. een toelichting op de me
morie van antwoord. Spr. kan het feit der
aanhouding en het strafonderzoek niet als
lichtvaardig qualificeeren. Er moet gewaakt
worden tegen vertroebeling der zaak.
Tot de zaak geheel is afgewikkeld, is het
niet mogelijk, zich een oordeel te vor
men over velerlei beweringen.
Van het verstrekken van eind gegevens
zal eerst later sprake kunnen zijn.
Spr kan niet voldoen aan den
wensch, om de Kamer nadere inlich
tingen te geven. Reeds de aard der ma
terie gedoogt niet, in bijzonderheden
te treden. Het gaat om een groot aan
tal, samenhangende zaken. Dit zij met
nadruk vastgesteld. Door de brochures
wordt een andere indruk gewekt. In
de als eenheid te beschouwen zaken is
de toestand aldus: een deel der ver
dachten wordt wel, een ander deel niet
vervolgd. Het is ontoelaatbaar, het on
derzoek van zulk een zaak in deze Ka
mer te heropenen.
Spr. zou geen inlichtingen omtrent het
ingrijpen t.a.v. den hier bedoelden ver
dachte kunnen geven, zonder die te men
gen in zaken betreffende andere verdach
ten. De Minister van Justitie kan dat niet
doen.
(Het protest der raadslieden van den
hoofdverdachte bevat op zichzelf al ele
menten, die spr. tot voorzichtigheid ma
nen. Spr. heeft zooveel mogelijk verant
woording aan de Kamer te doen. Deze
zaak leent zich echter niet tot het geven
van losse inlichtingen. Gegevens uit de pro-
cesstukken kan spr. niet overleggen,
j Wel wil spr. uiteenzetten, welk aandeel
spr. en zijn ambtgenoot van Financiën heb
ben gehad. Toen spr. inlichtingen kreeg
van wat de politie op het spoor was geko
men. heeft spr. dadelijk dien ambtgenoot
gewaarschuwd.
Beiden waren het toen volkomen
eens omtrent de gedragslijn, jegens een
verdienstelijk hoofdambtenaar. Of er
aanleiding bestond, aanhouding te voor
komen? ook hieromtrent waren spr.
en minister Oud Let volkomen eens;
zij mochten zich daar niet in mengen.
Nu de loop van .zaken zoo is geworden,
dat tegen een groot deel der verdach
ten niet wordt opgetreden, is de vraag,
of er niet te snel werd ingegrepen. Men
denke echter ook eens aan de keerzijde
van de medaille.
Herhaling dient voorkomen.
Ons menschelijk gevoel mag ons nu niet
in den steek laten tegen den zoo zwaar
getroffen hoofdambtenaar. De plaats gehad
hebbende publicatie betreurt ook spr. Spre
ker stelt zich voor, in overleg te treden
met de pers om herhaling te voorkomen.
Of die berichten van de politie kwamen?
Spr. beschikt dienaangaande over geen
materiaal. De nasporingen hebben dienaan
gaande geen resultaat opgeleverd. Spr. is
overtuigd, dat de berichten niet van de
politie afkomstig waren.
Tegen ontucht met minderjarigen moet
streng worden opgetreden, doch de rechts
zekerheid mag niet worden benadeeld.
Uit de proteststukken is het duidelijk
geworden dat het aan onderling overleg
tusschen verschillende verdachten niet
heeft ontbroken. Een arrestatie moet wor
den gemeten naar de omstandigheden op
het oogenblik der aanhouding. Lichtvaar
dig is er ten deze niet opgetreden. Dat de
verdachte in casu later weer in vrijheid is
gesteld is geen bewijs van lichtvaardig
heid bij de aanhouding.
Blijkens het dossier waren er zeker mo
tieven voor voorloopige aanhouding.
Het is onjuist, te oordeelen naar de ver
klaringen van één minderjarigen getuige.
Er waren tal van andere aanwijzingen,
ten deele al voor de aanhouding, en voor
sommige verdachten ten deele leidende
tot een bekentenis.
Er is aanmerking gemaakt op het beleid
van den rechter-commissaris. Verschillen
de ambtenaren hebben verschillend tem
perament. Dat ze allen de neiging zouden
hebben, een verdachte schuldig te be
schouwen, is niet juist. Er is geen aanlei
ding voor nadere inlichtingen ten deze.
De instelling van een soort raad van toe
zicht is geen eenvoudige materie. Zeld
zame gevallen moet men niet altijd aan
grijpen om wettelijke maatregelen te ver
langen.
In het algemeen belang is hier gehan
deld. Ruimte latend voor de mogelijkheid
dat er op sommige onderdeelen dezer
i strafprocedure aanmerking is te maken,
verklaart spr. dat er met de belangen van
particulieren hier niet roekeloos is omge
sprongen.
De heer VAN DER HEIDE (S.D.) zegt
dat dit debat thans niet kan worden over
zien en verzoekt dat er Dinsdag mede zal
worden voortgegaan.
Hiertoe wordt z. h. st. besloten.
Aan de orde is afd. 2 (burgerlijke recht
spraak).
De heer DONKER (S.D.) maakt er aan
merking op dat er leden van de rechter
lijke macht zijn toegetreden tot een ille
gale partij, hetgeen het vertrouwen in die
macht niet bevordert.
Eventjes lachen.
De heer LINGBEEK (Herv. Ger.) klaagt
wederom over eenzijdigheid van benoe
mingen bij de rechterlijke macht. Herhaal
delijk heeft de minister benoemingen ge
daan buiten de voordracht om ten voor-
deele van R. Katholieken. Elke dusdanige
benoeming was verovering van een nieuw
kasteel voor Rome. De Minister wenscht
het katholieke percentage der rechters op
zettelijk op te voeren. Dit is geen houding
van een minister in een crisis-kabinet dat
beloofd heeft, de geschilpunten niet te
zullen toespitsen.
Spr. komt nog eens terug op het Bossche
geval: als een protestantsch rechter eens
zoo gehandeld had tegen een katholieke
vrouw, wat zou er dan van de zijde der
katholieken zijn gebeurd?
Spr. noemt partijdig de wijze waarop
door leden der rechterlijke macht werd
Hei minste tandbederf,
jndien U poetst met wat goeds, dus met
Tube 60 en 40 ct. Doos 20 ct. IVOKOL
i ïsï.
74U6
gehandeld jegens katholieke priesters. In
ons protesl-antsch Nederland moet volgens
spr. daar krachtig tegen worden opgetre
den.
De heer KORTENHORST (R.K.) richt
zich tegen dezen Nederlandschen John
Knox.
De heer LINGBEEK (boos): Ik ga weg,
ik neem u niet serieus. (Spr. verlaat de
zaal).
Een verzuim van Katholieke juristen.
De heer KORTENHORST dringt aan op
verdraagzaamheid en komt op tegen po
gingen om verdeeldheid te zaaien. Spr.
waardeert dat opeenvolgende Ministers
van Justitie ook R. K. gegadigden hebben
benoemd, als daar geschikte krachten on
der waren.
De heer Lingbeek heeft de objectiviteit
uit het oog verloren. Uit de cijfers blijkt
inmiddels ook dat slechts weinig R. Kath.
jongelieden neiging gevoelen, zich in de
rechterlijke macht te bewegen. En toch is
dat een mooie carrière.
De heer TERPSTRA (A.R vraagt of de
Minister het advies van den Hoogen Raad
omtrent het lidmaatschap der N.S.B. door
leden van de rechterlijke macht, aan de
Kamer zal overleggen.
De heer SCHALKER (Comm.) maakt
een opmerking in dezelfde geest.
MINISTER VAN SCHAIK zegt, dat het
stellig niet juist is, (zooals de heer Don
ker had beweerd), dat er geen soc.-dem.
leden der rechterlijke macht zijn. Spr.
weet niet precies, hoeveel, en t.a.v. de
voogdijraden is de bewering zeker niet
juist. In elk geval heeft er geen uitsluiting
plaats van soc. democraten.
Wat het lidmaatschap van leden der
rechterlijke macht van de N S B. betreft,
over de staande magistratuur heeft spr.
meer te zeggen dan over de zittende. Sor.
is ten deze waakzaam. Maar men mag niet
zeegen dat het de rechterlijke macht aan
obiectiviteit ontbreekt. Ove^egging van
het advies van den Hoogen Raad zal sor.
overwegen: zoo eenïgszins mogelijk, zal
spr. het publiceeren.
Tegen de oude beschuldigingen van den
heer Lingbeek kan spr. zich niet steeds
weer opnieuw gaan verzetten. Spr. bevoor
deelt geen deel der bevolking. In zake be
noemingen wordt met de meeste objecti
viteit tewerk gegaan. Toevallig is echter
den laatsten tijd het aantal R. Katholieken
sollicitanten toegenomen.
Bij afd. 7 (politie) bespreekt de heer
VAN DIJK (A.R.) de vorming van één
coros riiksoölitie.
De MINISTER ziet niet in dat op den
duur de corpsen niet zouden kunnen sa
mensmelten. Het leger is toch ook één een
heid.
De vergadering wordt te 6 uur verdaagd
tot Dinsdag a.s. één uur.
rechtzaken
DOODELIJKE AANRIJDING.
Voor de Haagsche rechtbank heeft te
rechtgestaan de automobielhandelaar W. A.
de Z. in Den Haag, wien ten laste was ge
legd, dat hij op 14 Juli j.l. met zijn auto
I op den Prinses Julianaweg te V e u r rijden-
j de, bij het passeeren van een anderen wa-
i gen een van tegenovergestelde richting ko
menden fietser, den 13-jarigen N. B. P. uit
j K a t w ij k, heeft aangereden, met het ge-
volg dat deze tegen den grond werd ge-
j smakt en eenige oogenblikken daarna over-
I leed.
j Uit het verhoor van talrijke getuigen
bleek, dat de gepasseerde auto, een wagen
van de Sierkan, zelf een transportdriewie
ler voorbij moest rijden en dat op dat mo
ment dus drie voertuigen naast elkaar re
den. Verdachte's auto reed daardoor geheel
aan den linkerkant van den weg, hetgeen
de noodlottige aanrijding ten gevolge had.
Of het slachtoffer zelf met zijn fiets ge
slingerd heeft of naar links was uitgewe
ken, kon niet met zekerheid worden vast
gesteld.
De officier van justitie, jhr. van Asch
van Wijck, merkte op, dat al zou ook het
slachtoffer mede-schuldig zijn aan het on
geluk, dit de schuld van verdachte niet op
heft. Spr. achtte het rijden van verdachte
hoogst roekeloos en meende, dat een hooge
geldboete hier op haar plaats zou zijn. Hij
eisohte 300 boete sub. 100 dagen hechtenis.
Mr. S. L. F, de Hartogh achtte de schuld
van verdachte geenszins bewezen en be
toogde, dat men met de verklaringen van
getuigen-fietsrijders voorzichtig moet zijn,
daar zij dikwijls a priori een automobilist
de schuld geven. Pleiter betoogde, dat het
slachtoffer naar links moet zijn uitgeweken
en zoo tegen de auto is gereden. Hij vroeg,
voor het geval de rechtbank het schuldig
over verdachte zou uitspreken, in verband
met diens slechten financieelen toestand de
boete zoo gering mogelijk te stellen.
Uitspraak over 14 dagen. „N.R.Crt."
GODSDIENSTLEERAAR VOOR ƒ30.000
OPGELICHT.
Zijn oud-leerling voor de rechtbank.
Gisteren behandelde de Amsterdamsche
Rechtbank de strafzaak tegen den 20-ja-
rigen „koopman" J. L., die zijn vroegeren
godsdienstleeraar dr. L. D., heeft opge
licht voor een bedrag van ruim f 30.000.
De goedgeloovige man is het slachtoffer
geworden van een brutaal bedrog en nog
steeds is het een raadsel, dat hij het spel,
dat zijn oud-leerling met hem dreef, niet
heeft doorzien.
De heer D. was vroeger directeur van de
Nederlandsche Israëlietische Godsdienst
armenschool en rabbijn te Amsterdam.
Door een oneenigheid met het school- en
kerkbestuur kreeg hij in het tweede half
jaar van 1934 ongevraagd en tegen zijn
zin ontslag uit zijn functies.
De man had steeds een voorliefde gehad
voor zijn oud-leerling L. en deze kwam
kort na het ontslag bij hem met de me-
dedeeling, dat er -en comité wa gevormd,
dat voor „eerherstel" van dr. D. zou wer
ken. Hierin zoo deelde de jongen mede
hadden eenige „hooge heeren" plaats
genomen. Hij noemde o.a. den burgemees
ter van Amsterdam en een onzer ministers.
Dat comité had echter geld noodig: er
moesten personen worden „bewerkt". Het
begon met ƒ450, door dr. D. beschikbaar
gesteld en steeds weer kwam L. om geld.
Telkens kwam hij met goede berichten, die
evenwel steeds goed geld kostten. Het
slachtoffer was medio 1935 reeds 20.000
kwijt geraakt. Ten slotte legde de ex-gods-
dienstleeraar achterdocht aan den dag. Toen
hij er met zijn pupil over sprak, zeide deze
brutaalweg, dat hij de zaak ook niet erg
vertrouwde. De tusschenpersoon, die gelden
in ontvangst nam, zou plotseling weg
zijn
Zoowel mondeling als schriftelijk drong
de jongen "er zelfs op aan, dat de politie
in het geval zou worden gemengd. Im
mers zoo zei hij ook hij had van de
ƒ42.000, die hij uit floterij beweerde te
hebben gewonnen, een groot deel aan het
comité afgestaan.
De leeraar weigerde echter: „Nooit zal
ik de politie er in mengen".
Dit was niet aan doovemansooren ge
zegdHij kwam met een nieuw comité
op de proppen. De bron vloeide opnieuw.
De leeraar ruineerde zich volkomen: op be
vel van „het comité" beleende hij zelfs
zijn verzekeringspolis. De jongen zeide,
deze beleeningskwestie te hebben bespro
ken metden burgemeester van Am
sterdam. De jongen vervalschte brieven
endr. D. betaalde. Ten slotte wendde
deze zich tot eenige z.g. „comitéleden", die
van een comité niets wisten. Dit leidde tot
arrestatie van den jongeman. Het geld had
hij vrijwel geheel verbrast voorzoover hij
het niet in enkele kleine ondernemingen
had gestoken, waardoor nog enkele dui
zenden zijn gered. Tegenover zijn aanstaan
de schoonouders speelde hij den zuinigen
koopman, doch te Antwerpen had hij met
een andere vriendin mooi weer van het
geld van den leeraar gespeeld.
yerdachte wordt verdedigd door mr. I.
Coopman en mr. Wilh. Loeb.
Als eerste getuige hoert de rechtbank den
bedrogën leeraar. Vtro. was vroeger zijn
leerling, hij deed dikwijls tegen den zin
van het schoolbestuur dienst als kwee-
keling. Er ontstond een conflict en zoowel
getuige als verdachte verdwenen van de
school. In korte trekken geeft getuige dan
het leugenverhaal weer van den verd. De
jongen had steeds verhalen over verschil
lende conferenties gedaan en daarbij ver
telde hij bijzonderheden over leden van
het kerkbestuur, 7ie zeer goed klopten.
„De jongen moet zijn ingelicht" meent ge
tuige.
Is dat zoo, verd.? vraagt de president.
Verd. zit, klein en gebogen in het ver
dachtenbankje, hij huilt en mompelt een
ontkennend antwoord.
Spreekt hij altijd zoo verward en on
verstaanbaar?
Neen, zegt dr D., integendeel, hij was
altijd erg welbespraakt.
De leeraar zet zijn verhaal voort: Ik
werd ook dikwijls over de zaak opge
beld....
Pres.: Ja, dat deed verdachte.
Getuige kan dat onmogelijk aannemen.
Het waren steeds weer andere stemmen.
Pres.: Ja, 't is niet prettig, te moeten
erkennen, dat men er zoo is ingeloopen. De
eerste periode had getuige 20.000 gekost.
Later de periode van argwaan was weer
voorbij had verd. brieven getoond en
weer had getuige geld gegeven.
Mr. Loeb stelt getuige dan eenige vra
gen en naar aanleiding daarvan vertelt ge
tuige, dat hij vele conferenties met den
jongen heeft gehad, ook kwam hij dikwijls
bij diens a.s. schoonouders.
Uit brieven toont pl. aan, dat dr. D. al
vóór het z.g. comité bestond, schreef over
den burgemeester, zoodat dat geen „vondst"
van verd. is geweest.
„Alles wat de jongen, die dom en ach
terlijk is, weet, weet hij van dr. D. zelf".
Pres.: Vast staat, dat getuige door
den jongen is benadeeld en daar gaat
het om.
De president verhoort dan verd. Deze
legt een volledige bekentenis af.
„Je bent een allerakeligst jongetje", con
cludeert de president.
„Wat ik gedaan heb, heeft me veel ver
driet gedaan. Maar meneer D. heeft me
over den burgemeester, de Koningin, den
minister gesproken.... ar.ders zou ik er
nooit aan gedacht hebben."
Mr. Jutte: „En toen heb je er handig
gebruik van gemaakt"
Door de verdediging is décharge opge
roepen de heer B. Sluis, secretaris van de
Joodsche Gemeente. Deze verklaart, dat
den jongen den toegang tot de school was
ontzegd, omdat hij niet geschikt was als
kweekeling op te treden. Getuige had de
kinderpolitie gewaarschuwd om den verd.
tegen zichzelf te besch rmen.
De administrateur van het onderwijs der
Joodsche Gemeente, de heer Klein, ver
klaarde, dat verd. wel eens werkzaamhe
den voor de school verrichtte.
Een godsdienstleeraar verklaarde, dat
verd. in zijn klas dikwijls tot zijn tevre
denheid als kweekeling was opgetreden.
Wat de reden van de verwijdering van den
jongen van de school is het ontslag van
dr. D. was geweest, kon getuige niet zeg
gen.
Verdachte had in zijn „goede dagen" ook
de verdediging als getuige opgeroepen.
„Er was een soort vereeniging, die later
is ontbonden, toen werd een nieuwe ver
eeniging opgericht, tot eerherstel van
dr. D. Ik vertrouwde het zaakje ten slotte
niet erg meer", verklaarde getuige.
Het reclasseeringsrapport over verd. uit
gebracht, luidt niet ongunstig.
De Officier van Justitie mr. de Blécourt,
zegt, dat hij zich gaarne refereert aan het
oordeel van de rechtbank, doch z.i. is er
geen reden tot het uitbrengen van een
psychiatrisch rapport.
De verd. heeft aan zijn slachtoffer een
verhaal wijsgemaakt, dat deze absoluut
geloofde.
Wegens oplichting vordert spr. een ge-
vangènisstraf van een jaar en vier maan
den.
JONGEMAN VERDACHT VAN
CHANTAGE.
Het O.M. eischt 2 1/2 jaar.
De Rechtbank Amsterdam behandelde
gisteren met gesloten deuren de strafzaak
tegen P. J. A. S., motelbediende van be
roep, die zich aan chantage zou hebben
schuldig gemaakt.
De man had uit Parijs een brief ge
schreven aan een Haagschen meester in de
rechten en ambtenaar, waarin hij hem om
500 vroeg daar hij anders naar de po
litie zou gaan om te vertellen, dat de
ambtenaar een strafbaar feit had begaan.
Bovendien was hem een geval van heling
ten laste gelegd. In den brief had verdach
te o.m. geschreven: „Als u het geld niet
stuurt, zal ik uw naatn en carrière breken.
Dit is de laatste maal, dat ik u lastig val,
want ik wil naar Afrika."
De jongeman legde een bekentenis af.
De Officier, mr. De Blécourt, requireerde
twee en een half jaar gevangenisstraf.
De verdediger mr. Th. Eskens, drong aan
op het inwinnen van een reclasseerings-
rapport daar verdachte nooit eerder is ver
oordeeld.
INBRAKEN IN HAARLEM EN
OMGEVING.
Tegen den dader twee jaar gevangenisstraf
gevorderd.
Enkele maanden geleden werd op vel
schillende plaatsen te Haarlem en omge
ving ingebroken. Aanvankelijk gelukte het
de politie niet de daders te pakken te krij-
dige opruiming onder de rijwieldieven kon
gen, doch mede in verband met een gron
den eenige inbraken ook worden opgehel
derd. Naar aanleiding hiervan kon de po
litie al spoedig enkele belangrijke arresta
ties verrichten.
Gisternamiddag stond nu voor de Haar-
lemsche rechtbank een 36-jariige Haarlem
mer terecht, wien ten laste was gelegd een
inbraak gepleegd in den nacht van den
16den October in de Gijsbrecht van Aem-
stelstraat in Haarlem-Noord. De bewoners
waren tijdelijk afwezig. De buit viel niet
mee: de inbreker kon slechts een jekker
meenemen.
De officier van justitie, mr. A. R. An-
dringa, wees er op, dat de verdachte al zes
maal eerder veroordeeld is; bovendien is
wel komen vast te staan, dat hij geruimen
tijd te Haarlem en omgeving heeft rondge
zworven en in zijn levensonderhoud voor
zag door in te breken. Zoo heeft hij o.m.
nog ingebroken bij een dokter te Veisen,
bij iemand te Heemstede, enz. Voor dit feit
eischte het O.M. een gevangenisstraf van
twee jaar met aftrek van het voorarrest.
Mr. B. W. Stomps merkte op, dat de om
standigheden den verdachte weer tot zijn
slechte daden hadden gebracht en refereer
de zich overigens aan het oordeel van de
rechtbank.
Uitspraak over veertien dagen.
„Hbld."
BESCHULDIGD VAN HET VERSPREIDEN
VAN GODSLASTERENDE BROCHURES.
Vrijgesproken.
De rechtbank te Zutphen heeft uitspraak
gedaan in de zaak tegen A. G. K. te Barne-
veld. Het vonnis luidde nietigverklaring
van de dagvaarding en vrijspraak van ver
dachte.
Verdachte had terechtgestaan, omdat hij
Godslasterende brochures in het openbaar
ten toon gesteld zou hebben. Hij was kring-
leider van de N.S.B. en leider van een N.
S.B.-vergadering te Apeldoorn. Op een ta
fel in de zaal lagen brochures, waaronder
ook die „Wordt uw kerk ook een paarden
stal?"
Mr. Frowein uit Arnhem had de dagvaar
ding bestreden. De eisch- was veertig gul
den boete of veertig dagen hechtenis.
„Tel."
Kunt U mij mïschien ook
het recept geven van deze
bouillon?
Meneer wil zeker zijn
vrouw 'n tip geven?
Och, ziet u, hjj schijnt
voortreffelijk geschikt te zijn
om vliegen te vangen; er
zwemmen er tenminste al drie
in rondl (Lach. Kiste).