Prins Bernhard maakt
een vliegtocht.
FEUILLETON
HELGA'S WEDDENSCHAP
Uit het Noorsch.
door
SIGRID BOO.
(Nadruk verboden).
6
Daarna kreeg ik een overzicht van de
diverse dienstmeisjes, die ze gehad had.
Tea, die altijd en altijd snoepte; Mathil-
de, die bezoek van heeren ontving; Inga,
die stal, en Lucy, die onder het afwasschen
sigaretten rookte. Nu hield ze het niet lan
ger uit, nu moest ze een beschaafd iemand
om zich heen hebben, en ze geloofde, ja,
ze was er vast van overtuigd, hier kleurde
ze en stamelde wat dat we het samen
goed zouden kunnen vinden.
Hierna kwamen de verschillende goede
eigenschappen van de kinderen aan de
beurt. Ze waren legio. De oudste jongen was
dermate begaafd, dat de onderwijzer ver
klaard had, dat hij hem niets meer had te
leeren. Het oudste meisje had een uitge
sproken practischen aanleg. De vele deug
den der andere kinderen ontgingen mij he
laas daar ik langzamerhand duizelig begon
te worden van te veel praten en te weinig
voedsel. Ik liet den glimlach, dien ik tot
nog toe krampachtig had behouden, val
len, en dat hielp, daar ze me nu na ver
loop van tijd naar het meide-kamertje
loodste en me goedennacht wenschte met
een paar vriendelijke woorden, en dat ik
niet vóór 6 uur behoefde op te staan!
Half versuft zette ik mij op den rand van
het wankele Engelsche ledikant om een
overzicht te verkrijgen over m'n heiligdom
en m'n gedachten te verzamelen. Het was
het gewone model zolderkamer, de hou
ten wanden waren fel saumon geschil
derd. Het meubilair was zoo eenvoudig als
maar mogelijk was.
Behalve het kleine roestige, spijker- en
nagelvaste ding, dat een kachel moest voor
stellen, bestond de inrichting uit een vu
renhouten commode, een gaatjesstoel, het
reeds bovengenoemde ijzeren ledikant, een
ijzeren driepoot, waar in een ronding een
waschkom hing en een spiegel, welks eeni-
ge doel blijkbaar was, iemand van z'n
ijdelheid te genezen. Ik weiger tenminste
met groote stelligheid aan te nemen, dat
het scheeve, platte gezicht met het lage
voorhoofd, dat me aangrijnsde, eenige ge
lijkenis had met het gelaat van onderge-
teekende.
Het heeft geen zin, m'n gevoelens van
dien avond verder te ontleden. Laat ik me
er toe beperken, dat het restant van tante
Aleksandra's roomwafels me bevrijdde van
de ergste knaging in de maagstreek, en
dat ik me tegen de nachtelijke koude wa
pende door m'n trui en m'n wintermantel
bovenop het dunne gewatteerd katoenen
dek te leggen. Toen ik het raam openzette,
kreeg ik een vagen glimp van het uit
zicht. Een vierkante, ingebouwde binnen
plaats, met twee vuilnisbakken, en een naar
voren springend uitbouwsel met een twee,
drie, vier, vijf smalle, langwerpige raamp
jes, die geen nadere verklaring behoeven,
trok inzonderheid mijn aandacht. Maar een
klein stukje boven het bovenste raampje
blonk, warempel, een ster! Bijna riep ik:
„hallo daar!" en ik knapte er heelemaal
van op. De hemel zij gedankt, dan behoef
de ik ten minste niet iederen keer de straat
op om te zien, wat ik aan moest trekken
als ik uit zou gaan.
Daarna zette ik m'n wekker op 6 en
sprong in mijn bed, dat me dadelijk zeer
nadrukkelijk te kennen gaf, dat het niet
bestand was tegen veel strapatzen. De voor
uitzichten voor den dag van morgen, wa
ren om de waarheid te zeggen, niet a1 te
bemoedigend; maar aan alles komt een ein
de zei de man, hij stierf en de koorts zakte.
Het duurde niet lang of ik had door,
waar 'm de schoen wrong in m'n nieuw
tehuis. Die moest trouwens op verschei
dene plaatsen tegelijk knellen. Het was
niet enkel het geld, dat er niet was. De
chaos, die me van alle kanten aanstaarde,
toen ik den volgenden ochtend een onder
zoekingstocht in de keuken begon, de ge
weldige bende in kasten en laden en over
al, deden me bijna rillen; en ik gevoelde
dat tante Aleksandra's woorden van net
heid en orde, ondanks alles, niet op on-
vruchtbaren bodem waren gevallen. Gewa
pend met stoffer, emmer en poetsdoek deed
ik vergeefs een aanval op de drie vertrek
ken onzer woning, maar overal werd ik
begroet door ongeduldige standjes van
halfslapende menschen en moest ik me
haastiglijk terugtrekken. Ik trachtte daar
na de keuken en de gang aan een inten
sieve kunstbewerking te onderwerpen, en
toen de bewoners van hét huis eindelijk
ontwaakten uit een verkwikkenden slaap en
teekenen van leven begonnen te vertoo-
nen, was ik' reeds doodmoe en had blaren
op knieën en han«en.
Tegen acht uur kwamen de drie oudste
kinderen in de keuken om een stukje te
eten voor ze naar school gingen Mevrouw
was niet te zien. In allerijl zette ik den
koffieketel op het gas en met vereende
krachten scharrelden was alles bij mekaar,
wat eetbaar was, een half broodje, een
hompje kaas, wat margarine en een drupje
zure room. Wat er o\er bleef, at ik zelf op.
De kinderen waren lief en vriendelijk, maar
de oudste jongen, hij, wien de onderwij
zer niets meer te leeren had, vond blijk
baar dat mijn kennis wel degelijk uitge
breid diende te woruen. Dit was dan ook
zoo; alleen was het ergerlijk, dit te hoo-
ren constateeren door een blaag van 13
jaar.
Tegen negen uur kwam de jongste, een
schat van een kereltje, met oogen als flon
kerende sterren, in de keuken om te zeg
gen, dat moeder het ontbijt op bed wilde
hebben. Een tameiijk optimistische wensch
van iemand, die den etensvoorraad kende.
Ik gaf de boodschap mee terug, dat het
halve brood op was. Kleine Toto kwam
weer aangedribbeld en deelde in z'n ver
rukkelijk r-loos taaltje mee, dat het brood
gisteravond heel was. Ik verzekerde Toto
dat, al was het brood ook zoo groot ge
weest als half Noorwegen, dit er niets
aan veranderde, dat het nu dan toch op
was, en met dit antwoord draafde Toto
weer naar binnen; maar het is twijfelach
tig, of hij het heelemaal goed overbracht.
Na een tijdje verscheen hij opnieuw, dit
keer met een stuk papier, waarop verschil
lende dingen stonden geschreven, die ik
koopen moest. Onderaan las ik het volgen
de: Wilt u zoo vriendelijk zijn, me vijf
kronen te leenen tot m'n man thuis komt?
Toen ik later naar binnen moest om me
vrouw Lisby haar ontbijt te brengen, zag
ik er echt tegenop. Na haar trotsche woor
den en voorname hooghartige woorden
van den avond tevoren leek het me pijn
lijk te zullen bijwonen, hoe ze, nu dat ik
„thuis" raakte, heel anders zou optreden,
naar alle waarschijnlijkheid. Doch ik
maakte me onnoodige zorgen.
Daar lag ze behaaglijk achtprovergestrekt
op haar bed en genoot van haar rust, ge
kleed in een gebloemd peignoir, met een
boudoirkapje met linten op, beide even
zeer uit on voormalige periode afkomstig
als zij zelf. Waarom ter wereld zouden alle
bleeke, paffige dames toch zoo op ge
bloemde peignoirs gesteld zijn? Ze knikte
me genadiglijk toe, proefde haar koffie
en zei, dat die veel te slap was, maar dat
ze er voor ditmaal genoegen mee zou ne
men. Terloops zei ze iets van de leening.
die eigenlijk meest te beschouwen was als
een bewijs van bijzonder vertrouwen van
haar kant.
Terwijl ik, zooals ze me opdroeg, Toto
waschte en aankleedde, begon zij opnieuw
het gesprek met frissche-krachten. Zij wil
de weten, of ik dienstbodenjaponnetjes bij
me had, en een zwarte japon met wit
schortje en mutsje. Dit leek me in deze
omgeving min of meer belachelijk, maar
dat kon ik haar niet goed zeggen. Inplaats
daarvan herinnerde ik er haar aan, dat ik
bij haar was als huisgenoote en lid der
familie, hoewel ik in m'n hart den he
mel dankte, dat ik geen lid uitmaakte van
deze familie.
Nu ja, zei mevrouw, ze had ook niet
bedoeld, dat ik m'n japonnen dragen zou
zoolang ze nog in dit huis woonden. Maar
als zij hun eigen villa hadden en op orde
zouden zijn, werd de zaak wel eenigszins
anders.
(Wordt vervolgd).
De reünisten bij de viering van het vijfde lustrum der Utrechtsche
Studentenvereeniging .Unitas Studiosorum Rheno Trajectina" werden
bij hun aankomst te Utrecht door een eerewacht verwelkomd en
begeleid
Dr. J. W Wicherink. eerelid van de Utrechtsche Studentenvereeniging .Unitas
ctjdiosorum Rheno Trajectina", bevestigt een krans aan het Unitaswapen aan
den gevel van de sociëteit Symposium, bij de viering van het 5e lustrum der
vereeniging. Links: de rector, de heer P J. Pennings
Koning Edward Vlll bracht deze week een bezoek Zuid Wales,
om zich persoonlijk van de daar heerschende toestanden op de
hoogte te stellen. De Koning tijdens zijn bezoek aan Beverton
Pietie van den Broek. Eindhovens oudste inwoner en oudste Gilde-
broeder van Nederland, wordt 22 November 100 jaar. Dezer dagen
bracht hij een bezoek aan de llnnenfabriek, waar hij zestig jaar als
haac werkzaam was
Op Waalhaven verlaat Prins Bernhard even het K.L.M.-vliegtuig,
waarmede Hij Donderdag een vlucht van Soesterberg over Rot-
terdam naar Schiphol maakte
Per K LM.-vliegtuig maakte Prins Bernhard Donderdag een vliegtocht Bij
aankomst op Schiphol wordt de bemanning van het begeleidend vliegtuigeskader
door kapitein A. van Weerden Poelman aan den Prins voorgesteld