DINSDAG 3 NOVEMBER 1936 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 10 Vestigingseischen voor den middentsand. By de behandeling van de gemeentebe- grooting voor 1936 erd in de Raadszitting van 21 Februari jJ. aangenomen een voor stel van de heere-; Beekenkamp, Wilmer en Wilbrink, luidende: „Ondergeteekenden stellen voor, het Col lege van Burgemeester en Wethouders te verzoeken: a. den Raad in de gelegenheid te stel len zich uit te spreken over de wensche- lijkheid, c.q. noodzakelijkheid van de vast stelling eener verordening, houdende vesti- gingseischen voor nieuwe winkelbedrijven binnen de gemeente Leiden; b. ter richtige voorbereiding van een en ander reeds nu een commissie ad hoe te willen benoemen, die, in afwachting van hetgeen overigens door de Staten-Generaal ter zake zal worden gedaan, zich laat voor lichten door de Kamer van Koophandel en de plaatselijke Middenstandsorganisaties." Aan dit besluit hebben B. en W. nog geen geen uitvoering gegeven. Bij Koninklijke Boodschap van 21 Maart 1936 toch is bij de Staten-Generaal inge diend een wetsontwerp, betreffende het vestigen van inrichtingen, waarin eenige tak van detailhandel, ambacht of kleine nijverheid zal worden uitgeoefend. Indien dit ontwerp ongewijzigd tot wet verheven wordt, kan, indien een of meer rechtspersoonlijkheid bezittende vereeni- gingen van ondernemers in een tak van detailhandel, ambacht of kleine nijverheid daartoe het verzoek doen, bij algemeenen maatregel van bestuur, ten aanzien van de daarbij aangewezen gemeenten, worden bepaald, dat een inrichting, waarin deze tak al dan niet uitsluitend zal worden uitge oefend, voorzoover die uitoefening betreft, niet zal mogen worden gevestigd, zonder daartoe van de Kamer van Koophandel en Fabrieken verkregen vergunning. De vergunning tot vestiging zal alleen worden verleend, indien voldaan wordt aan bij algemeenen maatregel van bestuur vast te stellen minimum-eischen van ere- «diietwaardigheid», handelske - nis en vakbekwaamheid. De vraag, of er met het oog op een doel matige distributie al dan niet behoefte aan een nieuwe inrichting bestaat, zal dus bij de beslissing op verzoeken om vergunning buiten beschouwing blijven. Indien het ontwerp het Staatsblad be reikt, gelijk het is ingediend, zal het niet mogelijk zijn, dat de gemeente daarnaast nog regelen geeft met betrekking tot de oogmerk die vestiging te regelen in ver- oogmerk die vesitging te regelen in ver band met de behoefte. De regeling van de vestiging van winkel zaken e.d. zal dan, als zijnde van Rijksbe lang, door de gemeente niet meer mogen worden ter hand genomen. Blijkens de dezer dagen verschenen Memorie van Antwoord acht de Regeering het ontoelaatbaar het z.g. behoefte-element tot het onderwerp van plaatselijke verordeningen te maken. Het vaststellen van een regeling met be trekking tot de vestiging van nieuwe win kelbedrijven, hangende de behandeling van het wetsontwerp, moeten B. en W. dus ont raden. In de eerste plaats zou zoodanige rege ling vervallen als het wetsontwerp onge wijzigd tot wet wordt verheven en vermoe delijk slechts een kort leven hebben en daardoor weinig practisch effect sorteeren, in de tweede plaats zal zoodanige regeling onmiddellijk na haar vaststelling door de Rroon worden geschorst. Verschillende ge meentelijke regelingen van den laatsten tyd, met betrekking tot dit onderwerp, heb ben dit lot reeds ondergaan. Instellen van een rechtsvordering. Eenigen tijd geleden werd door een mo torijtuig, bestuurd door M. W. Blommen steyn, wonende te Leimuiden, een aan de gemeente toebehoorende vluchtheuvelpaal op den Rijnsburgerweg aangereden, waar door een schade van 93.is veroorzaakt. Hoewel Blommensteyn, die rechtens gehou den is deze schade te vergoeden, zich op 15 October 1935 tegenover de Stedelijke Fa brieken van Gas- en Electriciteit verbond, om ingaande 20 October d.a.v. maandelijks ƒ25.te voldoen, heeft hij tot dusver slechts eenmaal 25.betaald en is hij, ondanks herhaaldelijk daartoe te zijn ge sommeerd, in gebreke gebleven het restee- rende bedrag ad 63.te voldoen. Dit be drag zal dus thans langs gerechtelijken weg moeten worden ingevorderd. B. en W. geven den Raad mitsdien in overweging te besluiten tot het instellen van een rechtsvordering, zoowel in eersten aanleg als, zoo noodig, in hooger beroep, tegen M. W. Blommensteyn te Leimuiden, strekkende tot vergoeding aan de gemeente van het restant der schade, haar door de bovenbedoelde aanrijding veroorzaakt. Commissie Oud-Archief. Ter vervulling van de, tengevolge van de periodieke aftreding van den heer Prof. dr. EL T. Colenbrander, in de Commissie voor het Oud-Archief opengevallen plaats, bie den B. en W. den Raad na raadpleging dier Commissie en onder mededeeling, dat de heer Colenbrander zich niet voor herbe noeming beschikbaar stelt, de volgende aanbeveling aan: lo. mr. W. van Iterson, 2o mr. J. Slagter. Commissie „Maatschappelijk Hulpbetoon". Ter vervulling van de op 1 Januari a.s., tengevolge van de periodieke aftreding van mej. F. W. C. Riphaagen en den heer Ér. dr. P. G. Knibbe, in de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbe toon openkomende plaatsen, bieden B. en V., na raadpleging dier Commissie, de vol gende aanbevelingen aan: Vacature mej. F. W. C. Riphaagen: lo. nej. F. W. C. Riphaagen, 2o. mej. A. C. /an Nes. Vacature mr. dr. P. G. Knibbe, lo. air. dr. P. G. Knibbe, 2o. A. F. Mulder. Overdracht strooken grond. De grenslijnen tusschen het gemeente lijk en provinciaal eigendom bij de Span- jaardsbrug en de Wilhelminabrug hebben een zoo onregelmatig verloop, dat in ver band met het beheer en onderhoud van de ze weggedeelten het gewenscht is met de provincie een regeling te treffen inzake overdracht over en weer van strooken grond, waardoor le bestaande scheidings lijnen door rechte worden vervangen. B. en W. bieden aan den Raad een derge lijke verordening aan. Verkoop bouwterrein. Van de heeren F. J. A. en C. G. van Beu kering, te Voorburg, is een verzoek inge komen, om van de gemeente te mogen koo- pen bouwterrein aan de Houtlaan. Adresanten bieden voor dezen grond, die een oppervlakte heeft van ongeveer 1070 M.2, een prijs van 11 per M2. B. en W. stellen den Raad voor, daartoe te besluiten. LOONEN VAN POLITIE. AMBTENAREN, WERKLIEDEN. In den loop van de maand April jJ. deel de de Minister van Binnenlandsche Zaken ten aanzien van de in de Raadsvergadering van den 12en Februari vastgestelde herzie ning van de salarisregeling voor het ge- meentepersoneel mede, dat hij bereid was genoegen te nemen met de verlaging van de korting der wedden van de ambtenaren in en geren zin van 5% tot 4%. alsmede met de nieuwe wedderegeling van den thans opgeheven districtskeuringsdienst van waren. Tegen verschillende andere onderdeelen der salarisherziening bestond echter bij den Minister overwegend bezwaar; behoudens de zooeven vermelde uitzondering betroffen de bedenkingen van Zijne Excellentie al die punten, waarop de vastgestelde wijzi ging van de salarissen afweek van het bij hét Georganiseerd Overleg onder dagtee- kening van 6 Decembei 1935 aanhangig ge- gemaakt voorstel van B. en W. Dit betee- kende dus, dat ten aanzien van die punten de ontwerp-regeling van 6 December 1935 alsnog zou moeten worden overgenomen. De Minister voegde aan deze mededeeling nog toe, dat hij, zoo de Gemeenteraadniet tot deze nadere herziening bereid mocht zijn, ten deze de toepassing van de proce dure van artikel 126 der Ambtenarenwet 1929 zou bevorderen, d.w.z., dat bij ge breke van de medewerking van den Ge meenteraad, de herziening in bedoelden zin door hooger gezag zou worden opgelegd. Ter toelichting van de veranderingen, die de Minister in de salarisregeLing alsnog wenschte te zien aangebracht, merken B. en W. het volgende op: Ambtenaren. De bij Raadsbesluit van 25 Februari 1935 vastgestelde salarisregeling week, wat de ambtenaren betreft, op de volgende punten van het toentertijd aan den Raad gedaan voorstel af. 1. Het minimum en maximum weekloon van de brugwachters le en 2e klasse (Staat B algemeene salarisverordening) werd met 0.50 verhoogd en gebracht voor een brug wachter 2e klasse- op 27.50f 29 50 en voor een brugwachter le klasse op 30.50 33.50. 2. De minimum en maximum jaarwedde van den gemeentebode (Staat E) werd met 200.verhoogd en gebracht op 1600. 2000.—. 3. Overeenkomstig een door het College overgenomen amendement werden de mi nimum en maximum jaarwedden voor eenige groepen ambtenaren, vermeld in staat E, met f 25.verhoogd, teneinde een scherpere afronding te verkrijgen. Blijkens Ingekomen Stuk No 24 van 1936 kon de Minister van Binnenlandsche Zaken zich reeds in eerste instantie met de wijzi gingen niet vereenigen; verder wenschte hij toen reeds de wedde van den huismees ter te zien teruggebracht van f 1900. 2300.— tot 1900.2200.— per jaar. B. en W. stelden aanvankelijk (6 December 1935) aan het Georganiseerd Overleg voor, om aan deze bezwaren tegemoet te komen en de wedden derhalve dienovereenkomstig te verlagen; doch bij de behandeling van het salarisvoorstel van 6 December 1935 in het Georganiseerd Overleg nam het College deze verlaging van de wedden van de brug wachters, de boden en den huismeester, als mede van bedoelde groepen van ambtena ren, als één complex van concessies, terug, in het vertrouwen, dat de Minister van Bin nenlandsche Zaken hiertegen geen bezwaar zou maken. Als gevolg hiervan moest toen tevens de wedde van hoofdmonteur le kl. en die van den Adjunct-Directeur van den Markt- en Havendienst met 25.in mini mum en maximum worden verhoogd. Uw Raad vereenigde zich met een en ander bij besluit van 21 Februari 1936. De Miiiister van Binnenlandsche Zaken had nu tegen de gehandhaafde verhoogin gen, alsmede die van den hoofdmonteur le kl. en den Adjunct-Directeur van den Markt- en Havendienst bezwaar. 4. Het weekloon van de havenrecher cheurs, dat bij verordening van 25 Februari 1935 was gesteld op f 35.5039.50 per week, werd bij raadsbesluit van 21 Februari 1936 bepaald op f 36.39.50, zijnde het minimum en maximum van den brigadier van politie. Aangezien de 4% korting niet van toepassing is op den brigadier, werd, ten einde de wedden van brigadier en havenrechercheur gelijk te houden, in het kortingsbesluit bepaald dat de 4% korting ook niet van toepassing zou zijn op de havenrechercheurs. De Minister kon echter met het weekloon vooi den brigadier van 36.39.50 per week niet accoord gaan en wenschte dit, overeenkomstig het ont- werp-voorstel van 6 December 1935 aan het Georganiseerd Overleg, met 1.per week te verlagen en terug te brengen op f 35. 38.50 per week. In verband hiermede wenschte de Mi nister ook het weekloon voor den haven- rechercheur met 1.— te zien verlaagd, n J. van 36.f 39.50 tot f 35.f 38.50 per week. Politie. Ook ten aanzien van het lagere politiepersoneel moest het by het Georga niseerd Overleg ingediende voorstel van 6 December 1935, waarmede het voorstel van B. en W. overeenkwam, worden gehand haafd, hetgeen dus beteekende, dat de wed den van de agenten (en automatisch de wedde van den brigadier) alsnog met 1. en die van de hoofdagenten met f 2.moes ten worden verlaagd. Werklieden. Ten aanzien van de loonen van de werklieden wees de Minister er op, dat de in het ontwerp-voorstel van 6 De cember 1935 aan het Georganiseerd Over leg opgenomen lagere loonen aan de hand van uitgebreide loongegevens waren be rekend. Teneinde zoo spoedig mogelijk eenige noodzakelijke bezuiniging te berei ken. had de Minister destijds met die loo nen genoegen genomen, hoewel Zijne Ex cellentie van oordeel was, dat zij op grond van verschillende factoren eerder te hoog dan te laag moesten worden geacht. In ver band hiermede kon, naar de meening van den Minister, van een verhoogin.g dier loo nen slechts sprake zyn, indien door over legging van nieuwe, thans geldende loon- cijfers, werd aangetoond, dat het gemid delde plaatselijke loonpeil uitging boven dat, hetwelk bij de berekening der loonen in December 1935 als maatstaf heeft ge diend. Teneinde den Minister zoo volledig mogelijk in te lichten, deelden B. en W. hem de bezwaren van het Georganiseerd Overleg tegen de in het voorstel van 6 De cember 1935 vervatte berekening mede, en zonden hem bovendien het raadsverslag over de geheele salarisherziening met ver dere bescheiden toe, doch de kennisneming van deze stukken gaf den Minister geen aanleiding in eenig opzicht op zijn stand punt terug te komen. De loonen van de werklieden zouden dus nog moeten worden vastgesteld op de be dragen van het Decembervoorstel. De loo nen in het particuliere bedrijf waren im mers sedert December 1935 niet verhoogd, maar integendeel verlaagd; gelijk toch be kend is, werden in April 1936 verschillen de collectieve contractloonen verminderd, in het algemeen met 2 cent per uur, d.i. 96 cent per week. Deze eisch van den Minister zou derhalve tengevolge hebben gehad een vermindering van de geldende weekloonen van de werklieden voor groepen I t/m IV met 0.2 ei. voor groep VI met f 0.24. Aanvankelijk ontmoette ook de uitbrei ding van den kindertoeslag by den Minis ter bedenking, doch dit bezwaar nam de Minister nog terug, vóórdat zijn bij onze nota van 13 Juli 1936 aan het Georgani seerd Overleg medegedeelde voorstellen daar in behandeling werden genomen. Het Georganiseerd Overleg kon zich met de door den Minister verlangde wijzigingen niet vereenigen. Kort samengevat werd bij adviezen van 11 Augustus 1936 het volgende aangevoerd: Ambtenaren. De verschillen tusschen de laatstelijk door den Raad vastgesteld en door den Minister gewenschte salarissen van enkele categorieën van ambtenaren waren zoo gering in het bijzonder wat de bovenbedoelde scherpere afronding van de jaarwedden voor eenige groepen van ambtenaren betreft dat hier moeilijk van een exces sprake kon zijn. Politie. In tal van met Leiden vergelijk bare gemeenten waren met Koninklijke goedkeuring salarisregelingen tot stand ge komen, waarbij de maximum-wedde van den agent le kl. op 37.50 per week is vast gesteld; bovendien was alhier de brand weer-taak aan de Politie opgedragen. Werklieden. Hun loonen behooren niet te worden getoetst aan het plaatselijk loonpeil, doch aan de loonen van overeenkomstige rijkswerklieden in een gemeente der le klasse. En laatstgenoemde gedragslijn vol gende, is er voor loonsverlaging voor de werklieden in dienst der gemeente geen aanleiding. De Algemeene Ambtenaren- en Werk lieden Commissie en de Commissie van Overleg voor de agenten van politie gaven voorts te kennen, dat zij het op prijs zou den stellen, indien ons College alsnog mon deling overleg met den Minister omtrent de salarissen wilde plegen. Gevolg gevende aan dit verzoek van de organisaties, vroeg het College van B. en W. voor den Wethouder der Personeelszaken bij den Minister een onderhoud aan, dat welwillend werd verleend. Deze bespreking heeft tot resultaat ge had, dat de Minister alsnog tot verschillen de concessies bereid werd bevonden, Ambtenaren- In de z.g. scherpere afron ding van de salarissen van eenige groepen van ambtenaren van 25.zal de Minis ter berusten. De verlaging van de minimum en maxi mum weekloonen van de brugwachters le en 2e klasse met 0.50 per week kan even eens achterwege blijven. Hetzelfde geldt voor de verlaging van het minimum- en maximum-loon der havenrechercheurs met i.per week, zulks in verband met de loonen van de agenten van politie. Evenwel kan de Minister de verlaging van de maximum wedde van den huismees ter met 100.— per jaar niet prijsgeven, terwijl ook de verlaging van de minimum en maximuim wedde van de gemeente boden met 200.— per jaar moet worden gehandhaafd. De wedde van de boden moet dus worden teruggebracht tot 1.400. f 1.800.en die van den huismeester wor den bepaald op 1.900.2 200 zulks onverminderd de korting van 4%. Die kor ting heeft ook op de overige hier genoemde ambtenaren plaats, behalve op de haven- rechercheurs. Politie. De Minister kan zich nader ver eenigen met het geldende maximum-week loon van de agenten van politie 2e en het geldende minimum- en maximum weekloon voor de agenten le klasse. Het minimum voor de agenten 2e klasse moet dus wel met 1.— per week worden verlaagd. In verband hiermede zullen de agenten 2e klasse 5 een-jaarlijksche verhoogingen van 1.per week ontvangen (thans 4 éénjaarlijksche van 1.terwijl voor de agenten le klasse de periodieke verhoo gingen uiteraard ongewijzigd blijven. Verder moet voor de hoofdagenten de vermindering in minimum en maximum met 2.per week worden gehandhaafd. Men zie onderstaand staatje: Loonen verord. Loonen volgens 21 Febr. 1936 eisch Minister Rangen min. max. min. max. Agent 2e kl. 29.— f 33.— 28.— f 33.— Agent le kl. 34.37.50 34.37.50 Brigadier 36.39.50 36.39.50 Hoofdagent 40.50 44.50 38.50 42.50 Op deze loonen wordt de 4% korting niet toegepast. Werklieden- Ten aanzien van de werk lieden merkte de Minister op, dat volgens de wijze van berekening, die de organisa ties bij de bespreking van het December voorstel volgden, met de huidige loonen als basis, het gemiddeld plaatselijk loonpeil, vermeerderd met de bekende 5%, op f 28.90 moest worden gesteld, d.i. 10 cent meer dan het gemiddelde van het door Zijne Excel lentie voorgestane December-voorstel. De Minister nu heeft er geen bezwaar tegen, om dit bedrag van 28.90, afgerond tot een 24-voud, als basis voor de loonrege ling te aanvaarden, waarmede hij intusschen niet wenscht te erkennen, dat de wijze van berekening der organisaties juist zou zijn. In plaats van f 28.80 kan nu derhalve 29.04 tot uitgangspunt worden genomen. Gelijk de Minister nog in de conferentie opmerkte, geschiedt de toetsing van de loo nen van de werklieden volgens een alge meene, voor het geheele land geldende ge dragslijn, conform het rapport-Schouten, en is er uiteraard geen aanleiding om voor Leiden een andere methode te volgen. Er rekening mede houdende, dat niemand in salaris vooruit behoort te gaan, komt de concessie van den Minister voor de werk lieden dus neer op een verhooging van de loonschalen van het December-voorstel met 24 ets. voor de groepen I t/m IV en groep VI. Hieronder volgt een overzicht van de iarissen van de inspecteurs te verhoogen; het geven van vergoedingen wegens brand weer diensten is overigens een zaak, die afzonderlijk en los van de onderhavige sa larisregeling moet worden bezien. Werklieden. De organisaties handhaaf den hun standpunt, dat de loonen der werklieden niet belhooren te worden ge toetst aan het plaatselijk loonpeil, doch aan de loonen van overeenkomstige rijks werklieden in een gemeente der le klas se, zoodat, indien men deze gedragslijn volgt, er voor loonsverlaging voor de ge meentewerklieden geen aanleiding bestaat. Bovendien betoogden de organisaties, dat door de plaats gehad hebbende devaluatie van den gulden al is thans nog niet be kend welken invloed deze ten slotte op de prijzen zal hebben in elk geval een toe stand van groote onzekerheid in het leven is geroepen, die op dit oogenblik althans van verdere loonsverlaging moet weerhou den. Twee vertegenwoordigers van het ge meentebestuur sloten zich bij dit stand punt der organisaties aan. De overige vertegenwoordigers van het gemeentebestuur waren echter van mee ning, dat, nu ons College, ondanks alle daartoe aangewende pogingen, niet heeft kunnen bereiken, dat de Minister in hand having van de thans geldende loonen be rust,, men zich bij het ten slotte verkre gen resultaat dient neer te leggen en dat het overleg, dat reeds zoo lang gaande is, nu eindelijk eens moet worden bëeindigd. Zij achtten bovendien het gevaar niet denk beeldig, dat, wanneer de Raad niet bereid zou zijn de loonen overeenkomstig de wen- schen van den Minister vast te stellen, deze op zijn beurt daarin wel eens aanlei ding zou kunnen vinden reeds gedane con cessies terug te nemen. En ten slotte waren deze leden van oordeel, dat de devaluatie thans niet in het geding behoort te worden gebracht, omdat op dit oogenblik nog niet de minste zekerheid bestaat, hoe het prijs verloop in de toekomst zal zijn. Zou later blijken, dat de prijsstijging een aanzienlijke is, dan zal, gelijk van zelf spreekt, alsdan behooren te worden overwogen daarvoor compensatie in den vorm van loonsverhoo- ging te geven. Over het voorstel van den Voorzitter der Loonen Loonen Verschil tus- Loonen verordening volgens eisch schenkolom- Groep I December-voorstel 21 Febr. 1936 Minister men 2 en 3 21.60—27.36 22.32—J 28.08 21.84—27.60 0.48 II 23.04—,, 28.80 23.76—,, 29.52 23.28—,, 29.05 0.48 III 24.48—,, 30.24 25.20—, 30.96 24.72—,, 30.48 0.48 IV 25.92—,, 31.68 26.64—, 32.40 26.16—,, 31.92 0.48 V 28.80—,, 34.56 28.80—,, 34.56 28.80—,, 34.56 VI 30.72- 36 48 30.96—,, 36.72 30.96—,, 36.72 Deze nadere voorstellen van den Minister werden bij de Commissie van Overleg aan hangig gemaakt bij nota van 19 October 1936. Blijkens de in de Leeskamer ter visie ge legde rapporten d.d. 27 October j.l., luidt het advies van de Commissies als volgt: Ambtenaren. De organisaties meenden in de verlaging van de wedden "van den huis meester en de gemeente-boden te kunnen en moeten berusten, nü bij het overleg met den Minister is bereikt, wat redelijkerwijs kon worden verkregen. Met algemeene stemmen werd dan ook besloten aan ons College mede te deelen, dat de Commissie zich mei de salarisregeling voor de ambte naren, zooals de Minister die thans wenscht, kan vereenigen. Van de vertegenwoordigers van het ge meentebestuur stemden 4 vóór en 2 tegen, terwijl de vertegenwoordigers van de or ganisaties allen voor stemden. Politie. Men sprak den wensch uit, dat voor den agent 2e klasse de periodieke ver hoogingen werden verhoogd van 1.tot 1.25 per week (dus handhaving van het aantal van 4 periodieke verhoogingen) en dat voor den agent le klasse de wedde werd gebracht op 34.f 37.50. In het laat ste heeft de Minister bereids bewilligd (en dit is reeds in bovenstaand overzicht ver werkt), doch tegen periodieke verhoogin gen van 1.25 per week voor den agent 2e klasse heeft de Minister bezwaar. Vervolgens betreurde men het, dat de Minister den eisch tot verlaging van de wedde van den hoofdagent met f 2.per week handhaaft. Hoewel na deze verlaging het loon niet zooveel zal verschillen van dat van overeenkomstige functionarissen elders, meenden de vertegenwoordigers der organisaties, dat er in Leiden voor een iets hooger loon wel aanleiding bestond, omdat de hoofdagent hier, in tegenstelling met dien in andere gemeente, met de brand- weertaak is belast en bovendien des nachts inspecteursdienst verricht. In dit verband brengen B. en W. in her innering het door het vroegéT Raadslid Mr. A. J. Romijn ingediend, hierna afge drukt, voorstel tot verhooging van de wed den van het hoogere pclitie-personeel; deze motiveerde zijn voorstel als volgt: „Nu door aanvaarding van het voorstel Lombert-Elkerbout in zijn vergadering van 21 Februari j.l. de Raad de wenschelijk'heid heeft uitgesproken, dat het salaris van het politiepersoneel, in verband met de com binatie politie-brandweer, wordt verhoogd, is het billijk de Inspecteursgroep hierin eveneens te betrekken". Aangezien de Minister, ondanks kennis neming van het destijds toegezonden raads verslag, geen aanleiding heeft kunnen vin den om in hoogere loonen voor de hoofd agenten te bewilligen en de concessies ten aanzien van de agenten 2e en le klasse wer den gedaan buiten verband met de samen voeging van de brandweer en de politie, is hiermede de grondslag aan het voorstel ont nomen. Het voorstel kan dus reeds hierom niet worden aangenomen; wij laten hierbij nog buiten beschouwing, of en in hoeverre de combinatie van politieJbrandweer overigens grond zou hebben kunnen opleveren de sa- Commissies om B. en W. te adviseeren de loonen, zooals die door den Minister in laatste instantie zijn voorgesteld, thans te aanvaarden, staakten de stemmen, aange zien één stem daarvoor en één stem daarte gen werd uitgebracht. Van de vertegenwoordigers van het ge meentebestuur stemden 4 voor en 2 tegen dit voorstel, terwijl de vertegenwoordigers van alle vereenigingen daartegen stemden. Het College van B. en W. is ten aanzien van de salarisregeling voor de agenten van politie van oordeel, dat deze moet wor den gewijzigd, overeenkomstig het verlan gen van den Minister, met inachtneming derhalve ook van de laatstelijk door dezen gedane concessies. Wat de salarisregeling voor de ambtena ren en werklieden betreft, meent de meer derheid, dat ook te dien aanzien in de door den Minister noodig geoordeelde wijzigin gen behoort te worden berust; zij onder schrijft de gronden, die daarvoor in het rap port van de Algemeene Ambtenaren Com missie door de organisaties, en in het rap port van de Algemeene Werklieden Com missie door 4 van de 6 vertegenwoordigers van het gemeentebestuur werden aange voerd. De meerderheid vestigt er voorts de aandacht op, dat door de in de ontwerp-ver- ordening opgenomen overgangsbepaling de weddevermindering voor de boden slechts geleidelijk zal geschieden; ten aanzien van de wijze van toetsing van de loonen der werklieden verwijst zij verder naar de ver klaring van den Minister. Een minderheid in het College is daar entegen met de 2 vertegenwoordigers, die in de Algemeene Ambtenaren- en Werk lieden Commissie tegen stemden van oor deel, dat tot deze wijziging van de salaris- regeling voor de ambtenaren en werklieden niet moet worden overgegaan. B. en W. stellen voor, de gewijzigde sala rissen en loonen te doen ingaan op 1 Ja nuari 1937. CircusgTapjes. De Ieeuwentemster ziet een muis...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 10